Martina Halsema voor de tentoonstelling van Robert Zandvliet, Hint of Spring, Galerie Onrust 2. Foto: Bart Niewenweg
Tijdens de elfde editie van Amsterdam Art Week verandert de hoofdstad in een internationale ontmoetingsplaats voor kunstliefhebbers, verzamelaars en kunstenaars. Martine Halsema, directeur van Amsterdam Art, zet in op verbinding en ontmoeting.
In een breed programma van tentoonstellingen, openingen, performances, lezingen en artist talks laat Amsterdam Art zien wat de ontwikkelingen zijn op het gebied van hedendaagse kunst in een samenwerking van vijftig galeries, musea, projectruimtes en residenties, verspreid over de gehele stad. Met Martina Halsema als nieuwe directeur staat er iemand aan het roer die de organisatie en partners van Amsterdam Art al goed kent: ‘Iedereen die iets met kunst heeft kan zich vijf dagen lang onderdompelen in een veelzijdig programma dat dit jaar nadrukkelijk inzet op het verbinden van de vele spelers in het Amsterdamse kunstenveld.’
Kruisbestuiving
Halsema: ‘Mijn doel is de verbinding tussen de vele kunstinstellingen en initiatieven die de stad rijk is te versterken waardoor een inhoudelijke kruisbestuiving ontstaat. Dit doen we bijvoorbeeld met de kick-off conversations in Pakhuis de Zwijger, waar ik in gesprek ga met onder meer Margriet Schavemaker (Artistiek Directeur Amsterdam Museum), Emily Ansenk (Directeur Holland Festival) en Lara Khaldi (Artistiek Directeur De Appel). Met dit soort presentaties brengen we een netwerk samen van partijen die anders niet samen zouden komen. Mijn kracht ligt in het samenbrengen van mensen en initiatieven.Verder moeten we de krachten die zich al in Amsterdam bevinden activeren en motiveren om tot nieuwe ideeën te komen. We gaan dus meer mikken op cultureel ondernemers en creatieve instellingen. Er zijn zoveel getalenteerde mensen in deze stad. Die samenbrengen, dat is een van mijn grote uitdagingen. Bovendien voel ik die behoefte vanuit het veld.’
Dina Danish, The Forum, 2023, bij Stigter van Doesburg
Het mooie is dat je op ontdekkingstocht kunt gaan langs vijftig locaties in de stad, met een aantal hidden gems. Zo krijg je ook veel van Amsterdam mee. We zijn een wereldstad op kleine schaal, heel charmant, maar wel met internationaal toptalent.
Uniek karakter
Amsterdam blijft Halsema intrigeren: ‘Dat komt door het unieke karakter en de aanwezigheid van residenties als De Ateliers, de Rijksakademie, de galeries, musea en projectruimtes waar kunstenaars kunnen experimenteren. Hier floreert een artistiek ecosysteem dat zowel kunstenaars trekt als een lokaal en internationaal publiek. Dit onder streept het belang van Amsterdam als hedendaagse beeldende kunststad. We hebben programma’s voor enerzijds het Nederlandse en Amsterdamse publiek, en anderzijds voor internationale kunstprofessionals. Zo zetten wij de stad nog steviger op de kaart als epicentrum van de hedendaagse kunst. Hoogtepunt van de Art Amsterdam Week is de opening van de Open Studios op de Rijksakademie door Staatssecretaris Gunay Uslu. Daar kunnen bezoekers kennis maken met het werk van 47 internationale, multidisciplinaire kunstenaars die hun ateliers openstellen voor publiek.’
Het verrassingselement speelt een grote rol tijdens Amsterdam Art Week. Halsema: ‘Het mooie is dat je op ontdekkingstocht kunt gaan langs vijftig locaties in de stad, met een aantal hidden gems. Zoals de Stevenson Gallery, verstopt op de Prinsengracht, de Diego Diez Gallery in de oude rechtbank en ISO, een broedplaats in West. Hierdoor krijg je ook veel van Amsterdam mee. We zijn een wereldstad op kleine schaal, heel charmant, maar wel met internationaal toptalent. Daar ligt het vermogen van de stad om zich internationaal te profileren. Tel daarbij op de charme van ons evenement: al die bekende en nieuwe plekken die de dynamiek van Amsterdam benadrukken en die het aantrekkelijk maken om op onderzoek te gaan naar alle creatieve programma’s die de deelnemers ontwikkelen. Ondertussen is ons team het hele jaar door bezig met overkoepelende samenwerkingen en het aantrekken van fondsen, partnerships, verzamelaars en buitenlandse kunstprofessionals.’
Op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) betreden we de werkkamer van Gunay Uslu, staatssecretaris voor Cultuur en Media. De bewindsvrouw blijkt een liefhebber van hedendaagse kunst. De veelzijdige salonopstelling toont een persoonlijke keuze uit de immense Rijkscollectie. Bijkans elke plek wordt ingenomen door een kunstwerk.
Het leven van een bewindspersoon van Cultuur is er een van keuzes maken. De PAN wel bezocht, de TEFAF niet, de Amsterdam Art Week wel geopend, maar zovele kunst-evenementen niet. Te weinig tijd om alles te bezoeken. Gunay Uslu: ‘Ik zou veel meer willen bijwonen. Kunst en cultuur zijn voor mij onmisbaar. Het is zo breed, al die verhalen, met vaak het werk van Homerus als basis voor inspiratie.’ Als cultuurwetenschapper promoveerde Uslu op dit onderwerp. Geen wonder dat zij bij musea belandde als het Allard Pierson, het Rijksmuseum en het Amsterdam Museum. Daar maakte zij als curator en conservator tentoonstellingen en hield ze zich bezig met educatie. Bij de UvA was zij actief als docent Cultuurwetenschappen. En dan nu bij OCW: de juiste persoon op de juiste plek. ‘Het museum is voor mij een plek voor onderwijs en onderzoek, een plek vol verhalen, inzichten, bezinning, bezieling, ontwikkeling en persoonlijke groei. Kunst en cultuur voeden de geest.’
Een leven zonder kunst kan ik mij niet voorstellen.
Joyce Overheul, Je mag ook niks meer zeggen), 2022
Waardering uitspreken
In de laatste Huizingalezing riep Gunay Uslu op tot herwaardering van de belangrijke rol van kunst en cultuur in ieders leven. Hoe draagt een staatssecretaris bij aan de verwezenlijking van dit streven? Uslu: ‘Dat begint door allereerst die waardering uit te spreken. Dat kunst en cultuur belangrijk zijn. Dat de makers belangrijk zijn. Dat doen we te weinig. We moeten ons realiseren dat we zonder makers geen kunst en cultuur hebben. Dus begin bij de bron en versterk de positie van de makers. Bijvoorbeeld door fairpay en door beleid dat wij kunnen ontwikkelen. We moeten zoveel mogelijk laten zien wat er gebeurt in de culturele wereld. En bewindspersonen verleiden om zich uit te spreken om naar voorstellingen te gaan en andere culturele uitingen. Ik heb een missie. In deze korte periode dat ik hier zit wil ik de waardering en het enthousiasme aanjagen. Net als de samenwerking met andere departementen. Voor crossovers kijk ik onder meer naar de zorg, financiën en ruimtelijke ordening. Cultuur zit immers overal.’
Meer middelen voor cultuur
Het belang van investeren in kunst en cultuur is evident voor Uslu: ‘We moeten het gesprek aangaan met het bedrijfsleven. Laatst hield ik een lezing bij een groot netwerk van bedrijven en ondernemers om te vertellen wat we doen en wat commerciële organisaties zelf kunnen bijdragen. Zo maken we cultuur aantrekkelijker en zien ook deze partijen het belang in om zich uit te spreken. We hebben een plan, een doel, een budget en stakeholders. Zo kijk ik met mijn ervaring uit het bedrijfsleven. Helaas kan ik geen extra miljard regelen voor de cultuursector. Wel kan ik de positie van de sector versterken. Dat is mijn doelstelling. Om extra middelen in te zetten voor de makers en voor een eerlijke beloning. En voor de bibliotheken, de meest toegankelijke manier om met kunst en cultuur in aanraking te komen. Het zijn bepaalde keuzes die je maakt. Door samenwerkingen kunnen we financieel gaan bundelen en stapelen. Dan creëer je als het ware meer middelen, meer budget. Dan wordt het vanzelf sprekend dat heel andere partijen gaan investeren in cultuur. Zo werken we samen met staatssecretaris Van Rij om het fiscaal aantrekkelijker te maken om in deze sector te investeren. Het is echt tijd voor zo’n omslag, dat meer organisaties kunst en cultuur gaan omarmen. Dat er een gevoel van trots ontstaat. En verbinding. Zonder kunst en cultuur zijn we geen samenleving. We willen toch geen aggregaat van losse individuen zijn?’
Farida Sedoc, Freetown – Alex, 2016
Trots op onze cultuur
Cultuur en kunst: het mag altijd meer. En daarom zoekt Gunay Uslu steeds naar nieuwe middelen: ‘Het zit ‘m echt in het kennen, herkennen, benoemen en toe-eigenen. Je kunt in gesprekken namen noemen als Rem Koolhaas, Studio Drift, Johan Huizinga, Joyce Overheul, Duran Lantink, Iris van Herpen, Jan Snoek. We mogen trots zijn op wat onze cultuur heeft voortgebracht. Dat geldt net zo goed voor de fanfare, fashion, het bloemencorso, de gaming industrie en onze internationaal succesvolle DJ’s: benoem dat. En inderdaad, ik heb nog maar twee jaar. Voor een tweede termijn moet je natuurlijk gevraagd worden. Daarom moeten we hard werken aan het behalen van mijn doelen. Ik wil heel graag iets afmaken en de ingeslagen weg van hervorming van het cultuurbestel afleggen. Ik hoor vaak van de jongere generatie dat ze niet door het systeem komen. Dat is dus aan herziening toe. Hoe kunnen we het toegankelijker maken en zorgen voor meer doorstroom? Dat is een onderwerp dat ik heel graag zou willen afmaken. Dan is deze periode te kort en kan ik alleen maar de steigers neerzetten.’
Na ruim vier jaar verbouwen en het realiseren van een nieuwe vleugel trekt Museum Arnhem veel nieuwe en trouwe bezoekers, die het museum als het ware herontdekken. Met 550 m2 extra oppervlakte valt er meer dan voorheen te genieten van een verrassende opstelling. Dat is waar directeur Saskia Bak zich nu op richt: de museale parel van Arnhem weer uitbundig te laten schitteren. ‘Wat mij aanspreekt is andere mensen meenemen in de kunst.’
Nu Museum Arnhem klaar is voor de toekomst beschouwt Bak het meer dan ooit als voorrecht hier te werken: ‘Telkens als ik door het museum loop, word ik blij van wat we hebben bereikt. De publieksfuncties zijn op orde en er wordt voldaan aan alle actuele eisen voor het maken van tentoonstellingen. De extra vierkante meters stellen ons in staat ons programma ten volle uit te voeren en onze ambities waar te maken. Met hulp van de gemeente Arnhem hebben we onze visie aangepast en de focus gericht op de toekomst. De tijden veranderen snel en zo’n gebouw moet decennia meegaan. De architect heeft ingezoomd op de kern van het museum en ons profiel weer scherp gesteld met respect voor het verleden. Daarin spelen twee oud-directeuren een hoofdrol. Ten eerste de welbekende Pierre Jansen. Hij sprak over kunst op basis van gelijkwaardigheid. Hij wilde altijd weten wat mensen bezig hield en van daaruit het gesprek aangaan. Later ontwikkelde Liesbeth Brandt Corstius een heel specifiek verzamelbeleid: kunst gemaakt door vrouwen. Die werden destijds nergens anders gerepresenteerd. Beide uitgangspunten zetten wij met verve voort. Vooral door het verzamelen van kunst uit verschillende culturele achtergronden. Ook daar waren wij al vroeg bij.’
Kunst kijken is bij ons een avontuur
Maria Roosen, Borstentros, 2010. Foto: Marc Pluim Fotografie.
Vraagstukken van vandaag
Die sterke momenten in de geschiedenis van Museum Arnhem hebben geleid tot een centraal thema: Kunst & Samenleving. Bak: ‘En met subthema’s als emancipatiestrijd en onrechtvaardigheid geeft onze collectie een representatief beeld van de vraagstukken van vandaag. Maatschappelijke context speelt een grote rol in dit museum. Gek genoeg ziet men kunst die ergens over gaat en kunst die alleen maar mooi is dikwijls als een tegenstelling. Echter, in onze visie komen die twee schijnbare uitersten juist bij elkaar. Dat proberen we visueel te vertalen. Publieksvriendelijk program meren kan heel goed samengaan met deelname aan het maatschappelijk debat. We zijn er natuurlijk vooral om mu seum te zijn. Samen met de publieksvraag blijven onze artistieke doelen het belangrijkst. We hangen kunst op met het doel zoveel mogelijk mensen te betrekken.’
Museum Arnhem staat vooral bekend om zijn collectie realisten uit het interbellum en hedendaagse schilderkunst, vooral van vrouwen. Bak: ‘Kunst wordt vaak geplaatst in het perspectief van stijlen, stromingen en kunstgeschiedenis. Wat wij doen is juist de inhoud voorop zetten. Wat vertelt het kunstwerk? Waar gaat het over? Dat past heel goed in het kader van maatschappelijke context, want kunst kun je niet los zien van de samenleving waarin die ontstaan is. Ondertussen willen we meer publiek bereiken en dat ook verbreden. Denk aan jongeren en bijvoorbeeld meer Duitse bezoekers. Die triggeren we zeker met de nieuwe expositie Willink – Baluschek. Baluschek was de Berlijnse leermeester van Willink. Het is een bijzondere tentoonstelling met fraaie bruiklenen. Mijn eigen ‘kijkcarrière’ is bij Willink begonnen. Zijn vroege werk, toen hij nog abstract was, dat vond ik ge weldig! Daarna pas ontdekte ik Picasso, Mondriaan, De Stijl. Het leuke van dit museum is dat je hier je eigen kijkcarrière kunt starten. Vanwege de toegankelijke kunst. Niet zozeer kunst die makkelijk is, maar kunst die aangenaam is om naar te kijken. Kunst kijken blijft een avontuur. Je kijkt altijd verder. Zeker in een tentoonstelling als ‘Ten minste houdbaar tot’ mengen wij actuele kunst met oudere collecties zoals Jan Mankes. Zo kun je het kijkavontuur aangaan.’
Als er iemand is met een aantoonbare hartstocht voor Hollandse meesters, is het wel dr. Thomas S. Kaplan. De New Yorkse historicus, filantroop en miljardair bezit inmiddels de grootste particuliere collectie schilderijen van Rembrandt ter wereld. Dat unieke bezit maakt deel uit van The Leiden Collection, een adembenemende verzameling 17e-eeuwse Nederlandse topwerken, waarvan er dit jaar 35 te zien zijn in de Hermitage in Amsterdam.
‘Zeventien Rembrandts… wie had dat kunnen voorspellen?’ Een indringend gesprek met een bevlogen verzamelaar die zijn collectie zes jaar geleden op wereldtournee stuurde naar alle grote musea.
Op zoek naar Rembrandt
Kaplan begint met een waarschuwing: ‘Als ik eenmaal begin over Rembrandt en Hollandse meesters ben ik niet meer te stoppen. Die passie voor Rembrandt begon toen ik zes jaar was na een bezoek aan The Met. Vanaf dat moment was ik gegrepen door de grote meester. Overal ter wereld waar ik kwam bezocht ik musea. En dan vooral voor Rembrandt en zijn school. Op mijn achtste was ik met mijn familie in Spanje en werd mij gevraagd waar ik graag naartoe zou willen. Amsterdam, zei ik. Omdat Rembrandt daar woonde. Het Rijksmuseum was mijn eerste museum buiten de Verenigde Staten en uiteraard nu een van mijn favorieten. Vanaf dat moment werd het een obsessie. En dat is het vandaag de dag nog steeds.’
Tijdens zijn schooltijd in Zwitserland ging Kaplan opnieuw naar Amsterdam op pelgrimage. Daarna zat hij in Oxford voor zijn studie. ‘Het is toen nooit in me opgekomen om zelf te gaan verzamelen. Tot ik vele jaren later, ik was begin veertig, Sir Norman Rosenthal van de Royal Academy ontmoette. Verzamel jij?, vroeg hij. Toen ik nee zei, wilde hij wel weten wat ik zou wíllen verzamelen. De school van Rembrandt, antwoordde ik. Zijn reactie was dat je die schilderijen kon kopen, terwijl ik dacht dat die alleen maar in musea te zien waren. Dat je een Gerard Dou kon kopen… onvoorstelbaar! Ik ben echt gek op Dou. Met een Dou zou ik echt dolgelukkig zijn.’
Rembrandt, Minerva in haar studeerkamer, 1635, courtesy The Leiden Collection
‘Het idee van verzamelen ebde weg totdat ik Rosenthal opnieuw tegenkwam. In Londen had hij van een handelaar vernomen dat die in het bezit was van een schilderij dat aan Dou werd toegeschreven: Portret van Dirck van Beresteyn, uitgevoerd op een legering van zilver en koper. Afijn, lang verhaal kort, ik ben naar Londen gegaan, herkende het als een echte Dou, heb het gekocht en nu ben ik de gelukkige bezitter van dit unieke werk dat intussen is geaccepteerd als een echte Dou.’ Enige jaren later, in 2014, toonde Museum De Lakenhal in Leiden veertien schilderijen van Dou uit het bezit van Kaplan.
Als iemand toen ik jonger was had gezegd: op een dag heb jij een Rembrandt; dan had ik gezegd: No Way! En als iemand had gesuggereerd dat er ooit zeventien schilderijen van Rembrandt in de collectie zouden zijn, had ik gezegd dat dat letterlijk onmogelijk was.
De jacht op Rembrandt
Vanaf de aankoop van die eerste Dou kreeg Kaplan de smaak van de jacht te pakken. ‘Zo is het begonnen. In de jaren die volgden verwierven mijn vrouw en ik ongeveer een schilderij per week. Al snel bezaten we werken van Metsu, Steen, Lastman, Lievens, Van Mieris. We zochten portretten en genrestukken uit de Gouden Eeuw, dus niet zozeer landschappen, zeegezichten en stillevens. Tenzij er mensen op voorkomen. Dat is wat ons interesseert: mensen. Ik ben toen ook begonnen alles te lezen over de School van Leiden. Het werd tijd voor onze eerste Rembrandt, iets wat ik nooit had durven dromen. Rembrandt wordt toch algemeen beschouwd als de top van de schilderkunst. Als iemand toen ik jonger was had gezegd: op een dag heb jij een Rembrandt; dan had ik gezegd: No Way! En als iemand had gesuggereerd dat er ooit zeventien schilderijen van Rembrandt in de collectie zouden zijn, had ik gezegd dat dat letterlijk onmogelijk was. En toch is het zo. Hier staan wij nu, met de grootste particuliere verzameling Rembrandts ter wereld. De eerste zal ik overigens nooit vergeten. Tijdens een veiling bij Sotheby’s was ik telefonisch aan het bieden. Toen de hamer viel schreeuwde ik het uit van opwinding. De medewerker aan de telefoon – Ben Hall – schrok en de zaal barstte in lachen uit.’
Met de 68ste editie van de BRAFA Art Fair is het beursjaar traditioneel geopend in Brussel. Tot en met zondag 5 februari vinden kunstliefhebbers uit heel Europa de weg naar de alom geliefde BRAFA in de schitterend ingerichte Brussels Expo. Van de 130 exposanten zijn er dit jaar tien Nederlands. Een record en ongetwijfeld een indicatie van het groeiende vertrouwen in de kunstwereld en de internationale ontwikkeling die de BRAFA nog sterker op de kaart zet van de Europese kunstmarkt.
HOOGSTAAND AANBOD, MEER NEDERLANDSE EXPOSANTEN EN FOCUS OP ART NOUVEAU
Vanzelfsprekend pakken grote namen als Guy Pieters (Knokke), Francis Maere (Gent) en Harold t’Kint de Roodenbeke (Brussel) wederom groots uit met fraai ontworpen stands. De BRAFA telt als hoog aangeschreven beurs inmiddels twintig verzamelgebieden met een aanbod van hoge kwaliteit. Onder de 130 exposanten zien we andere grote namen als Galerie de la Présidence (FR), Bernard De Leye (BE), Galerie Von Vertes (CH), Bernier/Eliades Gallery (GR/BE), De Brock Gallery (BE), Osbourne Samuel Gallery (UK) en Morentz (NL), een galerie gespecialiseerd in 20e-eeuws designmeubilair.
NEDERLANDSE NIEUWKOMER
Een van de nieuwkomers is Galerie Van den Bruinhorst uit Kampen. Ad van den Bruinhorst: ‘BRAFA vond ik altijd al een heel smaakvolle beurs van hoog niveau met dito publiek. De oriëntatie ontwikkelt zich steeds internationaler als Europese beurs en daarom doe ik nu mee. Ook omdat ik specifiek gevraagd ben om wat ik breng: modernisme op het gebied van toegepaste kunst. Dat was hier nog niet vertegenwoordigd: meubilair, keramiek, grafiek, lampen en textiel van Rietveld, Van der Leck, Van Ravesteyn, Gispen, Baljeu. Vooral uit de Franse hoek is er veel belangstelling voor deze duidelijke signatuur die prikkelend werkt omdat wij hier de enige zijn op dit vlak.’
Lennart Booij staat voor de derde keer op de BRAFA: ‘Dit is echt een mooie beurs. Een eer om hier te mogen staan. Je ontmoet hier een heel ander publiek, internationaler en vaak Frans georiënteerd. Mijn aanbod heb ik daar op afgestemd, met grafiek van Picasso, glas van Lalique en Gallé, en als blikvanger een museale stoel van Rietveld. Je merkt goed dat het publiek weer zin heeft om dit soort topbeurzen te bezoeken.’ Ook Floris van Wanroij uit Dommelen is een bekend gezicht op de BRAFA: ‘Dit is onze tiende keer. BRAFA zit echt in de lift, het niveau wordt elk jaar beter. Voor onze collectie met oude kunst is hier altijd veel belangstelling. Wij brengen Noord- en Zuid-Nederlandse schilderijen en laatmiddeleeuws sculpturen die de beeldenstorm hebben overleefd. Soms zie je daar nog wel sporen van. Mijn favoriet? Een ijslandschap van Aart van der Neer met ijspret en kolfspelers. Op het gebied van Vlaamse kunst: een altaarstuk van de Antwerpse maniërist Adriaen van Overbeke. Heel mooi bewaard gebleven in de originele lijst. Dat is echt mijn passie en expertise.’
GROOTS GEVIERD
Andere Nederlandse exposanten zijn Douwes Fine Art, Van der Meij Fine Arts, Rueb Modern & Contemporary Art, Studio 2000 Art Gallery en VKD Jewels. Een mooie aanvulling die aantoont dat BRAFA een steeds internationalere uitstraling krijgt. Ook Brussel doet er veel aan om meer publiek van over de grenzen te trekken. Bijvoorbeeld met de organisatie van het themajaar Art Nouveau, een thema dat een breed publiek trekt met een herwaardering voor het werk van de grote lokale ontwerper en architect Victor Horta. Op de BRAFA zoomt de stand van de Koning Boudewijnstichting dieper in op de Art Nouveau die dit jaar groots wordt gevierd. Brussel heeft dan ook enorm veel te bieden als paradijs voor liefhebbers van deze kunststroming. En met de Thalys ben je er zo.
BRAFA Art Fair 29 januari t/m 5 februari 2023 Brussels Expo
In 2021 opende Michiel Simons (30) in Amsterdam zijn galerie genaamd m.simons in het voormalige Maison Descartes, waar hij de focus legt op schilderkunst en prenten. Na het behalen van zijn bachelor aan Nijenrode leidde Michiel Simons uitgeverij MISCHKIN, werkte hij vijf jaar bij Willem Baars Projects en werkte hij samen met musea en internationale galeries als Luhring Augustine in New York en Gallery Yamaguchi kunst-bau in Osaka.
Hoe ben je in dit vak terecht gekomen? Na Nijenrode koos ik voor een snuffelstage bij een galerie in Amsterdam. Ik had namelijk altijd al belangstelling voor kunst. Om mijn weg te vinden in de kunstwereld benaderde ik allerlei mentoren. Vanwege mijn zakelijke achtergrond heb ik dat destijds vooral ingestoken vanuit een commercieel perspectief.
Selvanara, Untitled, 2021
Je was geen kunsthistoricus, was dat een belemmering? Men ging ervan uit dat ik geen persberichten kon schrijven. Vandaar mijn benadering om het via de zakelijke kant te proberen. Mijn eerste echte baan bestond uit het verkopen van Banksy, Andy Warhol en Damien Hirst. Als je die te koop aanbiedt, dan trek je wel mensen naar binnen.
Wat ben je na die commerciële ervaring gaan doen? Ik had een sterke behoefte aan kunstzinnige verdieping en kwam zodoende terecht bij Willem Baars. Mijn periode bij hem sloot perfect aan op wat ik zocht. Hij bood mij een enorme vrijheid, en ik leerde bij hem echt veel over de kunstwereld. Na vijf jaar ging ik weer op zoek naar iets anders: de connectie met mensen van mijn eigen leeftijd.
Tijd om voor jezelf te beginnen? Ja, en wel met een eigen bedrijf dat prints verkocht van kunstenaars als Janine van Oene en Nazif Lopulissa. Ik wilde werk verkopen van jonge kunstenaars aan jonge kunstkopers. Daar doorheen mixte ik werk van oudere kunstenaars met grote namen als Carel Visser, Emo Verkerk, Anish Kapoor en Louise Bourgeois. Dat ging allemaal heel voorspoedig. Voorwaarde was dat de kunstenaar zelf een vertaling had gemaakt van zijn werk naar de juiste druktechniek. Het moest iets nieuws zijn binnen zijn stijl en door hem- of haarzelf gemaakt.
Julian Schnabel, La Blusa Rosa, 1995. Foto: Gert Jan van Rooij
Serieus werk dus? Jazeker, neem bijvoorbeeld die hele grote aquaprints van Anish Kapoor. Bij hem gaat het over pigmenten en daar wil je zo dicht mogelijk bij zitten. Die megabladen van hem passen perfect binnen zijn oeuvre. Dan klopt zo’n techniek dus echt bij de kunstenaar. Dat is prachtig.
En na verloop van tijd? Inderdaad, het begon weer te kriebelen. De kunstenaars met wie ik werkte gingen verder en ook voor mij brak een natuurlijk moment aan om een grote stap te zetten. Ik besloot om zelf een galerie te beginnen.
Hoe heb je dat aangepakt? De kunstenaars met wie ik had gewerkt heb ik gevraagd om gezamenlijk een tentoonstelling te organiseren. Dat doe ik nu ruim een jaar. Het is heel erg zoeken naar de juiste groep kunstenaars en een bepaalde groep kunstkopers. Die twee groepen moeten wel aansluiten.
Hoe gaat het nu? Ik mag terugkijken op een heel goed eerste jaar.
De rest van het interview met Michiel Simons lezen? Bestel een losse editie of haal hem in de winkel.
Gerard Meulensteen in Grafisch Atelier Daglicht in het voormalige Meulensteen Art Centre op de TU Eindhoven. Foto: Kim Balster.
Wie vanaf Wenen stroomafwaarts de Donau volgt, stuit na een uurtje op een oogverblindend gebouw dat als een oude galei uit de rivier oprijst. Dit is het Danubiana Meulensteen Art Museum, gebouwd op een schiereiland in de schönen blauen Donau, niet ver van de Slowaakse hoofdstad Bratislava. Een oase van kunst en cultuur, onder kenners bekend als het meest romantische museum voor moderne kunst in Europa. In het jaar 2000 is het museum opgericht door verzamelaar en kunstmecenas Gerard Meulensteen en de Slowaakse galeriehouder Vincent Polakovič. Samen ontwikkelden zij deze parel in de Donau met zijn opmerkelijke ontstaansgeschiedenis.
Danubiana Meulensteen Art Museum in vogelvlucht en bij avond
SENSATIONELE LIGGING
Danubiana, het is een naam met een magische klank. Maar wat hangt daar dan, wil de gretige kunstomnivoor weten. Sinds de oprichting herbergt Danubiana de Collectie Meulensteen met topwerken van een waslijst aan grote namen als Joan Miró, Sam Francis, Karel Appel, Christo, Magdalena Abakanowicz, Lucebert, Constant, Walasse Ting, Ad Snijders, Alechinsky, Claes Oldenburg, Eugene Brands, Antoni Clavé, Martín Chirino, Markus Prachensky, Ilona Kesserü, Jozef Jankovič, Rudolf Sikora, Vladimír Kompánek en vele anderen. Met de harmonieuze combinatie van museum architectuur en de sensationele ligging in het omliggende Donaulandschap biedt Danubiana een uniek zicht op de kunstwerken. Het aanpalende beeldenpark toont werken van kunstenaars als Arman, El Lissitzky, Hans van de Bovenkamp, Jozef Jankovič, J.C. Farhi, Vladimír Kompánek en Rudolf Uher. Alles is minutieus gepositioneerd tot een ensemble van grote schoonheid.
MET APPEL AAN DE APPELTAART
Hoe is deze Collectie Meulensteen ontstaan? Zoon Edwin Meulensteen: ‘Aanvankelijk kocht mijn vader klassieke kunst met koeien, landschappen en zeegezichten. Het eerste mo derne werk dat mijn ouders kochten was van Karel Appel: Getralied Naakt. Vanaf dat moment ging het alleen nog maar om werk van levende kunstenaars. Sam Francis kwam voorbij, Walasse Ting en Corneille. Voor mijn vader ging het altijd om de kunstenaar. Die wilde hij ontmoeten en in actie zien, dat vindt hij fantastisch. Zo heeft hij bij Appel thuis zowaar nog aan de appeltaart gezeten. Helaas werd Karel Appel erg ziek en kon hij niet meer bij de opening van zijn expositie in Danubiana zijn. Ook kwamen we thuis bij Sam Francis en bij Christo toen hij bezig was met het inpakken van The Gates in Central Park. De voornaamste leveranciers waren de galeries van Nico Delaive en Guy Pieters. De schilderijen en sculpturen uit Slowakije zijn overi- gens direct bij de kunstenaars aangekocht. Een gezonde galeriewereld is er in dat land nog niet. En een museum voor moderne kunst had Slowakije eind jaren 90 ook nog niet. Totdat Danubiana werd bedacht.’
Karel Appel, Feast, 1950 | Corneille, The Flight of The Bird, 1967 | Jozef Jankovič, Private Manifestation, 1968
HET GELE HUIS
Hoe komt een Nederlandse ondernemer uit Eindhoven met zijn kunstcollectie terecht op een eiland in de Donau? Edwin: ‘Dat is een mooi verhaal. Op een goede dag kocht mijn vader bij een galerie in Heeze drie werken van ene Peter Pollág, een Slowaak, om op kantoor op te hangen. Een paar jaar later kwam een andere Slowaak naar Nederland voor een pelgrimstocht op zoek naar Vincent van Gogh. Deze Vincent Polakovič had in zijn woonplaats Poprad een huis gebouwd, het geel geschilderd en dit Het Gele Huis genoemd. Het hing vol met door bevriende schilders gemaakt replica’s van onze Vincent. Voor een kwartje kon je komen kijken. Terug naar het huis van Van Gogh in Nuenen waar die Slowaakse Vincent een man ontmoet die hem op het spoor zet van mijn vader. Dit om financiële ondersteuning te vragen voor zijn ‘museum’ in Poprad. Op kantoor bij mijn vader ziet hij die werken van Pollág die stomtoevallig zijn oudste vriend blijkt te zijn. Beiden zijn sprakeloos. Wat een toeval! Ook heel toevallig was mijn vader juist bezig met de overname van een bedrijf in Slowakije. Hij besluit Vincent met zijn rare project te steunen. Vanwege zijn zakelijke connectie gaat hij erheen en bezoekt Het Gele Huis in Poprad. Lang verhaal maar uiteindelijk adviseert mijn vader Vincent om het groter aan te pakken: begin een levensvatbaar museum van enige omvang en dynamiek dat zichzelf kan bedruipen. Na lang zoeken kwamen ze uit bij deze prachtplek midden in de Donau. Mijn vader sponsorde de bouw van het museum en Vincent werd directeur.’
GROOT KUNSTMUSEUM
De totstandkoming van het museum was een feit en voor Gerard Meulensteen kwam een lang gekoesterde droom uit.
Winy Maas, medeoprichter van architectenbureau MVRDV is wereldwijd actief. Hij realiseerde spraakmakende projecten en heeft een breed scala aan opdrachten in zijn portefeuille. Zijn ontwerpen zijn doorgaans iconische gebouwen. Architectuur zou meer als kunst moeten worden gezien, vindt hij. Dit jaar maakte Maas het campagnebeeld voor de PAN.
‘Elk gebouw zou kunst moeten zijn.’
Gelauwerd architect Winy Maas houdt een pleidooi voor een kunstzinniger benadering van zijn metier. Dat adagium brengt hij sinds 1993 zelf in de praktijk als medeoprichter van MVRDV, het Rotterdamse bureau dat met een grote verscheidenheid van bouwwerken een mondiale reputatie heeft opgebouwd. Maas ontwierp ook Depot Boijmans Van Beuningen, een uniek project dat door velen als een kunstwerk wordt gezien en dat het eerste publiek toegankelijke kunstdepot ter wereld is. Winy Maas tekende voor vele bekroonde projecten, waaronder het Nederlandse paviljoen op Expo 2000 in Hannover, de Rotterdamse Markthal, de Boekenberg in Spijkenisse, de Crystal Houses in Amsterdam, de Glass Farm in Schijndel, de Taipei Twin Towers en de net geopende Valley in Amsterdam.
Mede ingegeven door deze filosofie werd Maas gevraagd voor het campagnebeeld van de PAN 2022. Wat we zien is een still uit een korte film, een bewegend universum dat kunstvoorwerpen toont die in een serene cadans om een denkbeeldige as draaien en verstillen naar – ja – een soort steden. Hoe kwam Maas op dit concept? ‘Wat mij fascineert aan een kunstbeurs is de breedte binnen de kunsten. Binnen die wereld kom je ontelbare voorwerpen tegen van uiteenlopende schoonheid en meningsvorming. Vaak vind ik dat echter nogal vermoeiend. Neem Art Basel: ik houd van de eerste zaal waarin iemand zelf de rol van curator neemt. Daarna kom je terecht in een soort shopping center dat mij mismoedig maakt. We moeten iets met die veelheid doen. Een soort toegankelijke zoekmachine bouwen. Een tweede observatie is dat ik in de bebouwde omgeving heel vaak de rol van kunst juist mis. Alle gebouwen zouden kunst moeten zijn, roep ik altijd. Ik vrees dat 99% van de gebouwen geen kunstzinnige interpretatie hebben en alleen maar functioneel-economisch zijn. Dat vind ik jammer. Een gemiste kans.’
ALLES IS KUNST
Maas is stellig in zijn visie: ‘Voor het PAN-campagnebeeld hebben we daarom samengewerkt met onze denktank The Why Factory, het instituut aan de TU in Delft dat mogelijkheden onderzoekt voor de ontwikkeling van steden van de toekomst. Het resultaat: ArtCity, een ontmoeting tussen kunst en architectuur, waarin de mens verwonderd, opgewonden en wellicht verlekkerd rondloopt. Als Alice in Wonderland. Stel je voor dat je je als bezoeker in de ArtCity bevindt en de objecten naar je toekomen. Het Rembrandtplein dat je streng aankijkt en weer verdwijnt omdat een art nouveau ‘straat’ het overneemt of een stel reusachtige Louise Bourgeois spinnen die over je heen trippelen. Een mix van kunst en architectuur.’
Het concept van de ArtCity is toegepast in het campagnebeeld voor de PAN. Van alle kunstobjecten is een fictieve stad gebouwd, waar je als kijker doorheen kunt dwalen. Maas: ‘Van alle kunstobjecten op de PAN hebben we een soort datacard gemaakt. Die hebben we losgetrokken uit de verzameling, opnieuw geordend in de tijd en daar een stad van gemaakt, of meerdere steden – een platte stad, een hoge stad. Maar ook een wolk, en een stad in de vorm van Jeff Koons’ Puppy. De film laat zien waar de hoogtepunten zitten, er ontstaat een in de tijd gevormde gelaagde verzameling. Een goede vergelijking vind ik de oude stad Troje, gevonden door de archeoloog Schliemann, die ontdekte dat daar elke honderd jaar een nieuwe stad ontstond. Een stad verandert voortdurend. Zo kun je ook een collectie kunstvoorwerpen tonen in een bewegende gelaagdheid waar mensen tussendoor lopen. Zo bieden kunstbeurzen eindeloze mogelijkheden voor verrassende invalshoeken.’
‘Ook al fascineert de kunstwereld mij enorm, als architect zit je daar eigenlijk niet in, terwijl ik bouwkunst juist zie als een vorm van kunst. Zeker onze gebouwen lonken daarnaar. Neem het Depot Boijmans Van Beuningen dat zich juist heel sterk verhoudt tot de beeldende kunst. Het is een soort Anish Kapoor in de stad. De uitnodiging van de PAN gaf mij de kans om te reflecteren op de verbinding tussen kunst en stad.’
Martijn en Jeannette Sanders met achter hen werk van Anton Henning (foto Marélise Pollard), courtesy Young Collectors Circle
‘Verzamelen doet iets met je’
Vijftig jaar geleden begonnen Jeannette en Martijn Sanders met het verzamelen van kunst. Hun collectie wordt alom hoog aangeschreven vanwege de diepte en de verscheidenheid. De collectie omvat vele honderden schilderijen, sculpturen, foto’s, tekeningen, video’s en installaties van meer dan 350 kunstenaars, vooral uit Europa en de VS. Kunst verzamelen is voor Jeannette en MartijnSanders een manier van leven. Een intuïtief proces. ‘Toen wij begonnen met verzamelen in de jaren 70 gaf ons dat veel plezier. Het deed iets met je.’
SPANNENDE MOMENTEN
JS: ‘Er was in die tijd nog geen sprake van commercialisering. Tegenwoordig verzamelen veel mensen met andere bedoelingen. Het gaat vaker om beleggen en status.’
MS: ‘Ons heeft het verzamelen in ieder geval veel spannende momenten gebracht. Maar ook vriendschappen en soms wat jaloezie. Wie nu gaat beginnen met verzamelen kan ik aanraden: lees je in, maak je huiswerk, bereid je voor. Wij zijn altijd gulzig geweest met informatie. Veel praten met kunstenaars. En altijd alles goed blijven bekijken. Oud, nieuw, waar je op zit, wat je gebruikt, alles. Kijk maar om je heen: een Tolomeo lamp van Artemide, een stoel van Le Corbusier, glaswerk van Copier. Van alles kun je iets opsteken. Ook van mijn ouders, die verzamelden al. Het is erfelijk, dat zie je vaak bij verzamelaars. En Jeannette is er volop in meegegaan.’
LIMIET VAN 3000 GULDEN
JS: ‘Wij woonden om de hoek bij Museum Boijmans Van Beuningen. Daar ben ik als kind vaak geweest. Mijn ouders verzamelden geen kunst. Later ben ik het verzamelen gewoon ingetrokken, tot mijn grote plezier.’
MS: Vooral de architectuur had in de beginjaren mijn belangstelling. In Avenue had ik een artikel gelezen over de destijds nog onbekende Cees Dam. Die hebben we onze eerste flat laten verbouwen. Dat heeft hij heel mooi gedaan. We besloten overigens niet te gaan verzamelen, dat deden mijn ouders al, maar hooguit één werk te kopen. Dat werd iets van Peter Struycken. Maar toen we een werk van Armando zagen hangen in een galerie, waren we verloren en kochten dat ook. Dat was onze laatste, zeiden we.’ Het verzamelvirus had echter al toegeslagen. Want het bleef niet bij die twee werken.
MS: ‘In het begin dwongen we onszelf alleen kunstenaars in huis te halen die nog niet zo beroemd waren. We hadden een limiet per werk van 3000 gulden. In die tijd kon je voor omgerekend 1500 euro serieuze kunstwerken kopen. Het was een andere tijd en gaandeweg leerden we de taal van het kijken en visuele ervaringen opdoen.’
Het is duidelijk dat het niet bij de aanschaf van die twee werken is gebleven. Inmiddels telt de verzameling van Jeannette en Martijn Sanders meer dan duizend werken, verspreid over het huis, het depot of in musea als bruikleen. Wat wordt verzameld?
JS: ‘De galeriehoudster Riekje Swart zei ooit: wij verzamelen kunst die van je hart wordt afgescheurd. Een uitspraak waar we het deels wel mee eens zijn.’
MS: Wij hebben altijd geprobeerd een kunstenaar te volgen. Zo hebben we van zeker 25 kunstenaars werken uit verschillende periodes, dan kun je hun ontwikkeling goed zien. We kochten bijna altijd bij de galerie, die moet je ook steunen.’
JS: ‘Daar komt bij, als je naar een atelier gaat om iets te kopen en je koopt niks, dan is dat voor de kunstenaar enorm teleurstellend. Zo kochten we werken van Gilbert & George bij Art & Project. Een toonaangevende galerie die als een van de eerste de avant-garde naar Nederland bracht en behoorde tot de wereldtop. Dit jaar heeft Kröller-Müller een tentoonstelling met door Art & Project geschonken werken. Daar zie je kunstenaars met klinkende namen als Ger van Elk, Barry Flanagan, Richard Long, Juan Muñoz en Carel Visser. Zij waren als galerie heel invloedrijk.’
SCHAARSTE EN HAUSSE
Is er ook interesse voor oude kunst?
JS: ‘Jazeker, ik denk dat dat bronnen zijn die je moet kennen wil je moderne en hedendaagse kunst kunnen waarderen. Je moet nooit focussen op maar een ding.’
MS: ‘Er zijn verzamelaars die denken: ik verzamel wat kunst en dan na twee jaar is het vijf keer zoveel waard. Die speculaties vallen vaak tegen. Dan zijn ze boos en wordt het op de veiling gegooid. Ach, misschien ben ik een oude man die zit te knorren, maar zo werkt het dus niet. Kunst is de laatste jaren steeds meer een beleggingsobject geworden en een statussymbool. En dat op de grootste markt ter wereld waar speculanten opereren met geheimzinnig geld: de kunstmarkt. Ik denk ook dat een aantal hele grote galeries de markt manipuleert. Zij bepalen wat er getoond wordt, wat de prijzen zijn. En als kunstenaars niet genoeg opleveren worden ze er rücksichtslos uitgegooid. Het werk moet passen bij de galerie en bij de cliënten. Ze creëren een kunstmatige schaarste, of een hausse. Dan zeggen ze: ik heb nou iets ontdekt! Echt iets voor jouw collectie. Je moet nu toeslaan, anders is het weg. Daar zijn wij nooit zo gevoelig voor geweest. Wij zagen het gebeuren en waren participant en toeschouwer tegelijk.’
Na de studie Kunsten, Cultuur en Media in Groningen vertrok Renée Albada Jelgersma (37) naar de University of Indiana (VS) voor een Master in Arts Administration. Daarna liep ze stages bij Christie’s, bij LMAKprojects en in de beroemde galerie van David Zwirner in New York. Bij Peter Blum Gallery werkte ze vijf jaar voordat ze terugkeerde naar Nederland om een eigen galerie te beginnen [die op 5 november na vijf jaar zal sluiten. Dat betekent dat de aankomende solotentoonstelling van Marjolein Rothman (te zien van 1 oktober tot en met 5 november) de laatste kans is om een bezoek te brengen aan de galerie. Tableau wenst Renée Albada Jelgersma alle succes met haar toekomstige projecten].
Ik werk graag met levende kunstenaars
Waarom helemaal naar Indiana in de States? Ik wilde graag mijn master doen in de VS. Als kind had ik er gewoond, met goede herinneringen. In Bloomington was veel cultuur: een prachtig museum, ontworpen door de bekende architect Pei; een enorm auditorium waar beroemde muzikanten optraden. Heel anders dan de Nederlandse universiteiten.
Wat was je volgende stap? Met mijn studentenvisum kon ik nog een jaar werken in de kunstwereld, dus ging ik naar New York voor stages en een baan. Ik ontdekte dat werken met levende kunstenaars mij het meest aantrok. Zo ben ik uiteindelijk terecht gekomen bij Peter Blum Gallery voor mijn eerste baan. Begonnen als galerie assistent en afgezwaaid als associate director.
Hoe is de kunstwereld in New York? Ten eerste is alles veel groter. Er is zoveel kwalitatief goede kunst, zowel oud als nieuw. Je bevindt je tussen de grootste hedendaagse kunstenaars. Die zijn ook aanwezig en komen naar de galerie. Het is art history in the making en jij bent erbij. Het voelt heel open. Ik deed veel atelierbezoeken, ook met kunstenaars die niet aan de galerie verbonden waren.
Tentoonstelling ‘Sightseeing’, Erin O’Keefe & Matt Kleberg,
12 juni – 17 juli 2021
Na zeven jaar terug naar Nederland, waarom? Eerst ben ik na vijf jaar terugverhuisd, maar miste New York en de kunstwereld daar. Ik ben weer teruggegaan, maar miste mijn familie en roots in Nederland. Na twee jaar kwam ik toch weer terug naar Nederland om mijn eigen galerie beginnen. Dat bleek een goede keuze.
Wat boeit jou in de galeriewereld? Het werken met levende kunstenaars. Dat je er middenin zit. Ateliers bezoeken, praten met kunstenaars, elke zes weken een nieuwe tentoonstelling maken, de tijd hebben om echt naar de kunst te kijken. Ook het contact onderhouden met kunstenaars, musea, pers, geïnteresseerden, kunstkopers, dat vind ik leuk. Het is heel veelzijdig en ik leer er zoveel van. De dialoog vind ik belangrijk, je ontmoet de meest interessante mensen.
‘Sculpturen dragen zoveel persoonlijkheid uit’, zegt Brigitte Bloksma, de nieuwe directeur van museum Beelden aan Zee. Beeldhouwkunst is haar favoriete discipline. ‘Beelden aan Zee is het enige museum in Nederland dat zich volledig richt op de presentatie en het collectioneren van de moderne en hedendaagse sculptuur. Deze positie wil ik graag versterken en verdiepen.’
Een buitenplaats, een particuliere verzameling en een plan. Brigitte Bloksma wist wat haar te doen stond: een soepele transitie om Kasteel Wijlre om te vormen tot een publiek museum met internationale uitstraling. In het Zuid-Limburgse Wijlre slaagde ze daarin met glans en presenteerde ze een breed programma met solo’s van Peter Struycken, Guido Geelen en Giuseppe Penone. Na zeven mooie jaren in het Geuldal was het tijd voor iets anders. De zee lonkte en sinds de lente is Bloksma gestrand in Scheveningen bij museum Beelden aan Zee.
Sculptuur vind ik heel spannend
Jan Meefout, Venus, 1984 (foto Studio Gerrit Schreurs)
VOELBAAR EN ZICHTBAAR
Wat heeft Bloksma met beelden? ‘Sculptuur vind ik spannend. Een beeld is rondom vanuit een oneindig aantal gezichtspunten te bekijken. Als je er omheen loopt toont de kunstenaar je telkens een nieuw perspectief. Ook blinde mensen ‘zien’ beeldhouwkunst door de plasticiteit en het ambacht. Sculptuur heeft de unieke eigenschap voelbaar en zichtbaar te zijn. Beeldhouwkunst is ook altijd in ontwikkeling. Tientallen eeuwen heeft men gebruik gemaakt van een beperkt aantal grondstoffen en technieken; het houwen uit steen, het boetseren van klei, modellen die worden afgegoten in gips of brons. Kunstenaars gingen zichzelf vanaf het einde van de 19e eeuw een steeds grotere vrijheid toestaan. Zowel in materiaalgebruik als onderwerp. Later nog volgt de materiaalkeuze uit het artistieke concept. In sommige gevallen wordt het materiaal zelf tot de essentie van het kunstwerk gemaakt. Zoals Giuseppe Penone dat doet vanuit de natuur en in het bijzonder met bomen. Ook daar zie je dat kunst zoveel persoonlijkheid uitdraagt. Je voelt als het ware de kunstenaar die zijn ziel de wereld in brengt en zichtbaar maakt. Dat heeft soms iets bovennatuurlijks.’
Tijdens haar periode in Wijlre groeide Bloksma’s liefde voor beeldhouwkunst. ‘Daar zie en ervaar je hoe monumentale sculpturen van bijvoorbeeld Ad Dekkers een relatie aan kunnen gaan met de architectuur van de tuin. Die relatie tussen kunst en natuur staat ook centraal in het werk van Giuseppe Licari, mijn laatste solotentoonstelling in Wijlre.’ De overstap van het vredige Limburgse landschap naar het mondaine Scheveningen betekent weliswaar iets nieuws, maar Bloksma ziet het ook als een logisch vervolg op waar zij al mee bezig was. ‘Ik ben met een warm welkom ontvangen door het team en de vrijwilligers. Nu ben ik mij aan het inwerken door met iedereen gesprekken te voeren. Dat gaat vooral over waar we nu zijn met het museum en waar we naartoe gaan.’
We vinden het belangrijk contact te houden met de jongere generatie
Aan de oevers van de Delftse Schie houdt de Rotterdamse ondernemer Ali Keles (38) kantoor in Villa Lakeside, tevens thuisbasis van de Lakeside Collection. Een verzameling moderne en hedendaagse kunstwerken van zowel internationale als Nederlandse kunstenaars, die deels zijn ondergebracht in het Depot van Museum Boijmans Van Beuningen.
De collectie is opgericht in 2015 door Lakeside Capital Partners, en bestaat uit schilderijen, sculpturen, videokunst, fotografie, tekeningen en print. Humanisme en diversiteit fungeren als inspiratiebronnen voor Keles die met zijn vastomlijnde visie gestaag bouwt aan een bijzondere collectie die inmiddels ruim 120 kunstwerken telt.
Ali Keles, oprichter van de Lakeside Collection. Foto: Tomáš Libertiny
ANTENNE VOOR KUNST
Tijdens lessen kunstgeschiedenis op het Erasmiaans Gymnasium werd Keles al vroeg gegrepen door het kunstvirus, en even later tijdens bezoeken aan de PAN. Keles: ‘Mijn eerste kunstwerk kocht ik toen ik begin twintig was. Dan begin je het te leren. Zo ontstaat er iets wat op een gegeven moment op een verzameling gaat lijken. Zowel zakelijk als privé kocht ik kunst. Dat hang je dan op kantoor of thuis aan de muur of zet je in de tuin. Ik ben overigens geen curator, maar een liefhebber. De basis is de affectieve relatie die je opbouwt met de kunstwerken. Ik voelde echt een urgentie om kunst te verwerven. Je moet natuurlijk eerst wat verdienen voordat je daaraan toekomt. En je moet een stap maken naar de gedachte: waar geef je je geld aan uit? Wat is je budget? Als je die horde hebt genomen speelt die gedachte geen rol meer. Het begint dus met een persoonlijke behoefte en de relatie die je met kunst krijgt. Ik was nieuwsgierig en had vragen. Dan doet kunst wat met je.’ Inmiddels heeft Keles zich ontpopt als een succesvol ondernemer met een sensitieve antenne voor kunst. Duidelijk is dat het een het ander niet uitsluit.
Ik kijk naar kunst en probeer te begrijpen waarom het je raakt en wat het met je doet
Marcel Delmotte, Arcadië, 1946. Foto: Tomáš Libertiny
VERZAMELEN IN VRIJHEID
Gaandeweg begon Keles meer kunst te kopen waarop anderen hem het etiket opplakten van verzamelaar: ‘Ik kocht af en toe wat kunst, zonder enige belemmering. Zo ontwikkelde zich dat. Grenzeloos en in totale vrijheid. Op een bepaald moment nam het een vorm en volume aan met het bewustzijn dat het een verzameling werd. Vanaf dat moment werd het een bedrijfscollectie, nu ruim zes jaar geleden.
Dat stonden we overigens niet te etaleren. We deden het voor het bedrijf, de medewerkers en onze bezoekers, als inspiratie. Toen ik rond 2019 in Singer Laren de tentoonstelling ‘Out Of Office’ samen met o.a. Anne Clement van Vugt bezocht met werken van leden van de Vereniging Bedrijfscollecties Nederland (VBCN), raakte ik getriggerd. Dat bedrijven zulke mooie verzamelingen hebben aangelegd en dan samen zo’n expositie inrichten. Dat vond ik geweldig. Toen de vraag kwam of we lid wilden worden van de VBCN heb ik ja gezegd. Dat was het moment dat de publieke kant van Lakeside Collection tot leven kwam.’
De bedrijfscollectie was een feit. Onvermijdelijk rijst dan de vraag wat je eigenlijk aan het verzamelen bent. Keles: ‘We hebben lang geprobeerd ons niet in thema’s onder te dompelen. Want alles wat ik benoem zou iets anders uitsluiten. Lang heb ik gedacht: ik laat me niet beperken door tot uiting te brengen welke thema’s mij aanspreken. Ik kijk naar kunst en probeer te begrijpen waarom het je raakt en wat het met je doet. Kijk ik naar de werken en thema’s die wij nu hebben en je zou een verband zoeken, dan zie je wie ik ben en welke vragen mij bezighouden. Het humanisme, mens en natuur, vergankelijkheid en eeuwigheid, mythologie, diversiteit en inclusie. Ik haast me wel te stellen dat het niet louter om deze thema’s gaat. Bij het kiezen van kunst maken we gebruik van vaste adviseurs die niet alleen aan waardebepaling doen, maar meedenken in mijn uitdijende referentiekader en historische context bieden. Ik krijg nog wel eens wat pagina’s met prachtig proza waarom ik het niet moet doen… en dan doe ik het toch. En ach, dan zeggen ze weleens dat ik het toch goed gedaan heb, ha!’
Sebiha Demir, Trickster, 2018. Foto: Tomáš Libertiny
ONTMANTELEN EN ONTFRAMEN
Evident is dat Keles naar kunst kijkt vanuit een filosofisch perspectief: ‘Wat ik belangrijk vind is het bevragen van jezelf met existentiële vragen, het inzetten van de falsificatietheorie, het zoeken naar kennis en wetenschap om tot echte waarheid te komen. Dat laat mij als mens niet los. Als je ziet hoe kunstenaars bezig zijn dan roept dat kritisch denken bij je op. Kunst schudt mensen wakker en laat ze nadenken.
Er is altijd een grote verbondenheid geweest tussen mens, maatschappij en kunst. Als je begint met kunst kijken en verzamelen, zie je het misschien als esthetisch mooi en verantwoord en je voelt iets. Maar je hebt nog geen context. Gaandeweg evolueert zoiets in de tijd naar de periode waarin we leven. En dat is heel breed. Dikwijls vraagt men zich af: wat is die collectie eigenlijk? Dan hoor ik zeggen: het is dit, of het is dat. Dat vind ik mooi om te zien, als anderen er iets in zien. Kunst kent geen grenzen. In die zin werkt het bevrijdend. Ik probeer me juist te bevrijden van gedachtengoed dat zogenaamd leidend is. Ik ben graag bezig met ontmantelen, ontframen. In dat opzicht staan we nooit stil. Geestelijke bevrijding, dat is het.’
SPEELS MAAR SERIEUS
Die begeisterung typeert Keles ten voeten uit wanneer we door de 120 jaar oude villa lopen. Elk kunstwerk roept een verhaal op dat de kijker meesleurt in het aanstekelijke enthousiasme van deze bevlogen verzamelaar. Zo worden we in de ontvangsthal begroet door de koprollende aap van Sebiha Demir, gemaakt van kogelhulzen. Keles: ‘Het hergebruiken van materialen spreekt mij aan. Tegelijk maakt de kunstenaar hier een statement tegen geweld, oorlog en het gebruik van kogels. En tegen het afschieten van dieren. Ook doet het mij denken aan mensenrechten die worden geschonden en minderheden die worden onderdrukt. Voor mij heeft dit werk dus een heel brede context. Ondertussen is het beeld heel speels. Demir heeft meer gedaan met gorilla’s. Dit is echter het eerste beeld in beweging. Het doet me denken aan ons werk waarbij we jongleren, koprollen maken en weer overeind komen. Speels met een serieuze boodschap.’ Zo vertelt Keles vol vuur over werken van kunstenaars als Tomáš Libertíny, Hans Op de Beeck, Levi van Veluw, Marcos Chaves, Karel Goudsblom, Phil Bloom, Alexander Kaletski, Marcel Delmotte, Robin Speijer, Richard Meitner, Klaus Staudt, Richard Hutten en Troika.
Tomáš Libertiny, Vessel I, 2011 en Hans Op de Beeck, Tatiana (Butterfly), 2018. Foto: Tomáš Libertiny
PRIVÉCOMPARTIMENT IN HET DEPOT
Kunst moet voor iedereen in de samenleving toegankelijk zijn, vindt Keles: ‘Het versterken van de verbinding van kunst met de samenleving stimuleert het stellen van vragen, het kritisch denken en het leidt tot ontwikkeling. Kunst maakt ons bewust van onze omgeving. We erkennen dat kunst geen eigendom kan zijn, we kunnen het alleen conserveren voor toekomstige generaties. Hier in de villa zijn we daarom op afspraak open voor het publiek. Daarnaast hebben we een ruimte in het Depot Boijmans Van Beuningen, een privécompartiment waar we onze bedrijfscollectie veilig kunnen opslaan en tonen. Het Depot is echt een uitkomst. We hebben er een bescheiden art space met board room ingericht en tevens een werkplek als artist in residence, die nu gebruikt wordt door Marloes Roeper, de eerste winnaar van de Lakeside Collection Award. Zo beogen we een langdurige relatie aan te gaan met kunstenaars die we zichtbaar willen maken. We werken hierin samen met de Best of Graduates van de Ron Mandos Young Blood Foundation.’
‘In het publiek toegankelijke Depot zijn we terecht gekomen dankzij Sjarel Ex die mij enthousiast maakte voor dit unieke project. Onze kunstwerken zijn daar opgeslagen onder uitstekende omstandigheden: professioneel en veilig, midden in een stadskern, naast een museum van groot formaat. Volgens mij is de hele wereld geïnspireerd door dit project en is het al miljarden keren online bekeken. Sjarel Ex heeft vijftien jaar gestreden om het mogelijk te maken. Echt geweldig dat wij hier een ruimte huren en deel uitmaken van dit initiatief. Zo kunnen we het museum steunen en tegelijkertijd zijn we opgenomen in de Boijmans-familie. Het hele team heeft ons hartelijk verwelkomd en we voelen ons enorm thuis in deze museale ruimte. Een plek met ongelooflijk veel kennis bij alle medewerkers op wie wij een beroep kunnen doen voor onder andere restauratie en onderhoud. En het mooie is: die professionals zitten hier alleen maar voor de kunsten. Toch heel bijzonder dat wij als boutique collectie in deze museale omgeving mogen verkeren. Het is één grote inspiratieplek die heel veel voor mij betekent.’
Tip: Tot en met 15 september 2022 kun je in het Lakeside Collection compartiment in Depot Boijmans Van Beuningen de tentoonstelling ‘Harvest’ (‘de vruchten van’) bekijken, met tien werken van twee kunstenaars die binnen het programma van de Lakeside Collection een artist in residence hebben gevolgd: Tomáš Libertíny en Marloes Roeper. De tentoonstelling is dagelijks te bezoeken tijdens openingstijden van 11.00 tot 17.00.
Grandioos. Zonder meer de beste omschrijving van BRAFA 2022. En groots vanwege de nieuwe locatie in Brussels Expo, in het monumentale gebouw uit 1935 dat in al zijn grootsheid nog fraaier oogt door de zee aan bloemen en het unieke tapijt van eregast Arne Quinze die tevens tekende voor het kleurrijke campagnebeeld. De stand van Maruani Mercier is dit keer volledig aan Quinze gewijd, als een totaalwerk met schilderijen, verfpotten, werken op papier en tapijt van de meester zelf.
Na een lange periode zonder BRAFA wordt hier in EXPO flink uitgepakt met maar liefst 115 Belgische en internationale exposanten verdeeld over twee paleizen. De beurs is bijzonder ruim opgezet en leidt de bezoekers langs een comfortabel parcours met zowel vertrouwde als nieuwe deelnemers, een feest van kwaliteit, stijlen en standhouders die hun beste werken hebben meegebracht.
Voor het eerst verwelkomt BRAFA met een eigen stand de Nederlandse kunsthandel Dr. Lennart Booij. Wij zien keramiek en grafisch werk van Picasso en glas en zilver van Lalique. Booij: ‘Met mijn oriëntatie op de Franstalige markt bereik ik hier nieuwe klanten die ik op de PAN niet snel zal tegenkomen. Picasso heb ik altijd bewonderd om zijn editiewerk en over Lalique heb ik mijn proefschrift geschreven. Wat zij gemeen hebben is dat hun werk in oplage stuk voor stuk een unieke uitstraling heeft. En dat trekt mensen uit allerlei landen naar deze BRAFA, een sjieke beurs met internationale dealers van hoog niveau. Het publiek is serieus en er wordt gekocht.’
Pablo Picasso, waterkruik met gezicht, ca. 1955, wgeschilderd wit aardenwerk, h. 31,5cm. ® Dr. Lennart Booij Fine Art & Rare Items
Ook BRAFA-vicevoorzitter en galeriehouder Francis Maere uit Gent is positief gestemd: ‘Ondanks de eenmalige overlap met TEFAF hoor ik dat veel deelnemers nu al tevreden zijn. De nieuwe locatie bevalt goed en heeft grote voordelen: de gangen zijn ruimer, het is hier veel opener en er zijn goede mogelijkheden voor expansie. Wij als BRAFA willen graag verder groeien. Volgend jaar gaan we weer terug naar januari, dan hopen we op meer Nederlanders, zowel bezoekers als exposanten. We mikken dan op een grotere deelname van antiquairs als tegenhanger van de moderne en hedendaagse kunst.’ In de grootste stand van BRAFA 2022 brengt Francis Maere als gebruikelijk de Vlaamse Meesters met ditmaal nadruk op de sculpturen en tekeningen van Eugène Dodeigne.
Georges Lemme, Knokke-Heyst, 22 augustus 1891, olieverf op plank, 12,5 x 21,5 cm ®Harold T’Kint de Roodenbeke
Andere blikvangers uit de Belgische kunst zien we bij Samuel Van Hoegaerden, die logogrammen van Christian Dotremont toont; bij Klaas Muller zien we Portret van een man met baard van Adriaen Thomasz Key, een 16e-eeuwse Hollandse Meester; Harold t’Kint de Roodenbeke brengt een stralend werk van George Lemmen, Knokke-Heyst 1891. Collectors Gallery pakt o.m. uit met een schitterende armband van Pol Bury, en zowel Stern Pissarro als De Jonckheere brengen uitzonderlijke werken van Paul Delvaux. Kunst van buiten Europa zien we bijvoorbeeld bij Galerie Kevorkian, gespecialiseerd in het Oude Oosten en islamitische beschaving, bij Nosbaum Reding werk van de Kameroener Barthélémy Toguo, de Amerikaanse Summer Wheat bij Zidoun-Bossuyt Gallery, en de Amerikaans-Keniaanse kunstenaar Wangechi Mutu bij Galerie Boulakia. Kortom, teveel om op te noemen. BRAFA is terug… en hoe!
Op de hoogte blijven van ontwikkelingen op de beurs? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief!
In Groningen studeerde Charlotte Rixten (29) kunstgeschiedenis en internationale betrekkingen. Daarna haalde ze cum laude haar master in Collections and Curating Practices in Edinburgh met een beurs van het VSB Fonds. Al op jonge leeftijd viel het kwartje en wist Rixten ineens wat ze wilde worden: directeur van een museum. Die droom kwam drie jaar geleden uit toen ze directeur werd van Villa Mondriaan, gehuisvest in de voormalige woning van de familie Mondriaan in Winterswijk.
Hoe kwam je tot het inzicht wat je wilde worden? Tijdens een verblijf in Parijs merkte ik dat er veel meer was dan alleen het consumeren van kunst. Ik liep door het Louvre en dacht: hier hoor ik thuis, in een museum. Al wist ik toen nog niet als wat. Ik ontdekte dat het mij gaat om de omgeving van cultu reel erfgoed. En ervoor zorgen dat het publiek voelt dat kunst in musea van iedereen is.
Niet lang na die ingeving ging jouw droom in vervulling. Ik werkte toen in Schotland en kreeg een belletje van Villa Mondriaan. Of ik interesse had om de directeur op te volgen. Ik had daar eerder als stagiair gewerkt. Je krijgt als junior directeur ook echt de dagelijkse leiding over het museum met alle vrijwilligers. Een enorm mooie kans om het vak te leren. Zo krijg je een 360 graden beeld van een museum.
Is deze organisatiestructuur iets eigens van dit museum Jazeker, dit idee is ontstaan vanuit de gedachte om jong talent te stimuleren. Met als inspiratiebron de jonge Mondriaan die hier in Winterswijk opgroeide. Wij geven jonge mensen de kans om ervaring op te doen. Musea hebben immers op verschillende niveaus een sociale functie.
Wat is jouw voordeel als jonge museumdirecteur? Dat ik heel andere ideeën heb dan mijn veelal oudere collega’s. Daar moet men soms wel even aan wennen. Villa Mondriaan is opgericht door Wim van Krimpen die destijds de oudste museumdirecteur van Nederland was. Een van zijn junior directeuren was Anne Kremers die hem opvolgde. Met ons systeem kweken we een mooie poule van talent voor heel museaal Nederland.
Wat is jouw drive om dit te doen? Mijn passie voor kunst en mijn passie om door te gaan. Je doet dit niet voor het geld, dan kun je beter handelaar worden. Ook leuk: dit is een 24/7 baan, er komt zoveel kijken bij dit werk. Maar het mooiste is toch wel de kunst zelf en zien hoe kunst leeft bij mensen. Op bezoek bij kunstenaars en samen bedenken hoe je dat werk naar buiten kunt brengen, dat is zo mooi. Tentoonstel lingen maken is sowieso het leukste om te doen.
Dus je legt verbanden tussen verleden en heden? We verbinden Mondriaan met hedendaagse kunstenaars, zowel met vernieuwers als jong talent. Die vinden we door samen te werken met een netwerk van galeries, zoals de nieuwe galerist M. Simons en Ron Mandos in Amsterdam, bekend van zijn jaarlijkse Young Blood Award. Verder zien we heel veel kunst op Instagram, naast de traditionele beurzen zoals Art Rotterdam. Die sla ik nooit over.
En de link met Mondriaan? Die moet er zijn maar hoeft beslist niet meteen in het oog te springen. Het hoeft dus niet per se een evidente neoplacisist te zijn. Juist omdat Mondriaan zo’n theoretisch kunstenaar was en vragen stelde aan de kunst, zijn wij benieuwd naar kunstenaars die ook met dat soort vragen bezig zijn. Dat is toch veel interessanter, zo’n combinatie! Zoals onlangs bij in de presentatie ‘Nocturnal‘ van fotograaf MarieJosé Jongerius met een complete nacht setting.
Wat spreekt je daarin aan? Het rafelrandje tussen natuur en mens, tussen wat wij gemaakt hebben en wat er is. Jongerius kijkt hoe de wereld gemaakt is, op eenzelfde manier als Mondriaan, die ook de waarheid achter de waarheid trachtte te vinden. Het is overigens niet nodig dat dit voor iedere bezoeker precies duidelijk is.
Wat kunnen we zien van Mondriaan zelf? In een zaal bren gen we de vroege Mondriaan, totdat hij naar Parijs gaat, waar een duidelijke breuk in zijn werk ontstaat. Hier rondom Winterswijk heeft hij ongeveer 65 werken gemaakt. Wat wij tonen zijn langdurige bruiklenen van vooral particulieren. Daarnaast hebben we een uitstekende samenwerking met het Kunstmuseum Den Haag. Zodoende kunnen wij ieder half jaar weer andere Mondriaans tonen.
Anoniem, Piet Mondriaan, Simon Maris en Frits Bodenheim op de kade van IJmuiden voor hun vertrek naar Frankrijk en Spanje, gelatinezilverdruk, 1903
Wat toont Villa Mondriaan nu? Een solo van multidiscipli nair kunstenaar Louise te Poele waarin ze de rol van de mens in relatie tot de natuur bevraagt. Zij komt hier uit de buurt maar haar werk hangt inmiddels over de hele wereld. Zij nam ook deel aan Jong & Veelbelovend, een serie waarin wij jong talent koppelen aan een vroeg werk van Mondriaan. Dat levert prachtige combinaties op.
En wat brengt het Mondriaan Jaar? De expositie ‘Mondriaan en Maris’, de erfelijke last van Simon Maris. Hij was een telg uit de bekende kunstenaarsfamilie en een goe de vriend van Mondriaan. Dat levert een bijzondere opstelling op, zeker ter gelegenheid van 150 jaar Mondriaan. Een lustrum dat we deze zomer vieren met Midzomer Mon driaan, een groot cultureel festival met overal festiviteiten en voordrachten in de treinen naar Arnhem en Zutphen.
Voor welke uitdagingen sta je met Villa Mondriaan? Met ons kleine team hebben we altijd te weinig tijd. Er is nog zoveel dat ik zou willen doen. Kunstenaars bezoeken, bruik lenen regelen, exposities maken, nieuwe projecten starten. Gelukkig hebben we een geweldige gemeente en mecenas achter ons staan. De pioniersfase ligt nu achter ons: we staan in het museumregister, we zijn lid van de museumkaart, en zo stomen we door met als ambitie om meer bezoekers te trek ken. We hebben genoeg te bieden!
Charlotte Rixten (foto Iris Zaagman)
Op de hoogte blijven van het laatste nieuws op het gebied van kunst? Meld je dan nu aan voor de nieuwsbrief!
Achttien jaar staat Sjarel Ex aan het roer van Museum Boijmans Van Beuningen. Op 13 mei maakte hij bekend dat daar dit najaar een eind aan komt. Onder zijn leiding is het museum een periode van renovatie en uitbreiding ingegaan. Met het nieuwe Depot heeft hij het museum een nieuwe troef in handen gegeven. Een ijzersterke troef, want aan wereldwijde aandacht voor dit unieke museale fenomeen geen gebrek. De Pot, zoals het opvallende bouwwerk van Winy Maas van architectenbureau MVRDV inmiddels liefkozend wordt genoemd, trekt duizenden bezoekers uit binnen- en buitenland.
In de zomereditie van Tableau (verschijnt 18 mei) een uitgebreid interview over Museum Boijmans van Beuningen, het Depot en het belang van het museum en de kunst. (Zijn vertrek was op het moment van schrijven nog niet bekend.)
VLUCHTPISTE Directeur zijn van een museum dat wegens verbouwing misschien wel tien jaar dicht is, hoe is dat? Sjarel Ex: ‘Heel jammerlijk, maar ondanks het grote gemis van de vloer zijn we in deze transitperiode bijzonder druk met tentoonstellingen op andere locaties. Zoals de Franse meesters in het Fries Museum, de zeegezichten in het Maritiem Museum, topstukken in het Cobra Museum, en The Best of Boijmans in tien zalen van het Rijksmuseum volgend jaar. Verder hebben we ruim tien tentoonstellingen achter de rug in Rotterdamse collega-musea en in Ahoy een drive-thru tijdens de lock down: vanuit je auto kunst kijken. In Seoul in Zuid-Korea en in Wellington in Nieuw-Zeeland stonden we met de surrealisten, die nu ook in Mexico te zien zijn. Verder hebben we reizende tentoonstellingen in Rome, Milaan en in de VS gaan we op verschillende locaties tekeningen van Rembrandt laten zien. Dus ook al missen we het museum en het publiek enorm, sinds de opening van het Depot stroomt dat publiek weer in groten getale langs onze werken. Dit Depot is voor ons echt een vluchtpiste en tegelijkertijd iets heel nieuws. Dus het valt allemaal wel mee.’
NIEUWE VERBINDINGEN In thuishaven Rotterdam is Boijmans lokaal actief. Ex: ‘In de wijk Feijenoord hebben we de vestiging Zuid. Boijmans Van Beuningen geopend. Een dependance in een mooie brede straat waar we met de buurt, de scholen en Humanitas een museum zijn gestart dat voldoet aan wat de mensen verwachten van een museum. Al met al lijkt het wel of we het drukker hebben dan in normale tijden. We zijn enorm bezig met het leggen van nieuwe verbindingen, het bereiken van andere mensen, en het ontwikkelen van nieuwe projecten. Die projecten zijn als het ware satellieten die door dezelfde teamleden worden beheerd. Verder ben ik zelf weer veel op pad, in New York, Mexico, Venetië, Antwerpen. Na twee jaar zoomen en thuiszitten is het fijn om weer op reis te kunnen.
Depot
BLIK IN HET DEPOT Thuis in het Depot is het elke dag bijzonder druk. Ex: ‘We zitten op zo’n duizend mensen per dag. Dat hadden we veel lager ingeschat. De aantrekkingskracht is enorm. Uniek is dat je hier in het werkproces van het museum kunt kijken. Je ziet zelf hoe de kunstwerken achter de schermen worden beschermd, geordend, geconserveerd, gerestaureerd, gefotografeerd, gefilmd, verpakt en verstuurd. Ongeveer 900 bruik-lenen vertrekken jaarlijks uit het depot. We hebben als het ware de keuken van het museum gebouwd. Een plek waar het publiek van alles kan beleven. We krijgen dan ook veel bezoekers uit het buitenland en officials van buitenlandse steden en grote musea als het Centre Pompidou. Die willen allemaal zien waar wij mee bezig zijn. Daarnaast zijn we begonnen met een leer/werk programma voor MBO-ers. Art handlers, object cleaners, horecamedewerkers, bewakers, allemaal zeer gezocht in de Nederlandse musea. Voor die mensen bestaat amper een praktijkopleiding, vandaar dat wij zijn gestart met praktijk- en theorielessen. Met als doel het opleiden van zo’n honderd studenten per jaar. We focussen met onze activiteiten dus op zowel nieuwe groepen als een internationaal publiek. Dat danken we mede aan het succes van onze campagne die wereldwijd drieënhalfmiljard mensen heeft bereikt. Je zou kunnen zeggen dat we het Depot als een satelliet rond de wereld hebben geschoten terwijl Rotterdam het Depot heeft omarmd.’
Uniek is dat je hier in het werkproces van het museum kunt kijken
Om de kunstwerken in het Depot te bekijken zijn een aantal concepten bedacht. Ex: ‘Maatwerk vinden wij belangrijk. Je bestelt tickets via de website en als je bijvoorbeeld met een groep van maximaal twaalf personen komt, kun je specifieke schilderijen aanvragen om te bekijken, inclusief een praatje van een gids. Je kunt dan kiezen voor een rondleiding met bezoek aan de kluizen, of alleen rondlopen in een free flow door het depot. Overal staan schermen waarop je kunt zien waar de kunstwerken zich bevinden en wat er in de ruimtes gebeurt. In het middengebied bevindt zich een spectaculair trappenhuis van 36 meter hoog, met trappen die diagonaal kruislings andere gebieden ingaan. Daar tussenin hebben we met kunstenaar Marieke van Diemen, in samenwerking met architect Winy Maas, 400 kuub glazen ruimtes gecreëerd. In die dertien art spaces presenteren we kleine exposities van merkwaardige of beeldbepalende topstukken van het museum. Die kun je nader leren kennen met een app die je met een QR-code activeert. Het allerleukste vinden we het overigens om bezoekers rond te leiden. Onze gidsen staan klaar en die hebben er zin in. Het Depot daagt je echt uit, je komt er in een andere modus.’
.. verder lezen? Bestel de nieuwe editie van Tableau hier
Francis Maere Fine Arts in Gent staat bekend als een van de meest prominente galeries van België, met de focus op Belgische kunst van 1880 tot 1940. Sinds de opening wordt in het 18e-eeuwse Hotel de Maître Falligan ook aandacht besteed aan hedendaagse kunstenaars, zoals Caziel, Michel Buylen, Sylvie Martens, Alain Clément en Pierre Clerk. Deze lente is het de beurt aan een opmerkelijk talent uit Nederland: schilder Cathalijn Wouters. Met een overzichtstentoonstelling in maar liefst vijf zalen van het monumentale stadspaleis steelt zij op innemende wijze de show.
THEATRAAL EN HUISELIJK
Francis Maere is een galerist met een visie die verder reikt: ‘Naast onze corebusiness vind ik cross-overs uitermate boeiend. Het leert ons dat voor elke hedendaagse kunstuiting de kennis en waardering van de kunstgeschiedenis van groot belang blijft. Nu dan deze grote solo in onze mooie salons; ruimtes met perfecte verhoudingen, hoge plafonds en prachtige lichtinval: theatraal en huiselijk tegelijk. Ideaal voor thematische en narratieve tentoonstellingen zoals nu met Cathalijn. Zij heeft een bijzonder verhaal te vertellen dat verscholen ligt achter haar werk. Sinds onze ontmoeting in haar atelier is het werk blijven hangen. Eerst kijk je naar techniek en stijl en na een tijdje merk je dat het werk emotioneel aan je verankerd raakt. Figuratief werk, dus snel herkenbaar, maar het is de suggestie van die enkele lijnen die je eerder met je gevoel dan met je ogen doen kijken. Zo ontdek je dat haar atelier de voedingsbodem is van heel haar oeuvre. Het is deze combinatie die we tonen in de tentoonstelling ‘Studio Life’ met oliewerken op doek, schetsen en tekeningen op papier.’
SEREEN LICHT
In ‘Studio Life’ staat het atelier centraal en krijgen we een unieke inkijk in de creatieve leefwereld van Wouters. Ateliers zijn vaak plekken met bijzondere lichtinval, overal materialen, objecten en kleuren. Hier gaat de kunstenaar in dialoog met zichzelf om zich maximaal te ontplooien in het creatieve proces. Achter deze deuren schuilt een wereld met niet zelden een mythisch karakter. Dat geldt zeker voor het Amsterdamse atelier van Wouters, waar ooit de schilder Constant werkte. Oogverblindend stroomt het licht hier binnen, met schitteringen van het IJ door het ene raam en een serene binnenplaats met oude bomen door het andere. Bij binnenkomst raak je bevangen door een rust van epische proportie.
Geen wonder dat Francis Maere meteen aanvoelde dat hij deze ruimte centraal ging plaatsen in zijn galerie in Gent. Een trouvaille die klopt als een bus: dit atelier is een terugkerend onderwerp in Wouters’ recente werk, en nu dus de rode draad voor deze solo in een mise-en-scene die met recht fenomenaal mag heten.
STERKE AANSLUITING
Terug naar de gewijde sfeer in het atelier van Cathalijn Wouters. Badend in wit lentelicht worden we ontvangen met kalme klanken te midden van werken die klaar staan om ingelijst te worden. Gent wacht en Cathalijn is druk: ‘In vijf zalen brengen we vijf thema’s: Fine Arts, Studio Life, Moving Lines, Heartbeats en Eye Am. Bij Francis Maere heerst een heel goede sfeer en ik voelde meteen: ik pas daar. Hij ziet in mijn werk een ‘mooie touch’. De wereld verandert in een snel tempo en ook Francis Maere heeft nieuwe ideeën en ontketent initiatieven als kunstfestival ‘Let’s Get Out’. Dat is totaal anders dan wat hij eerder deed. Francis beweegt mee zonder het verleden te veronachtzamen. Je merkt aan alles hoeveel hij van kunst houdt. Ik denk dat mijn schilderijen sterke aansluiting vinden bij zijn ideeën over kunst.’
Jan Sluijters, Portret van een dame, ca. 1912, olie- verf op doek, 63x47cm, schenking Collectie Nardinc
Singer Laren opent het nieuwe jaar met een flinke uitbreiding van de museumzalen én de collectie. Het museum ontving een omvangrijke particuliere schenking van het echtpaar Blokker-Verwer en brengt deze onder in een nieuwe museumvleugel. Al vanaf de oprichting is particuliere steun belangrijk voor het museum. Floris Kappelle sprak met Jan Rudolph de Lorm, directeur van Singer, over dit Amerikaanse model en de toekomst van zijn museum.
Met de opening van de nieuwe Nardinc-zalen gaat Singer Laren een bloeiperiode tegemoet. De geheel in stijl aangebouwde uitbreiding van het museum is de vaste plek voor een grote collectie topwerken uit het modernisme, geschonken door Els Blokker-Verwer. Schenkingen zijn bij Singer sowieso in goede handen. Dat bleek al bij de schenking van de Collectie Smithuis met tachtig werken uit het Hollands expressionisme. Met nieuw elan wordt het imago eens duchtig afgestoft en een nieuwe koers ingezet. Zo beweegt het merk Singer mee met de tijd. In de morning room van de villa waar de Singers ooit hun thee dronken valt directeur Jan Rudolph de Lorm met de deur in huis.
AMERIKAANS MODEL
De Lorm: ‘Met al die schenkingen onderscheidt Singer zich als een nogal apart instituut. Na achttien jaar Rijksmuseum kwam ik hier dertien jaar geleden om in alle vrijheid op kleinere schaal iets moois te gaan maken. Singer was altijd al een kunst-habitat met veel belofte in een omgeving met veel geld. In 1956 opende Anna Singer het museum als een particulier initiatief op de Amerikaanse manier. Dat bestond vooral op basis van giften van vrienden, destijds een geheel nieuw bedrijfsmodel. En die sponsors, die bestaan nog steeds. Door toename van de welvaart zitten wij nog steeds op rozen. En op een heel goede plek, met een voorsprong van decennia Amerikaans opereren.’ De taak die De Lorm zichzelf stelde was het inhoudelijk scherp krijgen van het profiel. Uiteraard met de hulp van bijdragen en schenkingen. ‘Wat er in mijn periode veranderd is? We zijn nog meer cultureel ondernemer geworden dan we al waren. Met een compleet nieuw gebouw, met een uitgebreide verzameling, een geprofessionaliseerde staf en een aangescherpte inhoudelijke koers. We zijn een museum, een theater, een beeldentuin en evenementenlocatie die grotendeels zichzelf bedruipt; nagenoeg zonder subsidie. Een succesvolle combinatie, mede dankzij onze winkel die bekend staat als dé cadeaushop van het Gooi. Wat ik inhoudelijk spannend vind is dat we vanaf maart permanent laten zien wat hier in Laren op artistiek gebied gebeurd is. Wij zijn ontstaan vanuit de kunstenaarskolonie en daar gaan wij nu de vruchten van plukken. Dan bedoel ik natuurlijk de beeldende kunst van de Larense impressionisten en modernisten, en zeker ook De Stijl die hier is ontstaan. Daarnaast grote buitenlandse meesters die hier gewerkt hebben zoals Max Beckmann en Max Liebermann. En vanuit die blik uitzoomen naar vergelijkbare ontwikkelingen elders in het land.’
Jacob Maris, Trekweg bij Den Haag, 1881-1899, olieverf op doek, 40x78cm, schenking Stichting Edwin Bouw Fonds
EUROPEES IMPRESSIONISME
Singer Laren gaat dus permanent het Nederlands impressionisme en modernisme tonen op de plek waar het zich afspeelde. De Lorm: ‘Hier hangen schilderijen die je buiten kunt zien. Vanuit de habitat van Laren en Blaricum zijn we door gaan verzamelen. De Singers zelf begonnen met Rodin, Barbizon, Le Sidaner, Amerikaans en Nederlands impressionisme. Want wie heeft hier niet gewerkt? Sluijters, Mondriaan, Kruyder, Van der Leck, Gestel, noem maar op. Ze waren allemaal hier. En nu bouwen we hierop verder, bijvoorbeeld met de Bergense School en De Ploeg. Ons imago? Ooit stond Singer bekend als het clubhuis van de rijken, niet vanwege de bezoekers maar vanwege de sponsors. Dankzij die gulle gevers kunnen wij bestaan. Het verhaal over de Europese modernisten gaan we ook over de grenzen uitdragen. Onlangs hebben we ons in Parijs gepresenteerd en nu kunnen we uitkijken naar een grote Van Dongen-tentoonstelling in 2023.Verder maken we uitstapjes naar het heden, met exposities als ‘Out of Office’ (een tentoonstelling in 2019 met hedendaagse kunst uit bedrijfscollecties, red). Zo rekenen we af met het oude imago en ontwikkelen we ons verder.’
KRATERS INGEVULD
De nieuwe koers van Singer Laren is grotendeels te danken aan de schenking van Els Blokker. De Lorm: ‘Zo’n grote schenking in combinatie met andere recente schenkingen van topwerk be- tekent voor ons dat de in de collectie ontbrekende top van het modernisme nu is ingevuld. Dat ging niet om hiaten maar om kraters. Dat betekent geen overvloed aan bruiklenen meer aan de wand – die je weer gaat kwijtraken – maar topwerk uit eigen collectie. En dat is geweldig. Net als de welvaart in dit land. Er is nog nooit zoveel geld verdiend en Nederlanders hebben verzamelen in het bloed. Veel mensen zijn kunst gaan verzamelen en hebben nu een leeftijd bereikt dat men denkt: verkopen of schenken? We zien dat zowel complete collecties als losse werken naar ons toe komen. Zoals recente aanwinsten van Jacob Maris, Leo Gestel, Max Beckmann en George Breitner. Dat werk tonen wij in de tentoonstelling ‘Het gevoel van Singer’. Onze collectie is nu zo compleet dat we in principe geen bruiklenen meer aannemen. Behalve dan een Van Gogh of abstract werk van Mondriaan. Die zouden we heel graag nog willen. Ja, een schenking, dat is voor elk museum toch wel de droom die uitkomt.’
Jan Rudolph de Lorm (foto Suzanne Ophof)
NIEUWE VLEUGEL
Zorgvuldig kiezen geldt dus nu als het adagium. Jan Rudolph de Lorm: ‘De meerwaarde van het verhaal, daar gaat het om, dat hebben we vastgelegd in onze strategie voor de komende vijf jaar. Onze collectie behelst ongeveer 4.000 werken waarvan zo’n 1.000 schilderijen. Naast dat modernisme hebben we beelden van Rodin en schilderijen van bijvoorbeeld Barbizon en Henri Le Sidaner: stuk voor stuk belangrijke onderdelen van onze collectie. De focus blijft het Nederlands impressionisme. We moeten nog verder met Willink en het magisch realisme, en denk ook aan een vroeg Cobra-werk. Daar gaan we nu de blik op richten. Mijn opvolger moet dan maar beslissen of ook NUL – de na-oorlogse Nederlandse abstracten – erbij hoort. Ik zie deze stromingen in het verlengde van het modernisme, dus die ho- ren ook thuis in Singer. Het zijn allemaal lijnen die doorlopen, constructen met invloed op onze visie die door de jaren heen is geëvolueerd. Daarbij biedt de nieuwe vleugel de gelegenheid om ook hedendaagse schilderkunst te exposeren.’
Verder Lezen? Bestel dan hier de losse editie! Wil je op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van kunst? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine.
Met de Thalys naar Brussel: een duurzaam alternatief voor de auto. Vanuit Amsterdam arriveer je in slechts 112 minuten in deze kunst-rijke metropool: meer dan honderd musea, ontelbare galeries en monumenten, UNESCO-erfgoed en een gastronomisch aanbod van wereldklasse. Met kunstfestivals als BANAD, BRAFA en Art Brussels kom je hier tijd te kort. Hier alvast een tip.
Van 12 tot 27 maart viert Brussel de 6e editie van het Brussels Art Nouveau & Art Deco Festival (BANAD). Met een ticket krijg je toegang tot maar liefst vijftig bijzondere locaties waarvan een aantal voor het publiek gewoonlijk gesloten zijn. Een unieke kans om binnen te kijken in de schitterende panden in de stijlen die Brussel zo beroemd maakten: art nouveau, art deco en neoclassicisme.
Gedurende drie weekenden biedt BANAD exclusieve rondleidingen in particuliere stadspaleizen als de voormalige Brunner Bank, het oude Coppez Instituut, Tenaerts Huis,Cohn Donnay Huis, Van Hoof Huis, Tassel Huis, Van Eetvelde Huis, Autrique Huis en de atelierwoning van de schilder Arthur Rogiers. En wat elke liefhebber van de Amsterdamse School zonder meer gezien moet hebben: het Van Buuren Huis met tuinen in art deco stijl in Ukkel. In dit heerlijke woonhuis ontving het echtpaar Van Buuren internationale gasten van naam en faam.
Tableau kreeg een voorproefje van het BANAD Festival en werd door drietalige gidsen rondgeleid in particuliere stadspaleizen als Solvay en Hallet. Hier vergaap je je aan de talenten van de gevierde meester-architect Victor Horta die niet zelden carte blanche kreeg om flink uit te pakken. Hou je van art nouveau en art deco, dan staat het BANAD Festival garant voor unieke inkijkjes in huizen die heel even hun schatten prijsgeven. Speciaal voor de dit festival worden gebouwen van adembenemende schoonheid ontsloten.
De opmerkelijke bouwstijl van Horta vond al snel navolging. In de Brusselse wijken Schaarbeek, Etterbeek, Elsene en Sint-Gillis werden tijdens het hoogtepunt van de art nouveau duizenden gebouwen neergezet. Na de Tweede Wereldoorlog sprak men echter van een gedateerde spaghettistijl en werden vele panden gesloopt. Gelukkig ontstond er decennia later een herwaardering en stopte de sloop. Door de hernieuwde belangstelling en conservering van de panden kan Brussel het erfgoed nu delen met een internationaal publiek. De stad telt nu nog ruim vijfhonderd gebouwen in art-nouveaustijl.
Van de herenhuizen bezochten wij Hallet en Solvay, beide op de Avenue Louise. Grootindustrieel Armand Solvay verschafte Horta zeer ruime financiële middelen om er iets uitzonderlijks van te maken. Hotel Solvay staat dan ook bekend als een van zijn meest spectaculaire creaties, gebouwd eind 19e eeuw. Een uber-prestigieuze stadswoning van epische allure met overal lichtjes, wand-vullende kunstwerken van Théo van Rysselberghe, en voor elke kamer speciaal ontworpen meubilair. Het vergulde trappenhuis leidt direct tot het gewenste WOW-effect. Een explosie van Art Nouveau-uitingen, met marmeren plafonds, balusters in dertien soorten hout en zeventien soorten marmer, alles van een overweldigende schoonheid. Bezoekers raken direct geïmponeerd en dat was precies de bedoeling. De gastheer was dan ook een van de rijkste mensen van zijn tijd. Solvay gebruikte zijn huis als winter-residentie en ontving hier de groten der aarde in een huis als een opera van Wagner. Wie zou daar niet eens in willen rondlopen?
Meer highlights lezen? Bestel dan hier de losse editie! Wil je op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van kunst? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine.
In de Gouden Eeuw zouden er tussen de zes en tien miljoen schilderijen zijn gemaakt in de Lage Landen. Een schatting, want veel is verdwenen, vergaan, verbrand, vernietigd, verduisterd. Hoeveel er nog over zijn is moeilijk te zeggen. Zeker is dat 17e-eeuwers na verloop van tijd een opfrisbeurt kunnen gebruiken. Of zelfs restauratie. Iemand die graag haar tanden zet in deze schilderijen is Jazzy de Groot (29).
In haar thuishaven Alkmaar gaat zij vol overgave te werk als zelfstandig schilderijenrestaurator van voornamelijk 16e en 17e- eeuwse Nederlandse kunst voor particulieren, musea en kunst- handelaren. Na de studie Kunstgeschiedenis aan de UvA deed zij een Master Conservering en Restauratie van Cultureel Erfgoed.
Altijd al restaurator willen worden? ‘Tussen Kunst & Kitsch vond ik als kind al magisch: dat die experts precies kunnen vertellen wat een kunstwerk is. Dat wilde ik ook. Vandaar mijn studiekeuze. Ik kwam er echter al snel achter dat je niet veel meer dan de canon en academische vaardigheden leerde. Maar ik wilde zinnige dingen kunnen zeggen over kunstwerken, over de conditie, vernissen, restauraties, interpretaties. Daarbij zijn er zoveel manieren van restaureren. Ik wilde zelf de verantwoordelijkheid nemen voor de manier waarop schilderijen worden gerestaureerd.’
Na je Master ging je eerst stage lopen ‘Als restauratiekundige in opleiding kun je kiezen voor verschillende specialisaties zoals metaal, keramiek, textiel of schilderijen. En dan begint de praktijk. Ik ging eerst in Maastricht als restaurator-in-opleiding aan de slag bij Stichting Restauratie Atelier Limburg. Daarna kwam ik terecht bij het Van Gogh Museum om het vak verder te leren. Na die leerjaren mag je jezelf dan restaurator noemen.’
Wat was je doel met deze opleiding? ‘Niet zozeer schilderijen in originele staat brengen, dat is nagenoeg onmogelijk. Maar veeleer mijn behoefte vervullen om objecten vast te kunnen houden en om te draaien en van alle kanten te bekijken. Dat wilde ik. Ik wilde méér zien. Niet alleen maar van een afstand in een museum staan kijken. Beoordelen of een werk gerestaureerd moet en kan worden. Hoe kan het schilderij er oorspronkelijk uit hebben gezien?’
Wat is het leuke aan 16e- en 17e eeuwse kunst? ‘Dat zijn prachtige schilderijen om aan te mogen werken. Ze zitten vaak vol nuances die je kunt ontdekken. Sommige schilders waren echt geniaal met de kwast. En ik hou erg van dat graafwerk. Soms is het echt een puzzel om te zien wat er door de eeuwen heen mee is gebeurd. Dan moet je afwegen of toevoegingen een historische waarde hebben. Laat je die dan zitten? Haal je die weg? En waarom?’
Je bent al snel zelfstandig geworden. ‘Ik wil graag doen waar ik zelf zin in heb. Ik hecht er veel waarde aan dat ik ’s ochtends kan bedenken wat ik ga doen. Eigen baas zijn. Eenzaam werk? Nee, ik werk momenteel veel samen met Martin Bijl. Eerder werkte ik bij restaurator Michel van der Laar. Daar zag ik voor het eerst dat je echt plezier in het vak kunt hebben. En hoe mooi het is je eigen atelier te hebben. Bovendien heb ik in mijn directe omgeving veel ondernemers.’
En dan begin je voor jezelf… ‘Je hebt een bak kennis en best wat vlieguren, maar dan begint het pas. Ik heb toen de familie Bijl gevraagd of ze iemand konden gebruiken. Eerst vond ik het doodeng: naast Martin Bijl zitten werken! Echt een autoriteit op zijn vakgebied. Van hem heb ik de kneepjes van het vak geleerd. En geleerd om te kijken. Dat is echt fantastisch. Mensen kijken gemiddeld zes seconden naar een schilderij in een museum. Ik soms maanden. Tijdens een retouche klus van 200 uur bijvoorbeeld.’
Hoe is het om aan een Rembrandt te werken? ‘Dat is natuurlijk heel leuk omdat je met je neus bovenop zo’n waanzinnig schilderij zit. En altijd weer zie je nieuwe dingen. Maar je moet het ook kunnen relativeren, anders raak je verlamd. Uiteindelijk is het ‘maar’ een schilderij. Een doek of paneel met verf erop. Dus ik kijk er vooral heel technisch naar. Alles went, hoewel ik me zeker bevoorrecht voel om aan de top te mogen werken.’
Krijg je wel eens een problematisch werk, zoals vervalsingen, in handen? ‘Ik werk met de informatie die het schilderij in zich heeft en presenteer dat aan de eigenaar. Hoe ver dat gaat wisselt wel, deels afhankelijk van wie het heeft ingebracht. Musea steken vaak veel meer tijd in onderzoek dan particulieren. Zelf zal ik nooit meewerken aan opdrachten waarbij mij gevraagd wordt onethisch te handelen. Mijn reputatie is mij heilig en mijn werkwijze transparant.’
Zie je vaak schilderijen in musea die toe zijn aan restau- ratie? ‘Jazeker, schilderijen kunnen schoongemaakt moeten worden. Of ze zijn vreselijk overgeschilderd of de retouches verkleurd. In een museum moet ik mezelf dwingen om eerst van een afstandje te kijken en te genieten. Pas daarna kom ik dichterbij. Heel dichtbij. De suppoost wordt dan soms kwaad. Terecht, die doet ook zijn werk.’
Hoeveel werken doe je per jaar? ‘Dat verschilt per jaar. Met sommige schilderijen ben ik een paar dagen bezig en met andere een paar jaar. Daarnaast ben ik actief als voorzitter van Restauratoren Nederland. Bepaalde zaken vind ik belangrijk, zoals het beschermen van ons onbeschermde beroep. Een extreem complexe zaak want het veld is nogal versnipperd. De een vindt dit, de ander wil niet samenwerken. Ik heb me aangemeld bij het bestuur en nu kan ik helpen iedereen bij elkaar te brengen.’
Waar ben je momenteel mee bezig? ‘Onder andere met een groot meerjarenproject, de kruiswegstatie uit de Urbanuskerk in Amstelveen. Die is zwaar beschadigd na een brand en staat nu in mijn atelier. Verder werk ik momenteel aan vier mooie olieverfschetsen van Caesar van Everdingen uit het Stedelijk Museum Alkmaar en enkele andere 17e-eeuwse Nederlanders.’
Wat is je droom? ‘Dat ik elke dag kan doen wat ik wil. Dat is al aardig dichtbij. En dat ik voornamelijk 16e- en 17e-eeuwse schilderijen mag restaureren. In mijn eigen tempo, en wel in mijn eigen atelier dat ik momenteel aan het bouwen ben.’
Wil je meer te weten komen over Jazzy de Groot en ander jong talent in Tableau Podium? Bestel dan hier de losse editie! Op de hoogte blijven van interessante ontwikkelingen in de kunst? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Verder kijken dan de kunstzinnige neus lang is. Dat is de opdracht die kunst-omnivoor Floris Kappelle zichzelf stelt tijdens ontmoetingen met prominenten uit de wereld van kunst en cultuur. Liefst in een prettige omgeving waar gedachten vrij kunnen zweven. Want bij een goede lunch spreekt men vrijmoediger dan in het pluche van de directiekamer. Niet de audiotour die zegt wat we moeten zien is onze leidraad, maar een frisse kijk op de kunstwereld. Deze keer: operaregisseur Pierre Audi in het Waldorf Astoria Amsterdam.
DE SMAAK VAN HET REGISSEREN
In het prachtige 18-eeuwse decor van de Maurer-zaal ontvangen we Pierre Audi tussen de wandschilderingen van schilder Jacob Maurer. Geboren en opgegroeid in Beiroet ging Audi naar school in Parijs, studeerde in Oxford, begon met werken in Londen, bereisde de hele wereld en kwam terecht in Amsterdam: ‘Hier ligt al zo’n dertig jaar mijn basis. Naast mijn werk in Frankrijk en New York blijf ik hier voor de scholing van mijn kinderen.’ Al op jonge leeftijd kreeg Audi de smaak van het regisseren te pakken. Met een brede focus op de podiumkunsten heeft ook de beeldende kunst een belangrijke rol gespeeld in zijn werk. Goede reden om hem dit jaar te vragen voor de showcase van de PAN.
TERREIN VOOR DE TOEKOMST
In een land als Libanon bestond tijdens Audi’s jeugd geen theater-traditie. Weinig muziek, geen concertzaal, weinig kunst. Alles werd geïmporteerd, zelfs regisseurs als Pasolini en Tati die Audi uitnodigde om langs te komen op school: ‘Ik had al jong een fascinatie voor internationale cultuur. Toen is mijn enthousiasme voor programmering ontstaan en de drive om voorstellingen vorm te geven. Ten tijde van de burgeroorlog zijn wij met de familie vertrokken. Ik verlangde al naar Europa, om te zien wat daar gebeurde. In Parijs en Londen en elders in Europa heb ik toen veel theater gezien. Daar kreeg ik de bevestiging dat dit mijn terrein voor de toekomst was. Ik wilde beslist iets doen met muziek. Ik heb verschillende instrumenten geprobeerd, maar zonder succes. De regie stond voor mij centraal.’ En hoe. Gedurende dertig jaar was Audi vanaf 1988 directeur van De Nederlandse Opera en tien jaar lang directeur van het Holland Festival. Een conduitestaat om U tegen te zeggen.
DE OERBASIS VAN KUNST
Vooral de archeologie kon de jonge Pierre Audi boeien: ‘Mijn ouders verzamelden op bescheiden schaal. Libanon zit natuurlijk vol sporen uit de Oudheid. Antiquiteiten hebben een grote rol gespeeld in mijn leven. En dan nu de PAN. Ik ben altijd heel enthousiast geweest over deze beurs waar mijn liefde voor Japanse prenten is ontstaan. Ik heb bijna alle edities van de PAN meegemaakt. Dit is bekend terrein voor mij, een forum waar allerlei kunstvormen samenkomen. Vanuit die gedachte heb ik meegewerkt aan de campagne. En nee, het is geen cross-over geworden tussen kunst en opera. Onze thematiek heeft te maken met wat er allemaal te zien is op de PAN. Kunstwerken die hun oorsprong vinden in de vier materialen steen, hout, glas en metaal. Die vormen de oerbasis van kunst met een cross-over tussen periodes, materialen en objecten. Het is sowieso een bijzondere mix van uitingen. Daarbij zijn we gefascineerd door elementen met een rauw randje, zoals discussies over onze planeet en hoe we daarmee omgaan. Kan een kunstbeurs een podium bieden aan het vraagstuk van klimaatverandering? Dat is de vraag. Het begin van alles zit in de natuur.’ Het campagnebeeld van de PAN is dit jaar tot stand gekomen in samenwerking met creatief duo Maria Bodil: ‘Een bijzonder leuke samenwerking die overigens geheel digitaal verliep. Iets totaal nieuws voor mij. Erg leuk om te doen. Ik wilde graag de natuur centraal stellen. Dat zie je terug in het campagnebeeld en in de showcase. Het idee is dat je op de PAN zowel oude als nieuwe kunst ziet. Voor deze editie heb ik iets bedacht dat de 21e eeuw weerspiegelt én past bij zowel Oude Meesters als hedendaagse kunstenaars.’
Ook zo’n meester is tweesterren chef-kok Sidney Schutte die onze lunch opent met een fraai vormgegeven kunstwerk van langoustine met avocado, achiote en pompoen. In deze gewijde omgeving een passend plaatje dat de zintuigen op scherp zet. Evenzo bedoelt Audi met de poster uit te drukken wat nu actueel is: ‘Na Erwin Olaf met zijn mensbeelden en Jan Taminiau met zijn kostuums zien we nu een beeld waarin de relatie wordt gelegd tussen kunst en natuur. Zo heb ik ook in mijn operaproducties dikwijls originele materialen gebruikt.’
Pierre Audi en Floris Kappelle. Foto: Desiree Engelage
MEESTERWERK
In zijn glansrijke carrière als operaregisseur heeft Pierre Audi een wereldnaam opgebouwd in vernieuwing. Niet zelden werden raakvlakken betreden tussen podiumkunst en de beeldende kunst. Zo werkte hij intensief samen met Karel Appel, Anish Kapoor, Georg Baselitz en Jannis Kounellis. ‘Die samenwerking zocht ik bewust op. Want het gaat dan over echte decors, dus niet fake. Zij schilderden zelf en gebruikten echte materialen. Zoals Kapoor, de tovenaar van licht en ruimte, voor de opera Parsifal van Wagner in Amsterdam. Een paar jaar daarna mocht ik nóg een Parsifal maken, ditmaal met Georg Baselitz bij de Staatsoper in München. Twee heel verschillende ervaringen en een groot voorrecht voor een regisseur om de kans te krijgen Wagners meesterwerk verder te verkennen in een compleet andere richting dan wat ontwikkeld was met Kapoor. Beide met zeer krachtige resultaten.’
Kunstenaars maken echter geen maquette, wat normaal wel gebeurt voor een opera. Audi: ‘Zoiets moet je accepteren. Je komt dan enigszins voor een verrassing te staan. Maar toch pakte het altijd goed uit. De eerste keer met Karel Appel was voor Noach, een opera met dieren, een onderwerp dat perfect paste bij het universum van Appel. Later hebben we samen de Zauberflöte van Mozart gedaan, een productie met een mooie mystieke lading. Een uitdaging om de rauwheid van Appel in balans te brengen met de verfijning van Mozart. Juist dat contrast is interessant.’
CONDITIES CREËREN
Een artistiek directeur werkt altijd samen met een groot team, maar een schilder werkt altijd alleen. Hoe bevalt zo’n samenwerking? ‘Kijk, muziek is het begin van alle opera. De componist staat centraal. Als regisseur maakte ik een synthese tussen Appel, de zangers, het orkest, de kostuum- en de lichtontwerpers. En dat is goed gelukt. Vooral als gevolg van de teamspirit. Zo kon Appel accepteren dat niet hij de ster was, maar dat zijn werk een versterkende rol speelde. Mijn rol is de condities te creëren waardoor de kunstenaars en de anderen de vrijheid hebben om hun werk neer te zetten binnen de structuur van een team. Die flexibiliteit is de reden dat ik het werken met kunstenaars zo interessant vind. Zij maken elementen waarmee ik kan schuiven op het toneel. Met een vast decor is dat lastiger. Ondertussen volgt de dirigent de partituur. Die blijft altijd heilig. De zangers acteren. En samen maken we er theater van. In die complexiteit worden alle elementen samengebracht. Dat is altijd mijn fascinatie geweest.’
MAGISCHE ONTMOETING
Dertig jaar lang was Audi verbonden aan De Nederlandse Opera: ‘Het was een spontane ontwikkelingsreis. Overigens totaal onverwacht dat ik in Amsterdam belandde. Ik kwam uit een klein theater zomaar terecht in een grote zaal. De eerste vijftien jaar bestonden internet en mobiele telefoons nog niet. Dat maakte het mogelijk iets bijzonders op te bouwen met het publiek. Zo hebben we verrassingen kunnen ontwikkelen. Die zie je weinig meer in deze tijd. Iedereen heeft alles al ergens gezien. Het mysterie van het theater was toen heel anders en opera was relatief nieuw in Nederland. We konden echt iets gaan opbouwen. Het publiek stond open voor 20e- eeuws repertoire, en niet alleen meesterwerken en populaire titels. Wat ook werd gewaardeerd was de personal touch. Door de Monteverdi-cyclus ontstond een band tussen mij en het publiek. Deze magische ontmoeting bleek de basis voor alles wat ik verder mocht ontwikkelen. Het mooie van werken voor DNO was dat ik een beleid kon uitstippelen om 400 jaar opera te vieren. Zo heb ik drie tienjarenplannen kunnen uitvoeren.
Het coveren van die vier eeuwen is gelukt. Dat maakt het echter wel moeilijk voor mijn opvolger…’
HET BELANG VAN OPERA
Kunst, opera en nu ook nog een prachtige dorade van de plancha met watermeloen, artisjok met bisque en venkel. Audi is lyrisch: ‘Geniaal dit gerecht! Alle elementen versterken elkaar. Net als bij opera: een optelsom van alle podiumkunsten die een verbinding teweegbrengt tussen die kunstvormen op het toneel. Opera kan op een zeer effectieve en emotionele manier spreken over belangrijke onderwerpen als politiek, filosofie, sociale kritiek, het belang van kunst. Zo kan opera een boodschap brengen om de werkelijkheid beter te begrijpen. Neem bijvoorbeeld de mythische spiegelingen naar onze tijd uit de Ring van Wagner. Oude Meesters blijven modern door de universele thema’s die zij ter sprake brengen. Ik vrees echter dat internet de podiumkunsten verzwakt. Tijdens covid kon je opera zien op televisie, maar het bijzondere van opera is de live beleving van orkest, stemmen en toneelbeeld. Daar moet je bij zijn. Ik heb altijd veel aandacht besteed aan de fysieke relatie tussen publiek, musici en zangers. Dat is niet te zien op een schermpje.’
TIJDLOZE ERVARING
Ooit was Audi zelf de nieuwe generatie. Nu onderneemt hij initiatieven om jonge mensen te stimuleren zich voor opera te interesseren. In deze tijden van spirituele armoede en oprukkend online gedrag is dat beslist een uitdaging: ‘Toen ik begon was ik dertig. Alles kon en ik kon mijn gang gaan. Sommige producties waren hun tijd ver vooruit. Dat werkt tegenwoordig heel anders. Hoe we opera relevant kunnen houden voor volgende generaties vergt veel inspanning en dialoog. Het gaat bij opera tenslotte om een tijdloze ervaring, een universeel sprookje dat altijd weer opnieuw kan worden vormgegeven. Zo is deze kunstvorm bedoeld om betere mensen te maken. Net als de subtiele kunstwerken die ons hier in het Waldorf Astoria worden gepresenteerd. Zoals dit prachtige dessert met kokosnoot, limoen en lychee. Smaken die heel goed werken. Zonder meer: bravo!’
Vast staat dat Pierre Audi een gigantisch stempel heeft gedrukt op de ontwikkeling van opera in Nederland. Een levenswerk. Maar hij gaat door. Nu op de PAN in de RAI Amsterdam.
Wil je nog meer lezen over Pierre Audi en PAN Showcase? Klik dan hier om de nieuwe editie te bestellen! Op de hoogte blijven van de ontwikkelingen omtrent PAN Amsterdam? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Heilige huisjes kraken. Verder kijken dan de kunstzinnige neus lang is. Dat is de opdracht die kunst-omnivoor Floris Kappelle zichzelf stelt tijdens ontmoetingen met prominenten uit de wereld van kunst en cultuur. Liefst in een prettige omgeving waar gedachten vrij kunnen zweven. Want bij een goede lunch spreekt men vrijmoediger dan in het pluche van de directiekamer. Niet de audiotour die zegt wat we moeten zien is onze leidraad maar een frisse kijk op de kunstwereld. Deze keer: Ralph Keuning, directeur Museum de Fundatie in Zwolle en Heino/Wijhe.
Op een steenworp van Museum de Fundatie in Zwolle treffen we Ralph Keuning in het sfeervolle restaurant Poppe, gevestigd in een voormalige hoefsmederij. Keuning: ‘Op deze fijne plek ontvangen wij vaak onze bruikleengevers en kunstenaars. Altijd heel aangenaam toeven hier. Dat heb ik wel gemist tijdens de lockdown. Gelukkig wilden veel collega’s tijdens die periode in het museum werken. Anders zit je maar thuis terwijl wij zeeën van ruimte hebben. Zo konden we met ons compacte team corona-proof werken.’ Genoeg over corona. Er is nieuws te melden. Heet van de naald! Keuning: ‘Wij hebben zojuist een werk van de Duitse schilder Otto Dix verworven, bekend als schilder van de trauma’s van de Eerste Wereldoorlog en satirisch chroniqueur van het interbellum. In Duitsland wordt Dix gezien als een god. In 1990/91 werkte ik mee aan de overzichtstentoonstelling in de Neue Nationalgalerie in Berlijn ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag. Daar ging echt iedereen naartoe. We hebben nu een portret van Dix van zijn artillerie- instructeur, dat hij in 1915 schilderde. Een topwerk, waarin Dix’ talent voor psychologische observatie al op jonge leeftijd aan het licht komt. Erg blij met dit werk dat een belangrijke positie in onze collectie zal innemen.’
ACTIVISTISCHE KUNST
De lockdown heeft Museum de Fundatie goed overleefd. Ralph Keuning: ‘De steunmaatregelen hebben voor ons gewerkt. Niemand ontslagen, mede door bijdragen van onze subsidiegevers: de provincie Overijssel, de gemeente Zwolle en OCW. Onze programmering hebben we verschoven en we hebben niets hoeven cancelen. Online werd belangrijk, zeker met betrekking tot de expositie van honderd jaar activistische kunst met John Heartfield en Sticks & Typhoon en 29 alumni van de HKU. Dat is kunst die ingrijpt in de wereld en dingen wil veranderen. Dat zie je terug in onze online interviews met de deelnemende kunstenaars op YouTube. De noodzaak van verandering is overduidelijk en de rol van kunst is daarin vaak nog onderbelicht. Daarom is Heartfield zo’n mooi voorbeeld, de vasthoudendheid en inventiviteit waarmee hij met zijn montages de Nazi’s ontmaskerde. Engagement en schoonheid kunnen uitstekend samengaan. En ik ben ervan overtuigd dat we de kracht van kunst nodig hebben om een betere wereld te maken.’
John Heartfield, Ob Schwarz, ob Weiss – im Kampf vereint!, 1932, fotomontage voor de AIZ, The Heartfield Community of Heirs / VG Bild-Kunst, Bonn 2020, Akademie der Künste, Berlin
Tijd voor een paar mooie gerechten: een marshmallow van piccalilly, gekaramelliseerde eendenlever, filet americain van zalm, briochebrood met een kwarteleitje, zoetzure sjalotjes, tartaar van kreeft, bietjes gemarineerd met chimichurri en een mousse van geitenkaas. Keuning: ‘Dat ziet er goed uit. Het is duidelijk dat de soberheid van vorig jaar wegebt. Uiteraard hebben wij in Museum de Fundatie de tering naar de nering gezet. Als je veel geld verliest uit eigen inkomsten, dan moet je bezuinigen op zaken als marketing en dure bruiklenen. Dan moet je pas op de plaats maken. Onze radiospots sprak ik zelf al een tijdje in. Dan weet je zeker dat je exclusiviteit behoudt en herkenbaarheid versterkt. We trekken in normale tijden een internationaal publiek, waarbij opvalt dat de Nederlanders ook uit het hele land komen. We hebben een breed tentoonstellingsaanbod met een bijzondere aandacht voor Duitse kunst zoals Neo Rauch in 2017, toen bij het brede Nederlandse publiek nog relatief onbekend. En nu is er dan Heartfield – geboren als Herzfeld -, een tentoonstelling die eerst in Berlijn stond en hierna naar Londen gaat. De tentoonstelling loopt tot 22 augustus en daar komen vast ook veel Duitsers op af die dichter bij Zwolle dan Berlijn wonen. Nieuw is dat we tegenwoordig elke zaterdagavond gratis open zijn. Het lijkt een groot succes te worden.’
SANDWICHFORMULE
De nieuwe tijd vieren, dat staat Ralph Keuning voor ogen: ‘We willen iedereen weer bij elkaar brengen tijdens een finissage eind augustus. Met veel mensen hier op het plein en in het theater aan de overkant. Reuring, daar zijn we aan toe. Elkaar weer ontmoeten. Wij zijn ten slotte een ideeën-generator en een huis van discussie. Maatschappelijke context speelt permanent een rol in De Fundatie. Deelnemen aan het publieke debat kan trouwens prima samengaan met publieksvriendelijk programmeren. Sinds mijn komst hier veertien jaar geleden, heb ik de sandwichformule gehanteerd: je lokt je publiek met het ene programma, terwijl ze het andere ontdekken. Sommige kunstenaars rollen met hun verhalen rode lopers uit naar een breed publiek. Een mooi voorbeeld was de tentoonstelling van Marte Röling in 2010 met 55 meer dan levensgrote portretten van haar overleden man, een monument van liefde. Of in 2015 de William Turner tentoonstelling, die we combineerden met een project met Nick & Simon waar onder andere Ans Marcus, Danielle Kwaaitaal, David Bade en Joseph Klibansky aan meewerkten. Die laatste twee zijn nu vertegenwoordigd met werk op ArtZuid. Het gaat om het krijgen van nieuwe ervaringen.’
Neo Rauch, Gewitterfront, 2016, olieverf op doek, 150x100cm, coll. Museum de Fundatie
De signatuur van De Fundatie, hoe ziet die eruit? Keuning: ‘We bereiken met onze tentoonstellingen een heel divers publiek. Wat belangrijk is in ons aanbod is de rol die de kunst in de wereld speelt. Kunst als wegbereider en communicator, middenin de wereld. Wat betreft de collectie en tentoonstellingen bouwen we stap voor stap verder. Alles heeft met elkaar te maken. Dat zie je met groepstentoonstellingen en grote solo’s zoals met Neo Rauch, die inmiddels fantastisch verankerd is in onze collectie. Zo is Rauch bij ons een zwaartepunt geworden, een centrale figuur, die zichzelf ziet als tijdreiziger door de kunstgeschiedenis. Wij laten hem nu zien samen met 17e- eeuwse schilderijen uit onze collectie. En we maken ruimte voor de sterren van de toekomst, zoals voor conceptueel en activistisch kunstenaar Joyce Overheul en de Zuid-Koreaanse schilder Chae Eun Rhee, van wie we twee solo’s presenteren in september. Hun werk zit ook al in onze collectie. Ondertussen is ons prangende probleem dat we te klein behuisd zijn. Hier in Zwolle hebben we 3000 m2 netto ruimte voor exposities en eigen collectie en we zouden gemakkelijk het dubbele kunnen vullen.’
Het hele artikel lezen? Bestel dan hier de losse editie! Wil je op de hoogte blijven van interessante artikelen en ontwikkelingen in de kunst, meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Meer weten over Ralph Keuning of interessante tentoonstellingen in Museum de Fundatie? Klik hier!
Melanie Bonajo, Daisy, last child in the woods, 2017, c-print, 110x73cm
Catharien Romijn, curator DSM Art Collection: “Kunst is een prachtige investering in de toekomst”
Met een knipoog naar het iconische museum van Frank Lloyd Wright in New York noemt men het hoofdkantoor van DSM wel het Guggenheim van Heerlen. In het spiraalvormige trappenhuis toont DSM hoogtepunten van de omvangrijke Art Collection. Het accent ligt daarbij op innovatie en duurzaamheid, thema’s die direct verband houden met de activiteiten van de multinational op het gebied van voeding, gezondheid en duurzaam leven. Al achttien jaar is kunsthistorica en oud-journaliste Catharien Romijn als vaste curator verbonden aan de collectie: ‘Wij zetten kunst in als middel om de kwaliteit van leven te verbeteren. Met een aangename werkomgeving en een brug naar onze stakeholders.’ Tableau toog naar Heerlen en ontdekte een parel van een collectie.
Voelhorens DSM staat ook met zijn kunst midden in de maatschappij. Romijn: ‘Dat zie je terug in onze collectie waarin duurzaamheid belangrijk is. Zeker nu wij middenin een transitie zitten. Wij willen de planeet en de mens gezonder maken op alle niveaus, door te focussen op voeding en gezondheid. Onze kunstcollectie sluit aan bij deze thema’s. Verder kent DSM een diverse en inclusieve cultuur. Kunstenaars voorvoelen nieuwe ontwikkelingen en trends vaak veel eerder. Die lopen voor de troepen uit. De werken van die voorlopers kopen wij aan.
Zo viel mij tijdens fotobeurs Unseen in 2017 het werk van Melanie Bonajo direct op. Haar werk gaat over hoe wij als mens omgaan met de natuur en de planeet. Dat zijn onderwerpen die bij DSM ook een belangrijke rol spelen. Het werk van Bonajo sluit daar naadloos bij aan. Haar foto Daisy hebben we in de collectie opgenomen. Een jaar later kreeg zij een solo bij het Bonnefanten. En inmiddels is zij gekozen als de kunstenaar die Nederland zal vertegenwoordigen op de volgende Biënnale in Venetië.’
Vitamins for the soul Kunst moet gezien worden. Hoe ging DSM Art Collection daarmee om tijdens de lockdown? Romijn: ‘Fascinerend om te zien hoe kunstenaars, musea en galerieën zich online gingen profileren. Je ziet plotseling een creativiteit ontstaan waardoor je kunst heel anders gaat bekijken. Ook wij hebben dat gedaan met een serie filmpjes onder de titel Vitamines for the Soul. Een soort Nu Te Zien maar dan gekoppeld aan onze eigen collectie. Zo is onze kunst in beeld gebleven. Verder hebben we bij DSM de online serie Health & Wellbeing ontwikkeld, een initiatief ter verbetering van de persoonlijke veerkracht tijdens lockdown. Onze kunstcollectie sluit daar bij aan met verhalen over kunst die je in alle opzichten gezonder kan maken. Nu we bij DSM hybride gaan werken – een paar dagen thuis, een paar dagen op kantoor – wordt hier alles flex en gaan we onze kunstwerken verplaatsen. Vorig jaar heb ik ons complete kunstarchief gedigitaliseerd, dus al onze werken zijn nu ook online opgeslagen. Binnenkort krijgt het publiek daar ook toegang.’
Losse tongen Het lijkt erop dat DSM Art Collection de dialoog opzoekt. Romijn: ‘Zeer zeker, neem dit beeldje van keramist Han van Wetering. Dat maakte de tongen pas goed los. Het is een bewuste keuze om emoties op te roepen. Als wij werk aankopen vraag ik altijd of de kunstenaar komt exposeren. Dat werkt heel goed. Dan ontdekken medewerkers en bezoekers zelf de context van de nieuwe aanwinst. Zo hadden we van Jacqueline Hassink de opzienbarende expositie Car Girls en Queen Bees, Female Power stations – foto’s van de boardrooms en eetkamers van vrouwelijke CEO’s. Jacqueline heeft toen met een gezelschap topvrouwen in onze boardroom een presentatie gegeven over haar projecten. Zo verknopen wij kunst met maatschappelijke thema’s die spelen binnen ons bedrijf.’
Jef Diederen, Landschap met hooimijten, 1955, olieverf op doek, 125x95cm
Internationaal verzamelen Terug in de tijd zien we dat het personeel in 1927 een prachtig glas-in-loodraam van Henri Jonas aan de directie cadeau doet. Romijn: ‘Dat is ons eerste kunstwerk. Weer 25 jaar later ontving DSM van alle Limburgse gemeenten een geldbedrag om lokale kunst aan te kopen. Dat is de start van onze kunstcollectie. Het aankoopbeleid was toen overigens nogal hap snap. Pas bij de oplevering van dit hoofdkantoor in 1985 is er een kunstbeleid uitgestippeld. Met als insteek: Limburgse kunst. Toen DSM 100 jaar bestond werd de collectie getoond in museum Schunck in Heerlen. Als journalist van het Limburgs Dagblad schreef ik toen een recensie voor de krant. Een beetje oubollig vond ik de verzameling. Aan dat stuk heb ik mijn huidige baan te danken. Kort daarna werd ik door DSM benaderd voor de baan van curator van de collectie. Na een goed gesprek ben ik aangenomen, dat was in 2003. Mijn opdracht: de collectie over de provinciale- en landsgrenzen heentrekken. Meer nationaal en ook internationaal verzamelen dus. En de collectie laten aansluiten op de thema’s die bij DSM van belang zijn. En dat doe ik nog steeds.’
Op de golven van diversiteit Hoe is de collectie op dit moment opgebouwd? Romijn: ‘Wij richten ons momenteel op jonge kunstenaars, zoals Kaspar Dejong, vers van het Sandberg Instituut, of Jonas Loellmann, een fotograaf die als surfer overal ter wereld foto’s maakt van lege stranden en golven om zo de diversiteit van de maatschappij weer te geven. Als kunstenaar kun je geen grotere steun krijgen dan in een vroege fase te worden aangekocht door een bedrijfscollectie of verzamelaar. Daarnaast beheren wij onze historische collectie met werken van bijvoorbeeld de Amsterdamse Limburgers, de geuzennaam van een groep kunstenaars als Ger Lataster, Jef Diederen en Pieter Defesche.’
Levend organisme ‘Wat ik altijd probeer is een relatie te leggen tussen de oudere en de nieuwste werken in onze collectie. En die link is de geschiedenis van dit bedrijf. Onze collectie is een levend organisme dat onze bedrijfshistorie weerspiegelt, het heden weergeeft en zich focust op de toekomst. We leggen relaties met de maatschappij. Zo linken we het werk van Aline Thomassen aan Internationale Vrouwendag. Bevrijdingsdag aan de schilderijen van Aad de Haas, wiens werk door de Duitse bezetter als entartet werd bestempeld. Koningsdag aan het portret Koning van Helen Verhoeven. En op UN Diversity Day verwijzen we naar Fernando Sánchez Castillo met zijn houten Vrijheidsbeeldje Liberty for all. We delen dat bijvoorbeeld op yammer, Insta en LinkedIn. Dat werkt heel goed.’
Aline Thomassen, Vijgenvrouw, 2014, aquarel op papier, 115x250cm
Digital art Met een kerncollectie van ca. 600 kunstwerken blijft er altijd wat te wensen over. Romijn: ‘Wat ik graag zou willen toevoegen? Ik denk aan digitaal werk van Rafael Rozendaal of Tabor Robak. Die hoek wil ik in. Digital art die toegankelijk is voor iedereen en een weerspiegeling is van de huidige maatschappij waar digital een grote rol speelt. Als je niet aansluit bij digital transformation, dan mis je de boot. Meegaan met de tijd is essentieel. In dat opzicht hebben we ook flink ontzameld met veilingen voor het personeel. Verder hebben we schenkingen gedaan aan C-Cube, een museumcomplex in Kerkrade. Onze kerncollectie tonen we op dit moment op drie locaties: in Delft, binnenkort in Kaiseraugst, Zwitserland en hier in Heerlen waar we steeds wisselende exposities maken. Uit die expositie kopen wij aan. Maar vaak is het werk al eerder gekocht en volgt de expositie daarna. Die aankoop doe ik zelden op een beurs. Dat zijn wel belangrijke plekken om mij te oriënteren. Ik kijk wat me aanspreekt en dan wil ik de kunstenaar beter leren kennen. Als je tot een gesprek komt ontdek je vanzelf wat zijn beweegredenen zijn.’
Gedurfd… maar vrolijk ‘Bij DSM staan we altijd open voor bijzondere kunst projecten. De schoonvader van kunstenaar Erik Habets, een medewerker van DSM, kwam met het idee om een kunstwerk te maken van een van onze groene grondstoffen, een bio-based kunststof dat EcoPaXX® heet. Erik Habets en David Bade hebben hiervan samen het beeld Bio-Free gemaakt. Het is een reusachtig wit gipsen varken met een masker van EcoPaXX®. Ondanks de verdeelde reacties bleek dit een fantastische weergave van alternatief materiaalgebruik. Reacties liepen uiteen van ‘belachelijk, dwaas en aanstootgevend’’ tot gedurfd, vrolijk en vol humor’. Al die meningen, dat vind ik interessant. Zo kijk je toch weer anders naar een materiaal dat normaal in de automobielindustrie, in watertoepassingen en in elektronica wordt gebruikt. Veel medewerkers reageren op onze exposities en dat is ook precies de bedoeling.’ Die betrokkenheid typeert volgens Romijn de waardering die het bestaansrecht van de collectie onderstreept. Ze denkt dat het goed is dat grote ondernemingen die middenin de maatschappij staan daarin willen investeren. ‘Kunst is dan een van de pijlers van een goed functionerende samenleving. Daarin moet je je verantwoordelijkheid nemen, je moet er je medewerkers mee confronteren en zo bijdragen aan cultureel erfgoed voor volgende generaties. Kunst is een prachtige investering in de toekomst.’ Ars longa, vita brevis.
Catharien Romijn naast werk van Erik Habets en David Bade, Bio-Free, 2012, gips en EcoPaXX®, 125x327x304cm
Wilt u op de hoogte blijven van interessant bedrijfscollectie? Meld je dan nu aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Suzanne Swarts in de tentoonstelling van Robin Rhode (foto Martijn Gijsbertsen)
Heilige huisjes kraken. Verder kijken dan de kunstzinnige neus lang is. Dat is de opdracht die kunst-omnivoor Floris Kappelle zichzelf stelt tijdens ontmoetingen met prominenten uit de kunstwereld. Liefst in een prettige omgeving waar gedachten vrij kunnen zweven. Want bij een welverzorgde lunch spreekt men vrijmoediger dan in het pluche van de directiekamer. Niet de audiotour die zegt wat we moeten zien is onze leidraad maar een frisse kijk op de kunstwereld. Deze keer Suzanne Swarts, directeur Museum Voorlinden.
Lente op Voorlinden. Het landgoed ligt er schitterend bij deze ochtend. Lockdown… dus geen bezoeker te bespeuren, maar wel het gekwetter van vogels die de lente vieren. In het landhuis dat normaal dienst doet als restaurant worden we ontvangen door Suzanne Swarts, al vijftien jaar verbonden aan de collectie waarvan de laatste vijf jaar als directeur van museum Voorlinden. Dit bijzondere museum voor hedendaagse kunst trekt zijn eigen plan en vertelt zijn eigen verhaal. Initiatiefnemer Joop van Caldenborgh heeft de collectie, het landgoed en het museum inmiddels geschonken aan de stichting waar Swarts leiding aan geeft. ‘Als geheel onafhankelijke instelling hebben wij de volledige vrijheid om te doen en te laten wat we willen. Een unieke positie in het Nederlandse museumlandschap.’
VISITORS VIEW
Directeur zijn van een gesloten museum, hoe voelt dat? Swarts: ‘Gehandicapt. Zeker als je core business is kunst delen met het publiek. Dat kunnen we op geen enkele manier compenseren. Toch slaan we ons er doorheen. Zo kijken we samen vooruit naar de tijd dat we weer wat mogen. Ons publiek voorzien we met groot enthousiasme van informatie via onze social media kanalen. We posten iedere dag een kunstwerk uit de collectie. Dat varieert van gouwe ouwe tot de meest recente aankopen. Elke vrijdag hebben we onze befaamde visitors view waarmee we selfies delen van onze bezoekers. Het is verrassend om te zien dat mensen heel creatief kunnen zijn met kunst en daarop reageren. Je ziet nieuwe kunstwerken ontstaan. Dat Droste-effect, daar beleven we veel plezier aan. Het zijn sweet memories om op te teren in deze tijd van lockdown.’
Robin Rhode, installatie museum Voorlinden (foto: Antoine van Kaam)
Elke week presenteert Suzanne Swarts de reeks ‘Kunst in het Kort’: ‘Dat zijn filmpjes van twee minuten waarin ik iets vertel over een kunstwerk. Te zien via allerlei kanalen, zelfs in de trein. Je merkt dat er een grote behoefte bestaat aan goede inhoud. Het verhaal achter een kunstwerk. Niet te lang, niet te zwaar. Maar wel begrijpelijk en toegankelijk. Zo proberen we kunstwerken zichtbaar te maken die nu niet te zien zijn. Deze filmpjes worden goed bekeken, nog beter dan de opbouwclips, een vaste hit. Wij filmen altijd de realisatie van onze tentoonstellingen. Mensen willen graag achter de schermen kijken. Daarom hebben wij onze ateliers voor restauratie en educatie in het museum van een glaswand voorzien. Wij laten het publiek zien wat daar gebeurt. Dat doen we dus ook met de opbouw. Dat is zo’n leuk proces: mijn leukste weken van het jaar. Zeker met werk uit eigen collectie. Lekker shuffelen wat waar komt, en dan de kick van werk dat je lang niet meer had gezien.’
CHESTNUT CIRCLE
Als particulier museum ontvangt Voorlinden geen subsidie. De lockdown komt dus hard aan. Swarts: ‘Alle inkomsten uit entree, winkel en restaurant zijn stilgevallen toen de deur dicht ging. We maken geen aanspraak op fondsen. We houden onze eigen broek op en daar zijn we trots op. Een andere bron van inkomsten waar we in deze tijd extra blij mee zijn, dat zijn onze begunstigers: particulieren en bedrijven die ons een warm hart toedragen en ons ondersteunen met een bijdrage voor minimaal vijf jaar. Deze Chestnut Circle – genoemd naar die prachtige kastanje in ons park – houdt ons overeind en ja, er is nog plek voor nieuwe leden. Wij bieden onze begunstigers een heel leuk programma, ook in deze lastige tijden. Bijvoorbeeld met exclusieve openingen. We maken daar altijd een feestje van, inmiddels nogal gewild en sowieso een goede trekker voor meer begunstigers. En het mooiste is: ondanks deze tijd is de cirkel alleen maar gegroeid.’
Suzanne Swarts en Floris Kappelle in gesprek (foto: Martijn Gijsbertsen)
JONGE DOELGROEP
Welke maatregelen heeft Swarts verder getroffen? ‘Ook al is het licht weer in zicht, we hebben aan de kostenkant aan de knoppen moeten draaien. Het programma is gewijzigd en een paar ambitieuze en kostbare tentoonstellingen zijn vooruit geschoven. Dan bezuinig je op transport en verzekeringen. Zoals Antony Gormley: verplaatst naar volgend jaar. Er is nu gekozen voor een tentoonstelling met de Zuid-Afrikaanse kunstenaar Robin Rhode. Zijn eerste solo-expositie in Nederland. Robin gebruikt de muur als zijn canvas, waarop hij met zijn tijdelijke interventies een imaginaire wereld verbeeldt. Een prachtig programma waar we veel van verwachten. Verder bezitten we zelf veel nooit eerder getoond werk. Er is voor jaren genoeg materiaal, we kunnen putten uit een depot met duizenden werken. Bovendien wordt er nog steeds actief verzameld. Aan goede kunst geen gebrek!’
In normale tijden is museum Voorlinden grotendeels afhankelijk van kaartverkoop. Swarts: ‘Gelukkig is het merendeel van onze bezoekers afkomstig uit de Randstad. Wij hebben het publiek dus aan onze zijde. Men woont niet ver weg en komt vast en zeker terug. Gunstig is ook dat we veel jonge mensen trekken. Twintigers en dertigers die hier hun first date komen vieren. We krijgen zelfs verzoeken voor huwelijken. Maar we zijn zeven dagen per week open en onze reguliere bezoeker gaat voor, te allen tijde. Die jongere doelgroep komt echt af op de tentoonstellingen die wij brengen. Oorzaak is onder meer het jonge team waarmee we werken. Als je dan samen een programma samenstelt dan zit je al snel in het speelveld van jongere bezoekers. De beleving vinden wij belangrijk. Het gaat om de kwaliteit èn de indruk van het werk voor een onvergetelijke ervaring.’
Verder lezen? Klik hier om de losse editie van Tableau Magazine te bestellen!
Wil je op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van kunst en musea? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Curator Centraal Museum Laurie Cluitmans: ‘Wat ik het liefste doe? Tentoonstellingen maken!’
Hoe ben je in de kunstwereld terecht gekomen? ‘Tijdens mijn studie Kunstgeschiedenis aan de UvA kwam ik al snel terecht bij Simulacrum, het tijdschrift voor kunst en cultuur van de UvA. Ik richtte mij vrijwel direct op de hedendaagse kunst.’
Tijdens je studie ging je werken bij Galerie Fons Welters. ‘Ik had een baantje nodig om mijn studie te betalen. Dat werd dia’s inscannen. Ik ben als het ware opgeleid door Fons. En de kunstenaars van de galerie hebben mij ingewijd in de hedendaagse kunst. Dat puur actuele kregen we niet bij de studie maar wel hier in de praktijk. Ik ben bijna elf jaar gebleven. Ik groeide er echt in en ging steeds meer zelf tentoonstellingen maken en intensief samenwerken met jonge en gevestigde kunstenaars. Dan leer je over de praktijk en ga je bepalen wat echt belangrijk is in de volgende solo. Waar gaan we het werk van onze kunstenaars laten zien en hoe communiceren we dat.’
Lungiswa Gqunta, Lawn 1, 2016-2017 (detail)
En plotseling was je gallery director! ‘Een logische ontwikkeling. Bij Fons leerde ik alles over de artistieke praktijk, zowel inhoudelijk, praktisch als financieel. En het mooie is: elke keer moet het maatwerk zijn. Met elke kunstenaar duik je weer een heel eigen wereld in.’
Hoe positioneer je een kunstenaar? ‘Een complexe vraag. Je helpt mee zijn weg te vinden in het culturele landschap. Je creëert een netwerk van mensen die hem verzamelen, die hem tonen, die over hem schrijven. Je zorgt dat er solo’s zijn. Je biedt context door hem in een groepstentoonstelling te plaatsen. Je toont het werk op beurzen. Dat zijn belangrijke podia om het werk verder te brengen. Verder speelt digitale exposure steeds meer een rol van betekenis.’
Toen kreeg je de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek. ‘Die wordt uitgereikt door o.a. het Stedelijk Museum, Melly, De Appel en Belgische partners. Ik was al langere tijd geïnteresseerd in beeldentuinen en had een essay geschreven over de tuin van Derek Jarman in Dungeness en Ian Hamilton Finlay bij Edinburgh. Dit leidde vervolgens tot een verblijf en onderzoek bij CCS Bard in New York, mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds. Uiteindelijk komt er een groepstentoonstelling in het Centraal Museum in de zomer van 2021: De Botanische Revolutie.’
Waar gaat die expositie over? ‘De tuin als microkosmos. Niet als toevluchtsoord maar als een plek waar de wereld zich manifesteert. Dat idee is onder andere gebaseerd op een essay van Gerrit Komrij over de noodzaak van tuinieren. Hij vertelt daarin over de relatie tussen de geschiedenis van ideeën met de vormgeving van tuinen. Zie het als een pleidooi om die relatie aan te halen en de tuin te vieren. We kijken vanuit de hedendaagse kunst naar wat het fenomeen tuin vandaag de dag betekent vanuit het perspectief van klimaatverandering. De kunstenaars die wij brengen denken op hele nieuwe manieren na over hoe we met de aarde om kunnen gaan.’
Inmiddels ben je hier drie jaar curator hedendaagse kunst. ‘Bij de galerie had ik het gevoel dat ik was uitgeleerd. Het was tijd om de vleugels uit te slaan. Soms moet je een radicale stap zetten met een onzekere toekomst en zien waar het schip strandt. Als conservator ben ik enerzijds bezig met tentoonstellingen maken en anderzijds de collectie lezen, begrijpen en aanvullen.’
Pauline Curnier Jardin, Qu’un Sang Impur, 2019 (HD video, still), collectie Centraal Museum
Hoe zie jij de rol van het museum als discussiehuis in de maatschappij? ‘Ik vind het belangrijk om actuele onderwerpen aan te snijden. En die te bespreken met allerlei doelgroepen: met een tentoonstelling, een publiek programma, publicaties, workshops en educatieve programma’s. Dan kun je gesprekspartners met elkaar verbinden. Op die manier willen we een breed en gevarieerd publiek in contact brengen met kunst en cultuur.’
Zijn we op de goede weg met de herijking van morele waarden? ‘De cultuur die wij laten zien komt voort uit een specifiek perspectief. Dat zegt iets over hoe we vandaag de dag met elkaar samenleven. Zo kijken we in het verleden om te zien wat er niet klopte. Daar moeten we dan iets mee doen. Werken weghalen of van context voorzien? Verwijderen is niet per se de oplossing. Juist zorgen dat het gesprek plaatsvindt is nu belangrijk.’
Waar ligt voor jou de uitdaging? ‘Voor mij is het belangrijk kunstenaars uit te nodigen die werk maken dat aansluit op onze collectie, bijvoorbeeld de modernisten met abstracte schilderkunst. Werk dat tegelijkertijd op zichzelf kan staan en recht van spreken heeft en betekenis.’
Heb je nog wel tijd om te publiceren? ‘Jazeker, ik maak catalogi, zoals over Jessica Stockholder met Stuff Matters. Op dit moment werk ik aan de publicatie bij de tentoonstelling De Botanische Revolutie die gepland staat voor zomer 2021. Echt heerlijk om deze publicaties te maken. Verder maken we solo presentaties in onze ‘Annex’ ruimte waar we een blik werpen op verschillende thema’s.’
Wat staat er in deze tijden urgent op de agenda? ‘Het is natuurlijk een lastige tijd. De deuren moesten meermaals sluiten vanwege corona en we zijn onder andere bezig te onderzoeken hoe we het publiek alsnog kunnen bereiken. De prognoses qua bezoekersaantallen zijn vanwege corona niet zoals we hadden verwacht. Wat we missen aan inkomsten van bezoekers, dat is echt gigantisch. De personeelskosten zijn dat ook. Nadenken over een onzekere toekomst is lastig. Desondanks zien we als stabiel museum de toekomst positief tegemoet.’
Detail Victoriaans zomerhaardscherm met opgezette kolibries door Henry Ward (1812-1878), Engeland circa 1850, 130x140cm
Op een van de mooiste plekken van het Spiegelkwartier in Amsterdam betreden we de schatkamer van Zebregs&Röell Fine Art and Antiques. Het opmerkelijke duo Guus Röell en Dickie Zebregs zit glunderend gereed voor een gesprek over hun gezamenlijke operatie. Hier in het epicentrum van de Nederlandse antiekmarkt trekken beide antiquairs een stroom van binnen- en buitenlandse verzamelaars van hoogwaardig antiek en kunstvoorwerpen uit vervlogen tijden. Hun weergaloze Kunstkammer vol verrassingen mag zonder meer spectaculair heten. En het goede nieuws is: ‘Ondanks alles gaat het goed’.
Zeldzame objecten
De expertise van beide heren sluit perfect op elkaar aan. Zeezeiler en jurist Röell geldt al jaren als expert in overzeese kunst en antiek uit koloniale tijden. Als een ontdekkingsreiziger depuis-la-lettre is hij de geschiedenis ingedoken om tevoorschijn te komen met een keur aan artefacten uit Amerika, Afrika, China, Japan en Zuidoost-Azië. De bijna 40 jaar jongere Zebregs heeft een voorliefde voor taxidermie, zeldzame objecten en wonderen uit de wereld van mens en natuur. Samen laten de heren met Zebregs&Röell Fine Arts and Antiques een grote diversiteit van de wereldkunstgeschiedenis zien. En heel eigentijds: zij vertellen de verhalen zowel vanuit westers als lokaal perspectief. Zo komt hun gevoel voor smaak, vakmanschap en geschiedenis kleurrijk tot leven in een collectie vol museale stukken van verre kusten.
Succesverhaal
De PAN is al jaar zes jaar een vast ijkpunt. Volgend jaar zijn ze er zeker weer bij. En de TEFAF? Sinds 2019 heeft Zebregs zich daar aangesloten bij Röell en dat bevalt uitstekend. Van jongs af aan had de jonge antiquair al iets met Indonesië en schilderkunst. Na een jaar Heritage Studies aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten studeerde hij kunstgeschiedenis aan de UVA en daarna volgde een carrière bij Veilinghuis AAG. Zebregs: ‘Daar zag ik Guus vaak rondscharrelen als er mooie koloniale stukken onder de hamer kwamen. Voor de TEFAF zocht hij een helper en zo kwam het een van het ander. Daarna ging het snel. Naast de winkel in Maastricht opende Zebregs&Röell Fine Arts and Antiques deze prachtlocatie op de hoek van de Keizersgracht.’ Het imperium is eerlijk verdeeld: Röell runt Maastricht en Zebregs de vestiging in Amsterdam. Het succesverhaal vindt zijn basis in de persoonlijke pasvorm. ‘Kijk, Guus weet heel veel. Ik moet nog veel leren. Mijn kracht zit in de verkoop en social media. En wat ons samen onderscheidt van veel andere antiquairs is ons goede gevoel voor smaak. Daar worden onze klanten heel enthousiast van.’
Huwelijkskabinet van Gouverneur-Generaal Diederik Durven (1676- 1740) van voormalig Nederlands-Indië, Sri Lanka of Jakarta (Batavia), 1724, met ebben en pengegraveerd ivoor ingelegd teakhout, hoogte 205cm. Foto: Michiel Elsevier Stokmans
Nieuwe verzamelaars
Terwijl het kommer en kwel is in de wereld van musea, galeries en kunstbeurzen heeft Zebregs&Röell Fine Arts and Antiques niet te klagen: ‘Het lijkt wel of het met de verkoop nog beter gaat dan voor corona. Nu veel toeristen zijn weggevallen hebben we aanzienlijk meer aanloop van mensen uit de buurt. Verder gaat het om ons aanbod en onze activiteiten op social media. Hoe de antiquairs hier in de buurt het doen, weet ik niet. Het zijn er ongeveer 40, veelal gesloten huizen. Wij zijn een open huis en het loopt goed. Onze handel is heel internationaal en spreekt tot de verbeelding: van gevestigde Nederlandse verzamelaars op zoek naar een glorieverhaal tot Aziaten die op hun manier een verhaal zoeken. Bijvoorbeeld een mooie stoel die ooit door een landgenoot is gemaakt. Of een bijzondere kast van een voormalige Hollandse bestuurder. Die nieuwe verzamelaars boor ik aan via Instagram. En via onze website met een soort wikipedia van koloniale geschiedenis. Die verhalen willen we echt uitdiepen en van twee kanten vertellen. Dat werkt heel goed.’
Verre streken, mooie verhalen
Veel objecten van Zebregs&Röell kun je gerust decoratief en academisch noemen. Geen wonder dus dat zich veel musea bevinden onder de clientèle: in Singapore, Hong Kong, Boston, Sri Lanka, China, India, Réunion en Amsterdam. Röell: ‘We zoeken immers altijd objecten met een verhaal, dus niet alleen maar mooie dingen. Nu we onze klanten uit de verre streken niet meer ontmoeten via bekende antiekbeurzen zoals die in Londen, sturen we onze catalogi op. Die catalogi zijn echte verzamelaarsobjecten, die ook weer klanten trekken. Dat werkt heel goed. Zo blijven de contacten warm. Ondertussen koesteren we ook de trouwe verzamelaars die bijvoorbeeld alleen maar 17e-eeuwse lepels verzamelen. Hoewel dat een uitstervend ras is.’
Buiten-PAN
Zebregs&Röell Fine Arts and Antiques zit dus niet stil. Sterker nog, de antiquairs zijn medeorganisator van de Amsterdam Arts & Antiques Week afgelopen september. Een gezamenlijk initiatief van de handelaren in het Spiegelkwartier. Het slimme was om gebruik te maken van zowel winkels, particuliere souterrains, parkeergarages en leegstaande panden. Antiekhandelaren uit de provincie konden daar hun topstukken presenteren tijdens een soort openlucht-PAN. Zebregs: ‘Met de straten als looppaden, de buurt als beursvloer en de horeca als food courts. Veel deelnemers van de PAN waren erbij en zo werd het een enorm succes. Natuurlijk ook omdat de Spiegelstraat wereldwijd bekend staat als het centrum van kunst- en antiekhandel. Daar komen veel mensen op af die graag iets moois willen kopen of een kwalitatief souvenir. Met deze AAAW hebben we een momentum willen creëren, een historische onderdompeling in kunst en antiek. Er moet natuurlijk verkocht worden, maar we moeten ook laten zien dat we er nog zijn. Anders valt het stil.’
Victoriaans zomerhaardscherm met opgezette kolibries door Henry Ward (1812-1878), Engeland circa 1850, 130x140cm. Foto: Michiel Elsevier Stokmans
Totaal over-the-top
Antiek verzamelen werkt tegenwoordig heel anders dan vroeger. Men richt steeds vaker eclectisch in. Zebregs: ‘Neem die antieke ebbenhouten stoelen: herkenbaar en beslist niet oubollig. Doordat ze zo exotisch zijn passen ze goed in een modern interieur. Met ons overzicht van stijlen geven we inzicht in het combineren van objecten. Daar speel ik op in met mijn Kunstkammer. Veel mensen hebben een plank met schelpen en artefacten. Zelf heb ik dat totaal over-the-top gedaan. Dat spreekt tot de verbeelding. Zoals deze oude opgezette dieren uit de Victoriaanse tijd. Die dieren werden meegenomen door ontdekkingsreizigers en stonden thuis bij wetenschappers en andere heren. Dan kwam men op de thee om die dieren te bekijken en te bespreken. Wat ik zoek moet in perfecte conditie zijn met de originele bekisting en beglazing van bijzondere makers. Daar is absoluut een markt voor. Het zijn gentlemen’s library stukken. Vooral mannen vallen ervoor, die vinden dat waanzinnig.’ Röell: ‘En dat is prima te combineren met de objecten waar ik mij op richt.’
Topstukken van teakhout
Welke ontwikkelingen zien de twee heren op dit moment? Zebregs: ‘De veilinghuizen hebben het moeilijk. Je zult zien dat er meer kunst- en antiekhandel gaat ontstaan. Kleiner, overzichtelijker, met minder personeel. De specialisten van de grote veilinghuizen gaan zelf ondernemen. Ze zullen wel moeten.’ Röell: ‘Op de korte termijn zie je dat beurzen het moeilijk hebben. Of dat terugkomt op de oude schaal… lastig te voorspellen. Beurzen dicht. Veilinghuizen weg. De winkels moeten het doen. En dan vooral in deze buurt.’ Zebregs: ‘We moeten alleen maar goede objecten verkopen. Decoratief, kwalitatief en met een goed verhaal gebaseerd op de provenance van een stuk. Dat zie je bij veel van onze stukken die afkomstig zijn uit het voormalig Nederlands-Indië. De herkomst is goed na te gaan met al die familiewapens die steeds terugkomen. Zoals het werkelijk exuberante huwelijkskabinet van de beruchte Gouverneur-Generaal Diederik Durven.’ Röell knikt: ‘Een topstuk, enig in zijn soort. Begin 18e eeuw in Sri Lanka gemaakt van weelderig teakhout, ingelegd met ebben en gegraveerd ivoor. Het moet een fortuin hebben gekost, maar dat had Durven over voor zijn geliefde.’
Guus Röell en Dickie Zebregs. Foto: Diederick Bulstra photography
Honderdvijf kolibries
Het favoriete stuk van Zebregs is een opvallend zomerhaardscherm. ‘Mijn grote trots. Het ultieme Victoriaanse stuk. Absoluut uniek. Ten eerste vanwege de zoölogie die erin verwerkt is, dat slaat alles: maar liefst 105 op- gezette kolibries afkomstig van Colombia tot Canada. Door de beroemde taxidermist Henry Ward zelf verzameld. Hij maakte het scherm rond 1850 op Piccadilly Circus. Dat moet in die tijd een enorme klus geweest zijn. Het geheel is gevat in de originele bladgouden lijst, bekroond met een royal coronet en voorzien van originele wieltjes. Zo’n scherm werd in de zomer in de haard gezet als decoratie. Het toppunt van Victoriaanse toegepaste kunst.’ Nu hier te koop bij Zebregs&Röell Fine Arts and Antiques. Dan heb je een schitterend stuk van topkwaliteit, inclusief een goed verhaal.
Op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van kunst? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Ivan Cremer, Birth of Apollo, 2019, hout en staal, Apollolaan Art Zuid
Beeldhouwer of architect? Ivan Cremer is het allebei. Hij studeerde bouwkunde in Delft en Berlijn en zat acht jaar in New York en Los Angeles bij verschillende architectenbureaus. Eind 2017 gaf hij zijn baan als architect op en sindsdien werkt hij afwisselend in Leipzig en Umbrië als beeldhouwer. Cremer is even over in Amsterdam voor Art Zuid. Daar trekt de publiekslieveling veel bekijks met zijn spectaculaire beeldengroep Birth of Apollo.
Wisselende werkplekken en locaties: wat doen die voor je werk? Cremer: ‘Locaties hebben veel invloed op mijn werk. Vooral op het materiaalgebruik. Mijn focus ligt op ruwe, vaak oude bouwmaterialen. Die haal ik uit vervallen gebouwen. Door deze manier van werken komt de locatie in het werk te zitten. Het concept voor Dancers from Oblivion is hierop gebaseerd. Materialen uit ruïnes zijn de stille getuigen van de plek. Ze hebben meer van de geschiedenis gezien dan ik.’
Je zegt dat je experimenteert met hypotheses om je concept te bewijzen. Hoe zit dat? ‘Mijn visie zegt wat het beeld moet worden. Dat probeer ik te creëren. Maar de materialen leiden mij. Ik klamp mij vast aan een visie die in transformatie is. Slechts het concept van een beeld staat vast. Hoe ik daar kom is voor mij een waas. Tussen beginnen met werken en het atelier opruimen zit een periode van hyperfocus. Ik heb niks in mijn hoofd behalve materialen en gereedschap. Boren, bouten, beitels, bijlen, hamers en zagen.’
Je ziet de beelden als een verbinding van de fysieke wereld met de metafysische, kun je dat toelichten? ‘Een beeld moet gemaakt worden door de kunstenaar zelf. Anders mist het alle intrinsieke waarde. Tegenwoordig maken beeldhouwers en ontwerpers een schaalmodelletje. Of erger: een 3D print die dan in het groot wordt gereproduceerd: digitaal. Vaak door mensen zonder enige affiniteit met het object. Vaak raakt de kunstenaar niks aan. Het beeld is dan slechts een uitgewerkt idee. Voor mij is dat wat ontwerpers van kunstenaars scheidt. Kunstenaars brengen hun ziel over in hun werk. Dat kan niet met tussenpersonen.’
Ivan Cremer, Sculpture XI, 2019, bekist beton met pigment foto Aldo Chacon
Wie zijn jeinspiratiebronnen? ‘Eduardo Chillida en Richard Serra: geweldige beeldhouwers. Peter Zumthor: geweldige architect, net als Le Corbusier. De belangrijkste is natuurlijk mijn grootvader, de modernistische architect Karel Sijmons. Al heel jong wilde ik timmerman en beeldhouwer worden, en later architect. In die praktijk heb ik mezelf echter niet kunnen vinden. Zodra het kon heb ik een atelier gehuurd om mijn eigen ideeën uit te werken. Gek genoeg overleed op de dag van de opening van mijn eerste grote publieke beeld de beroemde architect I.M.Pei (102), een groot voorbeeld.’
Is er een wisselwerking tussen architectuur en sculptuur in jouw werk? ‘Op een hele ruwe manier pas ik constructiemethodes toe uit de architectuur. Zoals de verbindingen tussen verschillende elementen en de ruwe bouwmaterialen die ik gebruik. Dat zie je vaker in de bouwkunst dan in de beeldhouwkunst. Ook gebruik ik betonbekistingen afkomstig uit de architectuur.’
Ivan Cremer. Foto Nathan Christ
Welke magie zit voor jou in het beeldhouwerschap? ‘Die magie zit in het maken van werk dat gebaseerd is op mijn wil om het te maken. In de beeldhouwkunst kan ik mijn vrijheid veiligstellen. Architectuur en beeldhouwkunst hebben alles en niets met elkaar te maken. Architectuur is gebonden aan allerlei wetten en regels. In thema en concept is de volledige vrijheid van beeldhouwkunst prachtig. Natuurwetten, materiaalkennis en conceptueel denken zijn weer grote inspiratiebronnen vanuit de architectuur.’
Word je vertegenwoordigd door een vaste galerie? ‘De laatste jaren ben ik constant aan het werk geweest. Dus ja, er is nu eindelijk ruimte voor een goede galerie. Ik ben heel blij met Galerie Helga Hofman. Zij richt zich vooral op Duitsland en Duitse kunstenaars. Dat is voor mij heel belangrijk omdat daar in het algemeen goed en serieus werk wordt gemaakt.’
Waar ben je momenteel mee bezig? ‘Met beelden op basis van technieken die ik in LA heb toegepast op mijn serie Sculpture XI. Die serie plan ik ergens aan de rand van Berlijn. Inderdaad: verhuizen weer. Ik zoek een atelier, ver weg van de drukte maar dichtbij het centrum van Europa.’
Ivan Cremer, Dancers from Oblivion, 2018, hout en staal
Frouke van Dijke (31), conservator Kunstmuseum Den Haag, gespecialiseerd in 19e-eeuwse kunst. Inmiddels zes jaar bij Kunstmuseum Den Haag en met ca. tien tentoonstellingen en publicaties op haar naam, zoals de meest recente over Breitner en Israels.
“Verhalen vertellen, dat vind ik het mooiste”
Hoe ben jij de museumwereld ingerold? “Na stages bij o.a. de Neue Pinakothek in München en Kunstmuseum Den Haag wist ik dat ik zelf ook tentoonstellingen wilde maken. Werken met objecten in een museum leek mij als kunsthistoricus zonder meer het leukste. En het liefst over de 19e eeuw, een periode waarin veel gebeurt. Kunstenaars worden zich ervan bewust dat ze in een bepaalde stijl werken. Ze gaan zich profileren als ‘moderne kunstenaar’: een nieuw fenomeen. Zo kunnen ze zich afzetten tegen wat er vóór hun gebeurde. Kunstkritiek komt op, met als gevolg: bronnen om te reconstrueren wat er in die tijd gebeurde.”
Hoe word je conservator?“Door een combinatie van doorzettingsvermogen en geluk. Voor kunsthistorici liggen de banen immers niet voor het oprapen. Gelukkig mocht ik hier stage doen als conservator in opleiding. Ik was letterlijk op de juiste plek op het juiste moment. Er was iemand nodig voor de 19e eeuw en blijkbaar was ik goed bevallen. Ik kreeg toen mijn eerste betaalde baan en viel met mijn neus in de boter.”
Waar ligt voor jou de uitdaging?“Het is een combinatie van inhoudelijk onderzoek en het maken van verhalen om aan het publiek te vertellen. Daar heb je ingrediënten voor nodig en dan ga je op jacht naar bruiklenen. Het is heel dynamisch werk. Nu mag ik als conservator verhalen maken en daarover schrijven en tentoonstellingen inrichten. Er komt heel wat bij kijken: budgetten, vormgeving, bruiklenen. Al doende leer je de fijne kneepjes van het vak.”
Hoe worden tentoonstellingen gepland? “We werken met een meerjarenplan. En er zijn mogelijkheden om je eigen ideeën te realiseren. Er worden hier zoveel tentoonstellingen gemaakt, dat is een voordeel. Je hoeft niet vijf jaar te wachten tot je iets mag doen. Verder zijn er wensen van de directie. Zoals de Monet-tentoonstelling. Daar zijn we zo’n vier jaar mee bezig geweest om dat te organiseren. Ondertussen ben je als conservator simultaan ook met andere projecten bezig.”
Schrijf je bij elke tentoonstelling een catalogus? “Meestal wel. Soms schrijf ik alleen en soms met andere auteurs: specialisten die worden gevraagd om een bepaald onderwerp uit te diepen. Zelf schrijf ik het verhaal dat bij de tentoonstelling hoort. Een van de leukste dingen om te doen. Zeker ook omdat ik al jong schrijver wilde worden. Wat er dan ook bij komt kijken: PR, podcasts en optredens bij Opium en op de radio. De pers wil horen wat je te vertellen hebt.”
George Hendrik Breitner, Meisje in rode kimono (Geesje Kwak), circa 1893, olieverf op doek, 82 x 53,5 cm, Kunstmuseum Den Haag.
Waar ben je op dit moment mee bezig? “Met Anders Zorn, de Zweedse kunstenaar, gepland voor dit najaar. Die past goed in de lijn van de Europese 19e-eeuwers die wij willen laten zien, zoals onlangs Max Liebermann. Zo heeft elk land zijn eigen helden. Kunstenaars die vaak veel hebben gereisd en hebben samengewerkt. Zo zat Zorn in Parijs en Londen. We krijgen prachtig werk uit het Nationalmuseum in Stockholm. En voor 2022 werken we aan een grote tentoonstelling over Impressionisme. Iets toevoegen vinden we dan belangrijk, je moet niet steeds hetzelfde verhaal vertellen.”
Wat is het mooie van werken als conservator bij het Kunstmuseum? “Dat je volop het podium krijgt om verhalen te vertellen. We hebben elk jaar een of twee grote tentoonstellingen en ook al zit ik in dat specifieke tijdvak, het is elke keer weer anders. Mijn werk brengt mij naar nieuwe plekken, zoals Zweden en straks weer naar Parijs. Het is geweldig om iets dat mij fascineert over te brengen op een breed publiek. De magie zit echt in het vertellen van verhalen.”
Anders Zorn, Midzomerdans, 1897, olieverf op doek, 140 x 98 cm, Nationalmuseum, Stockholm.
Bij de tentoonstelling ‘Breitner vs Israels: vrienden en rivalen’ gebruik je termen als ‘een artistieke bokswedstrijd’. Ongebruikelijk? “Ik kreeg zelfs een boze mail van iemand die het schandelijk vond dat ik er een wedstrijd van had gemaakt. Wat ik wilde belichten is dat rivaliteit zo’n belangrijk onderdeel is van de kunstwereld. Vroeger wellicht wat explicieter dan tegenwoordig. In de brieven van Israels en Breitner lees je letterlijk hoe ze tegen elkaar opboksen. Ze kijken voortdurend wie er beter is. Competitie en succes, daar ging het om. Dat lees je al bij Vasari die in de 16e eeuw biografieën van kunstenaars schreef. Verhalen vol jaloezie en moord.”
Bezoekersaantallen zijn belangrijk. Wordt er gemikt op Blockbusters? “Monet was echt een groot succes. Zo’n tentoonstelling betekent: veel investeren. Dat moet dus veel opleveren. Met Breitner vs. Israels mikten we ook op een groot publiek, maar zulke aantallen hadden we niet verwacht. Dat is dan een meevaller. Publieksvriendelijk programmeren blijft belangrijk maar het maken van blockbusters brengt enorme kosten met zich mee.”
Richt het museum zich vooral op een groot publiek? “Nee, het is niet zo dat commerciële doelen belangrijker zijn dan artistieke doelen. Wij hebben altijd tentoonstellingen voor zowel het grote publiek als de fijnproevers, zoals Rob van Koningsbruggen tegenover Monet en Emo Verkerk tegenover Rothko. Commercieel succes is dus niet ons hoofddoel. We programmeren net zo goed hedendaagse kunstenaars die middenin hun carrière staan. Dat kunnen we doen door het succes van de publiekstrekkers.”
Hoe zie jij de rol van het museum als discussiehuis van de maatschappij? “Wij hebben zeker een rol om te duiden en uit te leggen. Zeker als het gaat om begrippen als Gouden Eeuw, male gaze en het naakt in de kunst. Het is goed om daarover te discussiëren en die zaken onder de loep te nemen. Zo kijken we ook naar titels van werken. We gaan niks uitwissen maar wel een discussie voeren. Dingen waren vroeger immers anders dan nu. Wat dat betreft staat ons museum midden in de maatschappij.”
Isaac Israëls, De begrafenis van de jager, 167,5 x 302 cm. Kunstmuseum Den Haag
Hoe zou je je eigen smaak omschrijven? “Breder dan de 19e eeuw. Naast het Stedelijk en het Rijks bezoek ik graag de Mesdag Collectie, het Dordrechts Museum, het Drents Museum. Qua museale presentaties draait Nederland heel goed mee. In Parijs natuurlijk Musée d’Orsay, daar hangt echt ‘mijn’ kunst. Verder Centre Pompidou. Daar word ik heel gelukkig van. Ze hebben een collectie waar geen eind aan komt. En alles hangt er met een soort losheid en vrolijkheid waar ik zelf ook vrolijk van word.”
Gasthoofdredacteur van Tableau…? “Ontzettend leuk! Met als thema bijvoorbeeld al die prachtige tentoonstellingen over de 19e-eeuwse schilderkunst die te zien zijn in Nederlandse musea. Gelukkig zijn er nog genoeg verhalen te vertellen. Dat is misschien wel het geheim van een goede conservator: de combinatie van een goed verhaal en de praktische verwezenlijking daarvan. En bij elk werk bedenken wat de meerwaarde is: kill your darlings. Door die ervaring leer je het verhaal te vertellen in een inrichting die goed overkomt.
Hoe blijf je op de hoogte van alle ontwikkelingen? “Ten eerste via de interne groepsapp met berichten uit de internationale media zoals The Art Newspaper, Artnet en andere bronnen zoals kranten en kunstbladen als Metropolis M, De Witte Raaf, Tubelight en uiteraard ook Tableau in onze bibliotheek. Mijn interesse gaattrouwens verder dan de 19e eeuw. Ook de moderne kunst van de 20ste eeuw vind ik interessant. Er zijn nog zoveel mooie verhalen te vertellen. Zeker hier in dit geweldige museum.”
Mark Grol directeur van de PAN op lege beursvloer RAI. Fotografie Desiree Engelage
‘De PAN is een instituut waar mensen naar uitkijken’
Heilige huisjes kraken. Door muren van verwachting heen breken. Verder kijken dan de kunstzinnige neus lang is. Dat is de opdracht die kunst-omnivoor Floris Kappelle zichzelf stelt tijdens ontmoetingen met prominenten uit de wereld van kunst en cultuur. Liefst in een prettige omgeving waar gedachten vrij kunnen zweven. Want bij een welverzorgde lunch spreekt men vrijmoediger dan in het pluche van de directiekamer. Deze keer: Mark Grol, directeur PAN Amsterdam.
Tekst: Floris Kappelle | Foto’s: Desiree Engelage
Geen beurs dit jaar maar wel een PAN-in-print: een exclusieve editie van Tableau, extra dik vanwege de aandacht voor meer dan 40 vaste beursdeelnemers. Tijd dus voor een gesprek met de beursbaas. We hebben afgesproken in de RAI, al 34 jaar een van de belangrijkste pijlers van de PAN. Aldaar louter lege hallen. Een troosteloze aanblik. Geen beurzen… geen mensen. Gelukkig komt daar Mark Grol aangelopen, sinds 2019 directeur PAN Amsterdam. Hij oogt optimistisch en dat is hij ook. We betreden het RAI-restaurant en worden hartelijk ontvangen aan de Chef’s Table door de keukenbrigade. Die staat zichtbaar te popelen om ons een onvergetelijke lunch te bereiden.
Nieuwe ontdekkingen Grol steekt direct van wal: ‘Dit is de plek waar we onze tastings doen. Zijn de happen niet te groot, blijven ze niet tussen je tanden zitten. De hele catering komt hier vandaan, met tailor-made luxehapjes voor de opening, en weer andere voor de jongerenavond. Ongeveer 25.000 happen! Maar nu voor het eerst in 34 jaar geen PAN. De beslissing was onvermijdelijk. Dat betekent echter niet dat wij als organisatie stil zitten. De tijd die we nu hebben gebruiken we om samenwerkingen te intensiveren, plannen uit te werken en deelnemers en publiek beter te leren kennen. Ook de deelnemers zitten niet stil, zij hebben mini-beurzen en tentoonstellingen georganiseerd. Ondertussen sporen we het publiek aan om wat vaker een galerie te bezoeken. Daar ligt immers ruimte voor verdieping en nieuwe ontdekkingen. Als bonus deze speciale PAN-editie waarin een groot aantal deelnemers wordt uitgelicht.’
Grote kopers Onze KunstLunch wordt door de chefs Rientz Mulder en Paul Conijn ingeluid met een plankje fijne amuses. Boerenkaas van Van Wees, worst van Brand & Levie en rillettes van Schipholgans. Een geheel lokale entree die de visie van de RAI onderstreept: ingrediënten uit Amsterdam en omgeving.
Gerechten geserveerd door chefs Reintz Mulder en Paul Conijn.
Terug naar de PAN. Mark Grol: ‘Toen de lockdown afgelopen maart een feit was heb ik alles on-hold gezet en ben ik alle deelnemers gaan bellen om de stemming te peilen. Dat verstevigt de band. Ook al komen er steeds meer jongeren naar de PAN, de doelgroep is 50+. Daar zitten de grote kopers. Ik kon echter niet instaan voor de gezondheidsrisico’s. We hebben toen besloten de beurs uit te stellen naar 2021. Daarnaast speelde het financiële risico. Door bezuinigingen zijn we nu geheel in stealth-mode. Onder de radar dus, zodat ons verlies te overzien blijft. Je kunt je ook niet verzekeren tegen de tweede corona golf. Dat speelt mee. Ten derde moeten we schade aan het merk PAN voorkomen. Tijdens die tien dagen in de RAI waan je je in een andere wereld vol ultieme luxe. Die sfeer willen we behouden. Vandaar dus geen kleinere beurs met bijvoorbeeld tien handelaren. Want wie dan? En waar dan?’
Handelaren promoten Was het voorjaar van 2021 een optie voor de beurs? Grol: ‘Net als andere beurzen hebben wij een vaste plek op de kalender. We zijn een eclectische beurs, met zowel modern, hedendaags, antiek, oude meesters, juwelen als design; net als TEFAF in maart. We zitten nu in het beursloze tijdperk… echt verschrikkelijk. Toch zie ik voor deze beursdirecteur zonder beurs een paar voordelen. We zijn losgekoppeld van de TEFAF en hebben nu alle tijd om de ontvlechting goed te regelen. Intussen ben ik in gesprek met de handelaren, die zitten immers met de gebakken peren. We willen ze promoten zodat ze ‘aan’ kunnen blijven staan. Een enorme stimulans gaat uit van initiatieven als dit PAN-nummer van Tableau, en Art Affair, een kleine beurs met enkele PAN-deelnemers in het Hilton, mede gepromoot door onze social media. Zowel de sales als de publiciteit waren heel goed. Een enorm positief signaal dat mensen graag willen komen en kopen op kunstbeurzen die hoge kwaliteit bieden. Veel deelnemers hebben de PAN echt nodig. De grootste omzet wordt namelijk op beurzen behaald.’
Ook wij gaan wat omzetten en prikken ons vorkje in een gepocheerd Rondeel ei met sauce Choron van tomaat en een handje wildpluk uit andermans tuin, vooral rucola en klaverzuring. Zalig.
Mark Grol en Floris Kappelle genieten van de door chefs Rientz Mulder en Paul Conijn bereide lunch
Feestvreugde en vongole Het goede nieuws is dat hoofdsponsor J. Safra Sarasin Group heeft toegezegd. Grol: ‘Andere sponsors gaan volgen. Wat betreft onze nieuwe commerciële koers zijn we bezig verder te bouwen op een zeer succesvol merk, door kwaliteitsverhoging en het werven van een paar goede hedendaagse galeries. Mogelijk uit het buitenland. Die moeten natuurlijk wel bijdragen aan de feestvreugde: zorgen voor goede klanten en goede publiciteit. Dat wil ik rustig cureren. Ons publiek komt nu voor 90% uit Nederland. We streven wel naar meer ‘betere’ bezoekers, ook uit omringende landen als België en Duitsland. De PAN blijft wel een Nederlandse beurs en gaat zeker niet concurreren met TEFAF. Onze handelaren sturen 240.000 uitnodigingen naar relaties, waarvan er 40.000 komen. Daarvan komt 5 tot 10% echt iets kopen. Dat zijn 2000 klanten, op – afgerond – 100 galeries, dat zijn twintig klanten per galerie. Dan is men blij en uit de kosten.’
Ook wij doen goede zaken met een Zeeuws bord spartelverse vongole, octopus, crustacea en venkelbloesem. Prachtgerecht.
Kwaliteit met een goed verhaal Wat is het geheim van de PAN? Grol: ‘De PAN is een instituut waar mensen naar uitkijken. Het gaat om het merk, de locatie, de bereikbaarheid, de kwaliteit, de beste standbouw en de beste handelaren van Nederland. Wij creëren de ideale situatie zodat mensen in de mood komen om te kopen. Wat ze kopen? Je ziet een verschuiving naar hedendaags. Sterker nog, mensen worden meer en meer hun eigen interieur designer. Ze kopen bijvoorbeeld iets Afrikaans vanwege het verhaal… niet omdat ze verzamelaar zijn van Afrikaanse kunst. Daarnaast staat dan een design stoel en hangt popart aan de muur. Interieurs worden eclectisch en vol van verhalen. Zoals bij mij thuis where east meets west… ik heb in Hong Kong gewerkt. Verder speelt de vraag: hang je vijf kleine schilderijtjes op van 500 euro of een hele goede van 5000? Of een paar levels hoger? Je hoeft mensen niet van alles wijs te maken, als het maar kwaliteit is met een goed verhaal. Dat is de lol van kunst kopen: plezier in je leven! Mooie spullen met goede verhalen.’
Topstukken online De chefs van de RAI pakken uit met zacht gegaarde lende van Waterlands rund met crème van paarse bloemkool, gefermenteerde knoflook en ui van Kesbeke. Geweldige combi… en een goed verhaal van eigen bodem.
Kijken we wat verder van huis, welke ontwikkelingen zien we dan in de internationale kunstwereld? Grol: ‘Je ziet dat ook topstukken op de online veilingen goed worden verkocht. Die mensen weten wat ze kopen. Toch heeft men behoefte elkaar te ontmoeten en kunst te zien in een bepaalde sfeer. Dat is online natuurlijk wat moeilijker. Ik voorzie dat alles kleiner gaat worden en dat we vaker op Nederland gaan focussen. Men zal minder reizen en er zullen minder toeristen komen. Omdat wij ons vooral richten op een Nederlands publiek kan deze trend voordelig uitpakken voor de PAN. Ondertussen houden we contact met collega’s in binnen- en buitenland. Zo zit ik in een club met beursdirecteuren, om snel actuele zaken te kunnen bespreken als social distancing. In deze tijden moeten we elkaar helpen, ook al hebben we elk onze eigen niche en eigen vaarwater.’
Mark Grol op de lege beursvloer van de RAI
Gouden toekomst Mark Grol had eerder leidinggevende functies bij Sotheby’s in Amsterdam, Parijs en Londen, was kunsthandelaar in Hong Kong en directeur bij Cahiers d’Art te Parijs. Waar ligt zijn hart? ‘Bij de verbinding tussen kunst, commercie en netwerk. Die wil ik leggen. Als kunsthistoricus en als gesprekspartner met kennis van kunst en de markt. Na jaren in het buitenland ben ik trots dat ik de PAN als grootste nationale kunstbeurs verder mag uitbouwen. Volgend jaar gaan we een bijzonder jaar tegemoet. Met een PAN die staat als een huis en die recht doet aan alle ambities. Samen gaan wij nog sterker terugkomen.’
Een ferme uitsmijter die nog bekroond wordt door een Frangipane met coulis, vruchtjes van Edith, kletskop van framboos en jawel: bladgoud. Soms is iets wat blinkt wel degelijk van goud. Symbolisch voor de gouden toekomst die we de PAN van harte toewensen. En de RAI natuurlijk die midden in dit ongewenst gesloten seizoen zo’n exquise lunch voortovert.
Wil je op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van kunstbeurzen? Abonneer je dan op Tableau Magazine of meld je aan voor de nieuwsbrief!
Bij binnenkomst springt meteen een fraaie Kees van Bohemen in het oog. Schreuder – van huis uit jurist – is als adviseur bij AON Fine Art in zijn rol gegroeid. ‘Mijn baan is juist zo leuk omdat ik van kunst houd en door mijn werk dagelijks kunst zie. Mijn cliënten verwachten van mij overigens geen kennis van kunst. Die hebben zij zelf als geen ander. Je moet wel betrokken zijn en je moet begrijpen hoe de kunstwereld in elkaar zit. Bijvoorbeeld hoe de bruikleenpraktijk tussen musea werkt.’ Behalve als makelaar in kunstverzekeringen treedt Schreuder eveneens op als conservator van de bedrijfscollectie AON Fine Art. Samen met de kunstcommissie beheert hij een collectie van circa 500 werken in Nederland. ‘Dat betreft de historische collectie met onder andere zeegezichten, zoals van de 17e-eeuwse meester Bonaventura Peters, die te zien waren op TEFAF in de AON Fine Art-stand. En anderzijds is er de collectie met moderne en hedendaagse kunst van o.a. Rob Scholte, Eline de Jonge, Barbara Wijnveld, Janpeter Muilwijk en Alice Wielinga. Er is kunst gekocht om de collectie uit te breiden en daarnaast hebben we evenals veel andere bedrijven ook ontzameld. We hadden minder ruimte, meer glazen wanden en een deel stond in de opslag. Medewerkers konden voor een prix d’ami hun slag slaan. Zo hebben we ruim 200 werken van onder meer Cole Morgan en Marthe Röling verkocht aan collega’s. Het is leuk te zien dat men affiniteit heeft met kunst, ook onze CEO Marc van Nuland.”
Alice Wielinga, Cixi, 2011, foto op dibond, 5/5, 100x160cm
Museale werken
‘We lenen wel eens werk uit voor exposities, we laten werken geregeld taxeren, maar we verkopen niet. Dat is niet aan de orde. Wij koersen niet op waardestijging. Momenteel zijn we bezig met nadenken over een hernieuwd aankoopbeleid en hoe we dat kunnen inkleden. Support aan Nederlandse kunstenaars vinden wij belangrijk. Ondertussen fungeert onze kunst primair als inspiratiebron voor zowel medewerkers als bezoekers. Er zitten zeker museale werken bij en daarmee proberen we een prettige werkplek te creëren die alom wordt gewaardeerd. Dat beleid zie je ook bij vestigingen van Aon in andere landen. Een AON Fine Art kunstprijs hebben we nog niet maar dat is zeker een goed idee. En anders gaan we het initiatief van Tableau ondersteunen dat opkomt voor een eerlijk honorarium voor kunstenaars.’
Al 24 jaar op TEFAF
Begin maart stond Aon alweer voor de 24e keer als partner op TEFAF. Schreuder: ‘We zijn daar elk jaar om ons als marktleider te presenteren. Op dat moment is die setting de meest relevante plek ter wereld, waar veel van onze relaties bij elkaar komen. Zowel corporate clients als musea en verzamelaars. Daar moeten wij als adviseur letterlijk tussen staan. Als een noodzakelijke partij. Geen kunstinstelling kan tenslotte zonder een kunstverzekering. En vele handelaren zijn via Aon Fine Art verzekerd. TEFAF is hét podium om onze relaties bij de musea en collega’s uit andere landen te ontmoeten. Onze aanwezigheid vullen we in met ontvangsten, presentaties, rondleidingen en diners. Daarnaast deden we dit jaar een project samen met Paleis Het Loo. Het is elke keer een heel intensieve periode, ik ben er dan ook alle dagen. Voor een makelaar in kunstverzekeringen is dit zonder meer the time of the year. En als het lekker weer is wandel ik van mijn hotel naar het MECC. Als je dan voor openingstijd naar binnen stapt, van de stoep zo het hoogpolige tapijt op, dan kom je in die bubbel, in een soort parallel universum. Een magisch moment om dan alleen door die nog lege gangen te lopen en te genieten van topkunst van all over the world. TEFAF is de ultieme vorm van wat in de kunstwereld te zien is. De concentratie, het niveau, de diversiteit… en alle partijen die een rol spelen zijn erbij. Ik heb elke keer weer respect voor het kaliber van deze beurs in Maastricht.’
Eline de Jonge, Shadows of Paris, 2009, acryl op doek,
120x120cm
Belang bij kunst
Zelf noemt Schreuder zich meewerkend voorman van het team dat zich volledig richt op iedereen die belang heeft bij kunst: van musea en kunst- en antiekhandel tot veilinghuizen, galerieën, corporate en private verzamelaars. ‘Voor die laatste groep hebben we een apart team dat zich richt op hun totale belangen, dus ook het tweede huis, de classic car en natuurlijk de kunst in huis. Zelf richt ik mij op de professionele kunstwereld en omvangrijke private kunstcollecties die semi-museaal zijn. Binnen AON is Fine Art al heel lang een serieuze niche. Al in 1926 deden we de Jan Steen-tentoonstelling in De Lakenhal, een relatie met wie we bijna een eeuw samenwerken. Dat illustreert onze niche. Als risico- en verzekeringsadviseur adviseren wij dus over óf je iets verzekert, zo ja hoe, en ten derde bij welke verzekeraar. Een polis opstellen dat kan iedereen, maar onze business gaat om de processen.
Lees het artikel AON Fine Art: verzamelen en verzekeren verder op de volgende pagina!
,
Bij de musea zien we tentoonstellingstrajecten die soms vele jaren van tevoren beginnen. Met eisen van bruikleengevers, het aanvragen van indemniteitsgarantie bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het samenwerken met registrars en het inzetten van ons internationale netwerk van specialisten. Zo doen onze Amerikaanse collega’s de MET in New York, en onze Spaanse collega’s het Prado. De kern is: wat is het belang en het risico? Dan is de oplossing een toegesneden polisdekking. Daar komt heel wat bij kijken. Kunstverzekering is een van de meest advies-intensieve vormen van verzekeren.’
Jan Ros, Caravan, 2006, olieverf op paneel, 65x90cm
Schade aan kunstwerken
Hoe verzeker je schade aan kunstwerken? ‘Schade kan door vele oorzaken ontstaan. Tijdens transport maar ook door bezoekers. Bekend is het verhaal van de Gazing Ball van Jeff Koons in de Nieuwe Kerk. Die wilde dat werk beslist niet achter glas. Dan zou het effect maar verloren gaan. Een beveiliger erbij moest voldoende zijn. Toch zag een bezoeker in een split second kans het aan te raken en de Gazing Ball brak in duizend stukken. Schade! Tja, dat is voor ons all in the game. Kijk, de verzekeraars zien natuurlijk risico’s bij een tentoonstelling, maar onderkennen ook het belang van de beleving van de bezoeker. En bovenal geldt dat musea er alles aan doen kunst goed te behouden. Wij zijn zo in staat om het risico in die vorm te verzekeren, zodat het museum zijn kerntaak kan uitvoeren: het laten zien van kunst. En dat accepteren verzekeraars. Kunst moet toegankelijk blijven is de gedachte. De menselijke maat blijft belangrijk voor musea. En ja, dan komt het een keer voor dat er schade ontstaat. Zoals bij een bedrijfscollectie door toedoen van een schoonmaker die met een gemeen sopje per ongeluk een sculptuur beschadigt. Dat heet in verzekeringsjargon: een van buiten komend onheil. Dat is gedekt onder een goede kunstverzekering, waarbij zowel restauratiekosten als eventuele waardevermindering en in het ergste geval totaal verlies worden vergoed.’
Natuurrampen
Bij bedrijfscollecties spelen ook andere specifieke risico’s. ‘Je maakt mee dat werken plotseling vermist zijn. Verplaatst, opgeborgen, ontvreemd, weggegeven bij een jubileum. Dat wordt niet altijd goed bijgehouden. Dan willen we wel weten wat er gebeurd is. Vermissing van kunstwerken die pas blijkt bij periodieke inventarisatie, daar kun je geen dekking voor afgeven. Sowieso is adequate registratie van de collectie heel belangrijk. Je moet je belangen kunnen aantonen. De risico’s zijn dus divers. Daarom zijn kunstverzekeringen op basis van all-risk. In beginsel is alles wat het kunstwerk overkomt gedekt, ook natuurrampen als aardbevingen en overstromingen. Er zijn enkele uitsluitingen, waaronder de algemene geldende van kernrampen en oorlog.’
Van spijker tot spijker
‘Daarnaast zijn er meer specifieke uitsluitingen: eigen gebrek, geleidelijk werkende invloeden en confiscatie. En dekking van transport en verblijf geldt van spijker tot spijker. Dus vanaf het moment dat je het kunstwerk van de muur haalt, gaat de verzekeraar het risico dragen. En als kunst gestolen wordt, dan is dat uiteraard ook gedekt. Als het er niet naar uitziet dat het werk op korte termijn terug te krijgen is, dan wordt de afgesproken verzekerde waarde uitgekeerd. En als het werk ooit terugkomt dan is het eigendom van de verzekeraar geworden. In goede voorwaarden staat dan het eerste recht van terug- koop voor de oorspronkelijke eigenaar.
Client director bij AON Fine Art Marcel Schreuder voor een
schilderij van Marjolein Landman, Second Planet II, 2010
Op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in de kunst? Abonneer dan op Tableau Magazine!
Wim Pijbes en Floris Kappelle (foto Desire Engelage)
Tekst: Floris Kappelle
Droom en Daad
Om de hoek van zijn kantoor nabij Het Park nemen wij plaats in restaurant Parkheuvel**. We schuiven aan met Wim Pijbes die inmiddels drie jaar als directeur verbonden is aan de Stichting Droom en Daad, de organisatie die investeert in kunst en cultuur in Rotterdam. Pijbes kent de stad goed, hij was er ooit directeur bij de Kunsthal en woont er al jaren. Dat schept een band. En dat komt goed uit want de stichting richt zich uitsluitend op de Maasstad. ‘Na het Rijksmuseum wilde ik wat anders. Ik zat daar acht jaar op de top van het vak. Met grote aankopen, een grootse heropening, het museum weer in de hoofden en harten van het publiek en alle records gebroken: begroting, bezoekers, fondsen, donateurs, patronen, vrienden. Het enige dat historisch laag was: het ziekteverzuim. Daarna was het time to move. Met Taco stond er een geweldige opvolger klaar. Altijd fijn om je opvolging in goede handen te zien.’
Wim Pijbes en Floris Kappelle (foto Desiree Engelage)
Kunst en cultuur als middel
Er volgde een kort uitstapje naar Voorlinden waar Pijbes overigens nog steeds in het bestuur zit. Vervolgens werd hij gevraagd om leiding te geven aan de Stichting Droom en Daad. Een filantropisch-cultureel investeringsfonds van de familie Van der Vorm van de HAL investeringsmaatschappij. Pijbes: ‘Ik begon helemaal blanco maar met een duidelijk mandaat. De basis is het Amerikaanse idee van learn, earn and return. Als je een goede onderneming bent met duurzame groei en lange termijn visie, dan wil je op den duur ook goed doen. Dan voelt men de verantwoordelijkheid om iets terug te geven aan de samenleving. De HAL opereert wereldwijd maar heeft de wortels in Rotterdam. Vandaar onze focus op deze stad waarmee we impact willen maken met de middelen die we inzetten. Zo kunnen we verschil maken om op lange termijn waarde te creëren voor de stad. Hoe we dat doen? Door te investeren in culturele initiatieven. Hetzij bestaande, hetzij initiatieven van onszelf. Wij willen de stad mooier maken. Waarde toevoegen. Kunst en cultuur is niet ons doel maar ons middel. Dat kan van alles zijn: nieuwe musea, het filmfestival, amateurkunst, Boijmans bij de Buren. Zo hebben we ongeveer 40 projecten lopen.’
Doen wat nodig is
De Maître opent met een trio van aperitief hapjes: cannoli van rode biet met piccalilly en aceto balsamico; Chinese koekjes met zilveruiencrème en gerookte forel; en een macaron van salade caprese. Wim Pijbes: ‘Het lijken wel bijouteriën, echt heel mooi. Je zit hier exquise te eten terwijl daar op de Maas het grofstoffelijke komt binnenvaren. Een mooi contrast, ook met Het Park hierachter. Het Park was een van onze eerste projecten, met de ambitie om er het mooiste stadspark van Europa van te maken. Overigens is het niet zo dat je een aanvraag kunt doen voor een project als je geld tekort komt. Zo werken wij niet. Wij stappen aan boord voor de langere termijn en willen meedenken. Naast middelen kunnen wij ook contacten en expertise leveren en een groeiplan helpen realiseren. Met ons team zijn wij op diverse vakgebieden toegerust om de juiste buitenboordmotoren aan te haken. Voor ons is belangrijk: het doel wat men voor ogen heeft en de invloed op de stad. En of het duizend euro kost of een miljoen, dat is daar ondergeschikt aan. Wij hebben ook geen jaarbudget maar doen wat nodig is. Dit is voor het eerst dat ik me geen zorgen hoef te maken over de omvang van de inzet van middelen. Als de investering gerechtvaardigd is, dan is de hoogte daarvan wat het moet kosten.’ Een nobel streven dat respect afdwingt. Mooi moment voor de amuse: kalfshartzwezerik, gelei van ossenstaart, morieljes, crème van zwezerik & vinaigrette van sherry. Kunstige miniaturen die ons beiden bekoren. Wij zien de kok als kunstenaar.
Red Grooms, The Bus, 1995 coll. Landverhuizersmuseum
Landverhuizersmuseum
Wim Pijbes: ‘Ons model heet venture philantropy, waarbij investeringen een grote betrokkenheid laten zien. In de VS kijken wij naar de Bloomberg Foundation van Michael Bloomberg. Die gelooft sterk in steden en burgemeesters als drijvende krachten van het land. If mayors ruled the world. Een interessante gedachte. Zo zijn wij momenteel bezig met de verbouwing van De Fenix, een complex van loodsen op Katendrecht, ooit gebouwd door de HAL. Hier komt het gloednieuwe Landverhuizersmuseum dat we gaan inrichten met aankopen die een link hebben met het thema people on the move. Het gaat om mensen die hier kwamen en die hier vertrokken. Vanaf deze plek zijn zo’n drieënhalf miljoen mensen naar Amerika afgereisd. Het wordt een groot museum met 6000 m² waarvoor we een collectie aanleggen met thema’s als angst, liefde en heimwee. Het gaat om historisch werk en hedendaagse kunst, zoals videokunst van Bill Viola, een installatie van Danh Vō uit Vietnam, een sculptuur van de Indiër Shilpa Gupta – recent nog op de Biënnale in Venetië – en de beroemde fotoserie Almerisa van Rineke Dijkstra die ook in het MoMA hangt.’ Grote namen, typerend voor de ambities van Pijbes en de stichting. Dit museum gaat een publiekstrekker worden. En een aanwinst voor Rotterdam.
Katoenveem, de grootste kunstruimte van Nederland
Een ander groot project van Droom en Daad is het Katoenveem. Pijbes: ‘Een kathedraal van beton, ik noem het Erfgoed aan de Maas. Het is vergelijkbaar met de industriële setting van Het Hem in Zaandam. Dit Rijksmonument in het Merwe-Vierhavengebied staat in de nabijheid van de ateliers van Daan Roosegaarde en Joep van Lieshout. De bedoeling is er een art commisioned space van te maken. Dus geen museum of kunsthal maar een plek waar we megagrote kunstwerken kunnen plaatsen die er speciaal voor zijn gemaakt. Soortgelijke fenomenen kennen we al in het buitenland: de Tate Turbine in Londen – de grote game changer in museumland -, de Hangar Bicocca in Milaan, The Shed in New York en de Fondation Beyeler die opdracht geeft voor grote kunstwerken in o.a. het Station in Zürich. Het Katoenveem kan zomaar de grootste kunstruimte van Nederland worden. Hoog, groot, monumentaal en aan het water. Ook dit is een initiatief van de stichting. Wanneer het open gaat? Als het klaar is.’
Wel klaar is het voorgerecht: Europese kreeft met Boeddha’s hand, yuzu, dragonolie, emulsie van crème fraîche en calamansi. Spectaculair, vindt Pijbes. En zo smaakt het ook. Creative Chef Juliën van Loo laat zien dat hij de zoon is van zijn beroemde vader.
Sef Peeters, My house is your house, 1990, multiple, coll. Landverhuizersmuseum
Grootste fonds van Europa
Wim Pijbes is lyrisch over Rotterdam: ‘Kijk, deze stad is heel erg toekomstgericht, met nieuwe hoogbouw en meer middeninkomens, de doelgroep die je beoogt voor kunst en cultuur. Ik zeg altijd: Rotterdam staat aan de vooravond van de derde Gouden Eeuw. Er gaat echt weer wat gebeuren. Als stad met een trauma werd hier na de oorlog de moderniteit omhelsd en gehuldigd. Alles moest groter en hoger. Maar ook mooier? Daar werken wij aan. Met lokaal gezien het grootste fonds van Europa. Waarmee we ook kleinere projecten realiseren. Zoals het voormalige Veerhuis uit 1917 dat we gaan opknappen. Inclusief artist-in-residency. Een mooi stuk havenhistorie. Ook mooi is het Batavierhuis, een art-deco gebouw voor zo’n zeventig muzikanten die hier kunnen repeteren en optreden. Creatief talent willen we graag helpen. Door de stijgende vastgoedprijzen worden goedkope werkruimtes steeds schaarser. Die incourante panden vallen tegenwoordig ten prooi aan de markt. Consequentie is dat al die leuke broedplaatsen, ateliers en non-profit instellingen verdwijnen. Dus kopen wij af en toe een pand om dit soort initiatieven te koesteren. Jonge kunstenaars hebben namelijk een grote behoefte aan ruimte. Daar doen wij dus wat aan. Iets anders is De Wasserij, een prachtig pand waar de Stichting Kunst Accommodatie Rotterdam modemakers accommodeert. Voor de realisatie hebben wij de middelen geleverd.’ De lijst projecten die Pijbes opsomt is schier eindeloos. Enige voortvarendheid kan de stichting niet ontzegd worden. Het moderne mecenaat in actie.
We laten al deze mooie projecten bezinken met een glas Parkheuvel cuvée St. Martinus uit Limburg. Ideaal bij de zeebaars die een pas-de-deux danst met paling uit het IJsselmeer. Saffraan en een hint van pijlinktvis maken dit gerecht groots af. We mijmeren door over het groeiend aantal private initiatieven die we in Nederland constateren. Wim Pijbes: ‘Je ziet heel interessante ontwikkelingen die aan particuliere musea toe te schrijven zijn. Kijk naar Voorlinden, Huis Marseille, More, No Hero, Beelden Aan Zee, LAM, etc. Speelruimte en vrijheid nemen toe. Dat heeft grote betekenis. Kijk, wij zijn een jong fonds en willen kunstenaars steunen, met werkruimtes, opdrachten en aankopen. Ik krijg veel alerts, en werk ook voor de TEFAF, dus als ik iets voorbij zie komen dat zin heeft voor Rotterdam, dan kopen we het aan.’
Over de TEFAF gesproken. Sinds vorig jaar is Pijbes Global Chairman of Vetting. Verantwoordelijk voor de keuring in zowel Maastricht als New York: ‘Het moet zijn wat het voorstelt. Vandaar dat we sinds vorig jaar werken met nieuwe protocollen. Dus geen slagers meer met eigen vlees. Deze tijd vraagt om transparantie. Bij keuring gaat het immers om truth, transparancy & trust. Dat vertrouwen komt met de trekschuit en vertrekt met de diligence. Dat bouw je niet zomaar op. Wij geven een keurmerk dat wordt gewaarborgd door onze commissie. Dus geen handelaren meer in een beslissende rol.’
Vetting TEFAF
Wereldwijd loopt [link type=”article” id=”360″ target=”_blank” name=”TEFAF”] voorop met dit nieuwe beleid. Wim Pijbes: ‘Wij willen the best in the business zijn: de gouden standaard van de kunstbeurzen. Als je de ultieme referentie wilt zijn, dan moet je voor de troepen uit lopen. TEFAF wil eenvoudig de beste zijn, door consequent en gedisciplineerd te zijn: dát is de norm. Ons werk is een enorme operatie. De beurs moet een paar dagen dicht, 180 experts in 28 categorieën worden ingevlogen uit veertien landen. Alles bij elkaar een reusachtige investering, denk aan al die reis- en verblijfkosten. Vetting maakt de kunstbeurs duur maar garandeert de waarde van de TEFAF en beschermt de verzamelaar. Anderzijds betaalt de kwaliteitscontrole zichzelf terug door het vertrouwen dat de kopers ons geven. Dat is onbetaalbaar. Price is what you pay, value is what you got. Daar gaat het om. En natuurlijk om kwaliteit, variëteit en hoeveelheid.’ Geheel in stijl met ons gesprek verschijnt nu het Depot Boijmans Van Beuningen in een architectuur van chocolade, caramel en nougatine, verrijkt met pindakaasijs en eetbaar bladgoud. Het fameuze signature toetje van Parkheuvel, kunstig gerestyled en begeleid door een bijzondere port van Graham’s. Zeer toepasselijk als afsluiter van deze memorabele lunch. `24 karaat`, oordeelt Pijbes.
Kerry James Marshall, Draw Me, 2012, Lot 9 est. £1.5-2.5m
De kunstwereld, dat is haar wereld. Dat weet veilingmeester Marlous Mostrous-Jens (31) maar al te goed. Inmiddels zit zij alweer tien jaar in het veilingwezen in Londen en Amsterdam waarvan de laatste drie jaar bij Sotheby’s als Director Business Development. Het Londense veilinghuis is sinds juni 2019 niet meer beursgenoteerd en legt de focus op technologie, online veilingen en private sales. Kreeg je kunst al jong mee?
Ja, naar de TEFAF met mijn ouders. Dat was echt het leukste uitje van het jaar. Mooi aankleden en kunst kijken. Hoort bij je opvoeding, vonden mijn ouders. We reisden veel en gingen alle musea af. Dat vond ik fantastisch. Het kantelpunt kwam bij Tate Modern. Ik was vijftien toen ik The Weather Project van Olafur Eliasson in de Turbine Hall zag. Daar lagen mensen op hun rug naar die gigantische zon te kijken. Toen was ik verkocht. Sindsdien is kunst mijn passie.
Hoe ben je de veilingwereld ingerold?
Op mijn zeventiende kreeg ik advies van Philip Hoffman, oprichter van The Fine Art Fund. Het werd Business Economics en niet kunstgeschiedenis. De business kant van de kunstwereld sprak mij sowieso aan. Hedendaagse kunst zou ik altijd nog kunnen leren. Mijn scriptie ging over de economische aspecten van de kunstmarkt. Uiteraard heb ik veel stages gelopen, ook bij veilinghuizen en een Master gedaan bij het Sotheby Institute. Je wilt toch die droombaan krijgen. En dat is gelukt.
Veilingmeester, hoe word je dat?
Bij mijn eerste veilinghuis kreeg ik al vrij snel Telephone Bid Training. Dan leer je telefonisch bieden voor klanten. Een rollenspel met lastige vragen van lastige klanten. Kom je daar goed doorheen, dan mag je met echte klanten bieden in de veiling. Ik dacht: wow… dit is cool! Maar veilingmeester… dat leek me nog leuker! Dus ging ik de Head of Auctioneers ongeveer stalken. Zo graag wilde ik. Tot ik werd uitgenodigd voor de eerste try out rondes, een X-factor achtige afvalronde. Uiteindelijk werd ik samen met een ander meisje uit vele collega’s gekozen om echt veilingmeester te worden. Mijn droom kwam uit!
Wie waren je inspiratiebronnen en leermeesters?
Eerst Jop Ubbens, die colleges gaf over dit vak. Toen ik veilingmeester wilde worden gaf hij mij tips & tricks. Recent Oliver Barker, mijn voormalige baas bij Sotheby’s in London en misschien wel de beste veilingmeester in het vak. Met hem mocht ik nauw samenwerken. Een geweldige kans om de internationale veilingwereld te leren kennen en de grootste verzamelaars ter wereld te ontmoeten. Klantenbinding en relatiebeheer, dat heeft hij mij geleerd.
veilingmeester Marlous Mostrous-Jens
De fijne kneepjes van het vak, hoe leer je die? Oefenen. Eerst de bid increments in je hoofd stampen. Dat zijn alle verhogingen tijdens het bieden. Dat moet je tweede natuur worden. Wat je verder nodig hebt: een combinatie van humor, acteren, een vlotte babbel, de zaal aanvoelen. En heel belangrijk: de balans tussen likeability en autoriteit. Het moet je gegund worden, maar je moet ook gezag uitstralen zonder autoritair over te komen. Enthousiast zonder een clown te zijn. Verder moet je vaardigheden beheersen als: rondkijken, gebaren, de hamer hanteren, tekstuele trucs, do’s & don’ts.
Wat is het mooie van het veilingmeesterschap?
Alles bij elkaar. Dit het leukste vak dat er is. Heerlijk op dat rostrum! Het gaat om een combinatie van factoren: het toewerken naar de show waar je zelf aan hebt meegewerkt. En dan medeverantwoordelijk zijn voor het resultaat. Eigenlijk is het een bijbaan. Ik sta niet de hele dag met een hamer te zwaaien. Ik doe veilingen in Londen en in Nederland vooral charity. Mijn favoriete categorieën zijn hedendaagse kunst en juwelen. Wat is minder leuk aan dit vak? Een veiling met weinig interesse. Als diverse werken onverkocht blijven. Heel vervelend als de verkoper in de zaal zit. Ook lastig als je zelf emotioneel betrokken bent, bijvoorbeeld als je zelf bepaalde werken hebt ingebracht namens een klant die je goed kent en dat die onverkocht blijven.
Hoe hou je alle soorten bieders uit elkaar?
Je hebt bieders in de zaal, aan de telefoon, online en absentee bids: klanten die van tevoren hun hoogste bod uitbrengen. Als veilingmeester moet je namens die klanten meebieden tot dat bedrag. Hulp krijg je van spotters die goed rondkijken en bid clerks. Verder geef ik bieders in de zaal altijd de voorkeur om als eerste te bieden. Zij hebben de moeite genomen naar de zaal te komen.
Wat zijn jouw andere bezigheden bij Sotheby’s?
Business Development en Client Strategy. Heel breed eigenlijk. In London lag mijn focus bij Europese topklanten. In Nederland ben ik onder andere verantwoordelijk voor de zichtbaarheid van Sotheby’s, het verbeteren van ons relatiemanagement en het versterken van onze relaties met musea en andere partijen. Being the true trusted adviser. Mijn belangstelling gaat dus uit naar de commerciële kant. En de magie? Die zit bij de kunstwerken zelf en de kunstenaars die het gemaakt hebben. Met ons Nederlandse team zijn wij voornamelijk betrokken bij aan- en verkoop op de internationale veilingen en collection managementadvies en daarnaast veel verzekering- en successietaxaties. Private sales doen we ook steeds meer.
Inspectie van een werk van Morris Louis
Wat is het mooie van werken bij een internationaal veilinghuis?
De fantastische werken die je langs ziet komen. Eigenlijk wordt er elke week bij Sotheby’s een nieuw museum geopend. Of het nou tapijten zijn, horloges of contemporary art. Maar het mooiste vind ik de passie en expertise van mijn collega’s en de verzamelaars. Dat maakt dit de beste baan ooit.
Hoe zie jij de kunstmarkt verschuiven?
Azië komt heel sterk op, dus wij focussen zeker op de groei van hedendaagse kunst aldaar. De kunstmarkt is overigens nog nooit zo internationaal geweest. London is de art capital van Europa, terwijl de grotere veilingen in New York blijven. Daar zou ik best eens een veiling willen doen. Ik verbaas me telkens weer over hoeveel kunst daar zit en hoeveel belangrijke verzamelaars daar rondlopen. Anderzijds zien we een verschuiving naar online en wordt de snelheid van informatie en deals steeds belangrijker. Alles moet readily available zijn en snel. En wat nu hot is? Female artists en African American artists.
Veilingen worden gehypet met veel tamtam om prijzen op te schroeven.
In elke business is marketing van belang als je iets wilt verkopen. Vandaag de dag zijn kunstenaars hun eigen marketeers, zoals Jeff Koons en Damien Hirst. Ook de veilinghuizen doen hieraan mee en als een werk veel in het nieuws of op bijzondere tentoonstellingen is geweest dan helpt dit met de prijs. Maar dit is niet prijsbepalend. Uiteindelijk gaat het om de kwaliteit, de markt en de prijs. Ook Instagram en social media zijn factoren die invloed hebben op trends in de kunstmarkt. Je ziet ook steeds meer art influencers en kunstenaars die kunst op social media aanbieden.
Hoe zou je je eigen smaak omschrijven?
Eclectisch… maar dat is wel een term van deze tijd. Ik houd van abstract, zero, minimal art en arte povera. Maar dat verandert. Ik zie ook zoveel. Ik zou ook een antieke Egyptische vaas willen kopen… wel duur maar dan heb je wel een vaas van 4000 jaar oud die heel modern oogt. Supergaaf vind ik dat. Verder verdiep ik me vaker in fotografie en was ik onder de indruk van Unseen. Musea? FOAM, Van Gogh, Stedelijk en Voorlinden en over de grens Moma, Tate Modern, Prado en Foundation Beyeler in Basel.
Hoe blijf je op de hoogte? Tableau natuurlijk! Verder veel online: Artnet, Artnewspaper, Artprice, Arttactic, In Other Words Newsletter, veilingen, en musea en shows aflopen. En vooral: met heel veel experts praten. Dat is ook het mooie van dit vak.
Met twee vestigingen in Amsterdam en een in New York timmertgalerieGRIMMflink aan de weg.Bekende namen uit zijn stal? Saskia Noor van Imhoff, Michael Readecker, Dana Lixenberg, Alex van Warmerdam, Guido van der Werve. En daarnaast buitenlandse kunstenaars.
De ambitieuze Jorg Grimm (43) oogt als het tegendeel van de flegmatieke galeriehouder die zich verschanst achter een laptop en verstoord opkijkt als bezoekers schoorvoetend binnentreden. Gastvrij ontvangt Jorg kijkers en kopers in zijn drie toonzalen, als hij niet toevallig op weg is naar Chicago, Basel of Miami. Of naar het atelier van een van zijn dertig kunstenaars in binnen- en buitenland. Net terug van de kunstbeurs Frieze in Londen treffen we hem op de Keizersgracht tussen de monumentale schilderijen van de jonge Schotse kunstenares Caroline Walker.
Veel galerieën houden het niet lang vol. Hoe doe jij het?
‘Wij zijn inmiddels al bijna vijftien jaar bezig. Alles valt of staat bij de kunstenaars voor wie wij in feite als managementbureau optreden. Wij leiden drie galerieruimtes waar gelijktijdig drie of vier tentoonstellingen plaatsvinden. Dat betekent dat een deel van onze kunstenaars niet exposeert. Die zijn echter wel bezig. Het begeleiden van het kunstenaarschap, dat is de sleutel tot succes. Het einde van de rit is de verkoop van een kunstwerk. Maar dat is nooit het begin. Focus je teveel op de verkoop, dan ga je dat niet jarenlang volhouden. Geef je al het andere een goede basis, dan komen de verkopen vanzelf.’
Jij hebt verschillende petten op: hoeder van het hogere, manager van kunstenaars, verkoper, maar ook werkgever.
‘Klopt. Wij regelen expo’s in musea, de productie van boeken, contacten met de pers, introducties bij andere galerieën. Dat plannen we met ons team. Zo bouw je een relatie op met je kunstenaars. Zoals met Daniel Richter, van wie ik eerst alleen kleinere werken mocht verkopen. Nu is dat een grote naam.’
Hoe zou je de visie van de galerie omschrijven?
‘Het moet goed werk zijn van een bepaalde kunstenaar. Daarnaast moet de dialoog met hem of haar dermate goed zijn dat als hij besluit van stijl te veranderen, je daar als galeriehouder nog steeds in mee kan gaan. Zo gaan we na een aanbeveling altijd eerst op studiobezoek. Als iemand buiten de identiteit van de galerie valt, gaan we niet samen in zee. We moeten het gevoel hebben dat we iets kunnen betekenen voor een kunstenaar. Soms komt een gevestigde kunstenaar aankloppen met het verzoek samen te werken. Als we dan niet echt iets kunnen toevoegen, gaat het niet door.’
Hoe hou je de relatie met al die kunstenaars in stand?
‘Ten eerste: vrienden zijn. En veel en vaak langs gaan. In gesprek zijn, e-mailen en bellen. Kortom: een vinger aan de pols hou- den. Dat kost veel tijd maar het is wel belangrijk. We zijn heel internationaal, de meeste kunstenaars uit onze stal wonen in het buitenland. Ik vlieg veel en daarnaast horen ook etentjes met klanten erbij.’
Waarom besloot je een galerie te beginnen in New York? ‘
Aanvankelijk wilden we een deel van de kunstenaars onderbrengen bij bestaande galerieën in New York. Maar dat lukte niet. Dus toen hebben we zelf een galerie geopend en wel op de Bowery, tegenover het New Museum. Van Nederland naar New York gaan was een heel grote stap. De kunstmarkt daar is de grootste ter wereld. Gelukkig hadden we een rolodex vol met internationale klanten. Er komen veel mensen bij ons over de vloer en het gaat heel goed ondanks de vrij hoge aanloopkosten.’
Michael Raedecker, Parade, 2019, GRIMM New York (foto: Dawn Blackman)
Wat zijn factoren die de prijs van kunstwerken beïnvloeden?
‘Ervaring, reputatie, leeftijd. Daarnaast kwaliteit, formaat en ontwikkeling. Elke kunstenaar heeft zijn eigen prijsniveau. Eigenlijk werkt het net als met loonontwikkeling. De prijzen stijgen als werken uitverkopen, als wachtlijsten ontstaan en als het CV van de kunstenaar groeit. Bijvoorbeeld na exposities in musea. Overigens zijn de prijzen in Amsterdam identiek aan die in New York. En inderdaad, in feite is kunst per definitie iets elitairs. Je moet er moeite voor doen. Dat geldt voor kunst, wijn, literatuur, horloges. Het gaat om een zekere intellectuele investering. Niet louter financieel, dat is de andere kant. Toch kun je op een heel open, niet-elitaire en toegankelijke manier kunst verzamelen. Er zijn veel sub-lagen in de kunstwereld.’
Hoe zie jij je rol als galeriehouder?
‘Als de redacteur van iemand die een boek schrijft. De kunstenaar vertelt het verhaal, ik redigeer en stel de tentoonstelling samen. Als een soort promotor van hedendaagse kunst. En ja, kunst is handelswaar. Er moet natuurlijk wel wat verdiend worden om alles draaiende te houden. Maar een kunstenaar maken? Nee, hij of zij moet het uiteindelijk zelf doen. Ik zet kunstenaars alleen maar voor het voetlicht.’
Hoe ontdek je talent?
‘Via academies in binnen- en buitenland, studiobezoek en heel soms zelfs via Instagram.’
Jorg Grimm (foto: Cristian Davila Hernandez)
De expositie Claudia Martínez Garay, A las revoluciones, como a los árboles, se les reconoce por sus frutos / Revolutions, like trees, are recognized by their fruits is nog tot 15 February 2020 te zien in GRIMM Frans Halsstraat 26, Amsterdam.