Sonia Delaunay, Young Finnish Woman / La Jeune finlandaise, 1907, Private Collection
Terugkijkend op de kunstgeschiedenis hebben kunstenaars in elke periode hun eigen vraagstukken op te lossen. Maar wat als de wetenschappelijke en culturele ontwikkelingen elkaar zo snel opvolgen dat ze de gebaande paden onder je voeten wegslaan? Als er in de verste verte geen weg meer te bekennen is, welke kant ga je dan op? Is er dan alleen nog maar licht en kleur? Luister je naar je gevoel en kies je voor symboliek? Of zoek je onophoudelijk naar vereenvoudiging, totdat iets verandert in niets? In de tentoonstelling ‘After Impressionism. Inventing Modern Art’ over de aanloop naar de moderne kunst gaat The National Gallery in Londen op zoek naar antwoorden in de exceptionele periode van 1886 tot 1914.
De ontwikkeling naar moderne kunst begon grof gezegd met de breuk in traditie die het impressionisme teweegbracht. De impressionisten in Parijs vroegen zich af of de kunst van de traditionele Franse academie nog wel relevant was. Hoe natuurgetrouw kan een voorstelling eigenlijk zijn?
Als je een vluchtig moment wil vangen is er geen tijd om uit te meten hoe het perspectief het best opgetekend kan worden, om de kleuren precies te mengen en een voorbij vliegende vogel is dan eerder een streep dan een dier met veren en een snavel. Door de naturalistische traditie los te laten, zich te verenigen en eigen tentoonstellingen te organiseren, ondervonden kunstenaars voor het eerst dat er veel meer mogelijk was. Daarbij markeert de uitvinding van de fotografie een belangrijke verandering in hoe er tegen het doel van kunst aangekeken werd. Vanaf 1880 werd de vraag hoe kunst zich verhield tot de buitenwereld steeds groter. Kon alles beschouwd worden als kunst of was het ook belangrijk dat er een boodschap achter zat? Drie sleutelfiguren in de ontwikkeling van deze avant garde kunst waren Paul Cezanne*, Vincent van Gogh en Paul Gauguin.
Cezanne
Paul Cezanne onderzocht hoe hij volume en ruimte kon weergeven in een tweedimensionaal vlak. Was het gebruik van perspectief cruciaal in een voorstelling of kon het ook zonder deze strikte regels? Hoe moest hij motieven op bouwen, hoe uitte zich dat in vorm en uiteindelijk in de voorstelling? En tot op welke hoogte kun je motieven vereenvoudigen? Hij vertaalde zijn observaties naar een steeds van richting veranderende penseelstreek, zoals te zien in Mont Sainte-Victoire uit 1902-06. Hij schilderde de bomen, rotsen, wegen en zelfs de lucht als op elkaar gestapelde vakken. Hij daagt het oog van de toeschouwer uit door te rommelen met de regels van het perspectief. In plaats van verticale lijnen naar een verdwijnpunt aan te brengen, zijn veel van de lijnen juist horizontaal.
Cezanne daagt het oog van de toeschouwer uit door te rommelen met de regels van het perspectief
Vincent van Gogh verhuisde in 1886 naar Parijs en maakte daar een enorme ontwikkeling door toen hij het werk van de neo-impressionisten zag. Hij begon daarna zelf de grenzen van het naturalisme op te zoeken door gebruik te maken van een expressief kleurenpalet. Hij ontdekte dat hij door middel van kleur zijn humeur naar het doek kon vertalen en dat hij de verschillende oppervlaktes van objecten kon benadrukken door korte en langere verfstreken met elkaar af te wisselen. Niet alleen kon hij zijn eigen emotie in zijn schilderijen kwijt, door de verf in zwierige dikke streken op te brengen kon hij ook de kracht van de natuur, de beweging van de wind en de intensiteit van het licht opvoeren als een theaterstuk. In Zonsondergang in Montmanjour (1888) lijkt alles zich te bewegen in een zacht briesje tijdens de laatste momenten van een hete dag.
Gauguin
Van deze drie sleutelfiguren maakte Paul Gauguin misschien wel de meest dramatische ontwikkeling door. Vooral in zijn latere werk liet hij zich steeds meer inspireren door de subjectieve wereld van dromen en visioenen. Een bron van inspiratie voor deze ideeën waren het eenvoudige boerenleven in Bretagne en niet-westerse culturen en hun tradities. Een belangrijk moment in zijn carrière was zijn bezoek aan Van Gogh in Arles in 1888, waar hij De Wijnoogst maakte. Te zien zijn Bretonse boerenvrouwen die hij schilderde uit zijn geheugen. Op de voorgrond zit nog een vrouw, haar groenige gezicht niet passend bij haar zachtroze vlezige armen. Gauguin baseerde haar op een Peruviaanse mummie die hij eerder had gezien in het Etnografisch Museum in Parijs. De figuren dwalen in een onnatuurlijke achtergrond van okergeel, rood en wit.
Tijdens zijn verblijf bij Van Gogh kristalliseerde het idee in zijn hoofd uit dat een voorstelling van een droom een weergave van de realiteit zou kunnen overtreffen. Een zo’n revolutionair idee dat er ruzie tussen de vrienden ontstond en Gauguin Arles verliet, Van Gogh ontredderd achterlatend.
Gauguin zag kunstenaars als uitverkoren personen, die net als priesters de vertaalslag konden maken tussen de tastbare wereld en de mystieke wereld. Dit resulteerde in symbolische weergaven van zijn belevingswereld, in voorstellingen met platte figuren en achtergronden in dominante kleuren, zoals Het visioen van de preek (Jacob worstelt met de engel) uit 1888. Dit idee was baanbrekend omdat kunst niet langer een weergave van iets tastbaars hoefde te zijn, naturalistisch of niet.
In heel Europa begon een tijd van welvaart als gevolg van de industrialisatie en nieuwe wetenschappelijke uitvindingen. Europa werd steeds makkelijker te bereizen wat voor kunstenaars een uitkomst was. Het epicentrum van al deze ontwikkelingen was bij uitstek Parijs, waar schilders, beeldhouwers, schrijvers en musici bij elkaar kwamen en zich organiseerden in exposities, vrije academies en kunstcafe’s. Rond het einde van de jaren 1880 worden de stijlen steeds radicaler.
Sofonisba Anguissola, Het schaakspel, 1555, The Raczyński Foundation, National Museum, Poznań
Al sinds enige tijd is er steeds meer aandacht voor de vrouwelijke kunstenaar in de kunstgeschiedenis. In plaats van de HIStory of art is er nu een beweging gaande die zich verdiept in HERstory of art. Een kunstenaar die in dit verhaal niet mag ontbreken is de Italiaanse Sofonisba Anguissola. Een bijzondere vrouw en kunstenaar die internationale faam genoot tijdens haar leven en wiens werken jarenlang werden toegeschreven aan grote meesters als Titiaan en Leonardo da Vinci. Het Rijksmuseum Twenthe zet haar met een grote tentoonstelling in de spotlight.
Het verhaal van Sofonisba Anguissola begint rond 1532, als zij in de stad Cremona wordt geboren. Ze is de oudste van in totaal zes dochters en in 1551 krijgt ze er nog een broertje bij. Haar ouders, Amilcare Anguissola en Bianca Ponzoni, komen allebei uit adellijke families en zien erop toe dat hun dochters een goede opvoeding krijgen, niet alleen op het gebied van goede manieren maar ook wat betreft hun educatie. De zusjes Anguissola leren lezen en schrijven, ze krijgen onderwijs in Grieks en Latijn, in tekenen, schilderen en musiceren.
Sofonisba Anguissola,
Zelfportret achter de schildersezel, ca. 1556-7, Museum Castle in Łańcut
Een vak apart
Het kan zijn dat Amilcare zich hard maakt voor de educatie van zijn dochters omdat hij geïnspireerd is door het boek Il libro del cortegiano van Baldassare Castiglione, dat in 1528 verschijnt. Castiglione beschrijft in het boek niet alleen hoe mannen de perfecte hoveling kunnen worden, maar ook aan welke eisen vrouwen moeten voldoen. Zij moeten kunnen lezen, schrijven, schilderen, musiceren, dansen en scherpzinnig en subtiel spreken. Volgens Nelleke De Vries, conservator oude en moderne kunst in het Rijksmuseum Twenthe, kan de uitgebreide educatie ook een heel praktische verklaring hebben: ‘De familie Anguissola was een belangrijke familie in de stad Cremona, maar ze waren niet overdreven rijk. Dus het is aannemelijk dat Amilcare zijn dochters een zo breed mogelijke educatie wilde geven, om ze een zo goed mogelijke toekomst te bieden. In die tijd waren er voor vrouwen twee opties: trouwen of het klooster ingaan. Voor beide opties was een bruidsschat nodig.’
Al snel blijkt dat Sofonisba en haar zussen talent hebben voor tekenen en schilderen. Amilcare speelt hier op in door Sofonisba en Elena, zijn twee oudste dochters, naar de schilder Bernardino Campi te sturen. Dit is erg vooruitstrevend. Het komt in die tijd nauwelijks voo dat meisjes of vrouwen in de leer gaan. De Vries: ‘Sofonisba en Elena werden ondergebracht bij Campi om het vak te leren. Maar zij verbleven in het woonhuis van de meester en niet in het atelier zoals gewoon was met mannelijke leerlingen. Ze werden bewust apart gehouden en mochten ook niet aan alle lessen deelnemen. Vrouwen mochten bijvoorbeeld niet aanwezig zijn bij anatomie lessen of alleen de natuur bestuderen.’ Sofonisba lost deze hiaten in haar opleiding op door gebruik te maken van haar directe omgeving. Ze bestudeert de natuur in haar eigen tuin heel nauwkeurig en ze laat haar eigen familie steeds weer poseren. Dat zorgt ervoor dat zij zich sterk ontwikkelt als portrettist.
Sofonisba Anguissola,
De heilige familie met Sint Anna en de heilige Johannes de Doper, 1592, Lowe Art Museum, University of Miami
Vernieuwende blik
Sofonisba’s talent vermengt zich met de liefde voor haar familie, waardoor de figuren in haar werk iets zachts en liefdevols hebben. Bij het zien van haar schilderijen kun je je voorstellen dat het een hecht gezin was, met genegenheid voor elkaar. Sofonisba krijgt de ruimte en het geduld van haar familie en zij weet ze op hun mooist te vangen. In Het schaakspel (1555) spelen Sofonisba’s zusjes een potje schaak. De zusjes hebben plezier in het spel, hun gezichten en bewegingen zijn vrij en ontspannen. Het jongste zusje, dat niet meespeelt, kijkt met een nieuwsgierige lach naar haar zus: hoe zal zij reageren op de zet van haar tegenstander? De details in het werk zijn verbluffend en het kleurgebruik zo natuurlijk dat zelfs Giorgio Vasari in zijn boek Le vite de’ più eccellenti pittori, scultori, e architettori schrijft dat Sofonisba’s figuren zo echt lijken dat ze lijken te ademen. In Het Schaakspel laat Sofonisba zien wat ze kan als schilder. De minutieuze details van de gewaden, de stofuitdrukking van het kleed op tafel, de mooi gekapte haren, het verschil tussen de jonge blozende huid van de zussen en de al wat vergeelde en rimpelige huid van de gouvernante, de bomen en bergen op de achtergrond, de compositie en de vloeiende kijkrichting. Het is een meesterwerk.
De losse, familiaire opstellingen en de lachende, gemoedelijke gezichtsuitdrukkingen van de figuren in haar werk spreken mensen aan. Dit is een hele nieuwe benadering van het portret, dat in die periode vooral wordt gezien als een formele en zakelijke weergave van een persoon. Een portret moet vooral uitstralen hoe belangrijk en welvarend de persoon in kwestie is. Het werk van Sofonisba laat zien dat het ook op een andere manier kan.
Sofonisba Anguissola, Giovanni Battista Caselli, dichter uit Cremona, 1557-8, Museo Nacional del Prado, Madrid
Deugdelijke schilder
In het vroege werk van Sofonisba zien we haar familie steeds weer op een andere manier. Maar ze schildert ook zichzelf in allerlei hoedanigheden. Dit doet ze niet alleen voor haar eigen ontwikkeling, maar ook om een bepaald beeld van zichzelf neer te zetten. In de 16e eeuw is de reputatie van een vrouw van groot belang en Sofoniba’s situatie is natuurlijk uitzonderlijk. Ze schildert zichzelf daarom achter een schildersezel, terwijl ze een spinet bespeelt en een keer met een boekje in haar hand. Door zichzelf op deze manier te portretteren laat ze zien dat ze een deugdelijke vrouw is, die kan lezen, musiceren en schilderen. Precies zoals beschreven staat in Il libro del cortegiano. Nelleke de Vries: ‘In deze periode krijgt Sofonisba ook steeds meer bekendheid in en om Cremona. Ze krijgt opdrachten voor het schilderen van belangrijke mensen uit de stad. Sofonisba signeert daarbij de portretten niet alleen met haar naam, maar ze schrijft er ook bij dat ze nog maagd is en dat ze het portret in het bijzijn van haar vader Amilcare Anguissola schilderde. Dit doet ze om aan te geven dat ze niet alleen in een ruimte is geweest met de geportretteerde en dat ze dus een deugdelijke vrouw is.’
Internationale roem
Amilcare Anguissola probeert Sofonisba ook meer bekendheid te geven door haar werk aan te prijzen bij verschillende hooggeplaatste en invloedrijke personen en door haar werk op te sturen naar kunstenaars. Via overgeleverde brieven weten we dat zelfs Michelangelo het werk van Sofonisba onder ogen kreeg.
Joseph Mallord William Turner leefde in een uitzonderlijke periode. Hij werd in 1775 geboren in de eeuw van zeil en koets, maar stierf in de tijd van metaal en stoom. Anders dan andere kunstenaars had hij niet alleen enorm ontzag voor de natuur, maar ook voor de wetenschap en alle ontwikkelingen die daarmee gepaard gingen. Maar het meeste nog raakte hij niet uitgekeken op de zon, die vooral in later werk steeds vaker de hoofdrol kreeg. Twee iconische werken uit The Frick Collection New York komen dit najaar na ruim honderd jaar weer terug naar Engeland.
Turner groeide op in Convent Garden, Londen, als zoon van een barbier. Toen hij elf was stuurde zijn vader hem weg, waarschijnlijk vanwege de mentale staat van zijn moeder na het overlijden van zijn zus Helen in 1786. Later werd Turners moeder opgenomen in een gesticht waar zij stierf in 1804. Turner kwam bij een oom in Brentford terecht, een klein dorp ten westen van Londen aan de Thames. Gefascineerd door hoe het licht het water van de Thames raakte, zwierf Turner uren langs de rivier en documenteerde hij alles in zijn schetsboek. Turners vader hing de tekeningen en aquarellen in zijn etalage, waar het werk door klanten werd opgemerkt.
Al op 14-jarige leeftijd mocht Turner lessen bijwonen aan The Royal Academy of Arts, als jongste student ooit. En op 27-jarige leeftijd werd hij officieel lid van de Academy, aangenomen door schilder en president van de Academy Sir Joshua Reynolds. Zijn vader, waarmee Turner een hechte band had, stopte als barbier en assisteerde hem voortaan in zijn atelier. Reynolds wees Turner op 17e-eeuwse schilders als Claude Lorrain (1600-1682) en Willem van de Velde de Jongere (1633- 1707). Turner was ambitieus en streefde ernaar om op gelijke voet te komen als zijn voorgangers. Hij leerde schilderen volgens de heersende norm en de daarbij horende regels: geïdealiseerde zonovergoten landschappen met kleine gedetailleerde figuren op de voorgrond.
OP REIS
Turner had een sterke drang om de wereld vast te leggen in schetsboeken, waarvan hij er vaak meerdere op zak had. Vanaf 1792 maakte hij bijna elk jaar een grote reis. Eerst alleen in Engeland en Schotland vanwege de langdurige oorlog tegen Napoleon. Maar toen er in 1802 een wapenstilstand werd uitgeroepen reisde hij meteen naar het vaste land. Anders dan de meeste kunstenaars zette hij niet meteen koers naar Parijs, maar vertrok hij eerst naar de Zwitserse Alpen om daar de majestueuze bergen te aanschouwen. Hij wist wat de natuur hem te bieden had, zag de grootsheid, het sublieme en de nietigheid van de mens daar tegenover. Na zijn bezoek aan de Alpen reisde Turner door naar Parijs, waar hij oog in oog kwam te staan met werk van zijn idool Claude Lorrain. Er wordt gezegd dat hij tot tranen geroerd was en ‘zo zal ik nooit kunnen schilderen’ mompelde.
Turner was een allround schilder die zeer gedetailleerd een havengezicht kon schilderen. Maar eigenlijk was hij niet op zoek naar het idealiseren van de natuur. Hij wilde zelfs niet de natuur precies naschilderen. Turner wilde zijn toeschouwers laten ervaren hoe allesverslindend de natuur kan zijn, terwijl het alsnog prachtig is om te zien. Na zijn reis door de Alpen schilderde hij bijvoorbeeld The Pass of Saint Gotthard Switzerland, (1803). Een schilderij met een diep ravijn met een grote wolkenpartij. Maar als we beter kijken zien we dat de kunstenaar in het midden van het schilderij een vaag silhouet schilderde, een schim die smekend knielt voor het kruis van Christus. De enorme rotswanden torenen dreigend boven hem uit en ineens krijg het schilderij lading. We voelen een vlaag van onrust omdat de wolken donderend dichterbij komen en de afgrond is zo diep en dichtbij. Door de figuur juist zo klein en vaag te schilderen accentueerde Turner de grootsheid van de rotswand en het onheil van de naderende storm. Turner verbeeldde de natuur in al zijn sublieme en machtige grootsheid en dat voel je.
In Harbour of Dieppe: changement de Domicile (1825) schilderde Turner geen dreigende storm maar de laatste, haast magische uurtjes van de dag. De zon is begonnen met dalen en alles lijkt te baden in een gouden gloed. In het schilderij neemt het licht niet alleen een groot deel van de lucht in beslag, maar ook van het water. Deze nadruk op de zon versterkte hij door het water te ‘omarmen’ met haven en stad. Op het punt waar de stad en de haven elkaar raken wordt het oog van de toeschouwer weer omhoog getrokken naar de zon, die daar in het volle zicht, de show steelt.
Rafaël, De Maagd en het Kind met het Kind Sint Johannes de Doper ('The Alba Madonna') rond 1509–11 Olieverf op hout overgebracht op doek, 94,5 cm diameter National Gallery of Art, Washington, DC, Andrew W. Mellon Collection (1937.1.24) Courtesy National Gallery of Art, Washington
The National Gallery in Londen eert Rafaël met een grote tentoonstelling van zijn complete oeuvre. Het grote publiek krijgt daarbij voor het eerst te zien dat hij zoveel meer was dan alleen een schilder.
Het verhaal van een van de grootste schilders allertijden begint in het 14e-eeuwse Italië, met de renaissance. Hier ontwaakte men langzaam uit de roes van het Christendom. Het was een diepe slaap, ondergedompeld in het algemene belang, zonder ruimte voor het individu. De kunst, cultuur en filosofie van de Grieken en Romeinen raakten diep in de vergetelheid en de ultieme perfectie en natuurgetrouwheid waar de kunstenaars in die tijd zo naar streefden waren weggesijpeld. Maar in Toscane gloort licht aan de horizon.
RENAISSANCE
In de 14e eeuw was Noord-Italië onderdeel van het Heilige Roomse Rijks, maar de invloed van de keizer was minimaal. Stadsstaten als Florence en Venetië opereerden vrijwel autonoom en floreerden door de handel met onder andere het Midden-Oosten. Door de bloeiende economie en het contact met andere culturen ontstond een verschuiving in het algemene gedachtegoed. Met de ontwikkelingen rond het humanisme kwam de mens centraal te staan. Ook ontstond er opnieuw interesse voor de klassieke oudheid.
Giorgio Vasari (Arezzo, 1511 – Florence, 1574) omschreef de tijd waarin hij leefde met rinascita, wat is afgeleid van het Italiaanse woord renascimento en wedergeboorte betekent. Later ging men het Franse renaissance gebruiken. Vasari beschreef de levens van gerenommeerde kunstenaars in zijn boek Le Vite de’ più eccellenti pittori, scultori, e architettori. Voor Vasari begon de renaissance met Giotto di Bondone (1266/1267 – 1337) uit Florence. Uit Giotto’s fresco’s is op te maken dat hij zich inleefde in de verhalen die hij schilderde. In De Bewening van Christus (ca.1304-06) bijvoorbeeld houdt Maria met een intens verdrietig gezicht het dode lichaam van haar zoon vast. Op de voorgrond zit een vrouw met haar rug naar de toeschouwer, uit de hele houding kunnen we opmaken dat ze rouwt. Deze benadering van het onderwerp was revolutionair. Giotto week af van de vaste iconografie en speelde in op de emotie van de kijker. Kunst werd daarmee een beleving voor de toeschouwer in plaats van een Bijbelse les en werd steeds vaker door machthebbers ingezet.
De rivaliteit tussen de stadsstaten in Noord-Italië was groot en kunst was een manier voor de machthebbers om hun rijkdom tentoon te spreiden. Zij lieten luxe paleizen bouwen, van binnen rijkelijk gedecoreerd. Om te laten zien hoe ontwikkeld zij waren, hadden de kunstwerken daarin vaak een mythologisch onderwerp. Niet alleen de kunst maar ook de positie van de kunstenaar veranderde. Schilders en beeldhouwers waren tot dan toe vooral ambachtslieden. Daar kwam verandering in toen kunstenaars zich gingen verdiepen in de klassieke verhalen om zo de onderwerpen beter te kunnen schilderen. Er ontstond meer oog voor het talent van de schilder. Voorheen was er een gestandaardiseerde beeldtaal met specifieke regels en was het voor schilders vaak een kwestie van uitvoeren. Nu kwam er ruimte voor de eigen interpretatie van de kunstenaar, die nadacht over de ideale compositie, een natuurgetrouwe weergave van het onderwerp, de anatomie van het lichaam, kleurgebruik en perspectief. Hoe beter de kunstenaar deze elementen met elkaar kon verenigen, hoe meer hij werd gewaardeerd en hoe bekender hij werd. Kunstenaars waren niet meer alleen afhankelijk van hun opdrachtgevers, maar opdrachtgevers werden ook afhankelijk van hen. Alleen met de beste kunstenaars konden zij immers hun rijkdom etaleren. Zo kregen kunstenaars steeds meer aanzien.
Raffaello Santi werd op Goede Vrijdag 6 april 1483 geboren. Hij groeide op in de stad Urbino. Zijn vader Giovanni Santi was als schilder werkzaam aan het hof van Urbino. Giovanni Santi merkte al snel het talent van zijn zoon op en nam hem mee naar opdrachten. Rafaël groeide op met kunst, literatuur en poëzie en nadat hij op 11-jarige leeftijd wees werd, kon hij met die kennis de studio van zijn vader overnemen. Om zich te ontwikkelen vertrok Rafaël naar Perugio en kwam in de leer bij Pietro Perugino (ca. 1450 – 1523). In vroeg werk van Rafaël is de invloed van Perugino goed te zien. Bijvoorbeeld in De Kruisiging met de Heilige Maagd, heiligen en engelen (1502-03) koos hij voor een strakke symmetrische compositie. De figuren zijn stijf met harde lijnen en de uitdrukking op de gezichten is eentonig. Er zit nog weinig beweging in de schilderijen. Maar Rafaël had ambitie en wist hij dat hij los moest komen van zijn leermeester om verder te komen. […]
Hypes op de kunstmarkt komen en gaan. De reden waarom iets een hype wordt verschilt, en ook het effect wisselt. Soms heeft een hype een blijvende invloed, soms ebt het weer weg.
Het is herfst 1991 en in de veilingzaal van het een jaar daarvoor opgerichte Veilinghuis Glerum verschijnt onverwacht een groep Indonesiërs. Niet afkomstig uit Den Haag, waar het veilinghuis op dat moment resideert, maar direct overgevlogen uit Indonesië zelf. Het doel van de overtocht werd al snel duidelijk: het opkopen van Indonesische kunst. Dat wil zeggen: schilderijen en werken op papier met Indonesische voorstellingen, die veelal waren gemaakt door Westerse kunstenaars. Het resultaat van hun komst leidde tot een schok: van het ene op andere moment brachten werken die tot dan hooguit een paar duizend gulden waard waren, opeens bedragen van vele tienduizenden en meer op. Het was de start van een nieuwe markt waarin uiteindelijk tientallen miljoenen omgingen, en die ook nu nog floreert.
Op dat moment was echter nog niet duidelijk waar het naartoe zou gaan. Het was chaos: wie waren de kopers en waar waren ze in geïnteresseerd? Een tijdlang leek het alsof alle kunst met een Indonesische voorstelling, ongeacht wie de maker was, verkocht werd voor bedragen die nooit eerder in dat genre behaald waren. De media stonden bol van de meldingen over steeds weer nieuwe prijsrecords. Toch werd er ook sceptisch gereageerd: men vroeg zich in groeiende mate af wanneer er een eind zou komen aan deze ‘hype’.
KUNSTHISTORISCHE WAARDE
Inmiddels zijn we dertig jaar en een behoorlijk aantal hypes verder. Sterker nog: ook nu, anno 2022, wordt de kunstmarkt weer sterk beïnvloed door een trend. Wat we onder een hype verstaan wordt door de Van Dale als volgt beschreven: ‘Iets nieuws dat tijdelijk sterk de aandacht trekt, maar weinig voorstelt’. Hypes kunnen na een afkoelingsperiode (deels) verworden tot een trend. Terug naar de jaren 90. Al snel bleken de eindkopers vermogende particulieren uit Indonesië te zijn. Veelal ‘nieuwe rijken’ die voor het eerst serieus kunst gingen verzamelen. Zij waren vooral geïnteresseerd in het terugkopen van hun eigen culturele erfgoed en geschiedenis: schilderijen met kleurrijke voorstellingen van ‘Mooi Indië’, doorgaans gemaakt door professionele kunstenaars die binnen de Westerse kunstgeschiedenis niet grensverleggend waren en daarom in Nederland geen grote bekendheid genoten.
Het gevolg was dat Indonesische voorstellingen van kunstenaars als Rudolf Bonnet en Willem Gerard Hofker verkocht werden voor bedragen die konden oplopen tot honderdduizenden guldens, terwijl voor Nederlandse taferelen van dezelfde makers hooguit een paar duizend gulden werd betaald. Als de waarde van een kunstwerk louter is gebaseerd op de afbeelding, is het de vraag in hoeverre die waardevast is. Normaliter hangt de waarde samen met het belang van de kunstenaar, met name in kunsthistorische zin. Dat bepaalt ook de mate van interesse bij de toonaangevende verzamelaars, instituten en musea, waardoor de naam van de kunstenaar gevestigd en blijvend geladen wordt. Ontbreekt het kunsthistorisch belang, maar worden er wel bedragen betaald alsof er sprake zou zijn van een belangrijk trackrecord, dan is de kans aannemelijk dat het gaat om iets tijdelijks dat derhalve onderhevig is aan de hype van het moment.
In het geval van de Indonesische markt is een aantal kunstenaars, zoals Bonnet, Hofker en bijvoorbeeld A.J Le Mayeur de Merprès, door de Indonesische verzamelaars en instituten wel degelijk beschouwd als van (kunst)historisch belang. Om die reden zijn topwerken binnen hun oeuvre ook nu nog enige tonnen waard. De hype betrof vooral de minder kwalitatieve schilderijen van deze kunstenaars en nog meer het werk van niet-toonaangevende kunstenaars, die in de jaren 90 voor tienduizenden guldens en meer werden verhandeld en nu voor nog geen duizend euro te slijten zijn. De Indonesische markt bestond vooral uit een regionale wisselwerking tussen Nederland, Indonesië en Singapore. Maar aan het begin van deze eeuw ontstond een nieuwe hype met een veel grotere impact, die gelijktijdig inzette met de explosieve toename in interesse voor de hedendaagse kunst mondiaal.
HANDEL
Vanaf circa 2003 werd de kunstmarkt overspoeld met nieuwe kopers uit alle delen van de wereld, die al snel doorkregen dat op een kunstwerk ook winst te maken was. Nog niet eerder was er op zo’n grote schaal door particulieren kunst gekocht en in korte tijd weer verkocht. Het ene na het andere recordbedrag volgde elkaar op. De vraag oversteeg het aanbod, bizarre situaties werden genormaliseerd. Bijvoorbeeld wachtlijsten, waarbij je als je aan de beurt was direct moest beslissen over de aankoop, ook al was het werk nog niet gezien en de informatie marginaal. Met name de groeiende vraag naar werk van Chinese kunstenaars was opvallend.
Verder lezen over hypes op de kunstmarkt? Bestel dan hier de losse editie!
Willem van de Velde de Jonge, Gezicht van Engelse oorlogsschepen op een rede na, 1672, olieverf op doek, 105x89cm, The Kremer Collection
Het voormalige ‘s Lands Zeemagazijn ligt te stralen in de ochtendzon. Het indrukwekkende witgepleisterde gebouw dat in 1656 werd ontworpen door Daniel Stalpaert en dienstdeed als opslagplaats van de Admiraliteit van Amsterdam, biedt nu onderdak aan de schatten van Het Scheepvaartmuseum. Het is inmiddels vijf jaar geleden dat Michael Huijser aantrad als nieuwe directeur van het museum. Tijd voor een reflectie op de afgelopen jaren en een blik op de toekomst, om te beginnen met de bijzondere tentoonstelling Willem van de Velde & Zoon.
Als Michael Huijser in de zomer van 2016 aantreedt als nieuwe directeur van Het Scheepvaartmuseum verkeert het museum in zwaar weer. Huijser: ‘Toen ik directeur werd was het onduidelijk waar het museum precies voor stond. Daarom hebben we een nieuwe visie en missie geschreven: Water verbindt werelden. Wat is de relatie van bezoekers met de maritieme geschiedenis van Nederland? Hoe raakt het individuen en hun familiegeschiedenis? Als je al die verhalen vertelt komen verschillende werelden bij elkaar.’
FRISSE WIND
Het museum richt ook twee nieuwe vaste tentoonstellingen in ‘Republiek aan zee’ en ‘Cartografie en Curiosa’ en probeert hiermee een breder verhaal te vertellen door de geschiedenis van verschillende kanten te belichten. Dit blijkt niet altijd makkelijk. Huijser: ‘Waar wij als Scheepvaartmuseum mee worstelen is dat we als maatschappij alles willen vatten in clichés. Maar de werkelijkheid is zoveel genuanceerder. Als museum proberen wij altijd een zo compleet mogelijk beeld te schetsen. Een van de manieren waarop we dat doen is door het publiek uit te nodigen hun verhaal te vertellen. Maar ook door te luisteren naar de vragen die het publiek stelt over de geschiedenis.’
Frans Post, Braziliaans landschap, 1650, olieverf op paneel, 22,5×28cm, coll. Rijksmuseum
Een andere uitdaging vormen de overgeleverde bronnen die voornamelijk vanuit Europees perspectief zijn vervaardigd. Een voorbeeld is het schilderij Braziliaans landschap van de schilder Frans Post uit 1650. Het museum vult het beeld dat de schilder hier schetst aan door de nadruk te leggen op wat er niet te zien is. Namelijk de 25.000 tot slaaf gemaakten die gedwongen werden te werken op de suikerplantages van de WIC. Of het legt de nadruk op elementen waar lange tijd aan voorbij werd gegaan. Zoals de Afrikaanse man in het portret van Cornelis Tromp, geschilderd door Ferdinand Bol rond 1676. De overlevering vertelt ons niets over wie deze man was, maar nu krijgt hij in ieder geval wel bestaansrecht. Huijser: ‘Als het museum werk aankoopt kijken we altijd naar het verhaal dat het schilderij vertelt. We zijn vooral op zoek naar de context achter een kunstwerk om zo niet alleen de tijd waarin het werd vervaardigd te kunnen duiden, maar ook de tijd waar we nu in leven.’
VERLEDEN, HEDEN, TOEKOMST
Als directeur is het Huijsers streven om de maritieme geschiedenis te verbinden met het heden en de toekomst en dat op een verrassende en innovatieve manier te vertellen. Huijser: ‘Ik denk dat verleden, heden en toekomst allemaal met elkaar verbonden zijn en ik vind het interessant om geschiedenis te duiden op een hele praktische manier. Zo blijkt vaak dat wat er nu gebeurt helemaal niet zoveel verschilt met het verleden. We denken dat we nu een vluchtelingenprobleem hebben, maar wij zijn altijd een land geweest dat vluchtelingen heeft opgevangen. Dat deden we in de 16e eeuw ook al.’
Ferdinand Bol (toegeschreven), Luitenant-admiraal Cornelis Tromp (1629-1691), circa 1667, olieverf op doek, 148,5x131cm, coll. Het Scheepvaartmuseum
Het Scheepvaartmuseum betrekt ook hedendaagse kunstenaars bij tentoonstellingen. Zoals Hans Op de Beeck die in 2019 met de tentoonstelling ‘Sea of Tranquillity’ een totaalbeleving maakte waarin de kunstenaar zijn visie op de toekomst van de cruiseliners en de wereld daar omheen liet zien. Of de tentoonstelling ‘Engelen van de Zee’ waarvoor Stephan Vanfleteren alle 108 jongens van Koninklijk Werk IBIS, een gezinsvervangend opleidingsinstituut in het Belgische Bredene, fotografeerde.
En Het Scheepvaartmuseum probeert een blik op de toekomstte werpen: ‘Begin dit jaar hadden we bijvoorbeeld de tentoonstelling ‘Rijzend Water’ met werk van Kadir van Lohuizen, waarbij hij de wereldwijde impact van de stijgende zeespiegel zichtbaar maakt. Dat is niet alleen relevant voor ons, maar ook voor de rest van de wereld. Daarom hebben we er een reizende tentoonstelling van gemaakt. Omdat duurzaamheid een van de speerpunten is van het museum proberen we ook de tentoonstelling zo duurzaam mogelijk te produceren. Denk bijvoorbeeld aan het lokaal uploaden van de foto’s, waardoor je geen transporten nodig hebt. Op die manier maken we een tentoonstelling die over duurzaamheid gaat, ook duurzaam als project. ’ In het najaar gaat een lang gekoesterde wens in vervulling: een tentoonstelling over de marineschilders Willem van de Velde de Oude en Willem van de Velde de Jonge. Huijser: ‘Al voordat ik directeur werd waren er plannen voor een tentoonstelling over Willem van de Velde en zijn zoon. Helaas kwam er steeds iets tussen waardoor het niet van de grond kwam. Toen ik directeur werd besloot ik dat deze tentoonstelling er hoe dan ook moest komen.’
MARITIEME SCHILDERKUNST
De maritieme schilderkunst is een Nederlandse uitvinding en raakt rond 1600 in schwung met schilder Hendrick Cornelisz Vroom (1566-1640) als een van de belangrijkste grondleggers van dit genre. Eind 16e en begin 17e eeuw verschuift de thematiek in de schilderkunst dankzij de Reformatie van religieus naar meer burgerlijke onderwerpen. Portretten, landschappen, maar ook zeegezichten worden steeds populairder.
De Republiek ontwikkelt zich eind 16e eeuw steeds verder tot een grote zeemacht. Na de Val van Antwerpen in 1585 groeit de haven van Amsterdam uit tot de grootste havenstad van Europa. In 1602 wordt de VOC opgericht en de Republiek krijgt een monopolie in de handel naar de Oostzee. Ook worden heel wat gevechten op zee uitgevochten. Naast de Tachtigjarige Oorlog raakt de Republiek na de Vrede van Munster in 1648 verwikkeld in drie Engels-Nederlandse Oorlogen. Aanleiding was met name de hegemonie over de Noordzee. Door deze ontwikkelingen groeit de populariteit van maritieme schilderkunst waardoor de vraag naar marineschilderijen in alle lagen van de bevolking enorm toeneemt. Huijser: ‘In de 17e eeuw zijn er in totaal ongeveer drie miljoen schilderijen gemaakt, dat is een gigantisch aantal. Een groot deel hiervan was mindere kwaliteit en vaak productiewerk dat voor weinig geld werd verkocht. Door de boekdrukkunst konden etsen en gravures bovendien gemakkelijk worden verspreid waardoor kunstenaars door heel Europa bekendheid kregen. Willem van de Velde en zijn zoon zijn precies in die markt gesprongen met hun gespecialiseerde en gedetailleerde maritieme werken.’
Willem van de Velde de Jonge, Een Engels schip in een stormachtige wind, circa 1700, olieverf op doek, 32x38cm, coll National Maritime Museum, Greenwich, Londen
WILLEM VAN DE VELDE & ZOON
Willem van de Velde de Oude werd in 1611 in Leiden geboren in een schippersgezin. Wanneer hij precies begon met tekenen en of hij daarvoor een opleiding volgde is niet bekend. Willem van de Velde de Oude trouwde met Judicgen Adriaensdr van Leeuwen en in 1633 werd een zoon geboren: Willem van deVelde de Jonge. Ergens in de jaren daarna vertrok het gezin naar Amsterdam, want in 1636 werd in de Oude Kerk zoon Adriaen gedoopt. In Amsterdam ging Willem van de Velde de Oude werken als scheepstekenaar. Zijn tekeningen werden vooral uitgegeven als prenten en in het begin los verkocht. Zijn zoons traden allebei in de voetsporen van hun vader. Willem specialiseerde zich in marineschilderijen en Adriaen ontwikkelde zich als landschapschilder. Willem van der Velde de Oude en zijn zoon Willem bouwden een goedlopende onderneming op dat zich vooral specialiseerde in maritieme schilderkunst. Het is niet helemaal duidelijk of Adriaen ook een rol speelde in het familiebedrijf.
SCHILDER OP ZEE
Een van de redenen voor het succes van de Van de Veldes was dat Van de Velde de Oude tussen 1653 en 1673 als ‘scheepstekenaer’ meevoer met grote zeeslagen die uitgevochten werden tijdens de Engels-Nederlandse Oorlogen. Hij was de eerste schilder ooit die met de vloot meevoer. Hij tekende en schetste de voortgang van het gevecht vanaf een galjoot, een klein zeilschip dat tussen de grote schepen doorvoer om berichten over te brengen. Hij gebruikte daarvoor grote vellen papier die hij dan steeds aan elkaar plakte, waardoor een lange strook van soms wel negen meter ontstond. Eenmaal thuis werkte hij zijn tekeningen tot in het kleinste detail uit met pen op doek of paneel.
Het hele artikel lezen? Bestel hier de losse editie van Tableau Magazine! Op de hoogte blijven van interessante tentoonstellingen, meld je dan nu aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Op zondag 14 november gaat de 34e editie van PAN Amsterdam in de RAI van start. In de nieuwe editie van Tableau Magazine, die binnenkort verschijnt, geven we alvast een voorproefje en zetten we een aantal deelnemers die op de PAN staan in het zonnetje. Waar gaan ze mee komen deze PAN en waar verheugen de galeriehouders zich op? Vorige week kwamen de eerste deelnemers al voorbij en nu volgen er nog meer!
Wil je nog meer lezen over PAN Amsterdam? Klik dan hier om de nieuwe editie te bestellen! Op de hoogte blijven van de ontwikkelingen omtrent PAN Amsterdam meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Pieter de Hooch, Binnenhuis met vrouwen bij een linnenkast, 1663, olieverf op doek, 70x75,5cm, coll. Rijksmuseum
Geur is bij uitstek het zintuig dat we moeten ervaren. Je kunt intens genieten van de geur van bloeiende rozen in een vaas of een geurende stoofpot op het fornuis. Aan de andere kant kan de geur van een riool of karkas ons letterlijk doen kokhalzen. Geur speelt in op onze emoties en onze herinneringen. Het kan ons in een split second terugvoeren naar een moment in ons verleden en herinneringen ophalen die allang vergeten leken. Hoe beleefde men geur in de 17e eeuw en hoe zien we dit terug in de kunst van die tijd?
Van oudsher beschouwden wetenschappers de reukzin als het minst belangrijke zintuig en vaak werd het in verband gebracht met zonden als vraatzucht en lust. Maar in 17e-eeuwse schilderijen speelt geur een belangrijkere rol dan we tot nu toe dachten. De schilderkunst van de Gouden Eeuw staat bol van geurige bloemstillevens, nieuwe geuren van specerijen en luxeproducten als thee en koffie uit de nieuwe wereld. Maar ook stinkende steden, lichaamsgeuren en de indringende stank van bleekvelden of andere vroegere ambachten spatten soms van het doek af. Bij de meeste schilderijen uit die tijd staan we als moderne toeschouwers niet stil bij geur, vooral omdat wij de meeste geuren uit die tijd niet meer kennen. Zo werd leer vroeger hevig geparfumeerd om de stank die tijdens het bewerkingsproces in het leer trok te verhullen. Een 17e-eeuwer zal zeker een associatie hebben gemaakt met parfum en leren handschoenen bij het zien van een portret. Als we beter weten waar we naar moeten kijken krijgen we een completer beeld van de 17e-eeuwse schilderkunst.
Watervrees In de 15e eeuw baadde men zich nog regelmatig in openbare badhuizen, maar dat werd in de loop van de 16e eeuw onder invloed van de Reformatie aan banden gelegd. De sfeer in de badhuizen was volgens de Kerk veel te losbandig en dat paste niet in een vroom leven. Die losbandigheid uitte zich onder andere in syfilis, wat men in die tijd nog niet kende als een seksueel overdraagbare aandoening. Erasmus schreef in 1525: ‘Voor 25 jaren was in Brabant niets zo geliefd als de publieke baden, nu zijn ze alle verlaten. De nieuwe melaatsheid heeft geleerd er ons van te onthouden.’ Men raakte ervan overtuigd dat door het baden de huid poreus werd en dat ziektes op die manier het lichaam konden binnendringen. Zo ontstond watervrees en van baden kwam het nog maar zelden, wat resulteerde in overweldigende lichaamsgeuren. Terwijl wij in tijden van corona onze handen wassen tot ze aanvoelen als schuurpapier, waste men in de vroegmoderne slechts een keer per dag zijn gezicht, handen en voeten. Men hechtte echter wel aan het wassen van het ondergoed, omdat het zweet hierin bleef hangen. Onderzoekers kunnen zelfs aan het aantal hemden afmeten hoe welgesteld iemand in die tijd was. Uit boedelinventarissen blijkt dat drie hemden normaal was voor een persoon met een gemiddeld inkomen. Zeer welgestelden hadden wel twintig tot dertig hemden. In de voorstelling Binnenhuis met vrouwen bij een linnenkast, geschilderd door Pieter de Hooch in 1663, leggen twee vrouwen het pasgewassen linnengoed in de kast. Het hele tafereel ademt een schone sfeer en als we ons best doen kunnen we het schone wasgoed haast ruiken.
Jan van der Heyden, Gezicht op de Oudezijds Voorburgwal met de Oude Kerk in Amsterdam, ca. 1670, olieverf op paneel, 41,4×52,3cm, coll. Mauritshuis
Smerige steden In die tijd was niet alleen water een boosdoener, ook geuren werden als gevaarlijk beschouwd. Mensen dachten dat ziektes ook door middel van geur het lichaam konden binnendringen. Vooral geuren van rottend materiaal en stilstaand water waren de boosdoeners. Met name in de steden was de openbare hygiëne een groot probleem. Door de groeiende welvaart in de Gouden Eeuw barstten de steden uit hun voegen. Al die mensen en bedrijven produceerden veel afval, dat grotendeels in de grachten terecht kwam. Soms lagen de grachten zo vol met afval en rottende karkassen dat het water niet door kon stromen, met een enorme stank tot gevolg. In een historische beschrijving van Amsterdam uit 1663 omschrijft Olfert Dapper de stad als ‘een schone maagd met een stinkende adem’. In het Gezicht op de Oudezijds Voorburgwal met de Oude Kerk in Amsterdam door Jan van der Heyden uit 1670, krijgen we een goed beeld van hoe het er in die tijd aan toe ging en hoe het er in die tijd moet hebben geroken. Aan de linkerkant van de gracht hangt een klein houten bouwwerk, een primaat. Dit openbare toilet loosde rechtstreeks in de gracht. Vlakbij staat een straatveger paardenpoep bij elkaar te vegen. Waarschijnlijk gooit hij dat als hij klaar is ook in de gracht. Desalniettemin zit een vrouw even verderop haar was in de gracht te doen.
Beschermende geuren Voor je gezondheid kon je dus maar beter wegblijven van stinkende luchten, maar men geloofde ook dat bepaalde geuren juist konden beschermen tegen ziektes. In het schilderij Pestlijders in een gasthuis door Theodoor van der Schuer uit 1682 ligt een zieke vrouw op de voorgrond. Haar bovenlijfje is opengevallen waardoor de lelijke pestzweer op haart borst goed te zien is. Links komen twee verzorgers de kamer binnenlopen. Ze beschermen zich tegen de ziekmakende pestgeur door een zakdoek tegen hun neus aan te drukken. Ook staan er flessen en schalen naast de zieke. Daarin zat waarschijnlijk sterk geurend rozenwater gemengd met azijn en andere beschermende aromatische ingrediënten. Door de florerende handel met het Verre Oosten waren er veel nieuwe kruiden en specerijen voor handen die voor dit doel werden gebruikt. Niet alleen loste men geurende stoffen op in water, ook maakten ze kruidige pastilles voor in het haardvuur, die de ruimte konden zuiveren. Er bestonden speciale ‘secreetboecken’ met allerlei recepten voor verschillende toepassingen. Soms was slechte geur niet te vermijden, zoals tijdens anatomielessen georganiseerd door leden van het chirurgijnsgilde. Tijdens deze lessen trof men maatregelen om de toeschouwers en chirurgijn te beschermen tegen de rottende geur van het lijk. In De anatomische les van dr. Willem van der Mee, dat in 1617 werd geschilderd door vader en zoon Van Mierevelt, zien we een heleboel geuren. Rechtsonder staan twee mannen met sterk geurende kruidentakken in de handen. Helemaal onderin staat op de balustrade een schaaltje waar een kruidige pastille op brandt. Naast het lijk op tafel brandt een geurkaars en linksonder houdt een man een wierookstokje vast. Een ander opvallend detail is het sieraad wat de tweede man links van dr. Willem van der Mee vasthoudt. Welgestelden konden beschermende geuren ook meedragen in speciaal daarvoor gemaakte pomanders. Dit waren gouden of zilveren bolvormige sieraden, vaak rijkelijk bewerkt, met een of meer compartimenten voor beschermende aroma’s. Ook in het Portret van Margaretha Jacobsdr. (Griet(e)) van Rhijn, geschilderd door Cornelis Ketel in 1605, zien we een pomander. Vaak werd het sieraad aan de gordel gedragen zodat het kon makkelijk naar de neus kon worden gebracht als men in de buurt kwam van slechte lucht.
Abraham Mignon (1640-1679), Stilleven met bloemen en vruchten, ca. 1670, olieverf op doek, 75x63cm, coll. Mauritshuis
Schilderijen ruiken Het is voor ons misschien vergezocht om geur te associëren met schilderijen, maar als we goed kijken doen 17e-eeuwse schilders grote moeite om ook de geuren van een tafereel over te brengen. Als schilder kon je je vaardigheden tentoonspreiden door van het schilderij een echte beleving te maken. Bekend is dat schilders zich specialiseerden in een zo realistisch mogelijke weergave door de figuren anatomisch correct weer te geven, door beweging te suggereren met een bepaalde compositie of door een minutieuze stofuitdrukking van bont of zijde gewaden. Maar in veel schilderijen zien we ook zeker een verwijzing naar geur, alleen weten wij niet hoe geuren in de tijdroken. In het Gezicht op Haarlem met bleekvelden (ca. 1670-1675) door Jacob van Ruisdael zijn de witte lakens uitgespreid over de velden. Een 17e-eeuwer zal zeker de associatie hebben gemaakt met de stank van zure karnemelk en bijtend loog waarmee men het textiel bleekte. Een ander goed voorbeeld is het schilderij De Kruidenierswinkel door Willem van Mieris uit 1717. Wij zien een kruidenier met een klant in zijn winkel, maar de geur van zo’n winkeltje kennen we niet. Een tijdgenoot zou echter meteen denken aan geuren als kruidnagel, nootmuskaat, foelie, tabak, gedroogd fruit en noten.
Geuren schilderen Spelen geuren in eerder genoemde schilderijen nog een ondergeschikte rol, in andere werken is geur het onderwerp op zich als een van de vijf zintuigen. Zoals het zelfportret dat Johannes van Wijckersloot in 1669 maakte, waarin hele cryptische verwijzingen naar de zintuigen te zien zijn. De schilder kijkt ons recht aan, terwijl hij in zijn rechterhand een brandende kaars vasthoudt reuk). Om de kaars is een rol papier gewikkeld met daarop een oog geschilderd met daaroverheen een brilletje geklemd (gezichtsvermogen) en daaronder zijn een mond (smaak) en twee gevouwen handen (tastzin) geschilderd. In zijn linkerhand heeft hij een trommelstok vast, terwijl hij zijn hand laat rusten op de trommel (gehoor). Op de trommel is een schilderende jongeman met een rode muts afgebeeld. De jongen knijpt zijn neus dicht omdat de rook van een brandend stuk touw, dat naast de trommel ligt, zijn neus in kringelt. Naast het touw liggen bloeiende pioenrozen. Er zijn nog veel andere schilderijen gemaakt met de zintuigen als onderwerp, zoals het tafereel van David Vinckboons waar vijf verliefde stelletjes allemaal een ander zintuig uitbeelden. De reuk wordt in dit schilderij verbeeldt door de man die een roos aan zijn lief laat ruiken. Zij draagt een hondje bij zich, het attribuut van de reuk, omdat honden een scherp reukvermogen hebben. Of het romantische werk van Jan Brueghel I en Peter Paul Rubens, Allegorie op de Reuk, waarin een naakte vrouw met hond omringd is door bloemen en apparatuur die gebruikt werd voor het maken van parfum. Schilders gebruikten dus vaak bloemen om te verwijzen naar de reuk. Bloemen werden in de 17e eeuw zelfs een populair onderwerp op zich. Nu kunnen we niet beweren dat het in deze stillevens om de geur van de bloemen te doen was. De stillevens hebben vaak meer associaties met de vergankelijkheid van het leven. Toch lijkt het erop dat een aantal schilders wel degelijk probeerden geur een rol te laten spelen. Zoals het stilleven van Abraham Mignon waarop niet alleen bloemen te zien zijn, maar ook overrijpe geurige vruchten. Zelfs bijen en mieren zijn afgekomen op de zoete lucht die de vruchten en bloemen verspreiden. Ook in de literatuur worden geuren aan de hand van bloemstillevens beschreven. De Italiaanse kardinaal en kunstverzamelaar Federico Borromeo (1564-1631) omschrijft een schilderij van Jan Brueghel I als volgt: ‘wanneer de winter alles met ijs bedekt en aan banden legt, heb ik met mijn ogen genoten – en me zelfs geur verbeeld, zij het niet echt – van in verf uitgebeelde namaakbloemen.’
Ruiken aan de Gouden Eeuw In het Mauritshuis blijft het niet bij verbeelding. Het museum toont niet alleen 17e-eeuwse Hollandse meesterwerken, maar brouwt voor de gelegenheid historische geuren om de werken te begeleiden. Zo lijken de meesterwerken echt tot leven te komen en kan de toeschouwer niet alleen zien hoe het in de 17e eeuw moet zijn geweest, maar ook hoe het er moet hebben geroken.
Het Mauritshuis – Den Haag Vervlogen. Geuren in kleuren tot 29 augustus 2021 www.mauritshuis.nl
Performance Old Fashioned Monali Meher, 2020 De Kerk Arnhem
Er ligt 700 kilo aardappelen op de vloer van De Kerk in Arnhem. Ze zijn allemaal beschilderd met zwarte verf. Er staan woorden op, negatieve woorden die ons leven en onze gedachten zo kunnen beheersen. Vooral in tijden van lockdown. De aardappelen zijn onderdeel van een performance van Monali Meher. Voor de lockdown schilde ze de aardappelen samen met bezoekers om ze van hun negatieve lading te ontdoen. Toen De Kerk noodgedwongen moest sluiten ging ze alleen verder.
Transformatie
Monali Meher studeert in 1998 af van de opleiding Fine Arts aan de Sir JJ School of Arts in Mumbai. Daarna krijgt ze verschillende residentieplekken aangeboden, onder andere in Wenen, Amsterdam en Italië. Haar werk omvat verschillende disciplines, maar ze specialiseert zich vooral in performance art. In haar performances probeert ze te zoeken naar transformatie, het creëren van een nieuwe identiteit en het opnieuw vormgeven van objecten. Tijd staat daarbij centraal, ze gebruikt tijd als medium dat wordt uitgebreid, samengesteld en vastgelegd. Meher vindt het belangrijk dat haar werk inspireert tot een bepaald bewustzijn en een publieke betrokkenheid bij actuele ontwikkelingen en situaties.
Monali Meher: ‘Het gebruik van natuurlijke en kortstondige ingrediënten in mijn werk resulteert in een proces van vergankelijkheid in een kortstondig moment van de tijd. Dit is volkomen, dus onvermijdelijk en opzettelijk. Zulke assemblages en installaties zijn tijdelijke constructies in tijd en ruimte die gecreëerd worden binnen de ‘performance’.
Moment uit performance Old Fashioned door Monali Meher, 2020, De Kerk Arnhem
Samen delen
Voordat het hele land weer voor meerdere weken in lockdown ging, nodigde Meher bezoekers uit om de aardappelen samen met haar te schillen en ze van hun ‘giftige huid’ te ontdoen. Toen bezoekers niet meer konden komen, schilde ze een groot gedeelte zelf. Meher doneerde de geschilde aardappeloen vervolgens aan De Stadskeuken in Arnhem, die er maaltijden van bereidde. Een ander deel ging naar andere Arnhemse instellingen die maaltijden bereiden en uitdelen aan daklozen.
Wil je op de hoogte blijven van onze Youtube Treasures, meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Een van de beroemdste mythologische reeksen is de Poesie-serie van Titiaan. De schilderijen vormen een hoogtepunt in het oeuvre van de schilder. Titiaan (1490-1576) streeft ernaar om van de schilderijen visuele gedichten te maken, die bij de toeschouwers dezelfde meeslepende gevoelens oproepen als poëzie doet. Hij tilt zo de schilderkunst tot het niveau van de literatuur en maakt eens te meer duidelijk dat schilderen niet alleen maar een ambacht is. Titiaan noemt de serie liefkozend Poesie.
Titiaan wordt rond 1490 geboren in het dorpje Pieve di Cadore, een kleine 200 kilometer ten noorden van Venetië. Al op jonge leeftijd stuurt zijn vader hem naar Venetië waar hij in de leer gaat bij Giovanni Bellini. Van Bellini leert Titiaan om de heersende traditie uit Toscane aan zijn laars te lappen. Met name Florentijnse schilders hechten veel waarde aan vorm, tekening en compositie. Het kleurgebruik zien zij slechts als een manier om het werk compleet te maken. De ongeschreven regels van die tijd leggen in de compositie de nadruk op symmetrie en schrijven voor dat de hoofdpersoon vrijwel altijd in het midden van het schilderij staat.
Giovanni Bellini is misschien niet radicaal in zijn compositie, maar wel in zijn kleurgebruik. Titiaan gaat nog een stap verder. Hij geeft kleur niet alleen een prominente rol in zijn kunst, maar morrelt ook aan de standaard geworden composities uit Toscane. Een van de eerste voorbeelden hiervan is het altaarstuk dat hij in van 1519 tot 1626 maakt voor de familie Pesaro in de Santa Maria dei Frari. Dit stuk is revolutionair omdat de meest heilige persoon, de Maagd Maria, niet in het midden zit. Titiaan plaatst haar rechtsboven, zittend op een verhoging met het kindje Jezus, spelend met haar hoofddoek, staand op haar schoot. Vervolgens zijn het vooral de kleuren van de gewaden en de achtergrond – het warme oranjerood, het fel goudgeel, het hemelblauw en het diep wijnrood – die de kijkrichting van het schilderij bepalen.
Titiaan, Madonna met heiligen en leden van de familie Pesaro, 1519-26, olieverf op doek, 478×266 cm, Santa Maria dei Frari, Venetië
Titiaan ontwikkelt zich als meester van kleur en krijgt opdrachten van vooraanstaande figuren als Alfonse d’Este (Hertog van Ferrara), Frederico Gonzaga (Hertog van Mantua) en de Medici (Hertogen in Florence). Voor Alfonse d’Este maakt hij in 1520 zijn eerste mythologische reeks, waaronder De aanbidding van Venus en Bacchus en Adriane. Rond 1530 stelt Karel V de meester aan als hofschilder en verheft hem tot de adelstand. Dit is uitzonderlijk voor een schilder en het laat zien hoeveel respect hij geniet in die tijd. Er is een anekdote die vertelt dat Titiaan tijdens het schilderen van het portret van Karel V zijn penseel laat vallen. De keizer raapt, tegen alle protocollen in, het penseel op en geeft het terug aan de meester. Volgens Carlo Ridolfi, die het leven van de schilder ruim een eeuw later vastlegt, zegt Titiaan daarop tegen de keizer: ‘Sire, een dienaar als ik verdient een dergelijke eer niet.’ Waarop Karel V antwoordt: ‘Titiaan verdient het om gediend te worden door Ceasar.’
Lust en liefde
Ook de zoon van Karel V, Filips II, is zeer gecharmeerd van Titiaan. Ze ontmoeten elkaar voor het eerst in Milaan in 1548. Filips II nodigt Titiaan daarna in 1550 uit om te overwinteren aan het hof in Augsburg. In deze maanden ontstaat de opdracht voor de Poesie: een reeks van zeven mythologische schilderijen. Filips II geeft Titiaan de vrije hand voor wat betreft de onderwerpen en invulling van de reeks. Titiaan kiest verhalen uit de Metamorfosen van Ovidius die draaien om lust en liefde en alle dramatiek die daarbij komt kijken. Een controversieel onderwerp, vooral voor de vrome Koning Filips II.
De eerste Poesie die hij van ongeveer 1551 tot 1553 schildert is Danaë. Zij wordt door haar vader Akrisios opgesloten in een bronzen toren omdat hij bang is voor de voorspelling van het orakel dat hij door zijn kleinzoon zal worden vermoord. Maar Jupiter krijgt Danaë in de gaten en hij valt voor haar schoonheid. Hij verandert zichzelf in gouden regen om via het torenraam binnen te kunnen komen (en om zijn vrouw Hera om de tuin te leiden) en bevrucht haar. Titiaan laat het meest sensuele stuk van het verhaal zien door Danaë liggend op een fraai bekleed bed af te beelden. Haar naakte lichaam baadt in het licht van Jupiter die als gouden regen op haar neerdaalt. Het is een heel intiem stuk, wat benadrukt wordt door de intens rode draperieën rond haar bed en de afwachtende blik in haar ogen.
Uit briefwisselingen tussen Filips II en Titiaan blijkt dat het belangrijk is voor Titiaan dat het vrouwelijk naakt vanuit elke hoek te zien is. Hij schrijft: ‘En omdat de Danaë, die ik Uwe Majesteit al eerder stuurde, helemaal van de voorkant te zien is, wilde ik variëren door de andere Poesie van de andere kant te tonen, waardoor de ruimte waarin de schilderijen komen te hangen een prettig aangezicht heeft.’ In de brief doelt hij waarschijnlijk op Venus en Adonis (1554) waarin het naakte lichaam van Venus van de achterkant te zien is.
Perseus en Andromeda, gemaakt van 1554 tot 1556, laat weer een andere invalshoek zien. Cassiopeia, de moeder van Andromeda en koningin van Ethiopië, haalt zich de woede van Nereus op de hals als zij claimt dat haar dochter Andromeda mooier is dan zijn dochters. Als straf laat Poseidon het zeemonster Cetus de kusten van Ethiopië teisteren. Om dit te laten stoppen moeten de koning en koningin Andromeda offeren aan Cetus. In het schilderij is Andromeda vastgeketend aan de rotsen en overgeleverd aan het zeemonster; maar voor Cetus haar kan verslinden komt Perseus aangevlogen om het monster te doden. Dit schilderij is een goed voorbeeld hoe Titiaan kleur verkiest boven compositie. In het midden van het schilderij is alleen de rug van het monster te zien. Wat echter meteen opvalt is het naakte lichaam, met de haast lichtgevende huid van Andromeda, die links in ketenen aan de rots hangt. Hoewel het geen comfortabele positie kan zijn, hangt de prinses er heel bevallig bij met haar ene been iets opgetrokken. Haar rechterarm krult boven haar hoofd en in haar hand houdt ze haar sluier vast die net voor haar schoot wappert. Met een rode blos op haar wangen kijkt ze toe hoe Perseus het monster verslaat. De blik van de kijker glijdt van het puntje van haar pink omhoog naar de uitbarsting van kleur die Perseus is. Ondersteboven gaat hij het monster te lijf. Dit is een heel gewaagde manier om de held uit te beelden, maar risico durven nemen wordt zeer gewaardeerd in die periode en voor Titiaan is het de manier om te tonen hoe bekwaam hij werkelijk is.
De godin Diana blijkt voor Titiaan een intrigerend onderwerp want hij wijdt maar liefst drie schilderijen aan het verhaal van de godin van de jacht. Hij begint met Diana en Actaeon in 1556. Diana leeft in het woud met een heel gevolg van nimfen aan haar zijde. Dit eerste schilderij beeldt het moment af dat een nietsvermoedende jager Actaeon tijdens de jacht stuit op Diana en haar nimfen die baden in een stroom. Verbijsterd door hun schoonheid blijft Acteaon staan. Met zijn kleurgebruik lokt Titiaan de kijker naar de godin en hij perfectioneert de boze en gegeneerde blik van Diana. De toeschouwer krijgt zelf haast het gevoel betrapt te worden. Het schilderij dat Titiaan hierna maakt is niet De dood van Actaeon maar Diana en Callisto. Callisto is een van de nimfen in het gevolg van Diana en haar geliefde. Ook Jupiter valt voor Callisto en bezwangert haar, vermomd als Diana, terwijl de nimf net ligt te rusten. In het schilderij houden twee nimfen Callisto, die zich probeert los te worstelen, in bedwang terwijl een derde haar gewaad optilt om Diana Callisto’s zwangere buik te tonen. De jaloerse Diana is onverbiddelijk en stuur haar met uitgestoken vinger weg.
De dood van Acteaon is van een heel andere orde, en dit schilderij is nooit afgeleverd aan koning Filips II. Titiaan begint in 1559 aan dit werk en werkt er het langst aan. Het doek is vluchtig, de verfstreken zijn losser. In deze late Poesie verdwijnen Actaeon en de honden haast in het bos op de achtergrond. De bomen lijken te wijken voor de woedende Diana en de lucht is stormachtig donker. Door de vluchtige penseelstreken lijkt het hele schilderij in beweging. In deze periode staat Titiaan bekend om deze lossere toets en de werken die hij dan maakt worden inspiratiebronnen voor schilders als Rubens, Velazquez en Rembrandt. Sommigen lijken zelfs onaf en worden daarom aangeduid met de term non finito. Filips II kreeg De dood van Actaeon nooit onder ogen, maar er kwam nog wel een laatste werk dat Titiaan in 1562 afmaakte.
De verkrachting van Europa laat maar weinig aan de verbeelding over, hoewel het Titiaan niet om de daadwerkelijke verkrachting te doen was. Hij noemde het schilderij Europa op de rug van de stier. Cassiano del Pozzo, een kunstkenner uit Rome, geeft het schilderij zijn huidige naam als hij het werk in 1626 in het Alcázar paleis in Madrid ziet. Europa was een mooi meisje waar Jupiter als een blok voor viel. Als zij met haar vriendinnen op het strand aan het spelen is verandert Jupiter zichzelf in een stier. Europa is betoverd door de mooie witte stier en klimt op zijn rug, waarop Jupiter zijn kans schoon ziet en de zee in stormt en helemaal naar Kreta zwemt. Daar neemt hij bezit van haar en bezwangert haar met Minos, half mens half stier. In het schilderij valt de blik meteen op Europa die zich nog net vast kan grijpen aan een van de hoorns van de stier terwijl die met razende snelheid het water doorklieft. Het gaat zo snel dat de benen van Europa ongemakkelijk in de lucht worden geworpen. Ze weet nog net haar koraalrode doek te grijpen terwijl ze achterom kijkt, naar het strand waar haar vriendinnen hulpeloos toekijken. Hoewel Europa niet helemaal bloot is, heeft ook dit schilderij een sensuele uitstraling door de haast die van het doek afspat. Het is duidelijk dat Jupiter geen minuut wil verspillen en zo snel mogelijk zijn lusten wil botvieren op Europa.
De hele poesie reeks prikkelt de fantasie en zo bezien is het vreemd dat deze schilderijen bestemd waren voor de zo devote, streng katholieke Koning Filips II. Hij staat bekend als een wrede koning die met de inquisitie vele protestanten de dood in jaagt. Er wordt zelfs gezegd dat hij voor zijn plezier ging kijken naar executies van protestanten. Europa wordt op dat moment geteisterd en verscheurd door gevechten tussen de protestanten en katholieken. Het Concilie van Trente bepaalt in 1563 dat lustopwekkende kunst verboden moet worden en in heel Rome worden de edelen delen van beelden en schilderijen bedekt. Hoewel Titiaan een deel van de kunstwerken voor het concilie schildert, maakt hij de reeks pas na die tijd af. Het is curieus dat Filips II, die zo gehoorzaam is aan de katholieke kerk, de werken zo waardeert en koestert. Het is niet bekend waar de Poesie-serie precies hing (zeer waarschijnlijk in het Alcázar paleis in Madrid), maar aannemelijk is dat Filips II ze in een privéruimte hangt, waar hij ze in alle rust kan bewonderen.
Na de dood van Filips II raakt de serie verdeeld over Europa, omdat de vrome erfgenamen en opvolgers van Filips II niet geassocieerd willen worden met de erotische kunstwerken. Nu is ze na honderden jaren weer in zijn geheel te zien in The National Gallery in Londen en voor een groot publiek beschikbaar. Met bruiklenen uit het Prado in Madrid, Isabella Stewart Gardner Museum in Boston en zelfs uit The Wallace Collection in Londen, die voor het eerst in de geschiedenis een bruikleen ter beschikking stelt.
Wil je meer interessante verhalen lezen? Abonneer je dan op Tableau Magazine of meld je aan voor onze nieuwsbrief!
Willem Diepraam, Mali, jonge vrouw, , 1980, Bruikleen van de heer W. Diepraam, Amsterdam
In het Rijksmuseum is nu een tentoonstelling te zien met foto’s gemaakt door Willem Diepraam. In 2009 schonk Diepraam hij zijn werk aan het museum, die hem nu eert met een mooie overzichtstentoonstelling.
In de jaren 70 ontwikkelt de fotojournalistiek zich in een hoog tempo en voorop loopt fotograaf Willem Diepraam. Diepraam wordt in 1944 geboren in Amsterdam en kiest na twee jaar geneeskunde toch voor een studie in sociologie. Zijn echte passie ligt echter bij fotografie en hij rolt de journalistiek in, waarbij zijn foto’s altijd een kritische maatschappelijke ondertoon hebben. Hij werkt in de jaren 70 vooral voor linkse media en zijn belangrijkste opdrachtgever is Vrij Nederland. De fotoreportages die hij voor dit blad in Suriname en de Nederlandse Antillen schiet, maken indruk op het grote publiek. In de jaren 80 ontwikkelt hij dit onderwerp verder door reportages te maken voor hulporganisaties in Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen. Zijn fotografie wordt daarbij steeds persoonlijker, genuanceerder en ook esthetischer. Hij ontwikkelt zich steeds verder en men begint zijn werk steeds meer te beschouwen als kunst. Hij is meester van de analoge fotografie en zeer bekwaam in het afdrukken van zijn foto’s.
In de tentoonstelling zijn niet alleen hoogtepunten als de foto’s uit de jaren 70 in Nederland en de buitenlandse reportages uit het begin van zijn carrière te zien, maar ook meer recente en abstracte werken in kleur en zwart/wit. Ook bekende beelden als Amsterdam op Kroningsdag in 1980 en de vrouw uit Sahel zijn natuurlijk te bewonderen.
Rijksmuseum Amsterdam Willem Diepraam – 50 jaar fotografie 9 oktober t/m 10 januari 2021 www.rijksmuseum.nl
Wil je op de hoogte blijven van interessante tentoonstellingen? Meld je dan nu aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Johannes Vermeer, Gezicht op Delft, 1660-1661, olieverf op doek
In het Mauritshuis Den Haag kun je nog tot 3 januari je kans grijpen om een keer helemaal alleen te zijn met een van de beroemdste werken van Johannes Vermeer.
Onderonsje Als je dit najaar echt eens wil ontsnappen aan de drukte en hectiek van alledag, dan is een bezoek aan het Mauritshuis zeker de moeite waard. Dit keer geen mensenmassa’s die afreizen naar Den Haag om een breed opgezette blockbuster te zien met ingewikkelde bruiklenen uit musea van over de hele wereld. Het Mauritshuis biedt je de kans op een onderonsje met een van de beroemdste meesterwerken uit de schilderkunst: Een gezicht op Delft van Johannes Vermeer. Tot het begin van 2021 heeft het schilderij uit 1660/1661 een hele museumzaal voor zichzelf. De Franse schrijver Marcel Proust noemt het meesterwerk van Vermeer in een brief zelfs ‘het mooiste schilderij ter wereld’ en gebruikt het kunstwerk als inspiratiebron voor zijn boeken.
Serene rust Het tafereel van Vermeer straalt een serene rust uit die hij bewerkstelligt door het doek in drie horizontale vlakken in te delen: het water, de stad en de wolkenlucht. Daarbij heeft hij alle drukte weggelaten, de stad ligt er kalm bij en de zon valt vanaf de rechterkant het schilderij binnen en belicht de stad die we zien vanuit het zuidoosten. Met de donkere wolk bovenin wordt het contrast tussen licht en donker benadrukt, wat het schilderij extra diepte geeft. Het water is roerloos en de silhouetten van de gebouwen spiegelen de stilte in het water. De rust die van het meesterwerk afstraalt vloeit moeiteloos over naar het publiek en dit keer bestaat dat publiek telkens uit slechts een persoon, die door een subtiele vormgeving, perfecte belichting en zonder geluiden van buitenaf even helemaal alleen kan zijn met Vermeer.
Mauritshuis Den Haag Alleen met Vermeer – ‘het mooiste schilderij ter wereld’ t/m 3 januari 2021 www.mauritshuis.nl
Blijf op de hoogte van alle interessante tentoonstellingen en meld je nu aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
We kunnen wel zeggen dat 2020 iets anders verloopt dan verwacht en hoewel we veel teleurstellingen moeten verwerken zijn er ook organisaties die creatief met de omstandigheden omspringen. Dit is bijvoorbeeld het geval met het Amsterdam Art Gallery Weekend.
Eind november zou normaal gesproken de 9e editie plaatsvinden van het festival waar bezoekers de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van hedendaagse kunst aan den lijve kunnen ondervinden met een uitgebreid programma van bekende musea, galeries, kunstinstituten en de open studio’s van de Rijksakademie. De Rijksakademie besloot echter de open studio’s te verplaatsen naar april 2021 en met de restricties van de overheid daarbij opgeteld leek het de organisatie van Amsterdam Art Weekend het beste om het festival mee te verhuizen naar het voorjaar.
Om ons kunsthart dit najaar toch te kunnen ophalen besloot Amsterdam Art Weekend een kleine versie van het festival te organiseren: Amsterdam Art Gallery Weekend. Het weekend is kleinschaliger omdat de focus vooral komt te liggen op de galeries. Op deze manier kan de bezoekersstroom beter gereguleerd worden in combinatie met de veiligheidsmaatregelen rond covid-19. Kleinschalig betekent zeker niet dat er minder te doen is: het programma bestaat uit openingen van exposities van de meest vooraanstaande galeries in Amsterdam, artist talks, gallery tours en (digitale) workshops.
Zo organiseert WM Gallery de tentoonstelling ‘Family Portraits. The Asian selection’. De expositie is een statement in beeld en woord van kunstenaar Michiel Voet en Bart Deuss, schrijver en artistiek leider van danstheater Don’t Hit Mama. Onderwerp is de invloed van postkoloniaal Nederland op wie we zijn, via indringende fotografie en verhalen van drie migranten families – in dit geval van dansers en makers van danstheater Don’t Hit Mama.
Flatland Gallery heeft de duotentoonstelling ‘Transcendence – Outside Time’ met werk van Valérie Belin (1964, Frankrijk) en Kim Boske (1978, Nederland) samengesteld. De kunstwerken van beide kunstenaars verkennen het onderwerp transcendentie. Belin en Boske benaderen fotografie als een materiaal, in plaats van een medium, en plaatsen onderwerpen buiten de context en tijd. Ze verwijderen de functie van representatie en zoeken naar realiteiten die verder gaan dan het betekende.
Zaaloverzicht van ‘Transcendence – outside time’ in Flatland Gallery met werk van Kim Boske en Valérie Belin
Reflex Amsterdam presenteert nieuw werk van kunstenaar Daniel Firman. De tentoonstelling omvat drie nieuwe sculpturen uit zijn Gatherings-serie, twee nieuwe sculpturen uit zijn Attitudes-serie en een selectie kleinere werken. Ook kunnen bezoekers een plek reserveren voor de speciale boekpresentatie door Daniel Firman op zaterdag 28 november om 16:00 uur.
Speciaal voor het Gallery Weekend worden ook bijzondere edities uitgebracht van kunstenaars in samenwerking met de galeries. Dit zijn betaalbare kunstwerken, tussen €300-€500, in een beperkte oplage van 25 exemplaren. De edities zijn gelinkt aan het overkoepelend thema ‘infra-ordinary’: het alledaagse krijgt een bijzondere lading. Kunstenaar Fernando Sánchez Castillo maakte bijvoorbeeld Liberty for All: een kleine houten versie van het New Yorkse Vrijheidsbeeld, maar nu met het gezicht van een Afro-Amerikaan. De editie is een kleine versie van de het vijf meter hoge Status of Liberty dat Sánchez Castillo maakte in samenwerking met de Rabobank en wat te zien was op Lowlands 2019. De dubbelzinnige titel van het werk, Liberty for All, verwijst naar actuele kwesties als Black Lives Matter, en in feite naar alle protest- en emancipatiebewegingen die gericht zijn op het bereiken van gelijke rechten en vrijheid voor iedereen. Tegelijkertijd weerspiegelt de titel de hoop dat het beeld, en vooral de betekenis ervan, zo breed mogelijk zal worden verspreid. Het feit dat het werk in oplage is en een betaalbare prijs heeft onderstreept dat verlangen. Liberty for All is te bestellen bij tegenboschvanvreden waar tijdens het Amsterdam Art Gallery Weekend de expositie Retro-Expectatives met meer werk van Sánchez Castillo te zien is.
Fernando Sánchez Castillo, Liberty for All, speciale editie voor Amsterdam Art Gallery Weekend. 40 x 12,5 x 9,5 cm Oplage van 100 te koop voor €395,- via tegenboschvanvreden Amsterdam
Ook worden er speciale programma’s georganiseerd door het Stedelijk Museum, de Oude Kerk en de Ateliers. En de Rijksakademie verzorgt een speciaal programma met een uitgave en tentoonstelling ter ere van het 150-jarig bestaan. Kijk voor actuele bezoekers informatie op de websites van de deelnemende galeries of bezoek de website van Amsterdam Art Gallery Weekend. Zeker een bezoek waard!
Normaal gesproken zou aankomend weekend de 34e editie van PAN Amsterdam van start gaan. Al in het voorjaar, tijdens de eerste coronagolf, werd besloten de beurs een jaar te verplaatsen. Nu komt de beurs met het alternatieve beursprogramma PAN in Perspectief dat van woensdag 25 november tot en met zondag 29 november plaatsvindt. Meer dan 122 PAN-deelnemers openen een lang weekend door heel Nederland de deuren met een aangepast programma, uiteraard met inachtneming van de geldende covid-maatregelen.
Mark Grol, algemeen directeur PAN Amsterdam verheugt zich: ‘Met het initiatief PAN in Perspectief vieren we dit jaar op een bescheiden manier de kunst. PAN-bezoekers kunnen zich zo op verantwoorde wijze verdiepen in en genieten van een divers aanbod aan kunst, design en antiek. Tegelijkertijd krijgen trouwe PAN-kunsthandelaren, antiquairs en galeriehouders zo een platform om te blijven inspireren. We zijn trots op deze brede samenwerking. Het is een teken van wilskracht en flexibiliteit in deze uitzonderlijke tijden.’
De deelnemers van PAN in Perspectief geven allemaal op een andere manier invulling aan het weekend. Zo organiseert Vanderven Oriental Art in Den Bosch onder andere online tutorials: A Short History of Chinese Ceramics : 5 Objects in 5 days. In vijf dagen wordt, aan de hand van vijf objecten, de bijzondere geschiedenis van de Chinese keramiek uitgelegd. Ook verzorgt Vanderven Oriental Art speciale privé masterclasses waarin een specifiek object uit de collectie in de spotlight staat. Ook kunt u tijdens deze dagen uw object laten taxeren.
Watch Tower, object nr. 292China, Han Dynasty (206 BC-220 AD, height: 72 cm, diameter: 46 cm Provenance: Private Collection, United Kingdom 2018. TL Tested by Oxford Authentication, Ltd. Condition Report available
Goudsmid Sabine Eekels geeft de bezoeker een unieke kans om in haar atelier in Amsterdam een kijkje achter de schermen te nemen, waar ‘the magic happens’. In 1996 begon Sabine Eekels (42) aan een opleiding in Schoonhoven, die na vier jaar werd afgerond. In 2002 volgde de stap naar een eigen atelier. Eekels: ‘Ik word blij wanneer ik werk. Mijn juwelen ontstaan vaak niet vanuit een ontwerp, maar tijdens het werk aan de werkbank. Veel van mijn juwelen bouwen zich intuïtief op, met ruimte voor vondsten en invallen. Ik maak enkel originele objecten, niet één van mijn juwelen is hetzelfde.’
Sabine Eekels, 18 karaat geelgouden broche waarbij de reticulatie techniek (bepaalde smelt techniek) is gebruikt met een onbehandelde, paars/roze saffier en diamanten.
Booij Arts. Fine Art and Rare Items nodigt mensen uit in een exclusief open huis op de Prinsengracht 1. Deze locatie is speciaal voor PAN in Perspectief toegankelijk voor publiek. Hij verzorgt een expositie van recente aanwinsten, zeldzaam glas van René Lalique (1860-1945), keramiek en grafisch werk van Pablo Picasso (1881-1973) en enkele andere bijzondere stukken.
Zerp Galerie in Rotterdam heeft speciaal voor PAN in Perspectief een dynamische groepstentoonstelling samengesteld met o.a. Saskia Boelsums (kunstenaar van het jaar 2020), Hans Withoos, Margriet Smulders, Rob Buelens, Peter Feiler, Yuichi Hirako, Mary A Waters en Stephan van Heesteren. Ook te zien is de doorlopende en telkens veranderde expositie Celebrating life and art waarin deelnemende kunstenaars van de galerie worden uitgelicht.
Saskia Boelsums , Landscape #155, 2020, fotografie, pigment print op Fine Art Paper, bevestigd op dibond, ingelijst met museumglas, maten variable in een editie
Op de website van PAN Amsterdam vindt u een overzicht van alle actuele tentoonstellingen en deelnemende galeries aan PAN in Perspectief, door het hele land. Via deze pagina kunt u op de hoogte blijven van overig nieuws en activiteiten rond PAN in Perspectief. Ook staat er hoe mensen een bezoek kunnen reserveren of hoe zij zich kunnen inschrijven voor online workshops of masterclasses. Deze pagina wordt dagelijks bijgewerkt en aangevuld.
Ook Tableau Magazine werkt mee om de deelnemers van PAN Amsterdam een platform te bieden. In de dubbeldikke oktober editie geeft Tableau aan meer dan 40 deelnemers de ruimte om hun aangepaste programma van dit najaar te presenteren. In het magazine vindt u ook een begeleidende plattegrond waarop u alle deelnemers door het hele land kunt vinden. Deze losse editie kunt u hier bestellen of abonneer nu op Tableau Magazine om altijd op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen op het gebied van kunst.
PAN in Perspectief woensdag 25 t/m zondag 29 november 2020 www.pan.nl