Anselm Kiefer, Der Morgenthau Plan, 2012- 2023, Collectie Eschaton-Anselm Kiefer Foundation, Installatie bij La Ribaute, Barjac, Frankrijk
(Foto: Georges Poncet)
Grote zwaarmoedige doeken. Verval en vergankelijkheid. Zware thema’s uit de geschiedenis. Het werk van Anselm Kiefer heeft op het eerste gezicht geen vrolijke uitstraling. Toch is dat een misvatting. Hij ziet het zelf veel optimistischer. Zonder verval is er immers geen nieuw begin.
Zwaar en melancholisch is de algemene indruk van Kiefers werk. En ook ik dacht: Anselm Kiefer, leuk om in zijn oeuvre te duiken, maar het is niet echt een vrolijke missie. Als snel kon ik deze mening bijstellen. Wie een interview met Kiefer ziet (online voldoende te vinden) ziet een energieke man die boeiend vertelt over zijn werk en wat hem inspireert. In een gesprek bij de expositie in White Cube Gallery deze zomer – die hij ombouwde tot een totaalinstallatie met het boek Finnegans Wake van James Joyce als leidraad – zet hij de vooroordelen recht: ’Kunstcritici beschrijven het werk vaak als verval, maar zo zie ik het niet. Ik zie het als hoop. Het gaat vaak over ruïnes, dat klopt, maar ruïnes zijn hoop. Iets is voorbij en er kan iets nieuws komen op die puinhopen. Alle mogelijk heden zijn weer open. […] Niets mooier dan de ruïnes van het oude Duitsland, want het geeft hoop op een nieuw begin. Geen schone lei, want alles wat er was blijft ergens aanwezig, maar er komt weer ruimte.’
Zo groeit de wereld immer door, oude dingen verterend en meenemend in een nieuwe toekomst. Een voortdurende cyclus van vernieuwing. Dat proces is de kern van zijn werk. En je ziet het letterlijk gebeuren in het beeld.
Anselm Kiefer, Winterreisse, 2015-2020 (Foto: Georges Poncet)
De schilderijen van Kiefer hebben een pasteuze verflaag waarin andere materialen opduiken en verdwijnen. Soms herneemt hij werken. Inhoudelijk door een onderwerp opnieuw op te pakken. Of letterlijk door oudere werken te bewerken, bijvoorbeeld door ze te overgieten met vloeibaar lood, en dat deels weer om te vouwen, zodat het werk letterlijk een nieuwe laag krijgt en meer diepte.
Moeilijke onderwerpen ‘Complex’ is een ander vooroordeel dat aan zijn werk hangt. Om alle verwijzingen te kunnen lezen en doorgronden moet je veel kennis hebben. Maar een kunstwerk is geen raadsel dat je moet oplossen, het is een ervaring. Het is de geur van verf en andere materialen. De fysieke aanwezigheid van het werk. Bij Kiefer gaat het vaak om monumentale werken waar je langs moet lopen om het helemaal te kunnen zien, waar je even afstand van moet nemen, of juist dichterbij moet komen om de details van het materiaal te zien. Dezelfde bewegingen zal de kunstenaar gemaakt hebben bij het creëren van een werk. Een doek van acht meter schilderen is ook een fysieke inspanning. Maar hij kan het ook subtieler, daarvan getuigen de aquarellen en kunstenaarsboeken die hij maakt.
Kiefer begint elke dag in het atelier met lezen. Gedichten, verhalen, wetenschappelijke artikelen, het nieuws, hij voedt zijn geest met informatie. Het wordt deel van wie hij is. De zinnen en woorden die opduiken in zijn werk zijn zinnen die zich in hem genesteld hebben. Hij gebruikt ze als materiaal, op dezelfde manier als alle andere materialen en als vorm en kleur. Hij zegt zelf: ‘Ik maak geen politieke kunst, maar ik lees kranten, ik kijk tv, ik neem informatie op en dat komt er weer uit in het werk. Het is geen politiek werk, het is werk van een politiek geïnteresseerd kunstenaar.’ En hij bekent dat hij houdt van moeilijke onderwerpen. Van wetenschappelijke stukken die hij niet helemaal snapt, van het doorgronden van de wereld, de holocaust. Van schrijvers als James Joyce en Paul Celan. Alles wat hij leest, ziet en denkt komt terug in het werk. Een eindeloos proces dat maar doorgaat.
Anselm Kiefer, Im Herbst dreht sich die Erde etwas schneller (0,06 sec), 2018, Collectie Museum Voorlinden
Het totaal roept gedachten, emoties of associaties op, de details soms ook, maar op een intuïtief niveau, het is niet iets dat zich rationeel laat ontleden als een wiskundige vergelijking. Vaak is het niet eens te herleiden zegt hij zelf in een interview. Woorden en beelden hebben zich ergens in zijn geheugen vastgezet en komen vanzelf weer boven. De oorspronkelijke bron doet in het beeld niet ter zake. Maar als je het werk ziet, voel je wel dat er veel lagen aan informatie in zitten. Dat draagt bij aan de intensiteit van het werk.
Overzicht in Museum Voorlinden Kiefer is inmiddels 78 jaar oud en werkt nog elke dag. En hij maakt alles zelf. Met zijn oeuvre van ruim vijftig jaar kun je waarschijnlijk tien musea vullen, en het is nog niet voltooid. Van een retrospectief is dan ook geen sprake in Museum Voorlinden, dat dit najaar een grote tentoonstelling van hem inricht. Er komt immers nog steeds werk bij.
Hoe te kiezen uit dat enorme oeuvre? De nadruk ligt op werk uit de afgelopen tien tot vijftien jaar, vertelt curator Barbara Bos. In overleg met de kunstenaar zijn de werken geselecteerd en er worden zelfs nog nieuwe gemaakt. Een ‘boekenkast’ bijvoorbeeld, die aan het begin van de tentoonstelling komt en waar hij tot in september nog aan werkt. ‘Met dat werk kan hij nog verschillende kanten op, dus zelfs voor ons wordt het verrassing’, zegt Bos. Enkele jaren geleden bezocht zij samen met museumdirecteur Suzanne Swarts de kunstenaar in zijn atelier in Barjac. Een moment waarop ook zij hun mening over zijn werk moesten herzien, ze zagen een hele andere kant van Kiefer: de veelzijdigheid van zijn werk. In Barjac heeft Kiefer een groot terrein helemaal ingericht, met paviljoens waarin soms maar één werk te zien is en met tunnels en torens. Dit hele landschap heeft hij naar zijn hand gezet. Bos: ‘Het is zo omvangrijk. Wat hij doet gaat eigenlijk voorbij het voorstelbare.’
Stefan Cools & Sandra van den Beuken, Vooronderzoek voor Wandeling op geel, Borger-Odoorn, 2022
Het is er weids, leeg en ’s avonds nog echt donker: Drenthe. Hier vindt sinds 2016 elke twee jaar de buitententoonstelling ‘Into Nature’ plaats, waarvoor kunstenaars een werk maken dat reageert op de omgeving. Hilde de Bruijn is sinds 2022 de nieuwe artistiek leider. Ze neemt ons mee op een expeditie langs stuifzand, hunebedden en veen.
Hilde de Bruijn woont in het westen van het land, maar is inmiddels verliefd op Drenthe en vertelt er voluit over. Over ondergrondse zoutpilaren, dat er ooit een binnenzee was en een grote mythische stad, over een kevertje dat bossen sloopt, over De Hondsrug als enige Unesco geopark in Nederland, over de gigantische radiotelescoop LOFAR, de witte wieven, lege landschappen, vogelspotters; ze weet alles. En dat is dan alleen nog maar Drenthe. Eenzelfde hoeveelheid informatie rolt haar mond uit als het gaat over de vijftien kunstenaars die ze voor ‘Into Nature: Time Horizons’ selecteerde. Een internationaal gezelschap met verschillende disciplines. Sommige van hen verbleven tijdelijk in Drenthe om research te doen. Randy Lee Cutler bijvoorbeeld, die een geluidskunstwerk maakt voor de twee locaties waar de biënnale van ‘Into Nature’ dit jaar plaatsvindt. Cutler bezocht het gebied meerdere malen en sprak met bewoners en diverse experts, ze verzamelde zo informatie voor haar werk. De Bruijn: ‘Ze is erg geïnteresseerd het samenbrengen van kennis uit verschillende wetenschappelijke en culturele gebieden, in ‘deep time’ en bijvoorbeeld ook mineralen, waaronder zout. In haar geluidswerk brengt ze kennis die ze over het gebied heeft opgedaan samen.
Ilke Gers, If the Universe Were Watching, 2023, installatie op LOFAR Telescoop. Foto: Luuk Kramer.
Emii Alrai is ook veel hier geweest. Zij werkte samen met een amateur archeoloog uit de streek. Ze maakt een sculpturaal werk en speelt met de museale tradities als informatieborden en diorama’s. Die archeoloog verbindt wat hij vindt met de mythische stad Hunze die uit verhalen bekend is, maar waarvan niet duidelijk is of die echt heeft bestaan en zo ja waar.’ Zo haken alle kunstwerken aan op het gebied.
Stuifzand en microben
Vanaf een parkeerplaats in Drouwen lopen we eind februari door het bos naar het Drouwenerzand, een van de laatste actieve stuifzandgebieden in Nederland. De rest van de wereld lijkt ver weg. Onderweg vertelt De Bruijn over bodemmicroben en hoe ze tot het thema ‘Time Horizons’ is gekomen. ‘Dit ijstijdenlandschap deed mij erg denken aan hoe wij als mensen omgaan met het begrip tijd. Wij kunnen veel verder denken dan een muis of andere levende wezens, maar tegelijk blijkt dat wij het moeilijk vinden ons handelen daarop af te stemmen. Interessant is ook dat natuurkundig gezien het bestaan van tijd eigenlijk niet goed te bewijzen valt. Het lijkt erop dat tijd, de ervaring hiervan, iets is dat bij mensen hoort en cultureel bepaald is. En ik wist dat dit gebied niet alleen geologisch interessant is, maar dat ook de telescoop hier ligt en besefte: dan kun je geologische tijdschalen en astronomische tijdschalen in de route verwerken.’ Een rijke geschiedenis.
Chiara Camoni, Sister, 2023. Foto: Camilla Maria Santin.
Op ‘De Kwartjesberg’ bij het Drouwenerzand, komt een 3D- geprinte sculptuur van het duo Baum & Leahy waar allemaal tekens op staan. Het werk is ontstaan in samenwerking met het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee. Daar bestuderen wetenschappers ondermeer het sediment van de zee op een micro moleculair niveau. Zo kunnen ze klimatologische omstandigheden van heel lang geleden achterhalen en daarmee misschien iets leren over de toekomst. Baum & Leahy maken vaker werk waarin microben een hoofdrol spelen. Zij spreken over het ‘microbioceen’, een door henzelf bedachte term voor een tijdperk dat vier miljoen jaar geleden begon met het eerste leven op aarde – de microben – en tot nu voortduurt, want microben zijn er nog steeds. De tekens op de sculptuur hebben ze samen met de wetenschappers verzonnen als de taal van de microben. Op de plaats waar het beeld staat was ooit een binnenzee. De Bruijn: ‘Ik vind het mooi om met de kunstwerken te wijzen op onzichtbare aspecten van het landschap.’
Ik vind het mooi om met de kunstwerken te wijzen op onzichtbare aspecten van het landschap
Emii Alrai, Drinkers of the Wind (Winddrinkers), film still, 2023
Wetenschappelijk onderzoek, de sporen uit het verleden en de fantasie van de kunstenaars komen samen in ‘Into Nature’ en maken het tot een verhaal dat groter is dan Drenthe. Of iets echt 100% waar is weet je niet, maar het zou kunnen… Bovendien spreekt de natuur zelf vaak ook tot de verbeelding. De geologie, de vegetatie, de legendes en de hunebedden, het is een veelzijdige bron van inspiratie. Een bron die miljoenen jaren omspant. Het besef dat je als mens onderdeel uitmaakt van een oneindig veel groter geheel, in tijd en omvang, dringt zich in dit gebied herhaaldelijk op en wordt door de kunstenaars benadrukt. Van heel kleine details in de bodem tot de grootsheid van het universum. Kunstenaar en botanist Stefan Cools gaat (samen met Sandra van den Beuken) op zoek naar de kleur geel in het gebied. Waarom? Omdat vlinders een voorkeur lijken te hebben voor gele bloemen, daar zit de meeste nectar in. Met zijn werk attendeert Cools je op geel, met als gevolg dat je daar alert op wordt en anders naar de omgeving kijkt. De Bruijn: ‘Normaal als je op zo’n plek bent zeg je wat mooi hè en dan wijs je op de weidsheid of het licht. Het grotere geheel. Maar dit werk richt je blik op kleinere dingen in het landschap, op details in de natuur en op de veel kortere levensspanne van bloemen en vlinders.’
‘Into Nature: Time Horizons‘ vindt t/m 29 oktober 2023 plaats in de gemeente Borger-Odoorn. Op beide locaties is een wandelroute uitgezet. Als bezoeker krijg je een reisgids en een routekaart. Met werk van: Ilke Gers, Thijs Ebbe Fokkens, Susanna Inglada, Randy Lee Culter e.a.
Richard Long, River of Stones, 2023. Foto: Rijksmuseum, Jannes Linders.
Een lijn, een cirkel, een actie. Een spoor van stenen dat tijdens een wandeling wordt achtergelaten. Zo werkt Richard Long (1945). Nog steeds! Voor de tuin van het Rijksmuseum maakte hij een reeks nieuwe werken. Met gras, met stenen, met zijn handen.
Het meest bijzonder aan het werk van Richard Long is dat het eigenlijk nauwelijks bestaat. Hij verschuift iets in het landschap, maar geeft dat geen permanente status. Zijn werk is meer een ervaring of een idee dan een sculptuur zoals we die kennen. Het verheft zich niet maar is bescheiden aanwezig. En het is gevarieerd: soms een spontane reactie op een plek, soms een uitgedacht concept; in vorm wisselend van modder op de muur, tot een wandeling, tekst, een foto, een boek.
Het moment van maken, de locatie, de beweging, dat zijn de materialen waarmee Richard Long werkt
Lange wandelingen vormen vaak het startpunt van zijn werk. Onderweg maakt hij sculpturen in het landschap. Die zijn altijd afgeleid van de omstandigheden van de locatie, van de afmetingen, het licht, de bodemgesteldheid, de aanwezige vegetatie en mineralen en het weer. Hij voegt geen elementen van buitenaf toe. Het moment van maken, de locatie, de beweging, dat zijn de materialen waarmee hij werkt. Naast die wat terloopse werken onderweg maakt hij ook sculpturen die meer doordacht en groter zijn, zowel buiten als voor museum en galerie. Hij ziet het werk op al die verschillende plekken als gelijkwaardig. De vormen die hij gebruikt zijn altijd hetzelfde en doorgaans geometrisch: een cirkel, een lijn, een kruis. Soms stemt hij af op bijzondere locaties. Zo maakte hij ooit een cirkel op de poolcirkel. Maar het kan ook veel kleiner: een vorm die ontstaat door bloemen te plukken in veld madeliefje.
Richard Long, Life Line, 2023. Foto: Rijksmuseum, Jannes Linders.
Richard Long wordt vaak gerekend tot de Land Art stroming, maar bij dat etiket voelt hij zich niet zo thuis. Hij ziet zichzelf niet als een Land Artist zegt conservator Frits Scholten, die met Long de tentoonstelling samenstelde. ‘Bij die term denkt hij aan kunst met een enorme schaal, aan bulldozers die het landschap volledig transformeren. Dat doet hij niet. Hij gebruikt alleen materiaal dat hij met zijn handen kan verplaatsen. Onderweg tijdens het wandelen maakt hij vaak cirkels. Binnen een half uur moeten die klaar vindt hij, anders is het doorgaans geen goed werk. De cirkel zelf verdwijnt meestal of blijft ongezien. Alleen foto’s en soms een tekst blijven over.’ De menselijke maat en het tijdelijke karakter zijn een belangrijk verschil met andere Land Art kunstenaars.
Het werk van Richard Long is veel subtieler. Meer bescheiden. Het is eigenlijk eerder minimal en conceptueel dan dat het past bij de grootschalige Land Art werken die permanent ingrijpen in het landschap.
Long is de tiende kunstenaar die exposeert in de tuinen van het Rijksmuseum. Het eerste contact werd gelegd in 2019, maar de covidpandemie kwam tussen beide. Scholten: ‘Het werk dat hij hier maakt grijpt terug op zijn vroege werken van eind jaren 60, toen hij bijvoorbeeld een lijn in het gras maakte door erop te lopen. Opvallend is wel dat de vormen nu vaker wat barokker zijn, met golvende lijnen en amorfe vlakken.’ Vier perken in de tuin heeft Long gekozen. Twee voor het museum, twee in de tuin aan de achterkant. De titels van de werken geven de reikwijdte van zijn thema’s aan. Een halve maan in het gras bij de fontein heet From space to earth.
Richard Long, Snake in the water, 2023. Foto: Rijksmuseum, Jannes Linders.
Even verderop is een zigzagvorm gemaaid: Life line. Samen behandelen deze twee de hoofdthema’s in Long’s oeuvre: ruimte en tijd. Terwijl het eerste werk de ruimtelijke dimensie thematiseert, verwijst het tweede naar de levenslijn en dus naar de tijd. De vormen in het gras zijn eind mei zo’n tien centimeter hoog, en steken vijf centimeter boven de rest uit. Het mag nog vijf centimeter hoger worden, meer niet. De eerste keer heeft de kunstenaar zelf gemaaid, daarna is het overgedragen aan een tuinman.
Met een uitnodigend gebaar spreidt de kunstenaar zijn armen naar de toeschouwer. Kom dichterbij. Als het aan Johan Tahon ligt is dit een nieuw monument voor Vincent van Gogh. Van Gogh had ooit de wens om predikant te worden. Toen dat niet lukte, twijfelde hij over zijn toekomst. Hij ging te rade bij de dominee en schilder Abraham van der Waeven Pieterszen, die hij opzocht in de Vlaamse Ardennen. Te voet ondernam hij de reis vanuit Cuesmes in de Borinage naar Sint-Maria-Horebeke zo’n 56 kilometer verderop.
Het toeval wil dat Johan Tahon in deze gemeente een atelier heeft. Deze connectie is aanleiding voor IVY, een tentoonstelling van hedendaagse kunst in het spoor van Van Gogh in deze omgeving. Tahon werkte hiervoor samen met het Vincent van GoghHuis in Zundert, waar Vincent werd geboren. Het geboortehuis toont namelijk niet alleen documentatie over Vincent van Gogh en zijn jeugd, maar is ook een artist-in-residence waar kunstenaars een werkperiode kunnen doorbrengen.
Johan Tahon, Van Gogh Monument, 2022. Foto: Riesjard Schropp.
In het spoor van Van Gogh
Johan Tahon verbleef er zelf in het najaar van 2022 en ontwikkelde daar het idee voor een monument. In een kleine expositie in het Vincent van GoghHuis zijn enkele voorstudies te zien. Koppen met een zoekende blik, deels met gaten doorboord en overgoten met glazuur, zoals Tahon vaker doet. En grote beelden die meer een impressie van de reis vormen. Zoals een assemblage van een huis, wandelende benen en een hoofd. Of met cirkelvormen die aan zonnebloemen doen denken. Beelden die de essentie van Van Gogh, de reis en deze plek proberen te vangen.
Het sluitstuk is een metershoog beeld dat maar net in de kamer past. Het is geïnspireerd op werken die Van Gogh bewonderde, zoals een piëta van Delacroix en het schilderij Christus Consolator van Ary Scheffer, waarvan Van Gogh een afbeelding bezat. Dat werk toont een zittende Christus die zijn handen troostend uitstrekt naar de mensen om hem heen. Het monument doet ook denken aan de Christusbeelden zoals die voor vele kerken in katholieke dorpen – zoals Zundert – staan, met Christus die zijn handen uitnodigend uitstrekt, in een gebaar dat verbinding wil maken. Van Gogh werd uiteindelijk geen predikant. Maar als dit drie meter hoge beeld in Zundert op een plein komt te staan, komt hij alsnog dicht in de buurt. En mag je zelfs bij hem op schoot zitten.
Maarten Spruyt en Jasper Abels, Order in Abundance, 2016, collage
Een tentoonstelling die voelt alsof je een andere wereld instapt. Laat dat maar aan stylist Maarten Spruyt over. Hij weet met intuïtieve ensceneringen een verhaal te vertellen dat groter is dan de som der delen. Niet alleen in mode, ook met hedendaagse kunst.
Op tafel staat een vierkant schaaltje dat vol ligt met bladeren. Gedroogde bladeren, plastic bladeren, in verschillende texturen en tinten groen. Er bovenop een steen, ook deels groen. Al deze elementen zouden los weinig meer zeggen dan een mooi blad. In de combinatie is het meer, een wereld op zich. De hele studio van Maarten Spruyt en zijn woonhuis daarboven is op deze manier ingericht. ‘Ik woon hier nu twaalf jaar, het groeit steeds door. Ik ben heel goed in dingen vinden, maar niet zo goed in dingen weggooien. Ik vind het heerlijk om te verzamelen.’ Het resultaat is een wunderkammer van uiteenlopende elementen die gecombineerd zijn tot een nieuw universum. Een jungle die je omarmt. Met veel planten en zowel echte natuur als namaak. Met boomsilhouetten die overbleven van een tentoonstelling, plastic bloemen en planten, droogbloemen, echte planten, boeken en objecten. Het wervelt door elkaar heen als een oerwoud. Maar, vergis je niet: elk element is doelbewust neergezet en speelt een rol in het geheel. Precies dat is het talent van Maarten Spruyt, stylist met een lange geschiedenis in de modewereld, die de laatste jaren ook tentoonstellingen van hedendaagse kunst samenstelt.
Mijn studio is een beetje hoe mijn hoofd eruit ziet.
Maarten Spruyt. Foto: Kim Winder
Binnen en buiten
Een groot prikbord aan de wand geeft meer inzicht: plaatjes die hij in de loop der jaren heeft verzameld en die op een intuïtief niveau allemaal iets met elkaar te maken hebben. Vormen en beelden die vanuit het prikbord verder uitwaaieren de ruimte in. Plaatjes uit de natuur, mode, kunst en de links daartussen. Opvallend is de link tussen binnen en buiten, tussen interne en uitwendige structuren. Spruyt wijst op een anatomisch beeld van een gespierd lichaam en daarnaast een modefoto. ‘Ik zag een tentoonstelling van het menselijk lichaam waar je bijvoorbeeld deze spieren op de rug kon zien. Als ik dan daarna deze jurk zie met wervelende plooien op de rug, dan roept dat de associatie van organen op, van de krochten onder die spieren.’ En inderdaad gaan de beelden zo een verhaal met elkaar aan. Een foto van een fornuispijp-koraal gaat als vanzelf een link aan met de ruggenwervel op de tafel ervoor. Enzovoort. Maar ook de beelden op zich zijn veelzeggend. Bijvoorbeeld de foto van een zijaanzicht van een half geschoren schaap, waarbij je deels het ‘naakte’ schaap ziet en tegelijk de enorme wollen jas die het aanheeft.
Interieur studio Maarten Spruyt. Foto: Inga Powileit
Zo werkt het brein van Maarten Spruyt, associatief op gevoel legt hij verbanden. Tussen binnenkant en buitenkant. Tussen detail en geheel. In de inrichting voor het restaurant Capital Kitchen in Amsterdam bijvoorbeeld was het begin de gedachte dat een restaurant gericht is op de inwendige mens. De inwendige mens kreeg vervolgens ook letterlijk een plek in het interieur. Uitvergrote afbeeldingen van cellen en delen van het menselijk lichaam werden geprint op het tafelblad. Speekselklieren, maag en rectum blijken van heel dichtbij een subtiel patroon van zachte pasteltinten te hebben. Spruyt: ‘Ik wil de schoonheid hiervan laten zien zodat het niet meer eng is. Net zoals je sushi moet leren eten, wat eerst vreemd lijkt. Zo heeft de binnenkant van de mens ook schoonheid en wordt het dan gewoner om zulke beelden te zien. Het hele interieur van Capital Kitchen is zacht van kleur, daardoor voelt het goed als je daar komt. Daar werd ik enthousiast van en daar wil ik ook in door.’
Capital Kitchen, de bar met werk van Atelier Van Lieshout
In het restaurant is veel kunst aanwezig. Daarin is eveneens het menselijk lichaam het thema. Boven de bar een installatie van Atelier Van Lieshout met onderdelen van paspoppen, torso’s en ledematen. Van Mette Sterre is een bodymask aanwezig dat als een soort zeewezen in een vitrine verblijft. Er zijn tekeningen, foto’s en collages van cellen en organen en groeiende sculpturen. Een mix die het leven viert.
Lichaam en groei keren als thema regelmatig terug. Spruyt wijst naar een steen die op tafel ligt in zijn studio: ‘Stenen groeien ook, maar dan heb je het over een heel andere tijdspanne. Het verbindt ons wel met de stenen.’ Zo ziet hij overal verbanden van waaruit hij zijn tentoonstellingen opbouwt. Op een intuïtief niveau: ‘Het gaat uit van gevoel, niet van kennis.’ Spruyt is een meester in zo bij elkaar brengen van dingen tot een groter geheel. Het totaal wordt altijd meer dan de som der delen. Een kwaliteit die intussen breed herkend wordt. Hij is de vaste vormgever van de modetentoonstellingen bij het Kunstmuseum Den Haag (zoals onlangs Balenciaga en in september een overzicht van British Fashion), maar ook in Museum Boijmans Van Beuningen heeft hij verschillende tentoonstellingen ingericht en de opstelling van de vaste collectie meerdere malen vormgegeven.
De standaard opstelling is vaak alle werken op dezelfde afstand. Naast elke foto of elk schilderij een lege ruimte en dan de volgende. Maar als je die afstand verandert gebeurt er veel meer.
Maarten Spruyt, styling voor John Galliano, collectie herfst/winter 2008/2009. Foto: Oof Verschuren
Overstyling
Maarten Spruyt begon als stylist in de modewereld, in een tijd dat uitbundigheid daar paste: de jaren 80 met grote vormen en gebaren. ‘Ik ben begonnen rond 1986, in de tijd van de overstyling. Met het merk Mexx bijvoorbeeld. Dan gaf je een model een rokend koffiekopje op het hoofd, een luipaard aan een riem en de Mona Lisa onder de arm en hield ze een taxi aan. Je moet wel veel props hebben om dat te kunnen doen. Om die wondere wereld neer te kunnen zetten ben ik gaan verzamelen. Ik wist gewoon: je kunt de kleding fotograferen, maar als je het model dan nog een kopje op het hoofd zet en een schilderij onder de arm duwt: dán gebeurt er echt iets.’ Daar zit zijn talent: de dingen zo naast elkaar zetten dat er een spanningsveld ontstaat dat het individuele object overstijgt. Ook in musea werkt dat. Zelf hangt hij werken soms dicht bij elkaar in een groep of laat juist een heel stuk leeg.
Nu te zien van zijn hand: • Through Bone and Marrow, BRUTUS, 2 april tot 25 juni 2023 (O Festival: 17 t/m 27 mei 2023) • British Fashion, Kunstmuseum Den Haag, 9 september 2023 t/m 4 januari 2024
Art Dubai is de grootste kunstbeurs van de global south, uiteraard want bijna alles in Dubai is het grootst of het hoogst of anderszins indrukwekkend en dat dragen ze hier heel nadrukkelijk uit. Tableau bracht afgelopen maart een bezoek aan Art Dubai.
‘We do not wait for things to happen, rather we make them happen.’ Dit citaat van Sjeik Rashid staat op de muur van het bezoekerscentrum van The Palm in Dubai en is typerend voor de stad. Make things happen. Nieuw land in de zee krijgt met meer fantasie dan in Nederland de vorm van een palmboom, want ook het show element is hier belangrijk. Nadat in de jaren 60 olie gevonden werd is de stad opgebouwd en werd ingezet op handel, transport en toerisme. Architectuur speelde vanaf het begin een rol. De Britse architect Tom Wright werd gevraagd een iconisch gebouw te ontwerpen dat Dubai op de kaart zou zetten. Dat werd de Burj El Arab, een gebouw dat doet denken aan een zeilboot en is geïnspireerd op de vissers die hier vroeger woonden. De opening was in 1999 en het was een instant succes. Het zorgde voor veel publiciteit. Net als recenter The Palm en Burj Khalifa, het hoogste gebouw ter wereld. Dubai werd een merk en iedereen bouwt daaraan mee. De mentaliteit is optimistisch en toekomstgericht. Mede omdat het een jong land is. Ze bedenken iets en gaan het gewoon doen. En dat kan ook. Financieel zijn de mogelijkheden er en de geografische positie maakt de reisafstand vanuit verschillende hoeken van de wereld acceptabel. Zo kan Dubai een ideaal tussenstation zijn. Net als de Verenigde Arabische Emiraten als geheel, waar steeds meer musea en kunst events verrijzen.
Rana Begum, Dappled Light, 2023, installatie in kunsthal Concrete
Global south
Art Dubai begon in 2007 met veertig galeries en is uitgegroeid tot een internationale beurs met dit jaar ruim 130 galeries, een uitgebreid randprogramma met educatie en discussie en voor de tweede keer Art Dubai Digital. Ruim 60% van de deelnemers komt uit de MENASA regio (Middle East, North Africa & South Asia), wat nadrukkelijk het focusgebied is van de fair, zowel in de kunst als de deelnemende galeries. Er zijn 24 galeries uit Dubai zelf, meer dan ooit, wat ook de groei van de kunstsector in de stad laat zien.
Art Dubai profileert zich als dé beurs die kunst uit deze omgeving op de kaart zet. Artistiek directeur Pablo del Val: ‘Het is een showcase van dingen die je niet ziet in de mainstream kunstwereld, een niet westers kunstbeeld. Art Dubai is een venster op deze andere werkelijkheid, het gaat niet over het exotische, maar over de echte wereld van de global south. De galeries komen voor het merendeel uit het Midden Oosten, Noord-Afrika en Zuid Azië. Ook de sectie modern is als enige ter wereld op deze regio gericht. De digital section is samengesteld door een curator uit Singapore en ook verder hebben we gewerkt met curatoren uit de regio omdat zij snappen wat hier de thema’s zijn.’
Etel Adnan, Marecage, 2022
Volgens Del Val groeit het aantal verzamelaars in Dubai. ‘Met name de international citizens die verzamelen brengen nieu- we energie in de stad. En er is een nieuwe esthetiek van de 21e eeuw. Schilderijen over hoop en frustratie, over dromen, en met elementen die niet te relateren zijn aan de natuur of de dagelijkse werkelijkheid maar meer futuristisch zijn.’
Het meest opvallend op de beurs is de uitgebreide aandacht voor digitale kunst, die hier een aparte hal heeft en een heel divers aanbod, met interactieve werken, NFT’s, 3D-geprinte objecten, en indrukwekkende videoinstallaties, zoals de film van Michael Benisty waarin je vanuit de woestijn op Dubai af lijkt te vliegen. Een succesvolle zet want er werd goed verkocht in de digitale sectie, zowel lokaal als internationaal. Een NFT van Tyler Hobbs ging voor $400,000 naar een verzamelaar in Europa en digitaal werk van Refik Anadol – die ook een immersieve digitale installatie had op de beurs – werd eveneens goed verkocht. Art Dubai blikt sowieso terug op een succesvolle beurs, met meer dan 34.000 bezoekers en galeries die recordverkopen van vijf en zes cijfers melden in alle secties van de beurs, zowel bij hedendaagse, moderne als digitale kunst en zowel lokaal als internationaal; zo meldt een afsluitend persbericht.
Rasheed Araeen, Red Square Breaking into Primary Colors, 2015
Alskeral Avenue
Net als bij andere beurzen is er een art week om de beurs heen. De meeste galeries in de stad – zo’n 80 in totaal – hebben een opening in deze week. Een interessante culturele locatie buiten het centrum is Alskeral Avenue: een verzameling galeries en culturele bedrijfjes. De locatie ziet er uit als een doorsnee bedrijventerrein met loodsen, en rondom zand want op de plekken waar geen gebouwen staan zie je goed dat dit eigenlijk woestijn is. Op het centrale plein staat een door het Nederlandse bureau OMA ontworpen kunsthal. Rana Begum haakt mooi in op deze ruimte met kleurrijke installaties van visnet en gaas in felle neon tinten; een sterk contrast met het robuuste betonnen gebouw.
Mette Sterre, prototype van octopus arm, nog in ontwikkeling i.s.m. TU Delft 2023
Misschien zou ze wel het liefst een octopus willen zijn. Of in elk geval willen voelen hoe dat is. Gefascineerd door de bijzondere eigenschappen van deze dieren probeert Mette Sterre daar heel dichtbij te komen en de huid van de octopus na te maken.
De wezens en installaties die Mette Sterre (Delft, 1983) maakt lijken sowieso altijd tot een onderwaterwereld te behoren. Ze zijn kleurrijk en aaibaar, maken golvende bewegingen. Deinend op de stroom. Onderhuids pulseren dingen. De associatie met zachte zeewezens als kwallen, anemonen en soortgenoten is snel gelegd. Maar in het formaat lijken ze meer op een mens. Ondanks deze associaties blijven het vreemde wezens. Buitenaards. Ze zijn een beetje eng, overdreven aanwezig of uitbundig uitgedost. En toch is een ontmoeting niet helemaal ongemakkelijk. Door de zachtheid en vloeiende bewegingen, hebben de wezens een sensuele en verleidelijke uitstraling. Je wordt er nieuwsgierig van en zou ze willen aanraken. Ondanks het feit dat ze zo vreemd zijn. Een verwarrende sensatie. Mette Sterre: ‘Het is fijn om die grens een beetje te zoeken en te zien hoe mensen daarop reageren.’ Zeker als ze zelf in zo’n pak zit vindt ze het fascinerend daarmee te spelen, terwijl ze zelf anoniem en onzichtbaar is.
Mette Sterre, Seapussy Power Galore, Abcession (If you don’t know, you don’t grow), performance en installatie, Rijksakademie Open Studio 2021. Foto: Tomek Dersu Aaron.
Touch me
Nadrukkelijk doet het werk van Mette Sterre een beroep op de tastzin. Tastzin dat zo’n belangrijk zintuig is. Post corona, maar sowieso in deze high tech tijd waarin het (sociale) leven steeds meer in een digitale omgeving plaatsvindt. Artificial Intelligence, de metaverse (het geheel van alle digitale omgevingen, van games tot facebook). In de digitale wereld kun je elke vorm aannemen die je wil en een avatar kiezen die een totaal andere versie is van je zelf. Je zou je fysieke lichaam bijna vergeten. Maar juist daarin zit de kern van het werk van Mette Sterre: dat het tastbaar is. Ook in de performances. Natuurlijk kun je een ervaring digitaal imiteren, in een game of VR-installatie, maar het feit dat haar werk zich fysiek in dezelfde ruimte bevindt als jij maakt het echt een ander verhaal. Om iets niet alleen vanuit je hoofd te ervaren maar ook met je lichaam.
Sterre maakt omgevingen en figuren van zachte materialen die met computertechnologie en door performances in beweging worden gebracht. In het formaat hebben haar figuren iets menselijks, maar ook andere elementen weet ze te bezielen. Zo komt in Seapussy Power Galore – Abcession(if you don’t know, you don’t grow) uit 2021 zelfs de muur tot leven.
Sinds haar werkperiode bij de Rijksakademie (2019-2021) zoekt Mette Sterre naar manieren om haar werk zo natuurlijk mogelijk te animeren, tot leven te brengen. Niet met de vlekkeloze digitale beweging van robots of virtual reality, maar juist op een natuurlijke manier. Belangrijk daarin is dat patronen niet rechtlijnig zijn en zich steeds herhalen, maar dat ze juist onvoorspelbaar zijn, met kleine afwijkingen en onverwachte wendingen. Vanaf november 2022 werkt ze samen met de studenten van de TU Delft aan de verfijning van de techniek in haar werk, de soft robotica. Kennis delen en samen onderzoeken is het uitgangspunt van het TU-programma Crossing Parallels waar haar project een onderdeel van is. Dit programma brengt kunstenaars en wetenschappers bij elkaar om aan innovatieve projecten en technologieën te werken. Na een start met een internationale groep studenten van de richting Advanced Prototyping, werkt Sterre nu verder met stagiairs / student assistenten Matthijs Koerts en Miles Luxembourg aan de ontwikkeling van een octopushuid.
Mette Sterre, Amorphous Beings performance bij EVIDENCE IN MOTION. Foto: Pieter Kers.
Tot leven brengen
De octopus is een bijzonder dier. Het kan van kleur veranderen, van vorm veranderen, het heeft drie harten en het brein zit verspreid door het lichaam, ook in de tentakels. Het zit zo ingenieus in elkaar dat sommigen mensen denken dat de octopus een buitenaards wezen is.
‘Toen ik voor het eerst een octopus zag was ik zo onder indruk dat ik eigenlijk meteen al een octopus pak wilde maken’, zegt Sterre. ‘Op de Rijksakademie had ik wel gewerkt met soft robotica en het pak met al die abcessen gemaakt. Maar ik had ook geleerd dat je heel exact moet werken en dat het technisch gecompliceerd is om het perfect te maken. En daar zijn ze hier op de TU natuurlijk gespecialiseerd in.’ Met de studenten zocht ze naar manieren om het gedrag van de octopus na te bootsen. Een reeks proefjes in hun atelier toont verschillende experimenten, die steeds dichter bij een natuurlijk resultaat komen. Matthijs Koerts laat een harde ronde vorm zien met daarin een gangenstelsel, het begin. ‘Dit is eigenlijk een lange lijn, waar we vloeistof doorheen kunnen pompen zodat de kleur verandert. Maar dit materiaal bleek te weinig flexibel en dus zijn we toch met siliconen gaan werken.
De mal voor de vloeistofkanalen maken we met een 3D-printer of lasersnijder en we werken af met een laag siliconen zodat het oppervlak glad aanvoelt.’ Op dezelfde manier zijn mallen gemaakt met holtes waar lucht in gepompt kan worden, zodat de huid plaatselijk opzwelt. Met verschillende vormen testen ze hoe dit visueel werkt en of het een emotionele reactie oproept. Of het je verrast.
Het resultaat was mooi, maar er miste iets. Sterre: ‘Het is te mechanisch en voorspelbaar in de bewegingen. Het heeft geen ziel. Om het echt als een levend wezen te zien is meer nodig. Dat is eigenlijk de kern van animeren, het tot leven brengen. Animeren is verwant aan animisme, de gedachte dat ook planten, stenen en objecten een ziel hebben. Het is een oud idee dat in meerdere verhalen en mythes voorkomt. Denk maar aan Frankenstein of de golem. Het object tot léven wekken is de belangrijkste stap.’
Om dat te bereiken blijven ze experimenteren met nieuwe lagen en details, zodat de octopushuid soms van kleur verandert, soms opzwelt of soms samentrekt in een onverwachte kromming. Maar niet altijd en niet overal evenveel. En daarom is ook de uitgesneden mal met de vloeistoflijn niet perfect genoeg, of eerder te perfect: het is één lange lijn en daardoor voorspelbaar in gedrag. Een volgende stap was met de hand een patroon snijden waarin dwarsverbanden zitten, een netwerk in plaats van een lineair patroon. Zo proberen ze de octopus zo dicht mogelijk te benaderen.
Werk van Mette Sterre is komende tijd te zien bij: • 38cc, Delft, A set of postures labeled flamboyant, 13 mei t/m 9 juli • Kunsthal KAdE, Amersfoort, On marvellous things, 2 juni t/m 3 september • CODA, Apeldoorn, Multidance (solo), 25 juni t/m 24 september • 19 Mei t/m 9 juni TraklHaus Salzburg Solo show tijdens de Summer Akademie, Oostenrijk
Koen Taselaar, A Hammock Between A Rock And Hard Place (Multititled 6), 2013, collectie Museum Boijmans van Beuningen
De drukke, bladvullende tekeningen van Koen Taselaar zijn intrigerend en soms een tikje irritant in hun volheid. En dat is ook precies zijn bedoeling.
Neem bijvoorbeeld The Great March of Interpunction (2022), een eindeloze optocht van komma’s, vraagtekens en uitroeptekens. Heerlijk nutteloos over het beeldvlak marcherend tegen een hysterische achtergrond van slingerende lijnen en rasters in een kleurenpalet dat geen vormgever ooit zou verzinnen of adviseren. Maar is het lelijk? Nee, spannend juist. Tegendraads.
Taselaar tekende altijd al veel. De directheid van het medium bevalt hem. Op de Willem de Kooning Academie bundelde hij zijn tekeningen in een boekje. Eveneens op een hele directe manier, simpelweg de ene na de andere, geen wit er omheen, alleen tekeningen. Voor die tekeningen heeft hij eigenlijk maar één regel: het blad moet vol. ‘Het is echt horror vacui.’ Een tekening begint meestal met een tekst. Dat kan zomaar een losse zin zijn, of een variant op een bekende uitspraak. Iets als All Needles no Hay bijvoorbeeld. Als eerste ontwerpt hij dan de letters. Dat is leuk om te doen en ze geven meteen ook een vorm aan, in dit geval die van een naald. De rest eromheen ontstaat dan vanzelf. Het is een afwisseling van meanderende lijnen, arceringen, patronen. ‘Eigenlijk draait het maar om een ding: verschillende manieren om een blad vol te krijgen. En het lukt altijd!’ Aan een A4tje werkt hij ongeveer een dag, ’s ochtends beginnen en aan het eind van de dag is de tekening klaar. Vaak luistert hij intussen naar audiodocumentaires.
Koen Taselaar, A Slightly Inaccurate But Nonetheless Lightly Entertaining Story About The Bauhaus, 2018/2019, collectie TextielMuseum
Waar komt die voorliefde voor volle bladen vandaan? ‘Het komt voort uit de vroege jaren 2000 waarin door het internet ineens alles beschikbaar leek.’ De volheid zit dan ook niet alleen in het vullen van het blad met lijnen, maar ook in het stapelen van informatie.
Zoveel mogelijk informatie
Naast tekeningen maakt Taselaar ook tapijten. Die zijn qua techniek minder direct, het is meer te vergelijken met de reproductie van een tekening in een boek, vindt hij zelf. De tapijten zijn meer verhalend, daarmee aansluitend in de traditie van het beroemde tapijt van Bayeux. Vol zijn ze wel. Taselaar stopt er veel informatie in. Het grote verhaal, maar ook obscure details. Bijvoorbeeld een cactus als symbool voor Martin Gropius in het kleed over Bauhaus, om de periode van zijn directoraat aan te geven. Gropius kweekte cactussen. Bauhaus docent Johannes Itten hield dan weer erg van knoflook, dus naast de kleurenleer is in zijn fase van het verhaal de knoflookwalm alom aanwezig. Zo zitten er veel verschillende lagen in elk tapijt. ‘Ik probeer er zoveel mogelijk informatie in te stoppen.’ Of de toeschouwer dat er ook allemaal uithaalt maakt hem niet uit. ‘Nee, dat hoeft niet, het is geen educatieve les. Juist fijn als zij er weer iets anders in zien.’ Sowieso is het verhaal niet dwingend, maar een vrije en speelse interpretatie van de feiten, getuige ook de titel A Slightly Inaccurate But Nonetheless Lightly Entertaining Story About The Bauhaus (2018).
Of Clay, Kunstmuseum Den Haag, 2019
Waar het in de tekeningen lijnen en vormen zijn die in veel lagen over elkaar heen liggen, is het in de kleden dus de hoeveelheid informatie. Maar er zijn ook wandkleden als vrij werk die weer dichter bij de tekeningen zitten. ‘Ik zoek naar iets tussen tekening, wandkleed en schilderij in, daarom heb ik ze ook opgespannen als een schilderij en heeft de zijkant ook een patroon.’ Textiel ontdekte hij door een opdracht voor het TextielMuseum dat vier kunstenaars uitnodigde om in het TextielLab te werken. Taselaar koos ervoor een wandkleed te maken over Bauhaus, het beroemde Duitse opleidingsinstituut voor kunst en kunstnijverheid. Daarna volgende meer opdrachten. Het grote wandkleed The Cat, The Herring and More Tall Tales From The Neva (2020) – zevenenhalve meter lang! – voor de Hermitage geeft de bijna 200 jaar durende handelsrelatie tussen Rusland en Nederland weer. Een rijk en vol tapijt, met kleine en grote verwijzingen, verhalen en anekdotes. Waarin ook de Hermitage zelf een plek krijgt. ‘Het eindigt bij 1917, het moment dat de Rusluie, de Nederlandse kooplieden, de stad uit moesten. Maar er zitten bijvoorbeeld wel veel zonnebloemen in, een verwijzing naar het herdenkingsmonument voor MH17.’ Hij wijst nog een detail aan, een kleine figuur tussen de bogen van het winterpaleis: ‘Dat is Erik van Lieshout, die had tijdens ‘Manifesta’ in 2014 een film over katten in de kelder, dus die komt ook ergens terug in het kleed. Zo zitten er altijd verborgen anekdotes, grapjes en persoonlijke elementen in het werk.’
Vijf schilderijen zet Lieven Hendriks naast elkaar tegen de wand. Allemaal nagenoeg hetzelfde. Maar allemaal hebben ze net niet wat hij zocht. De zesde wel, die hangt aan de wand. Dit is hoe hij werkt, in series aan meerdere doeken tegelijk. Alles volgens een vooropgezet plan. Hij weet wat hij wil. Op het doek zoekt hij uit hoe hij daar komt.
Het atelier is hoog, licht en overzichtelijk. Het past bij de helderheid van zijn schilderijen. Werken waarin alles klopt. Er zijn geen vragen of losse eindjes, het is kristalhelder. Wat niet wil zeggen dat meteen duidelijk is waar je naar kijkt. Juist niet. Zijn schilderijen zijn visuele illusies die de kijker op het verkeerde been zetten. Het duurt even voor je ziet wat je ziet. En dan nog weet je het niet zeker.
Zo zijn er soms bezoekers die een hand voor het doek houden om te kijken of die lichtvlek dan verdwijnt. Niet dus. De ruimtelijkheid die je denkt te zien, zit allemaal in je eigen hoofd en Hendriks is een meester in het manipuleren van de kijker. De titel Mirage die hij de laatste tijd aan zijn werk meegeeft vat dat goed samen. Het is een zinsbegoocheling waar je naar kijkt. Maar is niet alle schilderkunst dat? Die dubbelheid is het onderwerp van zijn werk. Hendriks: ‘De betekenis van de term mirage licht heel dicht bij het maken van een schilderij. Het heeft iets ongrijpbaars. Dat je een idee hebt van iets en dat je dat zo hard erin probeert te kijken dat je het ziet.’ Later ontdekte hij dat veel hotels ook mirage als naam hebben, en dat die vaak beter klinkt dan ze in werkelijkheid zijn. Een associatie die ook welkom is. De mirage als een wannabee.
Lieven Hendriks, Droplets, 2022
SCHILDERKUNST ALS SPEELVELD
Hendriks combineert in zijn werk de thema’s en gewoontes van de schilderkunst met kleine dingen uit de wereld om hem heen. Alledaagse dingen, die toch bijzonder zijn. Hoe het zonlicht op de muur van het atelier valt. Berichten die in het stof op een auto zijn geschreven of juist weggeveegd. De plooien in een niet goed gespannen doek. Kleine, fascinerende elementen binnen en buiten de schilderkunst zijn het onderwerp van zijn werk. ‘Veel schilderijen, zeker van de laatste tijd gaan over de manipulatie van licht, wat natuurlijk per definitie de grootste opgave is in de schilderkunst. Ik vind het spannend om dat als vertrekpunt te gebruiken en als onderwerp in te zetten van een schilderij.’
Ik wil de illusie gebruiken om de blik sturen, om echt een ervaring van het kijken te maken.
In de beleving van zijn werk vindt Hendriks het essentieel om te benadrukken dat je naar een schilderij kijkt. Hij verbindt het niet alleen in vorm, maar ook inhoudelijk met de context van de schilderkunst en hoe je gewend bent daarnaar te kijken. Deels is dat een onbewust proces waarbij je als kijker zelf diepte toevoegt en de ervaring van alle schilderijen (en andere kunst) die je hiervoor hebt gezien inzet bij het kijken. Met die ervaring maak je het werk af. Hendriks probeert de kijker bewust te maken van dit proces door net te schuiven met zijn weergave van de werkelijkheid. Het is hyper realistisch en tegelijk nadrukkelijk niet. Ook de formaten hangen daarmee samen. Een landschap moet bijvoorbeeld in verhouding staan tot het formaat van het genrestuk van een landschap. Het heeft dus geen zin om dat op een doek van 2,5 meter te doen. En een schilderij dat geïnspireerd is door de achterkant van een vrachtwagen, met vegen in het stof daarop, krijgt een formaat dat daarop lijkt en de vorm van een tweeluik. Zo speelt het grote thema van ‘de schilderkunst van vroeger tot nu’ een rol in het werk, maar staat het tegelijk met twee voeten stevig in het alledaagse heden.
Soms speelt het werk letterlijk met de vorm van een schilderij. De serie Ruffleds bijvoorbeeld zijn een weergave van een slap hangend monochroom doek. Op het formaat dat je van een monochroom verwacht En er zijn ook werken van schilderijen met weggesneden stukken. De illusie van die werken is zo sterk, dat vrijwel elke kijker twijfelt aan wat hij ziet. Maar de illusie zelf is niet waar het hem om gaat. ‘Ik wil de illusie gebruiken om de blik sturen, om echt een ervaring van het kijken te maken. Het gaat me om het bijstellen van wat je dacht gezien te hebben. Het is fantastisch om een schilderij slap te laten hangen door de plooien zo dwingend te schilderen dat je gaat twijfelen waar je naar kijkt. En dan vind ik het spannend om dat met zo weinig mogelijk middelen te doen, zodat je als kijker echt beseft dat je het er zelf in legt.’
Lieven Hendriks, Crack (Silver Linings) 2020
HET AVONTUUR VAN HET MAKEN
Om op dat punt te komen is een lange route. Het eindbeeld heeft hij vooraf ongeveer in zijn hoofd, maar er is geen rechte lijn van idee naar schilderij. Wat hij precies zoekt en hoe hij dat in technische zin bereikt weet hij dan nog niet. Tijdens het maken ontwikkelt hij de criteria van waar het aan moet voldoen. ‘In dat proces glij je altijd uit en komt er een andere oplossing voor problemen die zich tijdens het schilderen voordoen. Dat is echt het avontuur van het maken.’ Daarbij werkt hij altijd aan meerdere doeken tegelijk en probeert verschillende oplossingen uit. ’Ik wil wel dat dat landschap direct, in één keer geschilderd is. Er moet geen getrut en getwijfel inzitten. Geen onnodige overwegingen, dat wil ik allemaal niet. Het moet uit het maken ontstaan en dat kan alleen als ik aan meerdere schilderijen tegelijk werk. Ik zoek naar een conditie waardoor mijn verhouding tot het wel of niet slagen van het schilderij losser wordt. Alleen dan kunnen de dingen gebeuren waar ik uiteindelijk naar zoek. Het laten mislukken van schilderijen hoort daar echt bij. Van zo’n serie werken houd ik er enkele over waarvan ik zeker weet dat ik ze goed vind.’
Het idee voor een werk is meestal een combinatie van verschillende kijkervaringen, niet slechts één moment. De landschappen met een schittering bijvoorbeeld roepen het beeld op van de omgeving waar hij is opgegroeid, de Veluwe, de Posbank. Tegelijk is het typisch een landschap dat past bij het schilderkunstig genre: een beetje heuvelachtig met een bosrand. Dat alles stapelt op tot het uiteindelijke werk, een reflectie van licht vanuit het bos. Maar wat dat licht reflecteert zien we niet. Eigenlijk kun je zeggen dat het echte onderwerp onzichtbaar blijft.
De tentoonstelling Lieven Hendriks – Mirages is nog tot en met 15 januari 2023 te zien in CODA in Apeldoorn.
Tip: Op donderdag 8 december om 19.00 organiseert het museum een artist talk met Lieven Hendriks waarin Rianne Groen, mede-auteur van het bijbehorende boek Mirages, met hem in gesprek gaat over de tentoonstelling, zijn werk en het boek.
A Beautiful Imperfection, beeld uit de film van Michiel van Erp
Een vrijdagmiddag eind september. In gesprek met schrijver Arthur Japin, regisseur Michiel van Erp en fotograaf Erwin Olaf, die ontvangt in zijn studio in Amsterdam. Drie grootheden met een vergelijkbare staat van dienst, elk in hun eigen vak. Sinds enige tijd zijn ze verbonden door Japins boek Een schitterend gebrek, dat dit jaar wordt verfilmd.
Met z’n drieën zijn ze eigenlijk niet eerder bij elkaar geweest, maar daar merk je niets van. Er is duidelijk een goede chemie in dit trio. Als vanzelf ontstaat een geanimeerd gesprek over het boek, de film, het vak en het leven zelf. Met veel humor en wederzijdse bewondering voor elkaars werk ontvouwt zich een mooie middag met een verrassend einde.
Wie zich even in het werk van de drie verdiept, ziet al snel een verwantschap in thematiek. Alledrie hebben ze een liefde voor buitenstaanders, figuren die anders zijn of iets te overwinnen hebben, die zich ondanks tegenslag staande houden en hun weg vinden in het leven. Dat is ook het onderwerp van Een schitterend gebrek, de meest bekende roman van Japin, waarin Galatea misvormd raakt en daardoor haar grote liefde verliest. Zij kiest haar eigen pad en weet haar gebrek in te zetten als een kracht. Door een sluier te dragen wordt zij niet langer aangestaard uit verbijstering, maar nagekeken uit nieuwsgierigheid en door velen begeerd.
Erwin Olaf, A Beautiful Imperfection, Portrait of Casanova, 2022
DE DAGBOEKEN VAN CASANOVA
Het verhaal speelt in de 19e eeuw en vindt zijn oorsprong in de dagboeken van Casanova. Gevraagd naar de aanleiding voor het boek toont Arthur Japin zich meteen een meeslepend verteller. ‘Toen ik heel lang geleden met mijn partner Lex naar Venetië ging, ik was 25 of 26, nam ik een paar dagboekdelen mee van Casanova, de memoires. En meteen in het eerste deel – dacht ik – vertelt hij dat hij Lucia ontmoet en verliefd wordt en dat hij van zijn priesterstudie afziet want hij wil haar hebben. En zij is nog veel te jong. Ze wil eigenlijk niet. Enfin een grote liefde voor allebei en hij belooft terug te komen met Pasen. Maar als hij terug komt is ze weg en hij is zo diep teleurgesteld – dat maakt het zo interessant want daardoor is hij volgens mij de man geworden zoals we hem kennen – zo diep geschokt en zo vol pijn dat hij nooit meer zijn hart wil geven aan iemand. Daarna komen alle andere liefdes en in deel drie of vier van de dagboeken reist hij in dienst van Frankrijk naar Nederland. Hij is hier in Amsterdam met zijn vriend Rijgerbos, gaat naar een bordeel en daar werkt ze, zijn Lucia. En het intrigerende is – en dat is denk ik waarom het zo in mijn hoofd bleef – dat hij er helemaal niets over vertelt, niet hoe haar leven is of wat ze heeft gedaan. Hij zegt alleen maar dat ze verminkt is geraakt en dat ze afschuwelijk is om te zien. Dat is alles. Het liet me met zoveel vragen achter dat ik meer van haar wilde weten: hoe is ze mismaakt geraakt en waarom is ze weggegaan. Hoe was haar leven? Over hem is heel veel te vinden. Over haar heel weinig. Maar er is wel veel over prostitutie in die tijd, over de bordelen, over hoe vrouwen werden genoemd. Over de steegjes waar ze het handwerk verrichtten, dat is allemaal bekend.’
Met die informatie bouwde Japin het verhaal op. Zijn personages denkt hij nooit helemaal uit, maar vult hij tijdens het schrijven in, om ook zelf nieuwsgierig te blijven naar hoe het hen vergaat. ‘Ik heb als grote lijn het leven van de persoon, daar hou ik me aan vast. Maar ik ben altijd op zoek naar de emotie, naar de zoektocht daaronder. Hoe vind je weer hoop en waar ben je gestruikeld. Hoe ben je weer opgekrabbeld. Daar heb ik echt geen enkel idee van vooraf. […] Ik verzamel zoveel mogelijk feiten van hoe mensen leefden in die tijd. En dan is het eigenlijk zoals een acteur die zijn rol kent en kan improviseren.’
Erwin Olaf, A Beautiful Imperfection, Portrait of Jamieson, 2022
EEN SCHITTEREND GEBREK, DE FILM
Zoals het dagboek van Casanova Arthur Japin inspireerde zo spoorde het boek van Japin Erwin Olaf aan. ’Ik had het gelezen en zag meteen een film voor me. En ik wilde toen nog graag een speelfilm maken. Ik wilde de lat wat hoger leggen. De fotografie, dat beheers ik, maar film dat is iets nieuws. Het is technisch gezien zeer uitdagend, je werkt in een groep. Het is echt een ander vak. Dit boek triggerde de wens om een film te maken enorm. Ook door de thematiek van Galatea – use your defects – dat speelt in mijn hele carrière een rol. Dat gesluierde zit ook in Chessmen bijvoorbeeld, en in Blacks. Er zijn veel series waarin ik mensen zonder hoofd laat zien, zonder identiteit.’
Japin had al meerdere verzoeken gekregen voor het verfilmen van het boek Een schitterend gebrek. ‘Stephen Fry had de rechten maar kreeg de financiering niet rond. Ook in Nederland waren er mensen die het wilden verfilmen, maar ik deed het nooit. En toen zei Erwin het en ik dacht ja, dat klopt.’ Er kwam een scenario en ze vonden een producent, maar uiteindelijk moest Erwin Olaf het los laten. Na een intensieve werkperiode voor de fotoserie Palm Springs (2018), merkte hij dat het door zijn longemfyseem fysiek te zwaar zou worden om een speelfilm te draaien.
Hoe nu verder? Michiel van Erp was op dat moment bezig met een documentaire over Erwin Olaf. Olaf zag in hem een goede opvolger. En Van Erp nam het graag aan. ‘Toen ik hoorde dat jij Een schitterend gebrek ging maken, dacht ik: waarom heb ik dat zelf niet bedacht?’ De film viel bij hem dus op zijn plek. Inmiddels zijn de laatste opnamen voltooid. De première zal ergens in 2023 zijn.
OFF-Biennale Budapest, Malgorzata Mirga-Tas, 2022 in het Fridericianum (foto Frank Sperling)
Op 18 juni ging de 15e editie van Documenta van start. Deze tentoonstelling in Kassel is eens in de vijf jaar te zien voor precies 100 dagen en presenteert de ontwikkelingen binnen de hedendaagse kunst. De eerste Documenta vond plaats in 1955 met als doel na te denken over de relatie tussen kunst en maatschappij. Elke editie heeft een andere curator. Documenta Fifteen wordt gecureerd door het Indonesische collectief Ruangrupa. De rode draad in 2022 zijn de waardes en ideeën van lumbung. Lumbung is een Indonesisch begrip dat staat voor de gemeenschappelijke rijstopslag in een dorp of gemeenschap. Ruimer gezien is het ook op te vatten als een gedeeld reservoir van kennis, materiaal en mogelijkheden. In Documenta Fifteen ligt de nadruk dus op samenwerken en uitwisselen van ideeën.
DE KRACHT VAN HET COLLECTIEVE De Documenta toont werk van collectieven uit alle windrichtingen. Buiten de veilige westerse (witte) wereld is kunst niet per definitie een individuele activiteit van expressie, maar vaker een gezamenlijk project en/of heeft het een maatschappelijke of politieke lading. Samen iets maken, kennis delen, of bouwen aan iets waar de hele gemeenschap profijt van heeft. Het gaat om de kracht van het collectief.
Britto Arts Trust, Chayachobi, 2022 Documenta Halle (foto Nicolas Wefers)
En dus kom je op de Documenta diverse oproepen tegen om mee te doen. Je kunt muziek maken met Rampak Genteng, die je ook in een demonstratie op straat tegen kunt komen. Bij El Warcha kun je zelf een stoel maken in een atelier in het Fridericianum uit fragmenten hout, metaal en tie wraps. Een paar deuren verder is het Project Art Works dat inclusie op een andere manier vorm geeft: hier is het niet het onderscheid in nationaliteit of gender dat sneuvelt maar neurodiversiteit die centraal staat. Iedereen hoort erbij, ongeacht psychische of verstandelijke verschillen.
Gelijkheid en inclusie van alle groepen, dat is waar deze Documenta over gaat. Naast workshops zijn er veel archieven die een ander perspectief laten zien: anders dan het dominante westerse perspectief. En dan ziet de wereld er toch heel anders uit. Aan het woord komen kunstenaars met een Roma achtergrond, Aziatische, Afrikaanse en Arabische culturen. Onderdrukking uit het verleden en van nu. Zo laat videowerk uit de periode 2011-2015 van het Sada initiatief kunstenaars zien in Irak, die elke dag vrezen voor hun leven.
Denken in zwart en wit, kolonialisme, onderdrukking en verzet, vluchtelingen en harde regels voor asielzoekers, mensenrechten en duurzaamheid, het komt allemaal voorbij. Documenta Fifteen heeft daarmee een activistische toon. Soms poëtisch melancholiek, soms optimistisch gericht op samenwerken en delen, en soms vrij hard.
The Nest Collective, Return To Sender, 2022, op de Karlswiese (foto Nils Klinger)
Met name Taring Padi gaat er met een gestrekt been in. Deze groep uit Indonesië vertaalt de nationale geschiedenis in harde beelden. Hun kartonnen figuren staan als een groep demonstranten op verschillende locaties opgesteld en vullen Hallenbad Ost. Dat ziet er fraai uit, maar de individuele werken ogen vrij radicaal, zelfs als je de taal van de opschriften niet kunt lezen. Een grimmige blik op de wereld.
De hedendaagse westerse kunst moet het in deze Documenta ontgelden. Diverse opschriften roepen curatoren en critici op naar huis te gaan en stellen de vraag: How to make contemporary art disappear? Typerend is in dit verband het werk van Richard Bell dat als een voetnoot ergens in het souterrain onder de trap is geplaatst. Als een commentaar op het conceptuele werk van Duchamp: een urinoir met daaraan vast een bundel feestelijke ballonnen, gesigneerd met R. Bell, titel: Western Art. Ook Atelier Van Lieshout onderstreept het uitgangspunt van de Documenta met een in het park naast de Orangerie geparkeerde rauwe camper. Binnen hangt een wereldkaart op de kop: Perspektiven Wechseln! staat erboven.
Mark Manders, Room with all existing words (detail) 2022
Mooi en verrassend nieuw werk van Mark Manders bij Zeno X Gallery, met een subtiele hoofdrol voor een onbenoembare kleur blauw, een fascinatie voor de skiapode en een intrigerend landschap waarin het blauw van de zee en de lucht in kleine vlakken aan de horizon hangt, als was het een waslijn.
Er zijn ook bekende elementen, nu in een net wat andere vorm. De krant met alle woorden is gestapeld tot een nette kubus voor een blauwe achtergrond, een combinatie die vanzelf verandert in een sereen landschap. Het blauw is licht, iets tussen water en lucht in, een tint waar eigenlijk geen woord voor is die in meerdere werken terugkomt. ‘Veel werken gaan over de wolken’, verklaart Manders de aanwezigheid van de kleur blauw.
In de kamer aan het begin van de expositie – Room with All Existing Words – word je erdoor omringd. De sfeer is als een retro locker room met rondom kasten in een wat verbleekte ijsblauwe kleur van vroeger. Centraal staat een tafel met een beest erop, gevangen in een driehoek van botten en met een poot steunend op een donkerblauwe kleine kubus. Die ene poot keert als voet terug in de knipsels aan de muur. Afbeeldingen van de skiapode, een mythisch wezen met één grote voet dat Manders al tijden fascineert. Hij verzamelde ze hier aan de muur en in magisch boek dat in de ruimte hangt en waar ze met een stamp van zijn voet ook weer uit kunnen verdwijnen. En hij bundelde alles wat hij er over kon vinden en bedenken in een wikipediapagina. Immer verder associërend voegde hij er zelf een paar nieuwe varianten aan toe.
Mark Manders, Room with All Existing Words (detail) 2022
Voor wie het werk kent zijn er vertrouwde beelden in deels weer nieuwe samenstellingen. De krant met alle bestaande woorden, koffiekopjes, een gezicht, een liggend dier, een touw als verbindende lijn, potloden en een wasknijper. Sommige oudere werken herneemt hij, in een iets andere vorm of formaat; iets dat mooi duidelijk wordt ook in het boek bij de tentoonstelling waarin werk vanaf begin jaren 90 is verzameld. Zo schrijft Manders met bestaande beelden steeds nieuwe zinnen, en in deze tentoonstelling ook hele nieuwe hoofdstukken, die echter onmiskenbaar van dezelfde schrijver zijn. Zoals de vitrine met het landschap, Field Fragment, waar boven een dikke laag klei kleine vlakjes blauw aan de horizon hangen.
Mark Manders, Landscape with All Existing Words, 2005-2022
Opvallend is dat er soms een wat duistere sfeer opduikt. Alsof de rust is verstoord. Twee hompen klei met een pluk haar liggen als halve lichamen in plastic gewikkeld in een hoek van de Room with all existing words. Ook het dier dat op tafel staat oogt meer unheimisch en energieker dan andere dieren in zijn werk. En een van de doorgaans serene vrouwengezichten is aangetast en in verval. Haar huid is niet langer glad maar bestaat louter uit ruwe dotten klei en aan de achterkant van het hoofd hangt een sliert haar troosteloos omlaag. De intens donkerblauwe achtergrond maakt het wat beeld af. Maar af is niet het goede woord, het lijkt wat fragmentarischer. In een andere Night Scene zijn alleen de lippen en de kin van het gezicht nog aanwezig.
Mark Manders, Night Scene, 2020-2022
Het nachtblauw duikt ook aan het eind van de tentoonstelling weer op in een landschap dat de tegenhanger lijkt van dat in het begin. Hier geen blok gestapelde kranten tegen een lichte achtergrond, maar een Engels woordenboek (met blauwe omslag) tegen een donkere achtergrond.
Zo roept Mark Manders wederom een hele wereld op in zijn nog altijd uitdijende Zelfportret als Gebouw. Een vreemde wereld waarin toch alles klopt en waarin de details en de uitvoering soms verbluffend mooi zijn. Een wereld waarin je benieuwd blijft naar de ideeën die nog sluimeren.
Zeno X Gallery Mark Manders, t/m 15 oktober De tentoonstelling en het boek vieren 28 jaar samenwerking tussen de kunstenaar en de galerie. Zeno X Gallery, Godtsstraat 15, Antwerpen- Borgerhout
Giorgio Andreotta Calò, Anastasis, 2018
(foto Gert Jan van Rooij)
Het is het oudste gebouw van Amsterdam, een fantastische ruimte met een rijke geschiedenis, in het hart van de stad. Sinds 2012 bovendien het toneel van een bijzondere reeks kunstprojecten. De Oude Kerk.
‘Ze staat er mooi bij hè’, hoort directeur Mariette Dölle soms zeggen als ze naar haar werk loopt. De Oude Kerk is een bijzonder gebouw, een persoonlijkheid. Van ver al zichtbaar, torent ze boven de binnenstad uit. En ook als je binnenkomt is ze indrukwekkend. Met een oppervlakte van 3000m2 strekt een immense, hoge ruimte zich voor je uit. Te midden van de smalle straten van de wallen en de scheefgezakte oude huizen is de open ruimte in de kerk verfrissend. Als een groot overdekt plein.
De kerk heeft een rijke geschiedenis, die je sterk ervaart als je binnenkomt. Lange tijd was de Oude Kerk de parochiekerk van Amsterdam en veel belangrijke burgers zijn hier begraven. Onder hen burgemeesters, ontdekkingsreizigers, handelaren, gouverneurs, schilders, en de vrouw van Rembrandt. De geschiedenis van de stad, van Nederland, van het koloniale verleden en van het geloof ligt hier opgestapeld.
Sinds 2012 is de Oude Kerk een museum en daarnaast nog steeds in gebruik voor kerkdiensten. Als museum nodigt de Oude Kerk (internationale) kunstenaars (en muzikanten) uit met een werk te reageren op de locatie. Op de ruimte en/of op de geschiedenis. Daar gaat een lange voorbereiding aan vooraf. Kunstenaars worden gedurende jaren gevolgd, er zijn verkennende gesprekken en bezoeken over en weer. En pas daarna volgt een besluit om een samenwerking aan te gaan. Een volgende stap is dan wanneer. Ook daarin krijgt de kunstenaar tijd. Het team van de Oude Kerk geeft de kunstenaars veel ruimte. Ruimte om de kerk te leren kennen, tijd om over een werk na te denken en tijd om het te maken. Meestal ter plaatse. De presentaties in de kerk zijn allemaal speciaal voor deze plek gemaakt en blijven een half jaar staan. Het programma kent ook daarin een rust. Waarom zou je ook haasten in een gebouw dat er al 700 jaar staat en gericht is op zingeving?
Antonio Obá, Chandelier – Suspended Children, 2022 (foto Gert Jan van Rooij)
VEELZIJDIG
De mix van erfgoed, oude en nieuwe kunst maakt de Oude Kerk tot een bijzondere plek die verschillende bezoekers trekt. Toeristen, liefhebbers van hedendaagse kunst en van architectuur, muziek en cultuurgeschiedenis. Met als bonus dat wie voor het een komt, zonder twijfel ook onder de indruk raakt van de rest. Voor de kunstenaars is de kerk een veelzijdige bron van inspiratie, waar zij steeds weer andere elementen uit aanraken. De installaties die ze maken zijn al even divers. Een werk kan bestaan uit geluid, licht, een installatie of een verzameling objecten.
Indrukwekkend was de transformatie die Adrián Villar Rojas de kerk twee jaar geleden gaf, waarmee de ervaring van de ruimte totaal veranderde. Hij maakte van de kerk een loopgraaf, met gangen van zandzakken en de kroonluchters rustend op houten stellages. Het gaf de kerk een aards karakter. In de met kaarsen verlichte ruimte klonk de muziek van de aarde: van zingende walvissen tot beroemde speeches, straatgeluiden en geluiden van de kerk zelf. Een hypnotiserende soundtrack van het leven op aarde, waarmee hij benadrukte dat erfgoed niet alleen een kwestie is van steen en objecten, maar dat we ook al die andere dingen zouden moeten bewaren.
Ook Giorgio Andreotta Calò zorgde voor een heel andere sfeer in de kerk. Hij plakte de ramen af met rood folie zodat de hele ruimte een rode gloed kreeg. Een ingreep die nogal wat reacties opriep en tot veel discussie leidde. Discussie over hoe met erfgoed om te gaan. Sindsdien is er jaarlijks op 21 juni, de langste dag van het jaar, een debat over dit onderwerp. De Oude Kerk gaat graag het gesprek aan over maatschappelijke thema’s.
KOLONIAAL VERLEDEN
Gezien de vele wereldreizigers en VOC-leden die in de kerk begraven liggen, zijn ook verwijzingen naar het koloniale verleden logisch op deze plek. Antonio Obá, die tot en met 13 september in de kerk te zien is, komt uit Brazilië en verweeft zijn eigen geschiedenis en katholieke achtergrond met die van de kerk.
Don’t Fight It, Feel It. solo bij Gerhard Hofland, Amsterdam, maart-april 2022
Aan een schilderij van Koen Delaere kun je niet voorbij. Het is zo aanwezig dat het je aandacht opeist en je bijna dwingt tot een dialoog, over de verhouding tussen jou, het werk en de ruimte.
De nadrukkelijk fysieke aanwezigheid van zijn schilderijen, maakt dat je een vinger in de dikke verflaag wil duwen. Wil voelen of het nog zacht is, de textuur van het oppervlak wil verkennen. Die huid wil aftasten, want daarin gebeurt een hoop. De verf bubbelt, stroomt, is soms stroperig en massief en dan weer vloeibaar. Hier mat en daar glanzend. Uitlopend in kleur of juist heel egaal. Een foto op scherm of op papier blijft een zwakke vertaling van de zinderende aanwezigheid. Een schilderij van Delaere is als een ontmoeting, het moet live gezien worden.
WAAR KOMT DIE ENERGIE VANDAAN?
In een bescheiden atelier in Tilburg passen net twee stoelen tussen de drie nieuwe doeken die op de vloer liggen. Om ons heen alleen verf en doek. Een bovenlicht zorgt voor daglicht, maar een uitzicht is er niet. Geen afleiding, geen buitenwereld. Voor Delaere was dat het uitgangspunt voor zijn meest recente werk. Waar hij voorheen nog probeerde het gevoel van een ervaring in de buitenwereld op te roepen op het doek – een goed concert, natuurbeleving – laat hij de laatste twee jaar alles achter zodra hij het atelier instapt. Het moet zo leeg mogelijk. Geen associaties, geen verhalen, alleen het moment van het werk. Het werk zelf is nu de ervaring.
Koen Delaere, Stereo, 2022, acryl medium, pigment en olieverf medium op canvas, 215x150cm
Delaere: ‘Ik werkte vanuit het klassieke idee van de kunstenaar als ‘scannerprinter’: de kunstenaar ziet en beleeft van alles, scant als het ware allerlei soorten informatie, deze informatie wordt verwerkt en vindt zijn weerslag in een werk, de print. Het aandachtspunt lag voorheen vooral op het scannen, heel erg volgens de filosofie van Merleau-Ponty, die stelt dat de waarneming essentieel is voor onze relatie tot de werkelijkheid. Merleau-Ponty gebruikt hiervoor de term ‘sensaties’: de kunstenaar is onderhevig aan sensaties. Denk bijvoorbeeld aan Cezanne die honderd keer rond de berg Sainte-Victoire loopt, in de hitte, buiten, in de natuur en het beeld steeds opnieuw schildert. Hij vindt daar aan de ene kant de moderne schilderkunst uit, aan de andere kant is hij onderhevig aan sensaties, die elke dag anders zijn. Eenzelfde directe link tussen input en output zie je bijvoorbeeld ook bij Jackson Pollock (I am nature) of Andy Warhol (I am a camera).’
De frictie tussen de live sensaties en het formele onderzoek naar de schilderkunst was lang een goed bruikbaar model voor Delaere. Met aan de ene kant het onderzoek naar wat schilderkunst is en aan de andere kant de ervaringen die dat onderzoek voeden. Sensaties die voor hem vooral bestaan uit beleving van de natuur en de ervaring van live muziek; zoals hiken in Joshua Tree national park, zwemmen en duiken in Curacao of de Noordzee of een concert van Lightning Bolt, Fennesz, Sonny Sharrock en Bill Orcutt.
Een verschuiving vond de afgelopen jaren plaats, mede door corona en het wegvallen van het reizen en live concerten. Er waren simpelweg minder sensaties beschikbaar. Delaere: ‘Wat nu als je geen externe input meer gebruikt en het maken van het werk de input is, en je het lichaam zelf zijn eigen output laat genereren? Wat als het lichaam zelf de sensatie is, of het vastleggen als sensatie ziet?’
Werk van Koen Delaere is komende tijd te zien bij: • Fox Jensen Gallery en Fox Jensen McCroy in Australië en Nieuw Zeeland. • Werk op papier bij Gerhard Hofland tot 29 augustus.
Come Alive laat de verbindende kracht van erotiek zien.De entree bestaat uit een gordijn met daarop twee benen, daartussen is de ingang. Dan begint de expositie met een ruimte waarin alles pulseert en beweegt. De toon is gezet: COME ALIVE zal je niet onberoerd laten.
In het gebouw waar vroeger keiharde munten werden geslagen, heerst deze zomer zachtheid en erotiek. Curator Ine Gevers – bekend van Niet Normaal, Hacking Habitat, Robot Love en Fake Me Hard – zet hier opnieuw een grote thematische expositie neer. Dit keer is het onderwerp erotiek als levenskracht. Morgan Catalina, holistisch sekseducator, is co-curator. De tentoonstelling doet een beroep op alle zintuigen en zet in de eerste ruimte – een sensuele installatie van Mette Sterre – meteen het lichaam aan. De expositie trilt, gonst, geurt en tintelt. Het moet een zinderende ervaring worden die de bezoeker omarmt en verleidt. COME ALIVE onderzoekt erotiek als een positieve levenskracht die in overvloed aanwezig is, niets kost en zorgt voor verbinding
Contact Natuurlijk hangt het thema in de lucht na twee jaar corona, maar het sluit ook naadloos aan bij de reeks thematische tentoonstellingen die Gevers sinds halverwege de jaren 90 maakt. Daarin is duidelijk een rode draad te herkennen van intermenselijk contact en de verbinding tussen kunst en maatschappij. Dat begon in 1994 met Ik + de Ander in de Beurs van Berlage. Gevers: ‘Het was een van de eerste exposities van geëngageerde kunst, buiten de white cube. Die lijn heb ik doorgetrokken en ook altijd met partners buiten de kunstwereld. Toen met het Rode Kruis, later met de Nationale Ombudsman, nu met de GGD. Het is interessant om de kunst met de echte wereld te verbinden, want daar haalt de kunstenaar zijn inspiratie vandaan en daar krijgt het betekenis.’
Ze kiest thema’s die urgent zijn, maar eigenlijk hebben ze net als de eerste nog steeds te maken met ik en de ander. Samenleven, inclusie en diversiteit, niet denken in hokjes. ‘Dat gaat uiteindelijk ook over jezelf, want je hebt niet één indentiteit maar meerdere, het is vloeibaar en verandert gedurende je leven.’ Het gaat steeds over verbinding zoeken. En over de invloed die technologie daarop heeft. De exposities wisselen van toon, soms is de blik pessimistisch, dan weer meer positief. ‘Fake me Hard (2021) was meer dystopisch, over fake news, over hoe corona en de greep van big tech elkaar versterken. Eerder bracht Hacking Habitat heftige thema’s als gegijzeld worden door technologie, privacy ter sprake. Robot Love (2018) zocht de verbinding en ook COME ALIVE is een verlangen naar contact. Na twee jaar afstand houden en digitaal communiceren schreeuwt de wereld om één grote orgie. Sex is echt een thema nu.’
Martin en Inge Riebeek, Aja Jaques, Berlijn, uit de serie Essentials, 2010-heden
Geen schaarste maar overvloed Maar COME ALIVE gaat niet alleen om sex. Erotiek is veel breder dan dat. Aanraking maar ook fysiek tegelijk dezelfde ervaring delen. Het gaat erom dat we verbinding en intimiteit nodig hebben om sterk te blijven. Het geeft energie. Die connectie is nodig, want aan de andere kant zorgen covid, oorlog en de klimaatcrisis voor veel onzekerheid. Gevers: ‘Erotiek en bestaansonzekerheid zijn twee kanten van dezelfde medaille. Samenzijn is een noodzaak, door erotiek herken je ook andere momenten van aanwezigheid en verbinding.’ Als voorbeeld noemt ze de film van Zoï Tatopoulos. In een vervallen fabriekspand danst een groep jongeren. De kracht en energie die zij uitstralen overstijgen de kwetsbaarheid van een individu en vullen de hele ruimte. Dezelfde kracht van een gezamenlijke fysieke beleving onderzoekt ook de groep ORGIE, van wie een performance film te zien is en enkele live events. Erotiek gaat ook over overvloed en uitbundigheid, het is een warme energie die gedeeld kan worden. Een positief antwoord op het economisch denken dat op schaarste gebaseerd is.
COME ALIVE is een mix van zeer uiteenlopende werken, die vaak op beleving gericht zijn: geur, trillingen, performances, games, screenings, interactieve sculpturen en installaties. Ook inhoudelijk zijn de werken veelzijdig. Kritisch op de onderdrukking van vrouwen, op hokjesdenken en vooroordelen. Sensueel ook, bijvoorbeeld in de installatie Yes Please van Company New Heroes. Een roze cocon die je kunt betreden en waar je erotische fantasieën van anderen kunt beluisteren. En Oscar Peters maakt een nieuw werk dat met de vorm van een broodje worst aandacht vraagt voor de prestatiedruk op mannen als het over sex gaat. Zo bevraagt en deelt de tentoonstelling verschillende posities in erotiek en in bredere zin samen leven. Van het kunstenaarscollectief AES+F bijvoorbeeld is de film Inverso Mundus uit 2015 te zien. Inverso Mundus fantaseert over een wereld waarin de onderdrukten macht krijgen en ook de hiërarchie tussen mensen en andere wezens op z’n kop staat, eindigend in een poëtische samensmelting van soorten.
Eenheid Verbinding zoekt de tentoonstelling ook letterlijk. Er zijn kietel-huiswerkopdrachten om te oefenen in contact maken en diverse kunstenaars(groepen) trekken met kleine events de wijk in. Martin en Inge Riebeek maken in de wijken Lombok en Oog in Al nieuwe opnamen voor hun filmreeks Essentials, waarin ze over de hele wereld mensen op straat vragen wat voor hen nu echt belangrijk is in het leven. COME ALIVE doorkruist alle lagen van de bevolking, culturen en geaardheden. Ook daarin is het veelzijdig, zonder op de verschillen te willen focussen. Juist het tegenovergestelde. Door verschillende perspectieven te laten zien en samen te brengen, breekt de tentoonstelling actief hokjes af. Het laat vooral zien hoe erotiek als universele levenskracht voor iedereen hetzelfde betekent: energie en verbinding. Iets dat in deze onzekere tijden zeer welkom is. Het wordt een warme zomer.
Rampak Genteng, muzikale optocht in Kassel tijdens Documenta Fifteen (foto MS)
Op 18 juni ging de 15e editie van Documenta van start. Deze tentoonstelling in Kassel is eens in de 5 jaar te zien voor precies 100 dagen. Tijdens deze 100 dagen worden de ontwikkelingen binnen de hedendaagse kunst gepresenteerd. De eerste Documenta vond plaats in 1955 met als doel na te denken over de relatie tussen kunst en maatschappij. Bij elke editie is er een andere curator.
Documenta Fifteen wordt gecureerd door het Indonesische collectief Ruangrupa. De rode draad in 2022 zijn de waardes en ideeën van lumbung. Lumbung is een Indonesisch begrip dat staat voor de gemeenschappelijke rijstopslag in een dorp of gemeenschap. Ruimer gezien is het ook op te vatten als een gedeeld reservoir van kennis, materiaal en mogelijkheden. In Documenta Fifteen ligt de nadruk op het collectief, samenwerken en uitwisselen van ideeën. Deze Documenta toont werk van collectieven uit alle windrichtingen. Buiten de veilige westerse (witte) wereld is kunst niet per se een individuele activiteit van expressie, maar vaker een gezamenlijk project en/of heeft een maatschappelijke of politieke lading. Samen iets maken, kennis delen, of bouwen aan iets waar de hele gemeenschap profijt van heeft. Het gaat om de kracht van het collectief.
En dus kom je op de Documenta diverse oproepen tegen om mee te doen. Je kunt muziek maken met Rampak Genteng, die je ook in een demonstratie tegen kunt komen op straat. Bij El Warcha kun je zelf een stoel maken in een atelier in het Fridericianum uit fragmenten hout, metaal en tie wraps. Een paar deuren verder is het Project Art Works dat inclusie op een andere manier vorm geeft: hier is het niet het onderscheid in nationaliteit of gender dat sneuvelt maar neurodiversiteit die centraal staat. Iedereen hoort erbij, ongeacht psychische of verstandelijke verschillen.
Taring Padi op het veld voor de Documentahalle
Gelijkheid en inclusie van alle groepen, dat is waar deze Documenta over gaat. Naast workshops zijn er veel archieven die een ander perspectief laten zien: anders dan het dominante westerse perspectief. En dan ziet de wereld er toch heel anders uit. Aan het woord komen kunstenaars met een Roma achtergrond, Aziatische, Afrikaanse en Arabische culturen. Onderdrukking uit het verleden en van nu. Videowerk uit de periode 2011-2015 van het Sada initiatief laat kunstenaars zien in Irak die elke dag vrezen voor hun leven. Denken in zwart en wit, kolonialisme, onderdrukking en verzet, vluchtelingen en harde regels voor asielzoekers, mensenrechten en duurzaamheid, het komt allemaal voorbij. Documenta Fifteen heeft daarmee een activistische toon. Soms poëtisch melancholiek, soms optimistisch gericht op samenwerken en delen, en soms vrij hard. Met name Taring Padi gaat er met een gestrekt been in. Deze groep uit Indonesië vertaalt de nationale geschiedenis in harde beelden. Hun kartonnen figuren staan als een groep demonstranten op verschillende locaties opgesteld en vullen het Hallenbad Ost. Dat ziet er fraai uit, maar de individuele werken ogen vrij radicaal, zelfs als je de taal van de opschriften niet kunt lezen. Een grimmige blik op de wereld.
El Warcha, workshop waar je gezamenlijk een stoel kunt improviseren met restmateriaal en tie wraps.
De hedendaagse westerse kunst moet het in deze Documenta ontgelden. Diverse opschriften roepen curatoren en critici op naar huis te gaan en stellen de vraag: How to make contemporary art disappear? Typerend is in dit verband het werk van Richard Bell dat als een voetnoot ergens in het souterrain onder de trap is geplaatst: een commentaar op het conceptuele werk van Marcel Duchamp: een urinoir met daaraan vast een bundel feestelijke ballonnen; gesigneerd met R. Bell, titel: Western Art.
Ook Atelier Van Lieshout onderstreept het uitgangspunt van de Documenta met een in het park naast de Orangerie geparkeerde rauwe camper. Binnen hangt een wereldkaart op de kop: Perspektiven Wechseln! staat erboven.
Richard Bell, Western ArtAtelier Van Lieshout en Más Arte Más Accion, met een tijdelijke residencyLa Intermundial Holobiente, Theaterschlag, 2022. De natuur in de hoofdrol in een theatrale setting op een composthoop in het park.
Hadassah Emmerich,
The Inverted Table, 20152021, olieverf op doek, hout,
glas, persoonlijke items, 300x300x270cm, coll. MuZee, Oostende.
(foto Niek Hendrix)
Het werk van Hadassah Emmerich is uitbundig, kleurrijk, warm en in de muurschilderingen zo intens dat het je omhelst. Of opslokt, want enige dualiteit zit er altijd wel in. Vloeien vormen samen of eet de een de ander op?
Met de heldere kleuren en sensuele vormen ziet de schilderkunst van Hadassah Emmerich (1974) er verleidelijk uit. Planten en fysieke vormen wisselen elkaar af en vloeien over, mede ook door de overeenkomsten in vorm. Lichaamsdelen, tepels en genitaliën, holtes en rondingen. Stengels en bloemen. Zo dubbelzinnig als het hier op papier klinkt zo is het ook in beeld. Het kronkelt om elkaar heen of stapelt zich op in herhaling. Maar het is warm en positief. In vergelijking met het oudere werk, waarbij planten, ornamenten en tekst uitbundig over het beeldvlak woekerden, is het werk nu rustiger. Het is alsof we dichterbij komen en inzoomen op de details. Nog steeds kunnen we niet door het oerwoud heen kijken. Er is geen vergezicht of een horizon, alleen een vlak gevuld met kleur en vorm. Bladvormen en stelen zijn dichterbij en verschijnen als kleurrijke zuilen naast benen, vingers, bloembladen en fragmenten van vruchten. De kleuren zijn helder en intens, als de bloemen in een tropische tuin. Een landschap waar je in kunt dwalen, verdwalen. De elementen volgen elkaar op in een gelijkmatige compositie die aanzwelt en afneemt in intensiteit, maar geen duidelijk centrum heeft. Vingers met glanzend gelakte nagels verschijnen tussen de plantmotieven. Het is een hybride wereld tussen menselijk lichaam en vegetatie.
Hadassah Emmerich, The Harvest, 2021, muurschildering met acryl en inkt, 25x4meter, In CENTRALE, Brussel (foto Hugard & Vanoverschelde)
Ook in inhoudelijke zin zoekt Emmerich parallellen. Hoe soorten samenleven, in een tuin, in een bos of in een maatschappij. Die thema’s weeft ze door elkaar heen. Dit voorjaar is haar werk in twee tentoonstellingen te zien: ‘Schurend Paradijs’ in Kunsthal KAdE, waarin hedendaagse kunstenaars hun visie op de maakbare wereld tonen en ‘Beating around the Bush’ in het Bonnefantenmuseum, die verschillende posities in de schilderkunst laat zien. Het brengt de twee polen in het werk naar voor: de verleiding die in haar er in zit en de bijzondere techniek waarmee ze werkt.
TOT BLOEI KOMEN
Samensmelten en fuseren, aanpassen. Daar gaat het om. Het oogt als bloemen en planten en sensualiteit, maar het gaat ook over exotisme en culturele uitwisseling. Dat is mede ingegeven door haar multiculturele achtergrond en het daarbij horende gevoel anders te zijn toen ze opgroeide in een dorpje in Limburg. Nu woont ze sinds zeven jaar in Brussel en valt alles op zijn plek. In deze stad valt ze niet op in het straatbeeld. Hier voelt ze dat ze zichzelf kan zijn en dat klinkt door in het werk. ‘Hier kan mijn ziel zich echt laten zien’, zegt Emmerich.
Maakt de locatie dan zoveel verschil? Eerder woonde ze in Londen en Berlijn. ‘Ik heb in Londen gestudeerd, daar stond het denken centraal en was het werkveld heel conceptueel. Scherp op de context, met veel citaten en verwijzingen erin. Alles had een betekenis.’ Een solotentoonstelling in GEM in 2003 vormde een hoogtepunt in die periode, het werd een zaalvullende presentatie waarin ornamenten, teksten en plantmotieven de ruimte overwoekerden. Een dichte jungle van beeldelementen en ideeën. Een hoogtepunt ook qua denken. ‘Ik studeerde toen voor mijn master en zat vol met discours over identiteit en beeldstrategieën. In de grote zaal van GEM maakte ik een installatie met spray, schilderijen en tekst. Dat had ik ‘With love from Batik Babe’ genoemd, zo was ook het Indonesische erin betrokken en een vrouwelijke identiteit, een alter ego die daar even de boel komt onder sprayen. Die periode was echt BAM, vol en intens. Dat heeft een aantal jaren geduurd, tot 2008. Toen ik naar Berlijn ging is er een soort kentering gekomen, dat kwam misschien ook door de stad. Achteraf paste Londen denk ik beter bij mij: in denken, in snelheid, de verschillende kunststromingen die naast elkaar konden bestaan. Schilderkunst zat niet in zo’n expressieve hoek, zoals in Berlijn. In Berlijn was het veel aardser, voor mij werkte dat minder goed. Brussel is echt het midden tussen die twee uitersten en dat blijkt me perfect te passen.’
Na Berlijn was Hadassah Emmerich een korte periode terug in Limburg, maar dat was te rustig. Emmerich heeft de levendigheid van een stad nodig. Het werd Brussel, dichtbij Nederland, internationaal en met een goed kunstklimaat. ‘Voor mijn kunst is het beter dat ik niet in mijn comfortzone zit. Er moet niet altijd onrust zijn, maar iets van prikkeling en alertheid is wel nodig. Hier is een ander soort energie, iets rauws, iets ongecontroleerds. In die zin is het een goede stad, ook qua architectuur, het is zo overrompelend, de chaos en het eclecticisme. Ik vind dat heerlijk.’
Hadassah Emmerich, Oben Ohne I, 2021, olieverf op vinyl, 66x78cm (foto Bonnefanten, Peter Cox)
EEN VRUCHTBARE OMGEVING
In Brussel voelt ze de vrijheid alles te laten zien in haar werk. ‘Eigenlijk is het werk hier opengebroken. Qua denken zit ik nu meer op mn plek. Ik ben hier terug bij mijn oude zelf, zoals ik dat in Londen heb kunnen laten groeien, maar dan met de nodige dosis continental heavyness. Er zit nu meer body in. In Londen kwam ik van het appropriation thinking, het moest allemaal naar iets verwijzen. Ik heb het gevoel dat ik nu heel dicht zit bij wie ik moet worden. Met deze kleuren en drukken. Ik denk wel dat het deels door de locatie komt.
Het is meer open hier, de stad is niet zo geclaimd door één identiteit, ook artistiek niet. En misschien is dat wel het gevoel dat je hier in Brussel krijgt: het is wereldser. Na Dubai is Brussel de stad met de meeste nationaliteiten. Het is een groter referentiekader, zonder dat je dat exact kunt duiden.’ Omgeving, techniek en identiteit, het vloeit allemaal samen in haar werk. Het multiculturele en de vraag wat is nu een identiteit, spelen in haar werk steeds een rol. ‘Voor mij gaat het heel erg over die kruisbestuiving en de vruchtbaarheidssymbolen die steeds terugkomen; de erotische ornamenten die verleiden tot het nadenken over fusion en het voortplanten. Het ene ornament verleidt het andere en trekt het naar zich toe, kannibaliseert het misschien en dan ontstaat er iets nieuws. Er zit een vorm van vertering in. Dan komt er weer een nieuwe variant uit en zo heb je een doorgaand proces. Zo zie ik het steeds meer gaan in mijn eigen werk.’
Nieuwe elementen komt ze op verschillende plekken tegen. Als iets haar opvalt in vorm of kleur maakt ze foto’s, laadt die in de computer en mengt ze bijvoorbeeld in een vorm die ze al had. Naast vorm en kleur kan opvallend gedrag een reden zijn. Zo kwam ze in de botanische tuin een plant tegen die als een web of net om een andere plant heen groeit en zijn host vervolgens leegzuigt. Zo’n element kan dan als vorm of als gedachte terugkeren in het werk.
Het gehele interview met Hadassah Emmerich verscheen in de mei editie van 2022. Meer lezen over kunst? Bestel hier een losse editie van Tableau Magazine!
Werk van Hadassah Emmerich is te zien in (update januari 2023):
Galerie Ron Mandos, ‘Botanical Body Bliss’, 28 januari t/m 05 maart 2023
Bonnefanten Museum, Maastricht, ‘Beating Around the Bush #7: Vals Plat. Vormen van schilderkunst in en rond de collectie van het Bonnefanten’, was te zien tot 8 januari 2023.
Op de hoogte blijven van kunstenaars zoals Hadassah Emmerich? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief!
Razia Barsatie, Untitled, 2020, klei, brooddeeg en tapioca
Vanuit de hele wereld melden kunstenaars zich aan voor een werkperiode aan de Rijksakademie. De excellente voorzieningen en de rust om hier twee jaar lang geconcentreerd te werken maken het tot een gewilde plek. Dat is deels te danken aan de goed uitgeruste werkplaatsen. Een blik achter de schermen.
TAPIOCA IN PLAATS VAN EPOXY
Paint lab staat er op de deur, maar die term dekt de lading al lang niet meer. Het onderzoek dat hier plaatsvindt, verkent de grenzen van verf, hars, mallen, rubber, gietsels en meer. Deze werkplaats is al 25 jaar het domein van Arend Nijkamp. Vaak ruikt het er naar terpentine. Vandaag ruikt het naar kurkuma. Razia Barsatie gebruikt sinds 2013 kruiden uit de Hindoestaans-Surinaamse keuken in haar werk en onderzoekt hier hoe ze curry en kurkuma als pigment kan toepassen en of er een ecologisch alternatief voor epoxy te vinden is.
Daarnaast wil ze op de Rijksakademie uitzoeken hoe ze het werk meer 3D kan maken. Ze begon met een aubergine die ze in epoxy goot, maar dat materiaal vond ze te chemisch. Een alternatief vond ze in tapiocameel: als je dat kookt wordt het een transparante gelei die geleidelijk uithardt. Zolang het nog vloeibaar is kan ze erin tekenen: met een spuitje brengt ze poeder van kurkuma, curry of houtskool in. Die tekening blijft zichtbaar in het eindresultaat.
Razia Barsatie, presentatie Open Studios mei 2022 (foto: Marjolein Sponselee)
Het probleem waar ze nu aan werkt is hoe ze het ‘plakkaat’ van tapiocameel vlak kan houden, steviger kan maken en in een volgend stadium wellicht nog meer volume kan geven. Arend Nijkamp adviseert en denkt mee. Hij heeft een achtergrond in de industrie en veel materiaalkennis. Meedenken betekent vooral dingen uitproberen: een laag autolak bijvoorbeeld zorgt voor een mooie heldere glans en een harder eindresultaat. Maar, ecologisch is het niet. En dus zoeken ze verder naar een beter alternatief.
Barsatie roemt de vrijheid die ze heeft op de Rijksakademie. Er is ruimte om alles te onderzoeken en uit te proberen. Ze maakt gebruik van bijna alle werkplaatsen die er zijn om tot de installatie te komen die ze als eindwerk voor ogen heeft. Hier het onderzoek naar pigment en drager, in de metaalwerkplaats hoe ze het aan de muur kan bevestigen, in het medialab hoe ze het geluid van murmelende stemmen kan verwerken in de installatie. En bij het keramieklab werkt ze aan ‘lange monden’ waaruit die stemmen zullen klinken. Ook in het keramiek gebruikt ze de kurkuma weer als pigment. Voor haar zijn de kruiden een verwijzing naar haar culturele achtergrond en identiteit. Het is materiaal dat dicht bij huis is, makkelijk te verkrijgen en het past bij de huiselijke situatie die de inspiratie vormen voor haar werk, en bij de kleur van haar huid. Met vertrouwde geuren, materialen en tinten brengt ze persoonlijke elementen in haar werk, dat universele thema’s als achtergrond, uitwisseling en herinnering omvat.
Elke kunstenaar komt met een andere vraag in de werkplaats, zegt Nijkamp. Sommigen komen even langs, anderen – zoals Barsatie – een half jaar lang dagelijks. Soms weet Nijkamp het antwoord al, maar gaat dan toch opnieuw het onderzoek aan. Want hij weet intussen uit ervaring dat er voor de kunstenaar desondanks vaak een bruikbaar aspect uitkomt. ‘Ik leer ook van hen. Het out of the box denken, de doelgerichtheid en hun vasthoudendheid om verder te zoeken. Ik ben opgeleid in een industriële baan, waar alles precies moest kloppen. Hier zijn onverwachte resultaten vaak ook welkom.’ Dat en het internationale gezelschap op de Rijksakademie maken het voor hem tot een inspirerende omgeving.
Centraal in het paintlab staat een tafel met allerlei materiaalexperimenten. Sommige zijn al tientallen jaren oud, waardoor ook het effect van de tijd op het materiaal zichtbaar is. De eens kristalheldere hars blijkt jaren later vergeeld; of bleef juist goed, maar is nergens meer te verkrijgen. Die kennis en ervaring is in elke werkplaats terug te vinden.
In het medialab trekt specialist elektronica Kees Reedijk een dikke ordner uit de kast en laat zien wat er zoal gemaakt is. Een eindeloze reeks technische hoogstandjes komt voorbij. Bewegende hoofden van Kim en Kim (Kardashian en Jong-il), een houten cirkel die het geluid van de branding imiteert, flipperkasten en het pak met bewegende vingers van kunstenaar Mette Sterre. Het medialab is uitgerust met alle denkbare apparaten op het gebied van audio, video, elektronica, animatie, 3D scanner en printer. En zo veelzijdig is elke werkplaats. De werkplaatsen zijn een goudmijn voor kunstenaars. Alles is er: verf, keramiek, metaal, hout, print, media en animatie. Alles zowel analoog als digitaal. Allemaal up to date en met medewerkers die veel kennis en ervaring hebben en die graag over grenzen heen denken.
Razia Barsatie, installatie Open Studios Rijksakademie 2022 (foto Marjolein Sponselee)
MEER DAN JE ZELF KUNT BEDENKEN
De ervaring en samenwerking tussen de werkplaatsen heeft ook Mette Sterre veel gebracht in haar verblijf op de Rijksakademie (van 2019-2021). Voor haar installaties en performances had ze zowel de keramiekwerkplaats als de metaalwerkplaats en het medialab nodig. Sterre maakte veel indruk met haar performances op de Open Studios, de dagen dat de kunstenaars op de Rijksakademie hun atelier openstel-len voor publiek. De pakken die ze in haar performances gebruikt lijken draagbare sculpturen, en zijn nog maar net verbonden met de menselijke vorm. Bewust zoekt ze daarin de grens tussen een beetje eng en een vriendelijke alien. De vraag ‘wat is dit voor wezen en wat wil het van mij’ dringt zich op en zorgt voor vervreemding. In haar laatste presentatie op de Rijks kwam zelfs de met een kleurrijke massa beklede wand tot leven. Een onzichtbare robot deed de muur golven en het pak van de performer bewoog door middel van ventielen die op afstand aangestuurd werden. Vrijwel alle werkplaatsen droegen eraan bij. ‘Voor de mallen heb ik heel veel onderzoek gedaan met Lotte Nijhof, de arduino die de ventielen in het pak aanstuurt is geprogrammeerd door Kees Reedijk, Stephan Kuderna van de metaalwerkplaats dacht mee over de compressor, Arend Nijkamp over welke rubbers en welke afwerking. Zo was iedereen betrokken, en zij overleggen ook onderling over hoe een project loopt. Dat is heel waardevol; als je samenwerkt met verschillende deskundigen van buiten mis je dat.’
Mette Sterre, G string theory – attempting to stand up, 2019 (foto Arvo Leo)
De werkperiode heeft voor haar veel betekend. ‘Ik heb er veel nieuwe technieken geleerd; maar ook waar je mensen en materialen kunt vinden en hoe je kunt zoeken. En iets heel simpels als hoe je dingen moet noemen. Wat een relais is of een arduino. Vaktaal en vakkennis. En ik heb er groter leren denken. Vroeger dacht ik ‘zat er maar een printer aan mijn hoofd, waarmee ik het idee zo kon uitvoeren’. Nu weet ik dat er veel meer mogelijk is dan ik zelf kan verzinnen. Met de kennis en ervaring van anderen erbij is eigenlijk alles mogelijk.’ Naast de tijd die een werkperiode van twee jaar biedt, is het vooral ook die samenwerking die bijdraagt aan verdieping. Sterre: ‘Je moet communiceren over wat je wilt maken en waarom, daardoor ga je ook nauwkeuriger formuleren. En anderen dragen theorie en informatie aan die je nog niet kende. Daardoor ben ik gearticuleerder gaan nadenken over materie, animisme, artificial intelligence, bewustzijn en andere thema’s in mijn werk. Het werk is daar geraffineerder en sterker van geworden.’
FOCUS
Een werkperiode aan de Rijksakademie is een droom voor veel kunstenaars. Vaak zorgt een residency hier voor een beslissende stap naar een ander niveau en een internationaal perspectief. De ogen van veel galeriehouders en curatoren zijn gericht op de jaarlijkse Open Studios. De werkplaatsen zijn goed uitgerust en de technisch specialisten even gedreven als de kunstenaars in het zoeken naar de beste oplossing. Er is tijd om te verdiepen, zowel technisch als inhoudelijk. Ondanks de populariteit van de Open Studios en de druk die dat legt op de deelnemers, is het proces tijdens een werkperiode toch het belangrijkst. Artist driven is de term die ze daarvoor hebben bedacht: niet een van bovenaf opgelegd curriculum, maar wat de kunstenaar zelf wil onderzoeken is leidend voor het verblijf. Razia Barsatie: ‘Ik wilde al lang naar de Rijksakademie, maar voelde me niet ready. Je voelt ‘ik moet me verdiepen in het materiaal’. Die stap kan hier. Hier kan ik veel uitzoeken, wat kan en wil ik met het materiaal. Maar ook de manier van denken is veranderd: veel breder en specifieker, ik weet nu waar ik naartoe wil en kan daar weer jaren mee verder.’
Zicht op Museum Arnhem in aanbouw, september 2021, foto Jannes Linders
Vier jaar was het museum gesloten voor verbouwing. Iets langer dan gepland, maar daardoor werd ook een deel van de coronacrisis gemist. Museum Arnhem is uitgebreid met een nieuwe vleugel naar ontwerp van Benthem Crouwel Architects, die 550 vierkante meter ruimte oplevert. Dat zijn vier extra tentoonstellingszalen en twee publieksruimtes.
Dit voorjaar opent het museum met onder andere de tentoonstellingen ‘Van Links Naar Rechts’ en ‘Tenminste Houdbaar Tot’. Twee thematische tentoonstellingen die dwars door de collectie lopen. Conservator moderne kunst Jelle Bouwhuis tekent voor ‘Van Links Naar Rechts’ en kijkt hierin met een frisse blik naar het realisme dat sinds jaar en dag een van de kernpunten is in de collectie van het museum. ‘Als je erin duikt zie je dat er vanaf 1930 een interessante ontwikkeling is met linkse realisten die zich beginnen te roeren. Kunstenaars als Carel Willink, Pyke Koch en Raoul Hynckes domineren het beeld dat we van het realisme in de jaren 30 hebben, de anderen zijn een beetje vergeten maar waren er wel degelijk. Nola Hatterman bijvoorbeeld. Die groep krijgt nu meer ruimte.’
Bouwhuis zet in de tentoonstelling bewust links tegenover rechts. ‘De politieke polarisatie speelde echt een rol in het kunstklimaat van de jaren 30 in Nederland. Links en communistisch kreeg weinig voet aan de grond, neutraal en rechts kreeg de ruimte. Communistisch en socialistisch georiënteerd werk was vanaf 1933 nauwelijks zichtbaar en tijdens de oorlog helemaal niet. Twaalf jaar lang waren deze kunstenaars dus vrijwel niet te zien. Dat zetten we nu recht.’
Niet alleen met de tentoonstelling, ook in de aankopen vult Museum Arnhem dit hiaat aan. Bijvoorbeeld met werk van Anneke van der Feer en Berthe Edersheim, die beiden tot de linkse groep hoorden die na 1933 nog maar weinig publieke zichtbaarheid kreeg.
Het museum zelf (opgericht in 1856), ging vanaf 1935 eigentijdse kunst verzamelen. Met name uit de regio, met realistisch werkende kunstenaars als Dick Ket, M.C. Escher en Johan Mekkink. Van Dick Ket ontving het museum bij zijn overlijden in 1940 een legaat, waarna realisme vanaf de jaren 50 het uitgangspunt werd voor de collectie, mede omdat andere musea daar weinig aandacht voor hadden. ‘Eigenlijk doet het museum dat nog steeds, maar nu inclusief die linkse groep en vrouwelijke kunstenaars.’ In ‘Van Links naar Rechts’ wordt de lijn doorgetrokken tot het heden. De tentoonstelling bestaat uit twee delen: de heftige periode van het Interbellum en de grote lijn van 1910 tot 2020. Met uit 2020 bijvoorbeeld werk van Iris Kensmil.
Verder lezen? Bestel hier de losse editie van Tableau Magazine!
Aan een schilderij van Koen Delaere kun je niet voorbij. Het is zo aanwezig dat het je aandacht opeist en je bijna dwingt tot een dialoog, over de verhouding tussen jou het werk en de ruimte. Don’t Fight It, Feel It is daarom een passende titel voor zijn solo, die t/m 30 april te zien is bij Gerhard Hofland.
De nadrukkelijk fysieke aanwezigheid van zijn schilderijen, maakt dat ik mijn vinger in de dikke verflaag wil duwen. Wil voelen of het nog zacht is, de textuur van het oppervlak wil verkennen. Die huid wil aftasten. Want daarin gebeurt een hoop. De verf bubbelt, stroomt, is soms stroperig en massief en dan weer vloeibaar. Hier mat en daar glanzend. Uitlopend in kleur of juist heel egaal. Een foto op scherm of op papier blijft een zwakke vertaling van de zinderende aanwezigheid. Een schilderij van Delaere is als een ontmoeting, het moet live gezien worden.
Waar komt die energie vandaan? In een bescheiden atelier in Tilburg passen net twee stoelen tussen drie nieuwe doeken die op de vloer liggen. Om ons heen alleen verf en doek. Een bovenlicht zorgt voor daglicht, maar een uitzicht is er niet. Geen afleiding, geen buitenwereld. Voor Delaere was dat het uitgangspunt voor zijn meest recente werk. Waar hij voorheen nog probeerde het gevoel van een ervaring in de buitenwereld op te roepen op het doek – een goed concert, natuurbeleving – laat hij de laatste twee jaar alles achter zodra hij het atelier instapt. Het moet zo leeg mogelijk. Geen associaties, geen verhalen, alleen het moment van het werk. Het werk zelf is nu de ervaring. Daarin gebeurt alles tegelijk. Delaere is geen kunstenaar die gaat zitten, naar het doek kijkt en dan nog iets toevoegt. Schilderen is actie en alles moet in een keer goed. Medium, pigment, verf, het gaat allemaal rechtstreeks op het strak opgespannen doek. Soms eerst wit, soms zwart, soms een kleur. De samenstelling van de verf wisselt; met olie gemengd pigment, of pigment en acryl. Een paar handelingen bepalen het resultaat. Met een grote beweging schraapt hij een deel weer weg.
Koen Delaere, It’s Just A Shot Away, 2022, 215x150cm acryl medium, pigment and oil paint medium on canvas
Delaere kent zijn materiaal. Hij weet wanneer de verf hecht in een vaste vorm of wanneer het pigment klontert en een residu uitloopt. Hij weet hoe de verschillende materialen op elkaar reageren, waarom het ene deel glanzend blijft en een ander niet. Hij zoekt daarin ook de contrasten. En hij blijft experimenteren. Bij Hofland hangt een groot doek met mintgroen en matzwart, dat een onpeilbare diepte heeft (Stereo, 2022). ‘Hier heb ik houtskool door de verf gemengd, het leek heel glanzend, maar droogt toch mat op. Ik heb ook zand geprobeerd, maar dat droogt niet. Zo experimenteer ik steeds, maar wel meteen op het doek, niet vooraf.’ Hij wil ook zelf verrast worden, het is steeds opnieuw een onderzoek met elke keer een andere uitkomst. Hoe het opdroogt verandert gedurende de dag, als hij al klaar is met schilderen. Maar de fysieke actie blijft voelbaar in de schilderijen, die als een persoonlijkheid tegenover je staan en een lichamelijke sensatie bij toeschouwer oproepen. Het formaat werkt daarin ook mee, het is een menselijke maat die zich verhoudt tot je lichaam.
Naast een nieuwe focus in het werk, zonder associaties van buiten, is ook het werkritme veranderd. Voorheen werkte hij vaak enkele weken heel intensief elke dag in het atelier en dan weer twee maanden niet. Na die pauze voelde het weer nieuw om te schilderen. Een serie werken was als een project dat volgens eenzelfde systeem tot stand kwam. Nu lijkt het werkritme het systeem. Elke week is hij op vaste dagen in het atelier, een meer continu ritme en dat bevalt goed. De vrijheid zit nu in de doeken. Delaere: ‘Ik denk dat het bij mij altijd iets is van vernauwen en weer verbreden. Er is een tijd geweest dat ik veel verschillende dingen deed in een schilderij en een tijd dat ik steeds hetzelfde deed. Op een bepaald moment wordt die beperking dan zo nauw dat het zich weer opent. Kleur was voor mij bijvoorbeeld nooit een issue en bij de vorige serie werd het dat wel. Nu let ik weer meer op de materialiteit en wat een bepaald pigment doet, ook omdat ik al die verven zelf maak. Dus ik controleer niet zoveel, maar ik weet wat de pigmenten doen. Ik werk nu meer met de materiaaleigenschappen en niet zozeer met de kleuren.’
Koen Delaere, Stereo, 2022, 215x150cm, acryl medium, pigment and oil paint medium on canvas
Van Tilburg tot Abu Dabi
Het werk van Delaere verschijnt bij galeries op internationale beurzen en tentoonstellingen en wordt zowel in de Verenigde Staten, Europa als Azië verzameld. Dat het internationaal moest, had hij al snel door. ‘De Nederlandse markt is niet heel groot, als je een groter bereik wilt moet je naar het buitenland.’ Ook nu is het een drukke periode, met een solo bij Van Horn in Dusseldorf en bij Gerhard Hofland, de beurzen Art Tokio en Art Dusseldorf, een groepstentoonstelling in Australië en deze zomer nog tentoonstellingen in Zürich en Salzburg, Australië en Nieuw Zeeland en nog twee beurzen daar. Zijn werk bevindt zich in collecties over de hele wereld van Tilburg tot Abu Dabi. Zit er nu een verschil in hoe die landen naar het werk kijken? ‘Zeker’, zegt hij, ‘in Amerika hebben ze het vaak over de huid van het doek, in Europa meer over de energie en in Azië over het gebaar. Daar sluit het denk ik aan bij de traditie van kalligrafie, de eenvoud en directheid van het maken.’
Verf op doek Die directheid is een van de centrale punten. Kom bij Koen Delaere niet aan met vragen naar waarom, waarom vandaag geel en morgen groen. Het gebeurt. Elke keuze wordt in het moment gemaakt en alle mogelijke associaties probeert hij uit te sluiten. En gelijk heeft hij, een schilderij is geen rorschachtest waarin elke vlek betekenis krijgt. Het is alleen verf, pigment, medium, olie. Je hoofd wil er uit gewoonte soms meer van maken. Een vorm of kleur doet ergens aan denken. Maar, zegt Delaere dat is jouw probleem. ‘Ik stop er zo weinig mogelijk in, probeer dat juist niet te doen.’ En eigenlijk is die leegte heel prettig. Het is een van de redenen dat hij graag met fluorescerend geel of oranje werkt, omdat die kleuren nauwelijks associaties oproepen. Voor hem gaat het puur om het materiaal. ‘Het is in mijn werk niet zo dat er een persoonlijk verhaal in het doek zit, het is niet iets dat je moet kunnen ontcijferen. Het is niet eens abstract, want wat wordt er dan geabstraheerd? Het is eigenlijk heel concreet. Het is al zo uitgekleed en zo kaal al. Wat hou je dan over?’ Dergelijke meer filosofische vragen over het kunstwerk fascineren hem. Wat is nu eigenlijk een schilderij? Wat is de essentie van een werk? Is het een beeld of het overblijfsel van een actie? Dit soort gedachten zijn eigenlijk evenzeer zijn materiaal als verf en doek. Delaere leest veel over kunst, gedichten, essays. Hij heeft een onderzoekende geest die wil snappen hoe het in elkaar zit. Wat is een kunstwerk en maakt het uit hoe het tot stand komt, of hoe snel? Ook in zijn eigen werk wil hij dingen snappen. Waarom reageert dit pigment zo en welk effect hebben de verschillende materialen op elkaar? Dat is bijna meer een scheikundig onderzoek dan dat het over vorm gaat. Pigmenten klonteren en de vloeistof loopt uit. Er ontstaat een eilandje in een meer van zwart. Dat proces op zich is al een heel avontuur. Delaere: ‘Soms merk je dat op een verjaardag waar anderen allerlei anekdotes vertellen. Als ik dan een dag in het atelier was, denk ik: Wat heb ik mee gemaakt? Een vlek. En toch lijkt het dan alsof er veel is gebeurd die dag.’
Koen Delaere, Don’t Fight It, Feel It, zaaloverzicht Gerhard Hofland
Ondanks de herhaling van dezelfde soort handelingen is het eindresultaat niet te voorspellen. Dat is ook het mooie nog van deze nieuwe manier van werken, waarin alles weer fris is. Hij wijst op drie nieuwe doeken op de vloer van het atelier. ‘Bij deze drie zit er voor mij een duidelijke volgorde in en toch is het verschil tussen de eerste en de laatste groot. Het zijn dezelfde handelingen, dezelfde kleuren, dezelfde materialen, alleen de volgorde is anders. Bij deze eerst geel, dan het wit, dan het zwart en dan veeg je een partij weg. Bij de tweede zijn de lagen in een andere volgorde en bij die laatste alles tegelijk. Maar wat de volgende wordt weet ik nog niet. Ik ben heel benieuwd waar ik uitkom.’ Dat geldt voor het proces van het maken, maar net zo goed voor het schilderij. Delaere: ‘Dan heb je nog de uitstraling van het ding zelf. De output is iets anders dan het proces. In het proces heb je nog de actie. Je kunt zeggen dat het resultaat een overblijfsel van die actie is. Alleen ik ben niet zo geïnteresseerd in een residu, het moet ook een beeld worden. Wat ik nu aan het leren ben is dat dat voor het schilderij niets uitmaakt. Ik denk dat het voor het schilderij zelf niet uitmaakt of het een residu is van een handeling of een beeld. Ik vind het interessant om daartussenin iets te zoeken en het niet van tevoren te bepalen.’
Don’t Fight It, Feel It. Koen Delaere 19 maart – 30 april 2022 Gerhard Hofland, Bilderijkstraat 165c, Amsterdam
Koen Delaere, Light Up Gold, 2022, 250x175cm acryl medium, pigment and oil paint medium on canvas
Op de hoogte blijven van interessante ontwikkelingen in de kunst? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
‘Revoluties gaan langzaam’, concludeert Constant in 1995 in de documentaire Tekens. ‘Vanuit optimisme denk je dat alles snel komt, maar we moeten toegeven dat New Babylon er nog niet is. En vrijheid ook niet.’
Aan zíjn optimisme heeft het in elk geval niet gelegen. Constant droomde van een ideale samenleving en gaf dit vorm in zijn werk. In de schilderijen uit de Cobra periode was het de positieve energie van creative expressie die de boventoon voerde. Later ontstond meer activistisch werk waarin hij een een nieuwe, betere wereld voorstelde onder de noemer New Babylon. Een wereld waarin werk niet bepalend was. Een wereld met meer ruimte voor creativiteit, sport, nieuwe ervaringen, een open houding en meer begrip voor elkaar. Met als resultaat vrijheid en gelukkige mensen. Een droom die het waard blijft je voor in te zetten.
OPTIMIST
Het werk van Constant reflecteert vertrouwen in een vreedzame samenleving, maar is daarin zeker niet naïef. Ook de lelijke dingen laat hij zien. Het is een voortdurend afwisselen tussen het ideaal dat volgens hem mogelijk moet zijn en de harde werkelijkheid. Ook in de tentoonstelling ‘Constant 101: The Future Can be Humane’ in het Cobra Museum is dit te zien. Duidelijk is dat zijn werk verbonden is met de tijd van leven. Geboren in 1920, opgegroeid in het interbellum, jongvolwassen in de Tweede Wereldoorlog en tijdens de wederopbouw. Dat wereldbeeld is terug te zien in zijn werk. Positief en negatief. De dieren op de schilderijen uit de na-oorlogse periode laten al iets van oorlog zien. Grommend met een bek vol tanden staan twee dieren tegen een blauwe achtergrond; naïef geschilderd in de trant van Cobra, maar vredelievend ogen ze zeker niet (Twee dieren, 1946). Nog minder bij de chaos van rode en zwarte figuren, vuur en een huis op het doek waar de tentoonstelling mee opent (Animaux,1949). Een opgeheven rode vuist markeert een andere fase. Een bijna abstract doek waarop een ‘gevecht’ tussen rode en witte vormen zichtbaar is. We zijn dan in 1952.
En zo gaat het verder. Constant blijft maatschappelijk betrokken en zijn werk zit dicht op het nieuws. Op het onrecht in de wereld, op conficten en op mogelijke oplossingen. Onderwijl ook wisselend in verschillende schilderstijlen en meer of minder abstracte voorstellingen. Soms hoopvol en optimistisch bouwend aan een architectuur voor een nieuwe wereld. Bijvoorbeeld in de het schilderij Labyrintsche Ruimte (1973) of in de vele architectuurmodellen van New Babylon, die in perspex, metaal en hout de omgeving schetsen waarin een betere samenleving vorm zou kunnen krijgen. New Babylon is een utopisch beeld dat Constant twintig jaar lang verkende. Soms ook in rauwe schilderijen die de verschrikkingen van oorlog en strijd weergeven; met fragmenten van verwrongen lichamen, losse wielen en vervallen bouwsels. Of in een mix van die twee. Een bijna abstract beeld van een architectonische ruimte met bloederige vormen en vlekken erin. Een idyllisch vergezicht in zachte tinten met aan de horizon een skyline die is opgebouwd uit krantenknipsels over de acties van Nixon in Vietnam (1970). Zo reflecteert zijn werk steeds op de toestand van de wereld, waarbij veel beelden nog nauwelijks aan actualiteit hebben ingeboet.
NOG STEEDS ACTUEEL
Stedelijk Museum Schiedam haakt in op de actualiteit van het werk met het vierluik ‘Constant in oorlog’, een serie van vier korte videofilms over evenzoveel schilderijen waarin oorlog een rol speelt. Verschillende mensen reageren hierbij op het werk: jongeren, vluchtelingen, oorlogsveteranen, tweede generatie slachtoffers, zij vertellen wat het schilderij hen zegt en hoe ze ernaar kijken. Sommigen herkennen de chaos en de wreedheid van het beeld uit eigen ervaring, anderen juist niet, voor hen was de oorlog stiller dan dat. Ook Les Expulsés (De verdrevenen) uit 1999 toont een herkenbaar beeld: een stroom vluchtelingen die door een leeg landschap trekt. Mooi is dat de vier video’s zo de schilderijen aan de actualiteit verbinden en op een nieuwe manier naar het publiek brengen. Kunst als aanleiding voor een gesprek over geweld, vluchtelingen en mensenrechten. Kunst die stimuleert anders over dingen na te denken. Het gaat over mens zijn. Precies die dingen die Constant in zijn werk probeerde aan te kaarten, en die gedurende zijn hele kunstenaarschap altijd aan de hand waren. En nog steeds. Helaas moeten we met Constant concluderen: er is niets veranderd. Een betere wereld is ook tien jaar later nog niet in beeld. Wat overigens niet betekent dat je het niet meer moet proberen.
‘The Future can be Humane’ blijft een passende titel. De tentoonstelling in het Cobra Museum is een van de projecten uit het jubileumjaar ‘Constant 101’ (juli 2021-juli 2022), 101 jaar na zijn geboorte. Een getal dat optimistischer klinkt dan 100; niet het voltooide honderdtal, maar het nieuwe begin daarna. Hoopvol. Vooruit kijken. Dat betekent ook dat het project niet alleen naar Constant kijkt, maar ook naar kunstenaars van nu. Juist met als doel de ideeën van Constant door te geven aan een nieuwe generatie en een brug te slaan tussen cultureel erfgoed en de toekomst. Wat is de betekenis van Constant in het huidige kunstdiscours? Wat betekent zijn werk voor de nieuwe generatie kunstenaars?
‘Constant 101’ is opgedeeld in meerdere thema’s die corresponderen met de thema’s in zijn werk: New World, Playing Man, Collective and Conflict, Romanticism and Dialectics. Thema’s die natuurlijk regelmatig ook door elkaar heen lopen en bij elkaar op bezoek gaan. Ook in de New World ontstaan conflicten. […]
Verder lezen? Bestel dan hier de losse editie! Wil je op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van kunst? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine.
Constant 101: The Future Can be Humane is t/m 6 maart 2022 te zien in het Cobra Museum, Amstelveen www.cobra-museum.nl
Atelier Van Lieshout, Operating Table with Devil, 2021, 199x180x160cm
Een vreemd rariteitenkabinet heeft bezit genomen van Galerie Ron Mandos. Een reeks van poppen en attributen die uit een legerdumpshop lijken te komen, vult de etalage. Met bijlen in verschillende soorten en maten, maar erg bruikbaar zijn ze niet. Te zwaar, gebroken, onhandig omkleed met takken en flessen. Boven de deur hangt een witte vlag met een rood kruis. Als dit al een EHBO post is loop je er niet met een gerust hart naar binnen.
Eenmaal binnen wordt dat niet beter. Joep van Lieshout heeft in drie weken tijd de ruimte van de galerie van vloer tot plafond getransformeerd tot een ontspoord veldhospitaal. Je stapt een andere wereld in. Een wereld van tentdoek die gevuld is met medische scènes en installaties. Een couveuse met een brabbelende babypop. Een ziekenhuisbed met een surrealistische bevalling, geflankeerd door een rode duivel. Een geïmproviseerde tandartsstoel met nog werkende boor. En daarnaast een visioen van waar je getrokken tanden terecht komen: in een mond die op het achterhoofd van een pop prijkt. Een tafereel dat in een werk van Jeroen Bosch niet zou misstaan. Op de werktafel van de tandarts potten vol met tanden en kiezen, tangen en wie weet wat er verder nog staat te gebeuren.
Atelier Van Lieshout, overzicht EHBO
De mens met al zijn eigenaardigheden is al jaren een onuitputtelijke bron van inspiratie voor Joep van Lieshout. Alle facetten komen daarbij voorbij, de beschaafde en de dierlijke kant, de consumptiedrift, het vernuftig in elkaar stekende menselijk lichaam. Soms is er een oplossing en stevent het werk optimistisch af op een hoopvolle utopie, dan weer glijdt het hopeloos af naar het einde der tijden. Orde en chaos. Soms ook gecombineerd in een beeld. Zoals in een uiteengereten Bas (naar Sint Sebastiaan), die bijeengehouden wordt door stalen pinnen en gevangen zit in een stevig houten frame. Een frame dat voelt als een gevangenis, maar dat ook houvast biedt en dat als vorm de sculptuur verder definieert. Aan het eind van deze hallucinante koortsdroom staat een ziekenhuisbed met daarop een lichaam waar duidelijk geen redden meer aan is. We kijken tot diep in de borstholte van dit slachtoffer. Een lieflijke verpleegster buigt over hem heen, de rondingen van haar billen hebben wat extra volume gekregen.
Atelier Van Lieshout, overzicht EHBO
Liefde In de tweede ruimte worden we ontvangen door een schaars geklede soldaat met een kind in de armen. De veldtent is verdwenen, hier heerst meer rust. ’Ik heb alle ruimtes wel een eigen sfeer mee willen geven. Hier gaat het meer over liefde’, zegt Van Lieshout. Een liefdevolle piëta in lichtblauw polyester illustreert dat. Al heeft ook de liefde scherpe randjes. De arm van een moeder met kind eindigt in een hamer in plaats van een hand (Green Madonna). En aan de hangende torso van Daniella bungelt een houten marionet.
De laatste ruimte is nog leger. Hier staan een aantal kleinere ijle sculpturen die scènes uit de bijbel weergeven. Van Lieshout: ‘Ik dacht: ik ga de bijbel eens lezen. Die verhalen en de iconografie van het christendom is rijk en sterk verbonden met menselijke emoties en behoeftes, leed, barmhartigheid. En zeer aanwezig in de kunstgeschiedenis. Maar het is ook gewoon voor de mooi hè.’ We herkennen het laatste avondmaal, geabstraheerde figuurtjes aan een lange tafel, een lichaam dat naar een graf gedragen wordt, de drie kruizen op de berg Golgotha. Elke scène omlijst door een frame, maar in tegen stelling tot bij Bas voelt het hier niet als een gevangenis maar als een liefdevol kader, een systeem dat bescherming biedt. Schematische weergaven, ver weg van de rauwere emotie in de etalage en het veldhospitaal.
Terug naar de werkelijkheid. Galeriehouder Ron Mandos treft naast zijn werktafel de komende maanden drie roofvogels aan. Een uil, een gier en een arend. Drie dingen die je als ondernemer tegenkomt zegt de kunstenaar: ‘roofzuchtig als een arend, wijs als een uil en vraatzuchtig als een gier’. Werk dat meer gerelateerd is aan Van Lieshouts activiteiten als vastgoedontwikkelaar. In Rotterdam maakt hij plannen voor Brutus: een groot woon-werk project waarin cultuur en woningbouw samen komen. In drie torens in het havengebied moeten 750 woningen komen, sociale huurwoningen met atelier voor kunstenaars, ruimte voor woongroepen e.d. maar ook commerciële huur, een museum, een beeldentuin en zijn eigen atelier. Een project waar hij al tien jaar aan werkt, dat veel investering en geduld vergde, maar wat de laatste jaren concreet vorm begint te krijgen. De grote vogels ogen als een klassieke sculptuur, gesneden uit piep-en purschuim en afgegoten in brons. Een terzijde die het veldhospitaal even verbindt met de zakelijke wereld van geld en investeringen.
Atelier Van Lieshout, EHBO tweede ruimte
Atelier Van Lieshout, zaaloverzicht derde ruimte
Veiligheid versus risico Van Lieshout tovert, zoals vaker, een eigen wereldje tevoorschijn. Steeds is dat een mix van alle aspecten van het menszijn: de rauwe emoties, groepsdynamiek, sex, geweld en liefde. Het lichaam als een fabriek, of de mens als poppetje in het grote geheel. De chaos die het leven is en de poging daar orde in te scheppen. Vreemde fantasie en absurde werkelijkheid. In EHBO is het een combinatie van ziekenhuis, oorlog en mogelijke oplossingen. Ook de etalage past daarbij, met verschillende variaties op de fasces, het machtssymbool van (onder andere) de fascisten, maar alle bijlen hebben een mankement, ook dat systeem faalt.
Natuurlijk ligt het voor de hand dit noodhospitaal aan de pandemie te linken, maar zo zwart wit ligt het niet. Van Lieshout: ‘Het is niet echt verbonden met de actualiteit, maar onbewust waarschijnlijk wel een beetje. Dit is meer een vervolg op wat ik hier vlak voor heb gemaakt: Sacrifice. Deze Circle of friends – gewonde soldaten om een kampvuurtje – is daar bijvoorbeeld een deel van. Sacrifice ging over geweld over oorlog, zinloos geweld en eigenlijk is het een aanklacht tegen de superveilige wereld waarin we leven, waarin alle risico’s vermeden worden en waar voor ieder probleem een app of iets anders wordt georganiseerd. Dit in tegenstelling tot het pure rauwe idealisme waarbij je samen met twintig andere mannen uit je dorp wekenlang in de modder zat en dan vijf meter van je loopgraaf doorzeefd werd. Daar sluit EHBO op aan. Je zou het een veldhospitaal kunnen noemen, maar er zitten wat meer surrealistische elementen in.’ Meer een oorlogsverhaal dus dan een pandemie. Maar toch past het er ergens ook perfect bij. De chaos van de pandemie. Het zoeken naar een antwoord. Haastig, met knip en plakwerk dingen uitproberen zoals dat ook in dit enigszins amateuristische veldhospitaal gebeurt. Iedereen doet z’n best en improviseert her en der oplossingen, zoekt naar controle. Maar ja uiteindelijk: of het echt ergens toe leidt, we weten het niet. Ook deze EHBO post biedt geen antwoorden, het roept vragen op en doet suggesties. Een conclusie volgt niet. Het rauwe veldhospitaal is daarin spannender dan het veilige systeem van de laatste ruimte. Maar het blijft zoeken. En.. het maakt nieuwsgierig naar de volgende aflevering in het verhaal.
Michiel Kluiters, zonder titel, 2019, inkjet op dibond, 180x120cm
Hoe past dit in één verhaal, vraag ik me af op een maandagmiddag in mei. Op bezoek bij Michiel Kluiters en zijn vader Gam Klutier. Al 40 jaar leven ze mijlenver uit elkaar – in Amsterdam en Peru – en hebben in een totaal andere cultuur en omgeving hun werk ontwikkeld.Tegenpolen op het eerste gezicht.Die twee werelden komen in oktober samen in een expositie.
Michiel Kluiters laat een aantal hoogglans fotowerken zien van 120 bij 180 centimeter. In beeld is een wand, een doorgang, een ruimte daarachter. Licht en schaduw. Een leeg helder beeld waarin gaandeweg meer details opdoemen. Een verfklodder op de wand, sporen van plamuur. Details die aandacht vragen en de ruimte dichterbij brengen. Wie zijn vroegere werk kent, ziet de verschillen. In eerder werk presenteerde hij perfect afgewerkte ruimtes vaak wandvullend op locatie, zodat achter een museummuur een tweede ruimte leek te liggen waar je zo in zou kunnen stappen. Die perfecte illusie heeft Kluiters losgelaten. ‘Vroeger was ik meer bezig met scherptediepte waardoor je de illusie had van een echte ruimte. Nu vind ik het fijn om het heel hard te fotograferen waardoor je de huid duidelijk ziet.’ Een huid die niet glad is, maar doorleefd, met imperfecties en sporen van het maakproces. Leeg zijn de beelden nog steeds. Een oase van rust die voor je ligt.
Dan komt er een schilderij van Gam Klutier naast. Een groot doek dat van rand tot rand gevuld is met een all-over patroon van lijnen, wezens en figuren. Sommige klein en krioelend, andere groter en statiger. Een andere wereld.
RUIMTE
De nieuwe fotowerken van Michiel Kluiters spelen net als het eerdere werk met de waarneming en de verhouding tot de toeschouwer en de omgeving. Na een werkperiode op De Ateliers (1996-’97) was hij vooral bezig met schaalmodellen en begreep al snel waar het over moest gaan: ruimte en hoe het werk zich verhoudt tot andere ruimte, hoe het een ruimte aantast. Na verloop van tijd groeide dit uit tot installaties, video’s en beelden in de openbare ruimte. De toeschouwer wordt daar steeds in betrokken. Zo ontwierp hij voor een sportcentrum in Zoetermeer het beeld Gymworld (2021), dat niet alleen de naam van het centrum vormt maar ook een parcours is voor freerunning. In Groningen maakte hij Wereldplek (2011) bij een schoolcampus, tegelijk een hangplek en een wifi-spot. Het bestaat uit een paar metershoge design krukken als afdak en kleinere krukken om op te zitten. Schaal en ruimtelijke relaties spelen ook hier een rol.
Michiel Kluiters, zonder titel, 2020, inkjet op dibond, 180x120cm
In het nieuwe werk lukt het deze ruimtelijke intenties om te zetten in een autonome foto. Kluiters: ‘Ineens heb ik genoeg bagage en voel ik de noodzaak om het in het werk zelf te vinden en heb ik geen context meer nodig. Maar, vergeet niet, ik maak natuurlijk objecten. Als het object op een bepaalde manier het licht vangt, dan is het een goede foto.’ Licht en schaduw, de schaal en de details hebben een vervreemdend effect. Als kijker heb je geen idee van het formaat van de ruimte die je ziet en of die wel echt bestaat. Bewust speelt Kluiters hiermee, want door dingen als schaal niet helder te definiëren krijgt de toeschouwer ruimte om het zelf in te vullen. ‘Het is meer een mentaal scherm waar je gedachten op projecteert, eigenlijk heel meditatief. Sommige mensen zijn daar gevoelig voor en vinden dat fijn. En anderen zeggen: ja maar er gebeurt niks.’ Juist omdat er weinig lijkt te gebeuren gaat elk detail een rol spelen. Wanden zijn soms scheef of beschadigd, de structuur van de muren dringt zich op. Het maakt het werk poëtischer dan de perfecte illusies van hiervoor, die als een fata morgana op afstand lijken te blijven. Dit werk komt dichterbij. Het oogt intiemer, maar nog steeds groot genoeg om in rond te dwalen. De verstilling in het werk betekent niet dat het een helder uitgedacht concept is, het maken van het object gaat heel intuïtief. Het atelier ligt vol met fragmenten waar Kluiters steeds iets uit pakt om de ruimte mee te bouwen, aan te passen en te veranderen.
LIJN EN VORM
Die intuïtieve manier van werken heeft hij gemeen met zijn vader. Met een heel ander beeld als resultaat. Gam Klutier (pseudoniem van Gerard Kluiters) maakt schilderijen en sculpturen die niet leeg zijn maar juist heel vol. Een all-over patroon van lijnen en figuren vult zijn doeken. Sommige klein en krioelend, andere groter en statiger. Dierachtige figuren, mensachtigen, plantachtigen en andere wezens; in een tijdloos universum zweven ze voorbij. Tijdloos, gewichtloos, figuren van nu of van lang geleden. De beelden hebben iets bekends, maar waar ken je ze dan van? Uit een collectief geheugen? Het laat zich niet echt vangen. Net als een fantasie of een droombeeld dat vervliegt zodra je het beter wilt bekijken. En misschien is dat juist wat je moet doen: de westerse gewoonte alles te benoe- men loslaten. Pas dan zie je het. Zonder nadenken dwaalt de blik met de beelden mee over het doek, als in een eindeloze stroom. Dat is ook hoe Klutier werkt. Hij volgt zijn gevoel en als vanzelf komt het doek vol. Of de muur. In een tijdelijk verblijf in Amsterdam schilderde hij de wanden van een van de kamers van vloer tot plafond vol tot een vloeiend geheel. Een beeld dat balanceert tussen lijn en vorm en tussen voor- een achtergrond. Soms treedt het beeld op de voorgrond, soms de verf, de lijnvoering en de penseelstreek. Niet heel anders dan bij Kluiters, wiens foto’s eveneens schakelen tussen totaalbeeld, illusie en details; tussen kijken en ervaren.
Gam Klutier, Maya of Multitudes, 2007, verf op doek, 36×3,6meter, hier in museum MAC Lima, Peru 2017
Beide kunstenaars hebben een groot gevoel voor ruimte, schaal en verhouding. Kluiters met zijn werk in de openbare ruimte en zijn foto’s die balanceren op de grens van vertrouwd en vervreemdend en Klutier met metershoge muurschilderingen die hij trefzeker vol tekent met een evenwichtige compositie. Schilderijen die soms de ruimte zelf worden, zoals in de cupula’s die hij heeft ontworpen: een koepelvormig gebouw met een omtrek van 36 meter, waarvan hij de ruim drie meter hoge wanden rondom beschildert. Er zijn inmiddels twee cupula’s gerealiseerd, het moeten er zeven worden. Naar locaties wordt nog gezocht, maar de schilderijen van 36 meter lang liggen al klaar.
CONTRAST
Toen Gam Klutier 40 jaar geleden naar een ander continent verhuisde en begon met schilderen, kreeg zijn werk een nieuwe impuls. Klutier: ‘Dat heeft ontzettend met de locatie te maken. Zoals De Ateliers voor Michiel een nieuw begin was, zo was dat voor mij de verhuizing naar een land waar ik de taalniet sprak en de gewoontes niet kende. Als mensen ja zeiden bedoelden ze dan ja, of eigenlijk nee? Het was onbekend terrein. Het heeft heel lang geduurd voor ik begreep dat ik weer figuratief moest gaan werken. Wat ik eerst maakte dat klopte niet in Peru. Langzaam heb ik die hele materiële wereld waar ik uitkwam losgelaten. Door Peru heb ik een andere manier gevonden.’ Lange tijd werkte hij in twee werelden: een half jaar in Peru, een half jaar in New York. Het verschil tussen die twee zie je in het werk terug. In New York ontstonden imposante hangende sculpturen, die balancerend op één punt de zwaartekracht trotseren, werk dat gaat over een vorm van techniek. Het werk uit Peru is intuïtiever en verbonden met de natuur en cultuur van Peru. ‘Peru is een totaal andere wereld. De natuur is heel sterk aanwezig. De gieren vliegen om je heen. De oceaan is dichtbij. Dat contrast is ook het mooie van deze expositie. Michiel heeft de rationele, westerse wereld, ik een andere wereld waar de energie emotioneler is.’
De heldere leegte van de foto’s en het allover patroon van de schilderijen, hoe gaat dit samen in één expositie? Een clash van twee werelden, maar op dezelfde aarde. Of misschien eerder los van de aarde, als een mental space. Niet die van het heldere denken, maar van het meditatieve niet-denken.
Michiel Kluiters & Gam Klutier ‘At play in the field of transformation’ 23 t/m 31 oktober 2021 | 11-17 uur opening 23 oktober 17 uur Loods 6, Bagagehal, KNSM laan 289, Amsterdam
Gam exposeert in oktober bij Duisenburgh B.V. in Waalre. Michiel eind 2021 bij Josilda da Conceição Gallery in Amsterdam.
Kunstenaar en galerie, het is een bijzonder duet. Fotografe Robin de Puy en galeriehouder Narda van ‘t Veer van The Ravestijn Gallery werken al jaren samen. Ze kennen elkaar intussen goed en voelen zich verwant. No-nonsense types, helder in de communicatie, geen verborgen agenda’s. Ook de samenwerking tussen hen gaat als vanzelf.
Met een warme omhelzing begroeten ze elkaar. Robin de Puy en Narda van ’t Veer werken duidelijk graag samen. In alle fases van een project of nieuwe serie van is Van ‘t Veer heel betrokken. Ze stemmen vaak even af en hebben dan weinig woorden nodig. Van ‘t Veer denkt mee bij commerciële opdrachten, past dit wel of niet bij De Puy, maar juist ook aan het begin van een nieuwe serie of een project: hoe pak je dit aan? Hun contact gaat ver terug en ook op een persoonlijk niveau klikt het. Bij een portfolio viewing op de academie ontmoetten ze elkaar voor het eerst, in 2008. De Puy: ‘Ook toen gaf je altijd eerlijke feedback. Dat contact is er altijd wel geweest.’
Van ’t Veer: ‘Ik hou heel erg van haar ambitie en die wil ik graag volgen, alleen sommige dingen moeten we wel scherp afstemmen om daar te komen. Daar kunnen we het goed over hebben, dat is heel leuk aan onze samenwerking.’
Robin de Puy, Randy #8230, 2017
Fotografie als een way of life
Robin de Puy studeerde in 2009 af aan de Rotterdamse Fotoacademie en maakte al snel naam, ze kreeg vrijwel meteen veel opdrachten van diverse dagbladen en tijdschriften. In 2014 won ze de Zilveren Camera Nationale Portretprijs met een portret van An-Sofie Kesteleyn. Na een aantal jaar begon de volle agenda te wringen en wilde ze weer eens een eigen verhaal vertellen in plaats van in opdracht. In het voorjaar van 2015 vertrok ze naar Amerika. Op een Harley Davidson reed ze door tig staten en fotografeerde de mensen die ze ontmoette. Onder hen de jonge Randy, voor wie ze nog vaker terug zou komen. Het werd een indrukwekkende serie over de Verenigde Staten, waarmee ze haar naam definitief op de kaart zette.
Narda van ‘t Veer (foto Daniël Bouquet)
Met eenzelfde daadkracht richtte Narda Van ‘t Veer als twintiger in 1988 haar eigen fotoagentschap op: Unit c.m.a. Ze startte als agent van onder andere Carli Hermès, met wie ze nog steeds samenwerkt. De galerie kwam pas later, september 2012, opgericht samen met Jasper Bode die ook een eigen agentschap had. Van ‘t Veer: ‘In smaak zijn wij erg hetzelfde: fotografie met een verhaal en visueel aantrekkelijk. Bij Robin bijvoorbeeld zie ik dat er altijd een soort energie in zit. Door haar onbevangenheid naar de mens komt er altijd iets terug van de geportretteerde. Iets van kwetsbaarheid of een energie die zo sterk is dat die foto binnenkomt. Robins werk is altijd ‘bam’ het grijpt je meteen.’
Aanvankelijk was het idee: geen fotografen van het agentschap in de galerie. Maar toen De Puy de kunstwereld inging was het vanzelfsprekend dat ze ook daarin zouden samenwerken. ‘Het mooie is dat we tegelijk begonnen, wij startten toen ook net met de galerie. Dan ga je samen die wereld in. Samen dingen ontdekken. En daarin zijn we erg hetzelfde: naïef beginnen en het gewoon gaan doen.’
De Puy: ‘Fotografie is mijn leven. Mijn vorige agent kon goed produceren maar snapte niet helemaal wat het voor mij betekende. Terwijl Narda zelf ook fotografie ademt en leeft. Daardoor kan ze goed een overkoepelende view op een project geven. Musea en boeken zijn voor mij heel belangrijk en die wereld kent Narda ook, naast het commerciële. Zij kan op beide punten meedenken.’
Van ’t Veer is met haar jarenlange ervaring en expertise, die zeer wordt gewaardeerd, een belangrijke naam in de fotografiewereld. Dit blijkt uit het feit dat ze in vele vele jury’s plaatsneemt en in de Raad van Toezicht van World Press Photo zit. De galerie naast het agentschap was een logische stap. ‘Fotografen van het agentschap maakten soms autonoom werk en af en toe kocht ik zelf ook foto’s aan. In al die jaren heb ik heel goed leren kijken en contact gehad met allerlei galeries en mensen die over fotografie praten, die boeken uitgeven. Zo deed ik heel veel kennis op. En het agentschap deed ik al zo lang dat ik wel weer iets nieuws wilde.’
Sterke beelden en een verhaal zijn het criterium voor de galerie. Daarin passen naast De Puy kunstenaars als Scheltens en Abbenes, Inez en Vinoodh, Michael Bailey-Gates, Koen Hauser, maar bijvoorbeeld ook Ruth van Beek, die kleine collages maakt van foto’s en gouache. En Thomas Kuijpers, die niet alleen fotografeert maar ook ruimtelijk werk maakt. Vanuit het concept zijn er zo uitstapjes naar andere media mogelijk, maar het startpunt is altijd fotografie.
Robin de Puy, Down By The Water, Ali & Saker, 2021
Down By The Water
De Puy werkt altijd vanuit een persoonlijk perspectief. Er is altijd een connectie tussen haarzelf en het onderwerp. Zowel in portretten als in de series. Zo ook bij twee nieuwe projecten waar ze aan werkt: Down By The Water en TheReceptionist. DownByTheWater gaat over Wormer en omstreken. Het waterrijke dorp in Noord-Holland waar De Puy nu woont en waar Van ‘t Veer toevallig opgroeide. Down By The Water is een onderwerp dichtbij huis, mede ontstaan vanwege covid omdat reizen niet mogelijk was. De Puy groeide zelf ook op in een dorp en ontdekt zowel overeenkomsten als verschillen. ’Hoe wij vroeger op onze Puchjes door het dorp reden, zo hebben ze hier allemaal een klein bootje. […] Je merkt wel dat dit een dorp is dat dicht bij een stad ligt. Er wonen andere mensen. Niet alleen generaties dorpelingen maar ook mensen van elders, vluchtelingen, mensen die zich de stad niet kunnen veroorloven. Het zijn allerlei soorten mensen, dat viel me echt op. En ik heb al een paar interessante types ontmoet.’ ‘Die ze natuurlijk ook gaat fotograferen’, vult Van ‘t Veer aan.
De Puy weet binnen een seconde wie ze wil fotograferen. ‘Wat mij aantrekt zijn meestal een beetje de loners, mensen die graag op zichzelf zijn, zelfs als ze zich binnen een groep prima weten te redden. Mensen die misschien niet helemaal binnen de standaard passen maar daar oké mee zijn. Als je al mijn portretten naast elkaar legt zie je dat het unieke types zijn.’ Is dat ook hoe ze zichzelf ziet in de wereld? ‘Ja ik creëer wel een wereldje om me heen waar ik me prettig in voel. En ik onderhoud met heel veel van die mensen contact. Niet alleen in de buurt, ook met de mensen die ik in Amerika heb ontmoet.’ Haar fotografie ziet ze niet als een registratie van de werkelijkheid, of als journalistiek of documentair werk. Het gaat verder. ‘Ik pak wel al die documentaire aspecten, maar die meng ik door elkaar en daar maak ik mijn eigen beeld van. Ik leg het vast zoals ík het zie. Er zitten geen oordelen of meningen in. Maar als je het allemaal bij elkaar legt dan laat het wel iets zien over de maatschappij.’
Een persoonlijke blik, en altijd met respect voor degene die ze fotografeert. Er spreekt oprechte interesse uit. De Puy: ‘Randy bijvoorbeeld inspireert me enorm. Veel mensen voelen medelijden bij hem, terwijl hij helemaal niet ongelukkig is. Met het hebben van medelijden maken ze hem kleiner, dat vind ik jammer. Randy weet als geen ander in het moment te leven. Randy is veel, maar zielig is hij absoluut niet; dat probeer ik dan ook vast te leggen. En hopelijk lukt het dan af en toe om iemand niet ‘ahhhh’ te laten denken, maar eerder ‘wowww!’
Robin de Puy, Down By The Water Jackie, 2021
Gastvrije receptionisten
Misschien is die open blik ontstaan in haar jeugd. De Puy groeide op in een hotel. De sfeer van vreemden ontvangen en de tijdelijkheid van een verblijf, dat toch als thuis kan voelen, komt terug in haar werk. Voor gasten is de receptionist vaak het enige persoonlijke contact onderweg, waaraan ze vertellen over hun leven, emoties en wat ze meemaken onderweg. Een situatie die De Puy als receptioniste en als gast kent. Daarover gaat het project TheReceptionist. In een serie filmpjes zie je de receptioniste – De Puy zelf – met de telefoon aan het oor, een beetje afwezig luisterend naar het zoveelste verhaal. Achttien verschillende verhalen komen zo voorbij, die en passant een tijdsbeeld vormen van de maatschappij. De filmbeelden worden deel van een installatie, waarin daarnaast foto’s van motels, receptionisten en gasten te zien zijn. Zodra het weer kan reist De Puy naar Amerika om verder te werken aan het project, waar ook een boek bij zal verschijnen.
Geleidelijk is haar werk gegroeid naar meer dan alleen foto’s. ’Fotografie is altijd het beginpunt van een project of installatie. Maar ik merk dat ik het steeds leuker vind dat ik niet zo gebonden ben aan een foto.’ Film is iets wat ze in de toekomst verder wil verkennen en ook bij het maken van een expositie onderzoekt ze graag hoe je tekst, geluid en film kunt combineren tot een nieuw geheel.
Amerika blijft trekken. Hoe komt dat? ‘Deels herken ik heel erg de situatie waarin ik ben opgegroeid. Mijn ouders zijn Nederlands maar mijn vader reed altijd in Amerikaanse auto’s. Mijn eerste auto was een Chevy pick-up. De eerste reis naar Amerika maakte ik vooral omdat het voor de magazines interessant was. Onderweg leerde ik veel mensen kennen, daardoor heb ik nu een heel netwerk waar ik me veilig bij voel. En ik pas echt in die kleine dorpjes. Ze staan daar niet zo snel te kijken van iets. Wat je ook doet, het is allemaal prima. Ik vind het interessant om te zien wat al die mensen bindt, door al die staten heen.’
Dat laatste is een leidraad: verbinding zoeken. De Puy is bij uitstek goed in het creëren van een moment van intimiteit met de persoon voor de camera, zowel in commerciële opdrachten als daarbuiten. Die connectie zie je terug in de foto. Verbinding maken en niet oordelen. Net zomin als de Amerikanen die ze ontmoet dat over haar doen. Of de receptionisten over een gast. Mensen zijn mensen, de een niet beter dan de ander. De focus is altijd meer op de overeenkomsten. In haar series kijkt ze voorbij de prestatiemaatschappij, naar de personen die daarbuiten vallen. Objectief en eerlijk. Observerend. Het leven kan er ook zo uitzien. De Puy laat het zien voor wat het is. Ze heeft zelf ervaren dat ze verbinding kan maken ongeacht iemands achtergrond of politieke ideeën. ‘Er is iets dat dat overstijgt. Echte verbinding gaat voorbij politiek. In Amerika merkte ik bijvoorbeeld dat iemand totaal achter Trump kon staan en heel rechtse ideeën had, maar ik tegelijkertijd wel een goede band met iemand had. Politiek en ieder ander onderwerp kan een onderwerp zijn waarover we het niet eens zijn, maar het is niet bepalend voor of ik wel of niet een relatie aan kan gaan met iemand, dat heeft veel meer met intuïtie te maken.’
In commercieel werk gaat dat overigens niet heel anders. ‘Ik denk niet dat ik dan anders werk, want mijn manier van fotograferen dat ben ik.’ Zonder twijfel waar. Tijdens Art Rotterdam dit jaar hingen in de stand van The Ravestijn Gallery vijf grote portretten van De Puy op een rij, elk 140 centimeter hoog. Indrukwekkende beelden, met een zachte blik gemaakt. De open houding van de fotograaf wordt weerspiegeld in de geportretteerde, die ontspannen zichzelf is. Waar en wie die mensen ook zijn, de fotografe zet ze allemaal met dezelfde mate van respect neer. En dat geeft de foto’s impact.
Er zijn meer cross-overs ontstaan tussen het agentschap en de galerie. Bijvoorbeeld Ferry van der Nat en Michael Bailey-Gates, die beide op de fotobeurs Unseen dit jaar te zien zijn. Van der Nat in zijn vrije werk met vooral mannelijk naakt en Bailey-Gates met vrolijke groepsfoto’s waarin hijzelf en anderen moeiteloos van gender lijken te wisselen. Fluïde en bijna argeloos in beeld gebracht. Het laat een wereld zien waarin gender totaal geen issue is. Net zoals bij Robin de Puy een buitenbeentje zijn heel vanzelfsprekend voelt. Waarom ook niet. Het is gewoon een van de mogelijkheden.
‘Ik hou van dieren die op lange poten staan, of met lange nekken. In elk geval dat het oog hoog is.’
Eva van Imhoff (1989) schildert het liefst vogels. ‘Daar kan ik het best een karakter in plaatsen, die kan ik eenzaam of verdrietig maken. Het zijn wel de niet alledaagse vogels. Niet de merels en de roodborstjes maar een bijvoorbeeld een struisvogel.’ Bij de bijzondere dieren is het gemakkelijker er een eigen twist aan te geven en ze niet puur realistisch neer te zetten.
Eva van Imhoff, Maraboe, 2021
Van Imhoff werkt met ecoline, aquarelverf en fineliner. Een eerste schets maakt ze met potlood, dan laat ze de waterverf en inkt het invullen en maakt de details met fineliner. De karakters van de dieren komen als vanzelf. ‘Het zit in hun houding en in het oog.’
Eva van Imhoff, Wilde hond, 2021
Jop Ubbens nodigde haar uit voor een duo tentoonstelling, met dierentekeningen van Jan Visser (1897-1968). Jan Visser schilderde stadsgezichten en maakte in de jaren 50-60 veel tekeningen in dierentuin Blijdorp in Rotterdam. Net als bij Van Imhoff schemert in zijn werk een karakter van het dier door. De olifant lijkt in een olijke bui een dansje te doen. Een krokodil schuift met een norse blik langs de waterkant. Deels is dat karakter wat we er vanzelf in zien, en de kunstenaars doen daar nog een klein schepje bovenop. Van Imhoff: ‘Het is wel realistisch, maar net niet te. Ik geef er een eigen draai aan. Daarom is het leuk bijzondere dieren te tekenen, die hebben uit zichzelf al iets geks.’
Jan Visser (1897-1968), Dansende Olifant
Van beide kunstenaars zijn in de expositie Dier bij Ubbens Art circa 40 tekeningen te zien in verschillende formaten. Eva van Imhoff maakt een deel van het werk speciaal voor deze expositie. Zij zocht daarvoor naar vreemde vogels, dieren die bijna uitsterven en ook een paar dieren die in het nieuws waren omdat ze tijdens corona meer naar buiten kwamen, nu de mens er niet was.
Dier – Eva van Imhoff en Jan Visser Ubbens Art weekend 24 – 26 september en 1 – 3 oktober van 12-18 uur Doordeweekse dagen op afspraak.
Wil je op de hoogte blijven van interessante exposities? Meld je dan nu aan voor de nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
links: Leonie Schneider,
Tapestry Halbegewschwister,
2020, geweven
met hergebruikt garen,
acryl, mohair, katoen,
180x150cm, oplage 5 + AP,
en rechts Joana Schneider,
Baby you know, 2021,
gerecycled garen en
afvaltouw, 300x300cm
(foto: Pim Top)
Kunstenaar en galerie, het is een bijzondere samenwerking. Pien Rademakers vergelijkt het met een familie. En net als in een familie, elke relatie is anders en vergt een andere aanpak. Op ART Rotterdam toont ze twee zussen: Joana en Leonie Schneider.
Amsterdam, 13 april 2021. De lucht is blauw en de zon schittert op het water. In de uitbundige fontein van Albert Termote op de KNSM Laan flonkert een regenboog naast zeegodin Amphitrite. Het wordt een mooie dag. Een paar meter voorbij de fontein bevindt zich de galerie van Pien Rademakers, een ruimte van twee verdiepingen. Het geeft haar de mogelijkheid bovenin de grote namen te laten zien in een haast museale setting en beneden een mix van nieuw en gevestigd talent. De focus ligt op vrouwelijke kunstenaars en duurzaamheid. Andere elementen die de sfeer van de galerie benoemen zijn kleur en een cross over tussen disciplines, met ruimte voor design en mode. Op de bovenverdieping is nu werk te zien van Iris van Herpen, de inmiddels wereldwijd bekende mode-ontwerpster die met haar uitzonderlijke, handgemaakte creaties de wereld veroverde. Hier bleek corona bijna een zegen: een aantal jurken was beschikbaar voor de expositie en een bijzondere fotoserie. Carla van Puttelaar maakte een reeks foto’s van de ontwerpen. Rademakers: ‘Het moest een combinatie worden waarin het werk van beide kunstenaars tot z’n recht komt.’ Pien Rademakers schuwt dit soort cross overs niet, vaak daagt ze kunstenaars zelfs uit samen te werken, niet om tot iets te dwingen, maar als een uitnodiging om andere opties te verkennen. Beneden in de galerie een kleurrijke mix van kunstenaars: werk van Simone Post, Jessi Strixner, Studio Job en Leonie Schneider. De sfeer is informeel en achterin staat veel werk klaar voor verzending.
Pien Rademakers is een energieke en gedreven galeriehouder die altijd zeer actief is. Vóór corona bezocht ze elk jaar vele beurzen en toen dat niet meer kon schakelde ze rap over op een levendig online programma, exposities in etalages en alternatieve vormen van presentatie. Nu staan er gelukkig weer twee live beurzen in de agenda: Art Rotterdam (1 t/m 4 juli) en de Enter Art Fair in Kopenhagen (25 t/m 29 augustus).
links: Leonie Schneider Donovans Dungeon Rendevous, 2021, acryl en textielverf op ongebleekt katoen, 150x150cm en rechts Joana Schneider, Set the controls for the heart of the sun, 2021, afvaltouw en gerecycled PET garen, 205x125cm (foto: Pim Top)
Sisterhood Voor Art Rotterdam ligt de focus op het werk van de zussen Joana en Leonie Schneider. We ontmoeten hen even verderop op de KNSM-laan, waar Joana woont en werkt en waar ze nu allebei nieuw werk hebben uitgestald. Onmiskenbaar is er een verwantschap tussen het werk van de twee, als je het zo naast elkaar ziet. Het past bij elkaar. Al is niet precies aanwijsbaar waar dat in zit. Maar het is familie, zou je kunnen zeggen. Iets in de kleuren, in de materialen. Is het de gemeenschappelijke achtergrond die doorschemert?
Joana en Leonie groeiden op in Duitsland, in München. Als zussen deelden ze een slaapkamer en ze hebben nog steeds een hechte band. Hun grootmoeder introduceerde hen in de wereld van cultuur, nam hen mee naar tentoonstellingen en opera uitvoeringen. ‘Zij was een enorme bron van inspiratie. Een stijlvolle en zeer ontwikkelde vrouw.’ Ze had veel tapijten in haar huis. Sommige elementen uit het werk van de zussen zijn zo naar haar te herleiden. De kunstenaars delen veel, wisselen foto’s van hun werk uit, vragen elkaar advies, maar werken onafhankelijk. Joana in Amsterdam, Leonie in Den Haag. En er zijn ook contrasten. Het materiaal waar Joana mee werkt is ruw en grof. Leonie’s werk heeft meer afstand en overzicht en haar techniek is subtieler: ze schildert met textielverf en acryl op gebleekte katoen, waarbij de verf niet op het doek blijft liggen maar er een beetje intrekt. De kleuren ogen natuurlijk. In 2020 was ze genomineerd voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst.
Joana werkt met grove touwen, afgedankt materiaal uit de visserij. Het touw op zich is al mooi in de grove strengen en doorleefde kleuren. Ze omwindt het deels met synthetisch garen in felle kleuren, waardoor een sterk contrast ontstaat tussen het ruwe sobere touw en de intense gladde kleuren en details. Bekend zijn de grote maskers die afgelopen jaren op beurzen en in de galerie te zien waren. Nu neemt haar werk een nieuwe wending, het wordt ruimtelijker. De maskers krijgen meer diepte en ze experimenteert met werk dat vrij in de ruimte kan hangen. Ook zijn er kleinere ruimtelijke objecten die je vast kunt pakken en van vorm kunt veranderen. Pien Rademakers is verheugd over deze ontwikkeling. Ze komt voor het eerst in maanden weer op atelierbezoek en is razend enthousiast over de nieuwe richting. En over de connectie tussen het werk van de twee kunstenaars, die onmiskenbaar is. ‘Kan dat nog verder uitgediept vraagt ze hen? Zouden ze ook samen een werk kunnen maken?’ Ook over het werk van Leonie is ze enthousiast, door de techniek die ze gebruikt, met de verf die in het doek dringt, leent het zich misschien ook wel als print voor kleding? Tientallen ideeën komen in het hoofd van Rademakers op en die deelt ze met de kunstenaars. Is dat niet vervelend? Nee zeggen beiden. Leonie: ‘Ze reageert heel direct, open en eerlijk maar je moet niets. Ik zet het op een lijstje van te overwegen dingen. Ik denk er wel over na of het op een blouse zou kunnen, als ze zoiets zegt. Eigenlijk laat ze alleen maar een mogelijkheid zien: je kunt deze deur open doen, als je dat wil. Joana: ‘Het is fijn omdat je na de academie die feedback niet meer krijgt. Pien doet dat wel, ze is goed in jonge kunstenaars begeleiden. Ze heeft veel creatieve gedachten. Je hoeft ze niet op te volgen, als je een andere optie kiest is het ook goed.’
Leonie Schneider, Angus arrogance, 2020, acryl en textielverf op doek, 137x180cm
De verteller en de bouwer De verschillen tussen de manier van werken herkennen beide kunstenaars uit hun jeugd. Leonie was altijd meer de storyteller, zegt ze, bijvoorbeeld als ze met playmobil speelden. Zij vertelde het verhaal en Joana maakte er bijvoorbeeld kleding voor, die was meer de bouwer. En zo is het eigenlijk nog steeds. Joana vertrekt vanuit het materiaal. Dat geeft haar leiding in het werk en het verhaal dat het vertelt. Dat verhaal gaat over het touw zelf, de mogelijkheden die het heeft en via die weg over ambachten als mandenvlechten en in het begin vooral de vissers, met grover touw. Nu wordt het werk subtieler, meer elegant en vrouwelijker, ook in de thema’s. Bij Leonie begint het werk met een verhaal. Het verhaal staat altijd voorop. Voor de uitvoering zijn tapijten een bron van inspiratie, het overall patroon van bijvoorbeeld Indiase en Afrikaanse textielprints, maar ook het werk van Grayson Perry. De voorstelling is als een stripverhaal waarin dezelfde zes personages (broers en zussen) steeds terugkeren. Leonie: ‘Het is deels geïnspireerd door corona en alle families die daardoor tot elkaar veroordeeld zijn. Alle kleine huiselijke drama’s die dat oplevert.’ Het werk heeft een tijdlijn: ‘de personages worden ouder, dat doe ik bewust om het een keer af te kunnen sluiten en nieuwe karakters te kunnen introduceren.’ Autobiografisch is het niet. Al moet ze toegeven dat nu ze zelf sinds kort een hond heeft, er ook een hond in de werken opduikt. En zo zijn er meer bekende elementen.
Joana Schneider, Golden enigma the body, 2021, afvaltouw en gerecycled PET garen, 64x43cm
Loslaten Het werk van zowel Joana als Leonie verkoopt goed. Voelen zij druk daardoor? ‘JA!’ roepen ze allebei zonder aarzeling. Het kost tijd om het werk te maken en soms gaat het te snel. Eigenlijk wil je het werk even bij je houden als het af is, om te reflecteren op wat je hebt gemaakt en de ontwikkeling te kunnen volgen. Als het snel verkocht wordt mis je die fase. Maar het is een luxe probleem natuurlijk. En het werk zien bij verzamelaars thuis is ook spannend. Altijd weer mooi om te zien hoe zij het ophangen en combineren, met ander werk, met de ruimte, met het interieur. Leonie: ‘Dat vind ik altijd bijzonder, hoe zij het zien en ophangen. Los van mij.’ Fijn aan deze periode is wel dat er even pauze is om naar Art Rotterdam toe te werken en er geen druk is om daarnaast nog meer te laten zien. Alle aandacht gaat naar de beurs en het maken van een gezamenlijke presentatie daar. Een stand die een bijzondere ervaring moet worden en waar de synergie tussen het werk duidelijk is. Joana droomt van een werk dat echt een ruimtelijke ervaring is voor de bezoeker, een environment waar je in ronddwaalt. Pien Rademakers ziet zichzelf als een regisseur in dit proces. Het liefst zou ze ook een documentaire maken over het hele traject van het begin in de twee afzonderlijke ateliers tot de presentatie in Rotterdam. ‘Mijn taak is om structuur te bieden. Ik maak een jaarplanning zodat iedereen duidelijke deadlines heeft en houvast in de agenda. Binnen die grenzen geef ik vrijheid. De galerie is als een familie, je moet met elke kunstenaar anders omgaan, de een heeft meer feedback nodig dan de ander. En soms is het nodig even afstand te nemen zodat een kunstenaar rustig kan werken. Een beurs is voor mij een enorme investering. En daardoor ook een risico. Soms maakt me dat wel zenuwachtig. Maar bij een bezoek aan het atelier – zoals vandaag – weet ik meteen dat het goed is.’
Frida Kahlo en Diego Rivera. Twee namen die tot de verbeelding spreken. Individueel, maar ook samen. Een legendarisch duo dat de kunst in Mexico voorgoed veranderde.
Mexico, 20 november 1910, het begin van een revolutie. De Mexicaanse revolutie was van groot belang voor het leven en werk van Rivera en Kahlo. Sinds de tijd van de Spaanse veroveraars was tot dan toe niets veranderd. De Spanjaarden waren Mexico binnengevallen en hebben de macht. Het grootste deel van de bevolking is boer en wordt onderdrukt door de grootgrondbezitters. De rijkdom van de haciendas is onvoorstelbaar. De oude indiaanse cultuur is onzichtbaar. Alleen de roem en rijkdom van de Azteken mag gezien worden. De Mexicaanse revolutie is de eerste sociale revolutie. Een spontane beweging in het hele land. Hoofdrolspelers zijn de boeren. Met hen keert ook de oude cultuur van het gebied weer terug. De bevolking bevrijdt zich van de macht van grootgrondbezitters, waardoor de inheemse cultuur van Mexico weer meer ruimte krijgt. Onder het bewind van Porfiria Diaz (van 1876 tot 1911) bloeide de economie van Mexico, maar de groep die van de rijkdom profiteerde was klein. De winst ging ten koste van boeren en arbeiders die er hard voor werkten. De onrust groeide en na een aantal kleinere opstanden zijn het Emiliano Zapato en Pancho Villa die de geschiedenis ingaan als bevrijders. Diaz treedt af in mei 1911. Diego Rivera is dan 24 jaar oud en op dat moment in Parijs om zich in de schilderkunst van het kubisme te verdiepen. Frida Kahlo is drie jaar en woont in Coyoacan, net buiten Mexico Stad.
Diego Rivera, Detroit Industry, 1932-33, fresco i.o.v. Edsel B. Ford, Detroit. coll. Detroit Institute of Art
Beide kunstenaars hebben grote rol in de kunst van Mexico. Rivera met zijn grote muurschilderingen waarin hij de geschiedenis van Mexico, de revolutie en de ideale samenleving in beeld brengt. Inclusief politieke gevoeligheden en soms met gewaagde keuzes. En Kahlo met haar op persoonlijke thema’s gebaseerde schilderijen, waarin zij vele taboes doorbreekt, fysiek lijden expliciet laat zien en zichzelf op verschillende manieren portretteert. En ook in haar werk heeft de Mexicaanse cultuur een prominente plek. In haar roem evenaarde Kahlo uiteindelijk ook echtgenoot Rivera, die toen zij begon met schilderen al een gevierd kunstenaar was.
Frida Kahlo, Henry Ford Hospital, 1932, olieverf op metaal, 31,8×39,5cm, coll. Museo Delores Olmedo, Mexico
Lees meer in de nieuwe editie van Tableau over de ontwikkeling van hun werk, de wisselwerkingen tussen beide kunstenaars en de context van Mexico, de internationale kunstwereld en het communisme. Bestel Tableau hier.
Terwijl iedereen uitkijkt naar het moment dat een echte fysieke beurs van hedendaagse kunst weer mogelijk is, vindt in België van donderdag 3 tot zondag 6 juni de Art Brussels WEEK plaats.
Het team van Art Brussels heeft een alternatief event opgezet om de galeries en de daarmee verbonden kunstenaars te ondersteunen. Door corona heeft Art Brussels twee edities van de beurs moeten afzeggen, en kiest de organisatie nu voor een andere oplossing. De Art Brussels WEEK brengt kunstliefhebbers en galeries samen, binnen de op dit moment geldende corona maatregelen, nu beurzen in België nog niet mogelijk zijn.
Art Brussels Week is een event in de ruimtes van galeries die ingeschreven waren voor Art Brussels 2020, waarbij het team van Art Brussels de overkoepelende communicatie verzorgt. Daarnaast is er een online viewing room, gehost door Artsy, die van dinsdag 1 tot maandag 14 juni loopt. Deelname aan alle onderdelen van de Art Brussels WEEK is gratis voor de galeries, 125 galeries nemen deel. Logischerwijs ligt de focus in deze tijd op België, met name op Antwerpen, Brussel en Knokke, de steden die relatief veel galeries tellen.
60 Belgische galeries zijn vier dagen open en circa 40 daarvan brengen een solotentoonstelling met werk van één kunstenaar. Ook vijf galeries in Nederland doen mee: Flatland Gallery, Galerie Fons Welters, Joey Ramone, Tegenboschvanvreden en Galerie Ron Mandos. Meer informatie over hun programma vind je op https://www.artbrussels.com/en/tag/netherlands/?efpt=post.
Galerie Ron Mandos, sinds 2006 deelnemer aan Art Brussels, is bovendien in Brussel aanwezig met een bijzondere presentatie. In de studio van Hans Op de Beeck is tijdens de Art Brussels WEEK een tentoonstelling van de kunstenaar open voor het publiek.
Naast het programma van alle galeries is in Brussel ook nog te zien de solotentoonstelling van Jacqueline de Jong bij Wiels, die vorig jaar vanwege corona niet door kon gaan.
Voldoende reden dus om je de komende dagen onder te dompelen in bad van hedendaagse kunst, live in Brussel, Antwerpen, Knokke of Amsterdam, of online via https://www.artsy.net/fair/art-brussels-week-2021/
Komend weekend vindt de tweede editie van Haute Auctions plaats, de nieuwe veiling voor fotografie die vorig jaar oktober van start ging. Haute Auctions richt zich exclusief op toonaangevende fotografie van de 20e- en 21e eeuw. Naast grote buitenlandse namen als Bernd en Hilla Becher, Thomas Ruff, Candida Höfer en Thomas Struth is er ook werk van Nederlands talent. Van Eva Besnyö en Sanne Sannes tot Erwin Olaf, Rob Hornstra en Vivianne Sassen.
Rob Hornstra (1975), Chelyabinsk, Rusland, 2003
De variatie is groot, zowel in thema als in prijs. Uniek aan Haute Auctions is dat dit veilinghuis alleen online bestaat. Voor deze editie is er echter ook een live veiling: in gebouw de Portage, Overtoom 16, Amsterdam.
Van diverse werken die op de veiling worden aangeboden is een korte video beschikbaar met achtergrondinformatie over de foto en de kunstenaar. De veiling telt 50 lots. Rauw en poëtisch. Ingetogen en uitbundig. Zwartwit en kleur. Een van de topstukken is een foto van Marc Lagrange (1957-2015), een Belgische fotograaf die filmische portretten maakte van vrouwelijk naakt. My Goddess (2011) een print van 150x200cm, editie 4/9, is een fluweelzacht beeld van een klassiek liggend naakt dat met een zwoele blik in de lens kijkt. Geschatte verkoopprijs: € 12.000 – € 16.000.
Pieter Laurens Mol (1946), Studio Prelude ‘Current State’, 1998 nr. 3/3
Een mooi contrast met dit dromerige beeld is de foto van een oude stoppenkast die Pieter Laurens Mol (1946) maakte in 1998, die evenzeer tot de verbeelding spreekt: Studio Prelude ‘Current State’, cibachroom op dibond, 136x147cm editie 3/3. Geschat op € 3.000 – € 5.000.
Kunstenaar en galerie, het is een bijzonder duet. Een samenwerking die te vergelijken is met een relatie, met wederzijds vertrouwen en eerlijk delen. In gesprek met twee grootheden in de Nederlandse kunstscene die elkaar recent hebben gevonden: galeriehouder Ron Mandos en fotograaf Erwin Olaf over inspiratie, zaken doen en keuzes maken.
Hoe kies je een galerie? Erwin Olaf is duidelijk: ‘Je kiest elkaar! De galerie moet ook voor jou kiezen. Het is net als in een relatie. Je kiest voor elkaar en investeert in elkaar.’ Mandos en Olaf hielden elkaar al een tijdje in de gaten bekennen ze. Erwin Olaf kwam regelmatig bij de galerie van Ron Mandos over de vloer en kocht er werk van Alex Avgud en Levi van Veluw. En Mandos bewonderde het werk van Erwin Olaf al jaren. Olaf: ‘Je kijkt naar het programma, wat is het beleid en wie zijn de kunstenaars. En andersom kijkt de galerie hoe een kunstenaar zich ontwikkelt.’
Alex Avgud, Thirst, 2019
Mandos: ‘Er was al een connectie via Levi van Veluw, die in onze galerie zit en een tijd bij Erwin Olaf stage liep. Ik vind Erwin een van de beste kunstenaars van Nederland en ben trots dat hij bij de galerie is. Ook de andere kunstenaars waren blij dat Erwin erbij kwam. […] Het mooie is dat wij als galeriehouders heel extravert zijn, in tegenstelling tot veel kunstenaars. We houden de sociale media bij, maken tentoonstellingen en zorgen dat de kunstenaars hun geld krijgen zodat ze nieuw werk kunnen maken.’ Wanneer je wat, waar en op welke manier naar buiten brengt is een belangrijke functie van de galerie. En ook inhoudelijk is de galeriehouder een sparringpartner, en vaak de de eerste die het werk ziet. Zowel voor jonge als ervaren kunstenaars is dat altijd een spannend moment.
In de nieuwste editie van Tableau een uitvoerig gesprek tussen Erwin Olaf en Ron Mandos over deze samenwerking, over de kunstenaars van de galerie, over de plannen van Ron Mandos en over de nieuwe serie Im Wald die Erwin Olaf vanaf 14 april in de galerie laat zien. Een serie in zwart wit over reizen en de verhouding tussen mens en natuur, gemaakt in de omgeving van München. Tegen de achtergrond van de Alpen blijkt de mens klein en nietig. Olaf werd zelf ook enigszins overweldigd door het landschap. ‘We zochten een locatie en dan denk je: ik zal ik wel heel ver het bos in moeten om iemand klein te laten lijken. Maar nee, twintig meter en je bent als mens zo klein als een speldenknop.’
Erwin Olaf, Im Wald, Wald Porträt III, 2020
Lees het hele gesprek in Tableau, voor slechts €9,95 op je deurmat. Bestel hier een exemplaar.
Erwin Olaf – Im Wald, Galerie Ron Mandos, Amsterdam 14 april – 23 mei 2021, www.ronmandos.nl
‘Een bos is meer dan een paar bomen bij elkaar’, weet Jelle Brandt Corstius nu. Met fotograaf Jeroen Toirkens reisde hij door de noordelijke bossen in de Boreale zone. Zij reisden naar Alaska, Schotland, Noorwegen en Japan en maakten een uitvoerige reportage van de bossen in deze gebieden.
De omvang van het bos in de boreale zone is net zo groot als die van de Amazone, maar het gebied is veel minder bekend. In de strijd tegen co2 en de opwarming van de aarde is het echter even belangrijk deze bossen te behouden. En daarnaast is het ook gewoon te mooi om het te laten verdwijnen, vindt Jeroen Toirkens.
Toirkens en Brandt Corstius brengen deze onbekende wereld in beeld, zowel de mensen die er wonen als de bossen en hoe deze veranderen onder invloed van het klimaat. Mooi zijn ook de portretten van individuele bomen die Toirkens elke dag probeerde te maken. Het resultaat is een prachtige reis om de wereld die gebundeld is in het vuistdikke boek Borealis. Een tentoonstelling van het project is te zien in Fotomuseum Den Haag en reist nog naar Anchorage, Alaska. Ook online op de website www.borealisproject.nl is staan korte impressies van de reis.
De foto’s van Toirkens en de teksten van Brandt Corstius gaan mooi samen. Ook hun reislust is verwant. Ze delen een liefde voor onherbergzame, uitgestrekte gebieden. Avonturen aan het einde wereld met onverwachte wendingen die je in het goed georganiseerde Nederland niet snel tegenkomt. Het resultaat is een gelaagd beeld dat wisselt tussen informatie, persoonlijke reiservaringen en filosofische overpeinzingen. Zowel in tekst als in beeld.
Alexander Wüst, Bergstroom bij Finnmark in Noorwegen bij maanlicht, 1867 coll. Dordrechts Museum (met steun van de Vereniging Rembrandt) Foto: Peter Den Ouden
Borealis is een van de projecten in het artikel over Wanderlust in de lente editie van Tableau. Wanderlust gaat over de drang te reizen en de wereld te verkennen. Het is een van de grote thema’s in de kunst van de Romantiek. En nog steeds is reizen en een andere wereld ontdekken een grote bron van inspiratie voor kunstenaars en fotografen.
Wat de reizigers toen en nu bindt is de wens te dwalen, bekend terrein te verlaten en de horizon te verbreden. Op zoek naar inspiratie. Op zoek naar ongerepte natuur, een nieuw perspectief en een ander vergezicht dan de Hollandse polder. Maar de wereld van nu is wel iets anders dan die van toen. Ergens onderweg heeft de mens in het duet met de natuur en het landschap ook wat verpest, zo hier en daar. Voor grootse ongerepte natuur moet je steeds verder reizen.
Meer lezen over Wanderlust? Bestel hier de losse editie van het lente nummer!
In afwachting van de musea die weer opengaan geven Toirkens en Brandt Corstius in een korte video een toelichting op het Borealis project, hun werkwijze en inspiratie.
En op zaterdag 24 april is er om 11.00 uur organiseert het Fotomuseum een webinar. Fotograaf Jeroen Toirkens en Willemijn van der Zwaan gaan live in gesprek over Borealis. Toirkens vertelt over zijn werk en de avonturen die hij tijdens zijn reizen beleefde. En natuurlijk laten ze veel beeld zien. https://www.fotomuseumdenhaag.nl/nl/museumweek-2021
Borealis, life in the woods. Jeroen Toirkens en Jelle Brandt Corstius Fotomuseum Den Haag, 16 jan – 13 jun 2021.
Hoe kijken de ontwerpers van nu naar de klassiekers uit het Nederlandse erfgoed? De molens, de klompen, het polderlandschap, tulpen en Hollandse luchten, wat als je die Nederlandse hoogtepunten als uitgangspunt neemt voor een ontwerpopdracht? De tentoonstelling Must See in het Zuiderzeemuseum presenteert dit voorjaar het antwoord op deze vraag.
Het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen
Tentoonstelling Must See
Curator Anne van der Zwaag selecteerde voor de expositie vijftien designers, kunstenaars, modevormgevers en fotografen. Alle deelnemers maken speciaal voor de tentoonstelling een kunstinstallatie geïnspireerd op een bekend Nederlands icoon. Alle klassiekers komen voorbij. Nederland staat wereldwijd bekend om koeien, kaas en klederdracht. Maar ook de waterwerken en het landschap zijn vermaard.
Zo maakt landschapskunstenaar Elmo Vermijs van een windmolenwiek een reusachtig observatorium op de dijk in het buitenmuseum. De wiek vormt een grote kijker die de schoonheid van onze Hollandse luchten in beeld brengt. Maar het werk is ook een kritische kanttekening bij het groeiende aantal windturbines dat aan de horizon verschijnt. Ook ontwerper Jólan van der Wiel richt zich op het landschap en hoe zich dat onder invloed van de mens heeft ontwikkeld. In de oude wierschuur bouwt hij een indrukwekkende audiovisuele installatie. Met een projectie op schelpen start hier een reis door de tijd en zie je het landschap veranderen.
links Landschapskunstwerk van Elmo Vermijs, rechts tekening uit de collectie van het Zuiderzeemuseum.
Tulpen en klompen
In de tuin van het binnenmuseum creëert Bastiaan de Nennie een aantal grote kunstbloemen met een eigen 3D-printer. Hij scande objecten uit de museumcollectie en modelleert hiermee nieuwe bloemen, zoals een wel heel verrassende tulp. Voor het atrium van het museum ontwierp modevormgever Lisa Konno een opvallende mobiel waarin de klomp centraal staat. Ieder ontwerp is gemaakt van een ander soort klomp: van kleine sleutelhangers tot bruidsschoenen en de bekende plastic Crocs. En ook de fiets kan natuurlijk niet ontbreken als thema in de tentoonstelling. Nederland telt intussen 23 miljoen exemplaren. Bart Schalekamp nam de fiets als inspiratie voor een groot kinetisch kunstwerk dat op de weg naar het oude vissersdorp staat.
Het modecollectief Das Leben am Haverkamp verbindt heden en verleden van de locatie in hun bijdrage aan Must See. Het ging op zoek naar de locaties waar pandjes uit het museum ooit hebben gestaan en interviewde voor de huidige bewoners van die locaties. Ze combineren klederdracht van vroeger met accessoires van de bewoners van nu.
Ansichtkaart uit de collectie van het Zuiderzeemuseum; Kaasmeisje uit de installatie van ontwerpduo Kars+Boom.
Toerisme
Al in de negentiende eeuw kwamen mensen van heinde en ver naar de toeristische trekpleisters rond de Zuiderzee. En nog steeds zijn buitenlandse toeristen in ons land op zoek naar de bekende Nederlandse iconen. Het toerisme komt als thema ook in de tentoonstelling voorbij. Folkert Koelewijn en Teuntje Fleur registreerden rond het IJsselmeer niet de must sees, maar de toeristen zelf. Hoe gedragen we ons op vakantie en welke invloed hebben jaren van massatoerisme op onze verwachting en beleving? Kijken we nog verder dan de iconen?
Must see belooft een intrigerende mix van hedendaags design en erfgoed, die goed aansluit bij de kern van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen, waar de geschiedenis van het leven aan de rand van de Zuiderzee bewaard wordt.
De internationale kunstbeurs BRAFA die doorgaans in januari in Brussel plaatsvindt, krijgt dit jaar een alternatieve invulling. Door de corona pandemie is een reguliere beurs met exposanten en bezoekers uit alle delen van de wereld uiteraard niet mogelijk. BRAFA draait het concept om: de beurs reist zelf. Van 27 t/m 31 januari zijn er 126 tentoonstellingen, verspreid over 37 steden in 13 landen. De deelnemende galeries richten op hun eigen locatie de presentatie in die ze voor BRAFA 2021 in Brussel in gedachten hadden. Voor zover de lokale gezondheidsmaatregelen het toelaten, nodigen zij ook hun relaties uit de tentoonstelling te bezoeken.
BRAFA in the galleries, online en op locatie
BRAFA faciliteert het project met een speciale website, waarop alle exposities en galeries terug te vinden zijn. Ook de tijden zijn centraal afgestemd, en in galeries, wereldwijd hetzelfde. Inclusief een preview op woensdag 27 januari 2021 van 14.00 tot 21.00 uur en daarna een opening van donderdag 28 tot en met zondag 31 januari 2021 van 11.00 tot 18.00 uur. Onder de 126 deelnemers aan deze editie van BRAFA zijn elf nieuwe exposanten: de galeries Artimo Fine Arts (Brussel), Arts et Autographes (Parijs), Dr. Lennart Booij Fine Arts & Rare Items (Amsterdam), Hadjer (Parijs), Nao Masaki (Nagoya), Jordi Pascual (Barcelona), São Roque – Antiguidades e Galerie de Arte (Lissabon), Tenzing Asian Art (San Francisco), Van der Meij Fine Arts (Amsterdam), Maurice Verbaet (Knokke) en Waddington Custot (Londen).
DOUWES FINE ART BV. Jan Davidsz. de Heem (Utrecht 1606-1684 Antwerp), Stilleven, circa 1645, olieverf op doek, 88×120,5cm, gesigneerd: J. De heem. f
Op de website heeft elke deelnemer een eigen pagina waarop maximaal negen kunstwerken te zien zijn (drie vanaf nu de overige komen op 27 januari 2021 online), met volledige beschrijvingen, contactgegevens, een tentoonstellingsadres en plattegrond. Voor de belangrijkste steden waar een groot aantal galeries verzameld zijn – zoals Brussel, Parijs, Londen, Genève, Antwerpen, Knokke – zijn plattegronden te downloaden waarop de locaties van de galeries staan. Bovendien zijn er vier lezingen gepland tijdens de beurs, die dagelijks om 18.00 uur live online te volgen zijn. In korte videoberichten presenteren de galeries hun kunstenaars ook online. Zo laat galerie Rodolphe Janssen bijvoorbeeld het werk van Sanam Khatibi zien en geeft zij in een korte film toelichting op de thema’s in haar werk en het werkproces. En dat is slechts één van de 126 deelnemende galeries. Ook thuis kun je zo dus de hele wereld over reizen en nieuwe dingen ontdekken.
Persoonlijk contact
BRAFA doet er zo alles aan de dynamiek en levendigheid van een beurs ook in deze opzet vorm te geven en het contact tussen deelnemers te stimuleren. Harold t’Kint de Roodenbeke, voorzitter van BRAFA, licht toe: “Deze afgelopen maanden hebben ons eraan herinnerd hoezeer direct en persoonlijk contact de kern van onze relaties vormt. Tussen een verzamelaar en een kunstwerk, tussen een koper en een handelaar. Omdat ons vakmanschap voornamelijk op emotie gebaseerd is, is dit intens menselijk. We hopen dan ook dat dit initiatief deze band kan herstellen in een omgeving en omstandigheden die uiteraard de geldende maatregelen in onze verschillende landen naleven. ‘BRAFA in the Galleries’ wil in de eerste plaats onze galeries steunen en we zijn opgetogen dat zo velen onder hen onze hoop op een spoedige terugkeer naar betere tijden delen”.
Voor alle deelnemers en informatie zie: www.brafa.art
STERN PISSARRO GALLERY, Raoul Dufy (Le Havre 1877-1953 Forcalquier), L’Atelier à Vence, gouache, aquarel, inkt en potlood op papier, 49,7×65,5cm, gesigneerd ‘Raoul Dufy’
Twee uur in de auto om in de miezerende regen naar een steen te gaan kijken, zo vatte de jongste tiener de vorige beelden buiten winterexcursie samen. De excursie naar de Ling Zhi Helicopters van Huang Yong Ping in Ypenburg beviel hem beter.
Uit en thuis
Beelden in de openbare ruimte zijn altijd open. Op straten en pleinen, in het hart van de stad of in de natuur. Ze bieden altijd een verrassend perspectief op de plek, de ruimte, de kunst en het leven. Een welkom intermezzo als de wereld verder op slot zit.
Voor onze traditionele buitenbeeld winterexcursie reden we op de tweede dag van het jaar naar de Ling Zhi Helicopters in Ypenburg. We moesten toch die kant op en dat maakte het voor de jonge reisgenoten makkelijker dan vorig jaar, toen we op een druilerige dinsdag eind december twee uur in de auto zaten om in de regen naar een steen te gaan kijken, zoals de jongste tiener het na afloop samenvatte. Niettemin of juist daardoor is dat beeld hem wel bij gebleven.
Ook deze dag begon grijs en bovendien mistig, maar toen we halverwege de middag Ypenburg naderden brak zowaar de zon door. Ypenburg zelf was een soort thuiskomen. Een nieuwbouwwijk knus gelegen in een oksel van snelwegen. De afslag voert eerst langs een bedrijventerrein en leidt enkele stoplichten verder de woonwijk in; met dezelfde vinex-architectuur, bruggetjes, eenrichtingsverkeer en verkeersdrempels als in onze hometown Leidsche Rijn. En net als thuis met een lange laan die in een rechte lijn de wijk doorsnijdt: de Rijswijkse Landingsbaan. Ooit een echte landingsbaan van het voormalige vliegveld Ypenburg, nu een brede groenstrook met water en aan weerszijden wandelpaden.
Met de indrukwekkende schetsontwerpen die ik had gezien in gedachten, dacht ik zo naar de Ling Zhi Helicopters van Huang Yong Ping toe te kunnen rijden. Ze waren zo imposant, ik zou ze van ver af moeten kunnen zien. (Dat denk ik vaker bij buitenbeelden, en dat klopt niet altijd, het perspectief van de foto’s is vaak anders dan de werkelijkheid.) Maar ik moest toch even uitstappen en langs het water turen voor ik ze zag. Daar ergens in de verte, heel klein. Geheel in vinex stijl volgde daarna een verplichte rondleiding door de wijk om ter plaatse te komen.
Huang Yong Ping, Ling Zhi Helicopters met woonwijk op de achtergrond, 2020 (foto: Marjolein Sponselee)
Perspectief
Perspectief blijkt alle verschil te maken voor dit beeld. Met een speeltuin en skatepark op de voorgrond leken de Ling Zhi Helicopters nog een terzijde, maar vanaf de andere kant, met de voormalige landingsbaan op de achtergrond zijn ze een glorieuze entree voor de wijk.
Drie grote paddestoelen rijzen op uit het gras. Bovenop hun hoed staat een helikopter propeller. De schaal, het materiaal, het beeld als combinatie van natuur en techniek, alles werkt vervreemdend. Het is een modern sprookje met een link naar al wat hier was (een vliegveld) is, of zou kunnen zijn. Direct naast de beelden voel je je een kabouter. Met iets meer afstand, de beelden op een rij en daarachter de wijk, voel je de compositie van de omgeving. En vanaf de andere kant zie je een vage echo van de vorm van het kunstwerk in de architectuur en reclameborden van het bedrijventerrein. Een wonderlijk geheel.
Huang Yong Ping op locatie in Ypenburg
Helikopter – mag ik met je mee omhoog
Kunstenaar Huang Yong Ping maakte de oplevering van het werk in oktober 2020 zelf helaas niet meer mee. Huang Yong Ping (1954-2019) was een Frans-Chinese kunstenaar die zich eind jaren ’80 in Europa vestigde. Hij werkte en woonde in Parijs, waar hij eind 2019 onverwacht overleed. In zijn werk bracht hij vaak elementen uit de westerse en oosterse cultuur samen. De Ling Zhi Helicopters is een van zijn laatste werken. Bij een groot deel van het proces was hij zelf nog betrokken. Na zijn overlijden is het werk in overleg met zijn weduwe verder voltooid.
De helikopter propellers verwijzen uiteraard naar het voormalige vliegveld Ypenburg dat hier van 1936 tot 1987 lag. De paddenstoel is gemodelleerd naar een Ling Zhi, een kleine paddenstoel die in China groeit op oude bomen en in de bergen. In de traditionele Chinese geneeskunde en volgens het Taoïstische geloof is deze paddenstoel een medicijn dat je verzekert van een lang leven. Voor de kunstenaar zelf bleek dat helaas niet weggelegd, maar zijn werk draagt dat optimisme wel over. Staand naast de beelden verwonder je je over materiaal van het werk, de vorm en warme natuurlijke koperkleur van de paddenstoel, waarbij je je thuis voelt en waar je onder kunt schuilen, en tegelijk is er de propeller van de helikopter die je mee kan nemen naar eindeloze vergezichten.
Ook de jonge reisgenoot was onder de indruk en sprak de wens uit dat de volgende winterexcursie wederom beter zou zijn dan de vorige. Met de Ling Zhi helicopters als reisgezel, moet dat lukken.
Wil je op de hoogte blijven van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van kunst? Abonneer je dan op Tableau Magazine of meld je aan voor onze nieuwsbrief!
Carlijn Kingma, A History of the Utopian Tradition, 2016
Carlijn Kingma tekent de wereld zoals hij is, was en zou kunnen zijn. Haar imposante en gedetailleerde tekeningen geven eerder een landschap van gedachten en ideeën weer dan een bestaande omgeving.
Kingma studeerde bouwkunde aan de TU in Delft maar in plaats van het bouwen en ontwerpen zelf, nam haar werk een meer filosofische wending. De architectonische tekeningen die ze maakt zijn zeer gedetailleerd en tonen – fragmenten van – steden en stukjes geschiedenis ineen. Een duizelingwekkend beeld waarin je oog eindeloos kan ronddwalen. Fabrieken, wolkenkrabbers bruggen, oude dorpen en futuristische elementen mengen zich tot een wereld die zowel vertrouwd als totaal nieuw is. Naast de tekeningen – en soms in de tekeningen- toont Kingma ook de research en gedachten die met het beeld verwant zijn. Associaties, reflecties, referenties krijgen soms in tekst een plaats in het beeld en soms in post-its, aantekeningen en boeken ernaast. Centraal staat het idee van de utopie. De verhalen, gedachten en wensen over hoe de toekomst eruit zou kunnen of moeten zien. Daarbij overheerst nooit één idee, maar laat Kingma juist een veelheid van stemmen en visies zien. De utopie is immers geen vaststaand concept, maar een beeld dat continu aan verandering onderhevig is en naarmate we dichter bij de toekomst komen steeds bijgesteld moet worden.
Rijksmuseum Twenthe Carlijn Kingma, architectuur van het onzichtbare t/m 10 januari 2021 Rijksmuseumtwenthe.nl Enschede
Moria (Idlib) uit de serie Border Line, 2020 (foto: Gert Jan van Rooij
Gestart in de jaren 60 heeft Jacqueline de Jong (1939) een rijk en divers oeuvre opgebouwd dat in de afgelopen jaren is gewaardeerd met overzichtstentoonstellingen en de prestigieuze Aware prijs. Een oeuvre dat nog steeds uitdijt. En ook al heeft De Jong inmiddels alle hoeken van de kunst verkend, ze vindt nog steeds nieuwe dingen.
Tekst: Marjolein Sponselee oktober 2020
De toekenning van de Franse AWARE prijs in 2019 voor haar uitzonderlijke loopbaan en oeuvre past bij de internationale aandacht die De Jong de laatste jaren ten deel valt. Zowel voor haar schilderkunst als voor het tijdschrift The Situationist Times dat ze in de jaren 60 maakte. Na de overzichtstentoonstellingen in Les Abbatoirs en Stedelijk Museum vorig jaar en exposities bij verschillende galeries, stond ook dit jaar veel op stapel. Of zou op stapel staan, want een aantal dingen zijn door de corona crisis uitgesteld. Jammer genoeg. Maar de stille periode had als voordeel dat er veel tijd voor het atelier was. De Jong: ’Ik vond dat eigenlijk wel prettig. Er was veel tijd om werk te maken, omdat er weinig afleiding was.’ Anderzijds wordt de dynamiek van de kunstwereld node gemist. Openingen, lunches, diners, het hoort er wel bij, maar kan nu even niet.
Jacqueline de Jong, Tureluurs, 2020, olieverf op linnen/pumestone (foto: Gert Jan van Rooij)
De actualiteit en een lift
Het oeuvre van Jacqueline de Jong is omvangrijk en divers, het reikt van grafiek en schilderkunst tot tijdschriften en sieraden. Toch is daarin wel een lijn te herkennen. Als een ketting rijgen werken, perioden, mensen en projecten zich aan elkaar. Het een volgend uit het ander. Soms is een woord de aanleiding, soms een willekeurig beeld. Een foto in de krant, het wereldnieuws, een landschap, een bijzondere vorm. Zelfs een uitgelopen aardappel kan de aanleiding zijn voor een werk of voor een reeks sieraden (Pommes de Jong). Na verloop van tijd is dat onderwerp dan van alle kanten bekeken en schilderkunstig onderzocht tot er geen verrassing meer inzit. Dan is het tijd voor een nieuw thema.
In het atelier van Jacqueline de Jong staat zo’n laatste werk uit de ‘aardappelserie’. Een fotoprint op doek, daarop geschilderd en met een paar verschrompelde aardappelen erop bevestigd. Toen diende zich een ander onderwerp aan: de vluchtelingenstroom. In sieraden en installaties blijven de aardappelen (die ze verbouwt bij haar huis in Frankrijk) echter nog aanwezig. Het nieuwe werk in het atelier is een reeks met de titel Border-Line, waar ze sinds ruim een half jaar aan werkt. Het zijn kleurrijke doeken in verschillende formaten. Beklemmende beelden die passen bij het gebrek aan ruimte. Op de voorgrond kronkelt het prikkeldraad van de grenzen. Geen vrolijke wereld. De doeken zijn van rand tot rand gevuld met vervormde figuren, tentenkampen, een vliegtuig, en een vreemde kubusvorm waar mensen in opgesloten zitten. Een kubus die ook doet denken aan de lift die najaar 2019 in haar huis is geplaatst en dwars door alle verdiepingen snijdt. De Jong is zelf ook enigszins verbaasd over hoe dat gaat: ‘Die vorm van de lift keert dan als vanzelf ook weer in de schilderijen terug.’
Moria (Idlib) uit de serie Border Line, 2020 (foto: Gert Jan van Rooij
Internationale avant-garde
Er was altijd belangstelling voor haar werk, vertelt ze en ook de verkoop liep in de 60 jaar die haar carrière inmiddels omvat altijd door, maar de laatste vijf jaar leeft de interesse op. Met name ook vanwege het tijdschrift The Situationist Times en haar rol in de internationale avant-garde in de jaren 60. Eind jaren 50 maakte ze onder andere via Armando kennis met Constant en de Internationale Situationisten; een groep schrijvers, kunstenaars en filosofen; waarbij ze zich als een van de weinige vrouwen aansloot. In 1962 werd ze door een intern conflict over de Gruppe Spur uit de groep gezet. Daarop richtte ze zelf het tijdschrift The Situationist Times op, waarvan ze zes nummers maakte, met bijdragen van verschillende kunstenaars en schrijvers. In Parijs maakte ze intussen ook deel uit van de internationale kunstscene, een groep contacten die zich uitstrekte van de kunstenaars rond Asger Jorn (gedurende een decennium haar levensgezel) tot de jonge generatie met bijvoorbeeld Daniel Spoerri. En vele, vele anderen. Het is eigenlijk teveel om op te noemen. Als schilder ontwikkelde De Jong steeds meer haar eigen stijl. De invloed van Jorn is zichtbaar in de expressionistisch donkere doeken, maar geleidelijk werd het werk lichter, kleurrijker en meer figuratief. De onderwerpen zijn soms shockerend; in de energiek geschilderde werken komen sex, geweld, moord en zelfmoord herhaaldelijk aan bod. Vanaf het midden van de jaren 60 exposeert ze regelmatig met haar werk en is daarnaast actief in het organiseren van bijeenkomsten en samenwerkingen.
Nog steeds is De Jong iemand die hecht aan contact en uitwisseling. Al is het helaas door corona moeilijker. Ze volgt de kunstwereld en verzamelt ook zelf. Haar huis is gevuld met kunst. Een werk van Ronald Ophuis in de keuken, een Berend Strik in de zithoek en daarnaast sinds kort een doekje van Michael Raedecker. Een ets van haarzelf leunt tegen de muur, onlangs terug gekocht en opnieuw ingelijst. Er hangt kunst in de gang, naast de trap en boven het bed. Een prachtig werk van Asger Jorn boven de schoorsteenmantel, en daarnaast een vroeg klein werk van haarzelf. Waar geen kunst hangt zijn boeken, heel veel boeken en her en der een object. Een bordje over biljarten, zo uit een café. Een paar kleine flipperkastjes. Het hele huis is als een collage dat laat zien hoe alles verband houdt met elkaar. Net als inThe Stiuationist Times destijds. Een snoer van keuzes en associaties. Niet willekeurig – de vergelijking met een balletje in een flipperkast zou te random zijn – maar gericht voortbordurend op het voorgaande. Zij bepaalt de route. Elke gedachte volgt uit de vorige. Wat niet wel zeggen dat het allemaal uitgelegd hoeft te worden. Liever niet eigenlijk, vindt ze zelf.
Jacqueline de Jong, Crispy Hands, 1977 (courtesy Chatêau Shatto, Los Angeles, foto: Ed Mumford)
De grenzen van de schilderkunst
De Jong begon in een expressionistische stijl, maar onderzocht ook andere facetten in het schilderen. Verschillende stijlen kwamen voorbij, onder andere een periode met pop-art achtig werk, een reeks schilderijen van biljarters en hyper-realistisch werk; waarbij ze zich nu soms verbaast over hoe gedetailleerd ze destijds kon (en wilde) schilderen. Het is een voortdurend onderzoek naar techniek en materiaal, naar vorm en compositie en naar werk van andere kunstenaars; de grenzen van de schilderkunst verkennend. Een doek dat uit het vlak breekt en ruimtelijk wordt bijvoorbeeld, werk op zeildoek, live schilderen bij een modeshow van Sophie van Kleef (1984). En in de laatste jaren ook met fotoprints als basis waar ze overheen schildert. Of, meer recent, met een gruis dat ze in de verf mengt, waardoor naast de vlakke verfstreken een korrelige textuur verschijnt. Maar er zijn ook constanten in het werk. De doeken zijn altijd van rand tot rand gevuld. De energie reikt verder dan het kader, zelden is de compositie rustig en gecentreerd. Het expressieve uit de begintijd keert steeds terug. De monsters en gedeformeerde figuren. Een horizontale scheiding in het beeldvlak, waarmee iets van ruimte gedefinieerd wordt. Het rijke kleurgebruik. Het vaak fragmentarische beeld waarin scènes in elkaar schuiven als in een collage. In sommige perioden donkerder werk, duister. Erotiek, geweld en landschappen blijven als onderwerp terugkomen. Soms is de stijl vlak en transparant, schemert het doek er doorheen, dan weer voller en rijker van kleur. Elementen verdwijnen en komen weer terug. Nieuwe dingen sluiten aan bij wat er al was, vullen aan, voegen toe, dagen uit een nieuw werk op te zetten.
Jacqueline de Jong, Pastaggio, 1986 (courtesy Pippy Houldsworth Gallery)
Toeval en keuze
De meeste werken begint ze met een tekening op doek, al dan niet geprepareerd linnen. Voor de huidige serie soms met een foto uit de krant als bron voor de figuren en compositie. Ook in deze serie zijn er verschillende verkenningen. Er is een groot doek met slechts enkele figuren en centraal de lift. Een vol, onrustig tweeluik met Assad als een demoon onder in beeld. Vluchtelingen met holle ogen en een bange, lege gezichten. De verwrongen figuren doen in vorm terugdenken aan eerder werk, maar zijn hier verbonden aan de actualiteit. En zo zijn er altijd verbanden. Meestal meerdere. In de bekende serie van biljartende mannen uit de jaren 70 bijvoorbeeld waren het zowel het werk van Max Beckmann, biljarters in het café, de uitdaging van een groen vlak, de figuur en houding van de biljarter en de Franse woorden die ermee gepaard gaan die samen komen in het werk. Nu is het de immigrantenstroom, fort Europa, een virus, een lift in huis en wie weet wat nog meer, dat voor ons als kijker onzichtbaar blijft. Of dat wat we er zelf in zien. Het thema oorlog kwam eerder aan bod begin jaren 90 naar aanleiding van de Golf Oorlog en in de WAR serieuit de periode 2014, over de Eerste Wereldoorlog; een reeks duistere werken met fragmenten van het slagveld. Er zijn parallellen, maar in de huidige serie is meer kleur. De oliepastels die ze destijds ontdekte als materiaal gebruikt ze nog steeds. Deformatie en realisme keren ook hierin terug. Een mix van actualiteit en emotie. En het schilderen zelf. Net als in The Situationist Times gaat het niet per se om een doel, maar meer om het onderzoek. Over hoe dingen samen vallen en de verbanden zien. Toeval of niet. Zoals het feit dat ze een lijst van werken van een expositie in Beirut terugvindt in dezelfde week dat daar een lading ammoniumnitraat ontploft. Of een bordje met de tekst La Carantaine, dat de weg wijst naar een huis in Frankrijk, dat ze juist in deze zomer tegenkomt.
Jacqueline de Jong, WAR 1914-1918, 2013 (courtesy Rodolphe Janssen, Brussel)
2020
Het jaar begon goed. Begin 2020 was er een solo bij Pippi Houldsworth Gallery in Londen, met wie ze dit najaar ook op de FIAC zal staan. Corona volente. ‘In oktober komen er veel dingen aan in Parijs, wat ik heel leuk vind want Parijs is natuurlijk toch mijn bakermat. Er komt een solo van mijn werk en het tijdschrift op de FIAC, een expositie en artist talk bij Treize en de publicatie bij de AWARE prijs komt uit.’ Maar achter elke planning staat nu een mits. Dingen worden voorbereid, maar of ze realiteit worden blijft onzeker. ‘Je werkt ergens aan zonder te weten of het zin heeft.’ Een moeizame periode. Je zou er tureluurs van worden. En zo heet dan ook een werk van eerder dit jaar. Daarnaast was er dit jaar een solo bij Wiels in Brussel in het vooruitzicht en een project bij Mostyn in Wales, beide zijn uitgesteld naar 2021. Ook nu vallen allerlei contacten samen en werken de organisaties samen aan de publicatie. Die zeer welkom is, want de laatste monografie in druk verscheen bij een expositie in 2003 (Cobra Museum, Amstelveen). Wel verscheen in 2019 nog een uitvoerige publicatie over haar tijdschrift. These are Situationist Times! (Torpedo Press, Oslo) is een vuistdik boek waarin het blad ontleed wordt. Zes nummers verschenen, steeds rond een ander thema. Een nummer over België bijvoorbeeld waarin het symbool van de drietand steeds terugkomt; omdat dat toen door opstandige boeren werd gebruikt en overal te zien was. Daarna is de typologie van dit symbool verder onderzocht. Zo waren ook de volgende nummers een aaneenschakeling van beeld en tekst, over kunst, maatschappij en politiek. Deels gelinkt aan de actualiteit, deels autonoom, deels associatief voortbordurend op het voorgaande. Een laatste nummer met als thema de Pinball Machine bereikte de drukpers niet. In een serie interviews over het blad, waarbij op video pagina voor pagina de nummers worden doorgebladerd licht De Jong toe: ‘Het hele idee van The Situationist Times is om het niet uit te leggen. Dat wat we nu doen is eigenlijk in strijd met de opzet van het tijdschrift. Mensen moeten zelf kijken. Het is laten zien, niet uitleggen. Er is ook geen uitleg. Er was geen reden waarom ik de beelden zo verzamelde, het is meer aan elkaar rijgen.’ Deels is daardoor ook niet na te vertellen waarom. Het was toen, het zijn associaties van toen, voor een deel persoonlijk en verbonden aan zaken die toen voorbij kwamen. En zo gaat het (kennelijk) nog steeds. Van het een komt het ander.
Rozemarijn Westerink maakt arbeidsintensieve tekeningen. Het blad is van rand tot rand gevuld in een donker patroon. De laatste jaren beperkt Westerink zich tot één thema: de tuin. Westerink is gefascineerd door herinneringen en hoe deze werken. Ze combineert beelden uit haar herinnering met thema`s uit het collectieve geheugen. Ze tekent plekken waar ze ooit is geweest, fragmenten van een denkbeeldige tuin of de tuin uit haar jeugd. Steeds vanuit een andere hoek, of met een ander accent. Een melancholisch beeld om in weg te dromen. Geen echt bestaande plek, meer als een gedachte in je hoofd. Al zijn elementen in het beeld wel te herleiden tot concrete plekken; met de tuin van het ouderlijk huis als basis waarnaar ze steeds terugkeert.
Garden, 2016, pen en inkt, 50x65cm
Herinneringen
Vaste onderdelen uit haar tuin duiken in verschillende tekeningen op. Coniferen, een muur, een zwembad, een caravan. Kleine bloemen en gras in oneindig veel korte rechte streepjes. Losse grote stenen. De tekeningen zijn dicht als een oerwoud. Een bladvullend patroon van streepjes en rondjes, sprietjes en blaadjes. Dezelfde elementen komen regelmatig voorbij. Het lage muurtje, de vijver, de conifeer waar ze graag onder zat. Soms in detail, soms met meer overzicht. De tuin verandert voortdurend van uiterlijk. Soms is het duister, soms wat lichter. Soms heeft een steen de hoofdrol, dan weer een groepje bomen, het gras of de stam van een berk. Kom je met die herhaling van een beeld dichter bij de herinnering of wordt het beeld steeds meer fictief? Hoe werkt dat eigenlijk in het geheugen? Hoewel ze intussen ook werkt met andere tuinen en meer algemene beelden blijft die vraag interessant.
Garden, 2019, pen en inkt, 80x100cm
Groots in details
Tijdens een werkperiode in 2019 bij Productiehuis Plaatsmaken in Arnhem experimenteerde Westerink met zeefdrukken en met een andere ondergrond dan papier: zeefdrukken op stof. Ze gebruikte de tuin van Kasteel Rosendael als inspiratie, een plek die ze ook uit verhalen van haar familie kende. “Mijn tekeningen zijn heel arbeidsintensief en dus niet zo groot. Met zeefdrukken kon ik groter werken. Het beeld veranderde ook, soms nu heel dichtbij, inzoomend op details zodat je niet meer ziet waar je naar kijkt. En deels in kleur, wat ook nieuw is. Hetzelfde fragment heb ik op rapport op stof gedrukt, als een patroon. Door op stof te werken is de tekening plooibaar.” Zo voegt die nieuwe ondergrond nieuwe elementen en mogelijkheden toe aan het werk. Grotere gebaren, andere accenten. En de waterval van Kasteel Rosendael blijft terugkomen als nieuw element in de tuin.
Ruim vijf jaar geleden viel alles op z’n plek. Timing en een goede locatie. Jaring Dürst Britt was net afgezwaaid als directeur van tentoonstellingsruimte Nieuwe Vide. Zijn levensgezel Alexander Mayhew volgde het traject voor aspirant galeriehouders bij de Appel, legde daar veel contacten en maakte met deze groep een eindpresentatie op de Liste. Dat ze ooit een eigen galerie wilden speelde al jaren in hun gedachten. Dit was het moment.
Er kwam een tip voor een geschikte ruimte in Den Haag: een oude garage in de buurt van station Holland Spoor. Een ruwe ruimte van 260m2 met veel daglicht. Bewust hebben ze de sfeer behouden, met de olievlekken nog op de vloer. Om geld vrij te houden voor beurzen en om de kunstenaars meer vrijheid te bieden. Dürst Britt: “Weinig inrichting betekent ook dat er weinig stuk kan en kunstenaars ruimte hebben om te experimenteren. Lennart Lahuis heeft hier bijvoorbeeld een installatie met water gemaakt op de vloer. Een tekst in water die langzaam verdampt. Bezoekers ademen die damp in en nemen het werk zo mee maar maken het ook stuk. Voor kopers is dat lastig werk, want wat koop je dan? Maar vorig jaar hebben we het werk op de Liste verkocht aan een grote verzamelaar uit Brazilië. Hij krijgt de handleiding voor de installatie zodat hij het zelf opnieuw kan maken.”
Lennart Lahuis, Wet Scene – study number 5 (separated lovers), 2015 water op beton, 580 x 145 cm (foto Gert-Jan van Rooij)
Internationale ambitie
De ambitie was vanaf het begin internationaal. “Als doel hadden we dat we binnen vijf jaar op de Liste wilden staan tijdens de Art Basel week. Dat is gelukt na 3,5 jaar, we sprongen een gat in de lucht.” De Liste is een opmaat naar de hoofdbeurs van Art Basel, wereldwijd de belangrijkste beurs voor hedendaagse kunst. Jaarlijks zijn op de Liste circa 20 plekken voor nieuwe galeries beschikbaar en daar melden zich ruim 200 galeries voor aan. Een kleine 10% wordt dus toegelaten, op basis van het plan voor de beurs en het programma van de galerie. “Een grote eer daar te staan, maar daarna moet je dan op andere internationale beurzen voortbouwen op wat je op de Liste hebt laten zien. Met Puck Verkade stonden ze daarna op Artissima in Turijn met een videoinstallatie. Herhaling blijkt het geheim. Als ze een kunstenaar een paar keer hebben laten zien verkoopt het. Intussen ook aan grote verzamelaars als Alain Servais in Brussel en Patrizia Sandretto Re Rebaudengo uit Turijn.
Maar Dürst Britt & Mayhew toont niet alleen experimentele installaties. Vaak is het in combinatie met meer klassiek werk, zoals dat van Wieske Wester. In het programma van de galerie wisselen ze af. Grofweg zijn de kunstenaars die ze tonen in twee categorieën in te delen, vertelt Dürst Britt: kunstenaars die vanuit een conceptuele fascinatie werken en daarvoor verschillende media gebruiken, zoals Lennart Lahuis. En kunstenaars die zich tot één medium beperken en de grenzen van dat medium verkennen. Iemand als Paul Beumer bijvoorbeeld, die zichzelf als schilder definieert maar veel met textiel werkt. Beumer was de afgelopen jaren voornamelijk werkzaam in Azië en zou eind maart weer die kant uitgaan voor een verblijf van een half jaar op Borneo en Java. Omdat zijn plannen voor de komende maanden in het water vielen, trok hij tijdelijk bij zijn moeder in. Noodgedwongen zette hij daar zijn textielondezoek voort met ander materiaal en op een klein formaat.
Wieske Wester, Oyster #8, 2019, olieverf op doek, 40x50cmInstallatie overzicht solo-tentoonstelling Paul Beumer, 2017 (foto Gert-Jan van Rooij)
Groei
De omzet van de galerie daalde wel in de corona maanden, maar kleinere en goedkopere werken liepen nog goed. “Sommige verzamelaars wilden ons juist nu ondersteunen, vanuit een diepgevoelde betrokkenheid bij de kunst. Ik denk ook dat een aantal mensen een werk hebben gekocht bij wijze van souvenir aan deze bijzondere tijd.” Bij de kunstenaars wisselt het effect van de crisis merkt Dürst Britt, sommigen zijn actiever anderen juist niet. In totaal zijn er dertien kunstenaars bij de galerie, een internationaal gezelschap dat de hele wereld omvat en waarvan ongeveer de helft uit Nederland komt.
Jacqueline de Jong, Enlightment, 2018digital print, oil stick and nepheline gel on canvas, 91×61cm
Ervaring
Sinds 2017 vertegenwoordigt de galerie niet alleen beginnende en mid-career kunstenaars maar ook iemand die al decennia meedraait in de internationale kunstwereld: Jacqueline de Jong. Dürst Britt: “Jacqueline heeft internationaal een belangrijke rol gepeeld en maakte lang deel uit van de Situationisten. In haar leven komt een groot deel van de kunstwereld van de afgelopen decennia voorbij. En ondanks haar lange staat van dienst is het werk nog steeds heel actueel. Ze maakt veel en het is altijd op het scherpst van de snede. Het heeft iets ongrijpbaars en ze valt zelden in herhaling. De jongere kunstenaars vinden het fantastisch om samen met iemand van haar statuur in de stal te zitten en voor Jacqueline is de interactie met haar jongere collega’s ook zeer vruchtbaar.
Toen galerie Nouvelles Images in 2018 de deuren sloot kregen we bovendien de nalatenschap van Willem Hussem in beheer, waar ik al sinds de middelbare school met bewondering naar keek en die voor veel kunstenaars nog steeds een bron van inspiratie is. Een kunstenaar die wars was van hokjes en in verschillende stijlen en technieken werkte. In tegenstelling tot De Jong is hij nauwelijks in het buitenland bekend, daar hopen wij iets aan te kunnen doen.” Uiteindelijk is dat voor alle kunstenaars het doel: het werk onder de aandacht brengen en zorgen dat meer mensen het zien. Met individuele verschillen. “Voor de een hoop je binnen vijf jaar een werk in de collectie van het MOMA te hebben (De Jong) voor een ander denk je eerder richting Tate (Hussem).” Voor de galerie zelf is Art Basel natuurlijk het summum, maar dat is een doel voor de lange termijn. Dat hoeft nu nog niet. Dichterbij liggen Frieze en FIAC, ergens binnen twee jaar.
Installatie overzicht solo-tentoonstelling Puck Verkade, 2017. (foto Gert-Jan van Rooij)
Behalve naar de kunstenaars is er een doel naar verzamelaars: om nieuw publiek over de streep te trekken en te overtuigen de stap te zetten om kunst te kopen. Lukt dat, ook bij jongeren? Dürst Britt: “Ja! 30% van onze verkopen is aan mensen die jonger zijn dan 40 jaar.”
Het klinkt als een successtory, maar dat is het heus niet altijd. “Het is hard werken en heel veel investeren. En het is financieel risicovol. Af en toe is het echt spannend. Maar ik zou het nog steeds zo over doen – op een paar details na misschien. We merken nu dat de tijd in je voordeel gaat werken als je wat langer bestaat. Mensen vragen soms naar dingen die ze twee jaar geleden bij ons hebben gezien. De herhaling van contact werkt en de omzet groeit.”
De jubileumtentoonstelling Vèf Jaah! is te zien t/m 14 juli 2020 met werk van Paul Beumer, Alex Farrar, Willem Hussem, Jacqueline de Jong, Lennart Lahuis, Alexandre Lavet, Joseph Montgomery, Raúl Ortega Ayala, Pieter Paul Pothoven, Sybren Renema, David Roth, Puck Verkade en Wieske Wester
overzicht solo-tentoonstelling Willem Hussem, 2019 (foto Gert-Jan van Rooij)
Jan Sluijters, De profeet Elisa en de zoon der Sunammitische vrouw, 1904, olieverf op doek, 151 x 120 cm Drents Museum. Onderdeel van tentoonstelling Allemaal Wonderen in Catharijne Concvent 2020
Bloed, vuur en rookpilaren
“…en daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien. Ja, ook over de dienstknechten, en over de dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten. En Ik zal wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren.” Zo voorspelt Jezus in bijbelboek Joël 2:28-30 het neerdalen van de Heilige Geest die zijn volgelingen verder zal begeleiden. Het moment dat als het begin van de christelijke kerk wordt gezien: Pinksteren.
Nathan Coley, A place beyond belief, 2012
Allemaal Wonderen
In Museum het Catharijneconvent in Utrecht staan christelijke cultuur en erfgoed centraal, maar krijgt dit ook een link naar het heden en een breder begrip als zingeving. In de thematentoonstellingen zijn zeker niet alleen christelijke taferelen te zien maar ook hedendaagse kunst al dan niet met geloven als onderwerp. Zo ook in de tentoonstelling Allemaal Wonderen die vanaf 1 juni weer open is. Verhalen over wonderen, vroeger en nu. De wonderen uit de bijbel en uit andere geloven in beelden en schilderijen. De opwekking van Lazarus van Rembrandt uit 1632. Maar ook de videoclip Lazarus van David Bowie. De geboorte van Christus op een paneel van het Middelrijns altaar (ca 1410). Foto’s van jonge moeders van Rineke Dijkstra. Een 18e eeuwse prent van de Chinese zeegodin Mazu die een schip redt. Wonderbaarlijke genezingen en de ‘Godhelm’ die neurowetenschappers gebruikten bij hun onderzoek naar de wonderlijke ervaringen. Bestaan wonderen eigenlijk wel?
De Chinese zeegodin Mazu redt een schip op volle zee, China, 18e eeuw, coll. Rijksmuseum Amsterdam
Museum voor thuis
Tot je in het museum terecht kunt, kun je online verdiepen in het wonder in lezingen, podcast en blogs. Zowel bij deze tentoonstelling als bij de rest van de collectie. Van april tot eind juni vulde het Catharijneconvent de online tentoonstelling Museum aan huis met achtergrondverhalen bij werken in het museum en lezingen over algemene thema`s, bijvoorbeeld de vraag of wonderen bestaan, het verschil tussen de brede en de smalle weg en het gevoel voor dramatiek in christelijke kunst.
Museum Catharijneconvent vanaf 1 juni weer open! Lange Nieuwstraat 38 Utrecht
Als Catalijn Ramakers ’s ochtends wakker wordt is kunst het eerste wat ze ziet. Op haar slaapkamer hangt werk van Auke de Vries en Tomas Rajlich. Een leven zonder kunst kan ze zich niet voorstellen.
Wat dan precies het belang van kunst is, is moeilijk uit te leggen, omdat het ook heel individueel is. Het kan troost bieden, verwondering, een andere manier van kijken. “Het is uitermate boeiend hoe kunstenaars denken. Van hoe zij kijken leer ik anders kijken.” Sommige werken hebben wat meer uitleg nodig, of je ziet ze anders naarmate je meer kijkervaring hebt. Maar het werk begrijpen is geen doel op zich. “Ik wil het soms juist niet helemaal begrijpen. Dat het voor een deel ongrijpbaar blijft maakt een werk juist intrigerend.” Als voorbeeld noemt ze een foto van Ossip. “Het is een foto van een vrouw, uit de jaren 20, met allemaal witte stipjes erop, een parelketting van stipjes en oranje chemicaliën in de ogen. Ze huilt. Een melancholisch werk, ik kan er heel lang naar kijken.”
Ossip, Irmtraut, 1999, gemengde techniek op foto, 169x106cm, collectie C. Ramakers
For the love of art
In de galerie in Den Haag is nu de expositie For the love of art te zien, een groepstentoonstelling van kunstenaars van de galerie. Geplande solo tentoonstellingen gingen niet door. Twee beurzen die in de agenda stonden zijn afgelast. “Maar de kunstenaars die mee zouden gaan naar de beurs hadden er al wel hard voor gewerkt. Dat werk is nu in de expositie te zien. Meteen op 10 mei, de eerste dag dat het open was kwamen de hele dag mensen langs en zijn meteen enkele werken verkocht. De tweede week kwam een verzamelaar langs die ook een aantal werken kocht. Deels wijt Ramakers dat succes aan het lange bestaan van de galerie. Inmiddels 26 jaar. “Als je wat langer bestaat lopen dingen toch gewoon door. De eerste twee-drie weken van de crisis was het even wat stiller. Ikzelf ook. De galerie was open maar ik stuurde geen extra mailings, er was al zoveel. Pas begin mei stuurde ik een extra mailing gekoppeld aan een online presentatie. Dat was een groot succes. Ik mis de dynamiek van de beurzen, het is altijd heel veel werk, maar de gezelligheid mis je wel.” Gelukkig is de galerie groot genoeg om bezoekers te ontvangen en in de tuin staat een grote tafel waar zes mensen op afstand kunnen zitten. Veel mensen komen toch binnen, merkt Ramakers. “Ze worden blij van het feit dat ze gewoon ergens heen kunnen. Zelf heb ik het geluk dat ik al die ateliers van de kunstenaars kan bezoeken. Ik kan me echt laven aan kunst en zie nog genoeg.”
muurschilderingen bij het 25-jarig bestaan (foto: Eric de Vries)
Galeries als plek om kunst te zien
Een groot deel van de kunstenaars in de galerie is er al lange tijd. Het werk dat ze laat zien valt uiteen in twee thema’s: `Minimalisme, want daar hou ik zelf van; en werk met of naar de natuur, zoals bijvoorbeeld Sjoerd Buisman en Reinier Lagendijk. Werken met planten of die groei manipuleren, daar had ik als kind al veel mee, dat vind ik fijn om om me heen te hebben. Daarnaast is er nog een iets kleinere tak: surrealisme, wellicht als tegenhanger van het minimalisme”. Ramakers groeide op met verzamelende ouders en grootouders, studeerde zelf marketing en communicatie maar ontdekte tijdens een stage bij Kunst en Bedrijf dat kunst echt was wat ze wilde.Op haar 22e begon ze gewoon. “Ik wilde het zo graag.. dan doe je het gewoon en dan lukt het. Ik had het geluk dat ik in een pand kwam waar al twee galeries waren, dus er was meteen publiek. Na een paar jaar verhuisde ik naar een eigen plek in dezelfde straat.”
In de eerste tien jaar van Galerie Ramakers, was de galerie als plek veel belangrijker dan nu. “Mensen deden nog een galerie rondje in de stad. Later verschoof dat naar beurzen: heel veel zien in weinig tijd. Nu zijn we genoodzaakt het anders te doen, misschien is het wel goed voor de galeries dat je daar weer naartoe gaat om kunst te zien.”
Reinier Lagendijk, z.t., 2020, keramiek 45x20x20 cm
Persoonlijk contact
Het mooiste van het vak vindt ze om dichtbij het maakproces van kunst te zijn. “Omdat je ook de verzamelaars goed kent kun je meteen een goede plek voor een werk vinden.” Niet alleen met de kunstenaars zijn de contacten langlopend. Ook met de verzamelaars. “Persoonlijk contact is heel belangrijk. Daarom wil ik er ook zelf zijn en niet dingen uit handen geven. Het contact hangt echt met mij samen.” Ramakers vertegenwoordigd ongeveer 25 kunstenaars, het merendeel al lange tijd. De vaste kern is al vanaf het begin bij de galerie en omdat ze niet te groot wil worden komen er weinig bij. Af en toe zijn er wel nieuwe gezichten in een groepsexpositie. Thema exposities vindt ze mooi om te maken. “Om je dan een half jaar in een thema te verdiepen is echt te gek.” Nu is er For the love of art. Als troost en inspiratie in deze tijd. Met werk van Frank Halmans, Joncquil, Reinoud Oudshoorn, Reinier Lagendijk, Warffemius, Michel Hoogervorst. “Om even de waan van de dag te vergeten. En dat lukt, want mensen gaan blij de deur weer uit.”
Frank Halmans, voltooid verleden tijd, 2017, bewerkte boeken, 23×22,5×8,5cm
For the Love of Art is te zien t/m 25 juli 2020 met o.a. Frank Halmans, Joncquil, Reinoud Oudshoorn, Reinier Lagendijk, Michel Hoogervorst open op vrijdag/zaterdag 12-17 uur en zondag 13-17 uur
Kijk voor meer galerie portretten bij de rubriek: galerie online
Een beetje moe van het eindeloze navigeren over internet, het ronddobberen in online tentoonstellingen en virtueel dwalen door musea, van het heen en weer zeilen tussen instagram en facebook, vlog en podcast? Ik wel, en daarom deze week slechts aandacht voor een ding. Om weer even te oefenen in stilte en focus.
Staging Silence, thuis op reis
Een werk dat zich daar prima voor leent is Staging Silence (3) van Hans Op de Beeck. De derde video met deze titel verscheen in 2019, duurt 44 minuten en is in z’n geheel online te zien. Een ode aan traagheid, stilte en leegte die je meeneemt op een unieke reis.
Twee handen richten een miniatuur toneel in. Plaatsen tafels en stoelen op een denkbeeldig terras. Alles in het klein, de set is niet groter dan een tafel, maar het beeld roept een hele wereld op. Een stille wereld, want mensen komen er niet in voor. Het is een leeg toneel dat wacht op een leven dat niet komt.
Langzaam verandert de scene, het wordt een landschap met bergen van aluminiumfolie en een glinsterend meer van plastic. Een landschap dat er desondanks zo aantrekkelijk uitziet dat je er zou willen ronddwalen. Twee handen vegen de bergen weg en plaatsen stoelen, nemen ons mee naar de wachtruimte van een vliegveld. We zijn op reis. Het landschap maakt plaats voor een interieur dat langzaam opgebouwd wordt, object na object schuift geleidelijk in beeld tot het een museum is, met kerstballen en een prop aluminiumfolie als sculptuur en een rijstwafel aan de muur als schilderij. We reizen verder. Een klodder deeg verandert in een tuin, een blok klei in een woestijn. Plastic flessen worden een stad. De hand creëert en breekt weer af. Inventief met materialen, vormen en gereedschap. Soms tragisch, maar ook humorvol en lichtvoetig.
Staging Silence toont de kracht van verbeelding. Het roept met minimale middelen een wereld op waar je moeiteloos instapt. Een droomwereld vol verlangens en heimwee. Sfeervol en melancholisch. Verval, leegte, verlatenheid. De stilte en het ontbreken van leven geeft de beelden ook iets onheilspellends. En intussen blijven die handen actief, in een traag maar gestaag tempo, alsof ze nooit tevreden zijn met het resultaat. Altijd maar verder bouwen. Verder zoeken. Verder dromen. Continu inrichten en herinrichten. Een meditatief beeld dat ondanks de kunstmatigheid van de scene toch de wens oproept erheen te reizen. 44 minuten weg met de verbeelding als voertuig.
Niels de Boer is de derde generatie in Kunsthandel P. de Boer in Amsterdam. Zijn oudoom Piet bouwde een succesvolle kunsthandel op met dependances in het buitenland en bezat ook zelf een aanzienlijke verzameling, die nu in een stichting is ondergebracht bij verschillende musea in bruikleen is. Ook nu is het buitenland nog belangrijk, maar het is zeker niet noodzakelijk daar te zitten zegt Niels de Boer.
“Onze klantenkring is heel internationaal. We verkopen meer in het buitenland dan in Nederland. Vooral in andere Europese landen en Noord-Amerika, daar zitten meer actieve verzamelaars voor oude kunst dan hier.”
“Het lastige aan deze tijd is natuurlijk dat je niet alles live kunt bekijken. Misschien gaan we er wel aan wennen, zowel de handel als de particulieren, om werk ongezien te kopen. Maar oude kunst wil je het liefst toch echt zien. Bij oude kunst is de conditie van het werk heel belangrijk. Dat zie je niet altijd op een foto. Soms valt het mee, soms valt het tegen, maar ik maak maar zelden mee dat de conditie overeenkomt met wat je op basis van de foto verwacht.”
Jan Philips van Thielen (Mechelen 1618 – 1667 Booischot), Vaas met bloemen, olieverf op paneel, 50x40cm
Thuis heeft De Boer vooral werk uit begin 20e eeuw aan de muur. Soms hangt een ouder werk ook even thuis. “Binnen de kunsthandel ligt de nadruk op de 17e eeuw, een beetje 18e eeuw en een aantal 19e-eeuwse kunstenaars die in Italië hebben gewerkt. Mijn oudoom verzamelde alles door elkaar, ook Italiaanse en Spaanse kunstenaars, maar nu ligt de nadruk op Nederlands en Vlaams.”
Verzamelaars
Omdat het verzamelen van oude kunst met behoorlijke bedragen gepaard gaat is het publiek van Kunsthandel P. de Boer vooral publiek op leeftijd. “Verzamelaars onder de 50 zijn op een hand te tellen. Dat is altijd zo geweest. Er vallen meer mensen af dan er jongeren bijkomen. Onze klanten zijn vooral mensen die veel geld te besteden hebben, dat komt nu eenmaal pas op latere leeftijd. Wat wel opvalt bij de verzamelaars van oude kunst is dat het interieur niet meer altijd klassiek is met antiek en porselein, maar ook heel modern kan zijn. En verzamelaars kopen nu wat ze mooi vinden. Veel mensen willen een of enkele spectaculaire stukken, die echt een ‘conversation piece’ zijn. Vroeger waren er meer verzamelaars die gericht een collectie opbouwden en soms zelfs meer kennis hadden dan de handel of de musea. Dat zie je nu minder. Niet veel jongeren verzamelen echt de diepte in.”
Jan van Goyen (Leiden 1596 – 1656 Den Haag), Rivierlandschap met dorp, oliever op paneel, 39,5 x 53 cm gesigneerd en gedateerd 1630
De kunsthandel organiseert elk jaar een expositie met hedendaagse kunstenaars en vormgevers. Vooral omdat je dan een heel ander publiek over de vloer krijgt. “Elke keer gebeurt het dan weer dat er mensen komen die zich niet realiseren dat je nog oude kunst kunt kopen. Sommigen komen daar nooit mee in aanraking. Van een verzamelaar als Tom Kaplan, die de grootste privé collectie oude meesters bezit, is bekend dat hij na een bezoek aan het Rijksmuseum geïnteresseerd raakte in oude kunst. Maar sommige mensen komen het nooit tegen, daar zou best wat meer aandacht voor mogen zijn, ook in het onderwijs.”
Veiling versus handelaar
Een deel van de verzamelaars koopt liever via een veiling dan via de handel. Dat geeft natuurlijk wel concurrentie, omdat de grote veilinghuizen een betere p.r. en groter bereik hebben. Maar beide manieren hebben hun eigen charme denkt De Boer. “Kopen op een veiling is een heel andere ervaring. De prijs kan alleen maar hoger worden als je wacht. In de kunsthandel geldt eerder het omgekeerde: er is meer tijd om na te denken, meer garantie en de prijs kan ook zakken. Het vertrouwen en de garanties die de kunsthandel biedt zijn prettig voor mensen. Het werk is doorgaans klaar om op te hangen, gerestaureerd, gefotografeerden en wel. Op een veiling kun je nog wel eens de mist in gaan.”
Marten van Valckenborch (Leuven 1535 – 1612 Frankfurt), Toren van Babel, olieverf op paneel, 73 x 106 cm
Hoe het verder gaat is natuurlijk een groot vraagteken voor de hele kunstwereld. Internationale contacten zijn live lastiger. “Een verzamelaar uit Amerika zou langskomen op zijn trip naar Europa, maar reist niet. Zelf zou ik nog werk in Zwitserland gaan bekijken en iets ophalen in Milaan en Madrid, maar ook dat is voorlopig lastig. Transporten zijn sowieso duurder en komen nog niet overal.”
Over het voortbestaan van het familiebedrijf maakt Niels de Boer zich geen zorgen. “Bijzondere tijden zijn het wel. Een mooie kant is dat het heel rustig is in de stad. En het zet je wel aan het denken. Ik vraag me nu zelf ook af of ik in de toekomst minder kan vliegen.”
Beurzen
Een onzeker punt is de toekomst van de beurzen. Kunsthandel P. de Boer staat jaarlijks op twee tot vier beurzen. Maar dat zijn grote evenementen. “De PAN kan waarschijnlijk wel, dat is vooral een Nederlands publiek, maar op TEFAF komen zo’n 6000 mensen per dag, vanuit de hele wereld. Komen die bezoekers van ver dan nog wel in de toekomst? Sommige grote verzamelaars en musea waren er in dit jaar al niet vanwege corona. Beurzen zijn bij uitstek de plek waar je het eerste contact legt. Thuis aan de deur in Amsterdam is dat zelden het geval. Online werkt heel anders, hoewel ik nu soms wel benaderd wordt door nieuwe contacten. Dat neemt iets toe.” Al met al zal de kunstwereld zich deels opnieuw uit moeten vinden maar Niels de Boer verwacht niet dat hij het hele business model van zijn bedrijf moet herzien.
De tentoonstelling ‘Zilver. Meesterstukken van Delftse zilversmeden 1590-1800` in Museum Het Prinsenhof in Delft zou eind maart openen, maar was nog voor niemand te zien. Nu is er een uitgebreide online tour door de tentoonstelling, inclusief zaalteksten en voorwerpen die in close-up rondom te bekijken zijn.
Nicolaes Adriaansz de Grebber, Twee drinkschalen, jaarletter O en Q, 1604 en 1606, hoogte 15 cm, coll. Rose-Marie en Eijk de Mol van Otterloo
In totaal zijn 80 topstukken uit de bloeiperiode van de Delftse zilversmeedkunst te zien: pronkstukken als nautilusbekers, drinkschalen en speciale tafelstukken uit de 17e eeuw, maar ook spektakelstukken voor de thee- en tafelceremonie en kostbare toiletserviezen uit de 18e eeuw. Zowel hoogtepunten uit de collectie van Het Prinsenhof als bijzondere bruiklenen uit binnen- en buitenland. Delfts zilver behoorde aan het begin van de 17de eeuw tot de top van de Lage Landen.
Nautilusbeker, ca 1590, toegeschreven Jasper Mes, stadhuis Oudenaarde, coll De Boever-Alligorides (foto: Tom Nevejan)
Tijdens de Opstand vluchtte Willem van Oranje in 1572 naar Delft. Een aantal vooraanstaande zilversmeden uit Antwerpen kwam in zijn kielzog mee naar Delft, want waar het hof was, daar waren de opdrachten. Het Delftse zilvergilde produceerde van het einde van de 16e eeuw tot halverwege de 17e eeuw absolute topstukken. Grote meesters zoals vader en zoon Nicolaes en Adriaen de Grebber maakten fantastische drinkbokalen, nautilusbekers en tafelstukken voor de elite. In de 18e eeuw maakten zilversmeden zoals Cornelis van Dijck en Dirk van de Goorberg zilver van hoge kwaliteit naar de laatste Europese mode. Wijnkoelers, kandelaars, terrines, broodmanden en bestek waarmee de Delftse beau monde gasten schitterend kon ontvangen.
Veel kunstenaars hebben ervaring met langere perioden van afzondering en aanpassen aan een nieuwe wereld. Kunstenaars die een residency doen bij Het Vijfde Seizoen of het Beautiful Distress huis verblijven gedurende drie maanden op het terrein van een psychiatrische kliniek en zoeken naar een manier om zich met hun werk te verhouden tot een voor hen totaal nieuwe en vreemde omgeving.
Plannen die ze vooraf maken kunnen vrijwel altijd direct de prullenbak in. De werkelijkheid is altijd anders dan verwacht. Dat eenmaal geaccepteerd leidt een residency vaak tot nieuwe inzichten, andere invalshoeken en prachtige werken. In afzondering ontstaat een herijking op het eigen werk en de omgeving zet het eigen leven in ander perspectief. Een ervaring die nog jaren doorwerkt en soms pas veel later nog van invloed is.
Het Vijfde Seizoen en Beautiful Distress vragen in deze tijd kunstenaars die bij hen hebben gewerkt in een videoblog terug te kijken op deze periode. Een bijzondere inkijkje in het atelier en het werkproces. Te zien via de social media accounts op instagram en facebook. De eerste was van Rebecca Chamberlain die in 2014 verbleef in Het Vijfde Seizoen in Den Dolder.
Corona project In these strange times, here is a little boost from our artists as they share a bit of the work they did in the residencies Our 1st video belongs to Rebecca Chamberlain who was at The Fifth Season`s residency in Den Dolder (2013)
Guggenheim New York stelt het archief met tentoonstellingscatalogi online beschikbaar. 200 boeken zijn online door te bladeren. Van Gustav Klimt en Wasslily Kandinsky tot Georg Baselitz, Roy Lichtenstein, Bill Viola en de Azteken. Uren lees- en kijkplezier, meer dan voldoende om die laatste drie weken zonder museum door te komen.
Galerie Mia Joosten heeft geen eigen pand en dat is nu een zegen qua vaste lasten. Dirk den Hartog maakt twee- drie keer per jaar een expositie in Projectruimte BMB in Amsterdam, maar als er geen expositie is zijn de kosten laag. De expositie van mei verschuift naar de zomer en gaat in juni open. Dat kan zeker doorgaan, in een galerie zijn immers zelden heel veel bezoekers tegelijk aanwezig. Alleen de opening komt te vervallen want dat is altijd een heel druk moment. Een bezoek aan de galerie is nu exclusiever en dat waarderen mensen wel. De aandacht is anders. Als er nieuw werk binnenkomt mailt hij soms gericht naar verzamelaars een preview. Normaliter doet hij dat alleen met ouder werk, nu ook met hedendaagse kunst. Die persoonlijke benadering vinden mensen prettig, maar toch is de verkoop stil. “Veel mensen zijn voorzichtig. Ze willen er langer over nadenken, ze wachten af. Of toezeggingen gaan toch niet door.” Dat de kunstkoopregeling van het Mondriaanfonds weer in ere is hersteld zal daarin zeker kunnen helpen. (https://www.mondriaanfonds.nl/2020/04/17/koop-kunst-met-de-kunstkoop-het-kan-weer/ ). Galerie Mia Joosten had deze tot nu toe niet, maar van collega’s weet Den Hartog dat de regeling een groot verschil maakt, zeker voor hedendaagse kunst.
Eugène Brands (1913-2002), Groot rood, 1966, gouache, 54,5x57cm
Investeren
De rustige tijd in verkoop biedt wel weer andere kansen: er is meer tijd om zelf aan te kopen. Den Hartog brengt veel tijd online door, hij post iets meer op social media, maar besteedt vooral ook veel tijd aan het zoeken naar nieuwe werken. “Mijn laatste aanwinst zijn acht schilderijen van Eugène Brands uit een Amerikaanse collectie en ook de vorige twee werken van Ger Lataster en Jaap Wagemaker kwamen uit de Verenigde Staten. Er komen nu ook weer een paar veilingen aan met mooie dingen. De galerie heeft een goed jaar achter de rug dus er is ruimte om te investeren.” Galerie Mia Joosten heeft circa 100 werken op voorraad. Dat is geleidelijk opgebouwd in de afgelopen jaren; bij overname van de galerie begon hij met nul. Sommige werken zijn maar kort in huis, andere werken zijn twee jaar in collectie voor ze verkocht worden. Het accent ligt op lyrisch abstract werk, dat is ook zijn persoonlijke voorkeur. “Ger Lataster vooral, dat vindt ik ook mooier dan Karel AppeL De energie en kracht die daarin zit!” Maar zijn smaak is divers, Den Hartog verzamelt ook zelf kunst en heeft o.a. een zeefdruk van Andy Warhol in de collectie, werk van Armando, Lucebert, foto’s van Sabine Weisz en bijvoorbeeld ook een tekening van de jonge kunstenaar Guy Vording. Leidend is zijn eigen enthousiasme, ook bij de verkoop. “Ik moet er zelf achter kunnen staan en ik vind dat je kunst moet kopen omdat je het mooi vindt. Zeker bij werken tot 5000 euro en bij minder bekende kunstenaars. Bij hogere bedragen is wat meer research en achtergrondinformatie wel vereist.” Zelf verzamelen heeft hij altijd gedaan als het financieel mogelijk was. Dat is al vroeg ontstaan omdat zijn oma ook kunst verzamelde. Zij was goed bevriend met Mia Joosten en zo is hij het vak ingerold. Aanvankelijk om de galerie te helpen bij een beurs, en van daaruit verder.
Petar Tuskan (1978), Unknown pleasure, 2020 olieverf op doek, 30x40cm
Jong en oud
In de exposities mixt hij oud en nieuw door elkaar. Zoals een paar jaar geleden werk van Eugène Brands met de jonge kunstenaar Petar Tuskan. Van Brands verkocht hij niets, van Tuskan drie grote schilderijen. Tuskan zocht ooit zelf contact met de galerie. “Dat is ook iets dat nu veel rustiger is dan anders overigens. Normaal krijgt ik twee of drie keer per week een mail van kunstenaars die bij de galerie willen, nu veel minder. De productie van werk gaat dan wel weer hard. Bijvoorbeeld Peter Tuskan heeft afgelopen tijd heel veel nieuw werk gemaakt, omdat hij toch niet veel anders kan doen dan in het atelier zijn, zo zegt hij zelf. Een aantal van die nieuwe werken komt binnenkort deze kant op.”
Kun je verliefd worden op een kunstwerk? Volgens Love letter to an artwork wel!
`Jij bent mijn Johnny Depp, mijn Vanessa Paradis, van jou heb ik een poster boven mijn bed.`
Dit schrijft Maurice Bogaert in een liefdesbrief aan het werk The Lightning Field van Walter de Maria, dat hij nog nooit live gezien heeft maar dat zeer belangrijk voor hem is. De brief is onderdeel van het project Love letter to an artwork dat begin dit jaar van start ging.
uit de brief van Maurice Bogaert aan love letter to art
In het online project Love letter to an Artwork roept kunstenaar Eline Kersten kunstenaars op hun liefdesverklaring voor een bepaald kunstwerk in te sturen in een brief. Kersten: “Samen met Joris Burla heb ik Love Letter to an Artwork begin dit jaar opgezet vanuit een interesse in brieven als artistiek medium alsook het idee dat kunstenaars zich verhouden tot andere kunstwerken en hier soms een grote liefde voor kunnen voelen. Ik wilde graag een platform creëren waar die liefde geuit kan worden. ” Joris verzorgd een artistieke respons op de brieven die gestuurd worden in de vorm van een door hem gemaakte tekening. Zo is het platform niet enkel een plek waar liefdesbrieven gericht aan kunstwerken verzameld en gearchiveerd worden, maar ook een kunstwerk in zichzelf.
Love letter to an Artwork staat los van de coronocrisis, maar de kunstenaars merken wel dat de quarantaine van invloed is. Kersten: “We zijn het project in januari gestart zonder specifieke einddatum. We merken nu de crisis in het dagelijkse leven doorgedrongen is, dat meer kunstenaars in de pen kruipen en ons een brief toesturen – steeds meer kunstenaars weten ons te vinden. In principe komt er iedere week een nieuwe brief plus tekening online.”
Brief en tekening krijgen een plek op de website, met een link naar de eigen site van degene die de brief instuurde. Zo is de site ook een online tentoonstelling van uiteenlopende kunstenaars die allemaal één ding gemeen hebben: liefde voor kunst.
Het werk van Edward Hopper kwam deze week herhaaldelijk voorbij op social media. In zijn desolate schilderijen is afstand een constante factor. Op vrijwel elk schilderij zien we iemand alleen. Of niemand. Mensen zijn alleen op straat, alleen in huis, alleen in een café. En zelfs als er op een enkel doek meerdere mensen te zien zijn is er nauwelijks sprake van sociale interactie. Een lege wereld, die verdomd veel lijkt op hoe de wereld er nu uitziet.
Fondation Beyeler in Basel heeft momenteel een expositie van Edward Hopper in huis. De expositie stelt het landschap centraal en focust daarnaast op het filmische aspect van Hopper schilderijen. Het museum vroeg bovendien aan filmmaker Wim Wenders zich door de schilderijen te laten inspireren tot een korte film.
Op de site van Fondation Beyeler is ook een korte introductie op de tentoonstlling en het werk van Hopper te zien. Waarin ook wordt toegelicht waarom zijn werken zo leeg waren.
Foam opende dit jaar 2020 met de eerste tentoonstelling in Nederland van de Amerikaanse schrijver/fotograaf Wright Morris (1910-1998). Wright Morris documenteerde het harde leven op het Amerikaanse platteland in beeldromans, waarin foto`s en tekst elkaar aanvullen. Opvallend in zijn foto`s is de afwezigheid van mensen. We zien verlaten straten en lege landschappen, waarin een verlaten winkel of graansilo de aandacht trekt. Ook binnen fotografeerde Morris levenloze objecten. Een eenzame stoel in de kamer, een verlaten interieur, een la met bestek. Beelden die de sfeer van armoede en verval ademen in de nasleep van de economische crisis uit de jaren 30. Maar die ook de schoonheid van zo`n object laten zien.
Foam gebruikte de beeldromans The Inhabitants (1946), The Home Place (1948) en Of God’s Country and My People (1968) als rode draad voor de tentoonstelling, die via een korte rondleiding op de website en instagram nog te zien is.
In 1994 schreef Manders een tekst met de titel ‘The Absence of Mark Manders’. Die begint zo: ‘Under a table you have the possibility to test your own absence. The realization that life is taking its course, even without you is an intense human experience; it shows the finiteness of personality.’ Een expositie illustreert dat; als het werk er staat communiceert het verder zonder jou. Dat dat zo werkt fascineert Manders, dat een kunstwerk kan voortleven in de gedachten van duizenden mensen.
In feite gaat al zijn werk over hoe het brein werkt. Hoe taal een beeld kan oproepen. Hoe een object dat zich buiten je lichaam bevindt gedachten kan opwekken. Hoe je die objecten op elkaar kunt stapelen. Zijn werk is een vorm van taal, met losse woorden die als vanzelf op elkaar volgen en een zin vormen. Een zin die door iedereen anders gelezen wordt. Het zelfportret als gebouw gaat dan ook niet per se over hem of zijn persoonlijke leven, maar over hoe je een portret kunt construeren en laden met betekenis. Net als een IK is dat geen vaststaand feit, maar continu aan verandering onderhevig. Het stroomt, groeit, dijt uit, meandert in verschillende richtingen. Het is een vloeiend geheel waarin je kunt blijven dwalen en waarin je steeds nieuwe wegen of kamers ontdekt. Het zelfportret als gebouw is een vertaling van dat gegeven en het is nooit af. Het gebouw groeit mee en is nooit te klein. Tegelijk is het op elk moment voltooid zodra de kunstenaar een werk achterlaat.
Mark Manders in zijn atelier, 2019 (foto: Cedric Verhelst)
Zelfportret als gebouw
De tentoonstelling in Maastricht is opgezet als een aantal kamers uit het gebouw. Eerst kom je in De huiskamer, daarna in Het museum en tenslotte in Het atelier. Volgens Manders kunnen alle werken omgewisseld worden, en ook in een andere context staan: ‘zoals woorden in een zin ook in verschillende combinaties gebruikt kunnen worden’. In de tentoonstelling loop je door het zelfportret van Manders. Hij is er zelf niet, maar je bent op de plek waar hij ‘gedacht en gehandeld heeft’, schrijft het museum.
Het lijkt alsof de kunstenaar net even uit zijn gebouw is weggelopen en zo weer verder kan gaan. Dat doet hij soms ook, door ouder werk te herzien en door in zijn atelier in Ronse altijd aan verschillende werken tegelijk te werken. Soms gaat dat snel, soms staat een werk er jaren voordat het klaar is. Het onaffe karakter is een essentieel onderdeel. De klei lijkt nog nat, andere beelden hebben een fragiel evenwicht dat elk moment verstoord kan worden. Of de elementen zijn zo bij elkaar gebonden dat het lijkt alsof ze ook zo weer los kunnen laten. Ook in de presentatie benadrukt hij dit vaak door een atelier-achtige setting. Alles lijkt een tijdelijke constructie, even vluchtig als een gedachte of herinnering die voorbij komt en door Manders gevangen is in een beeld. Het zijn geen voltooide gedachten, of afgeronde verhalen. Er is altijd het gevoel dat er meer is dan wat je ziet. Dat dit een gestold moment is, een glimp van de werkelijkheid waarin alles ook als je er niet bent verder gaat. Hoewel hij het als taal ziet, is er van een letterlijke betekenis geen sprake. Het werk roept gedachten en associaties op maar laat zich niet vangen in een analyse of conclusie. Als het een zin is, dan is dat meer zoals in een gedicht of muziekstuk. Het ontroert of raakt iets, maar ontglipt zodra je dat wilt omschrijven. Het is een continu veranderend universum. Wellicht doet het werk zich net anders voor als je het een tweede keer kijkt. Voor Manders is dat de essentie van kunst, dat het ongrijpbaar blijft.
Wil je de rest van het artikel lezen? Meld je dan nu aan voor de nieuwsbrief of word abonnee!
Daniel Richter, Music for Orgies, 2017, olieverf op doek 200x260cm coll. Intimis (beeld courtesy Daniel Richter en GRIMM Gallery
Wie het oeuvre van de Duitse schilder Daniel Richter (1962) bekijkt, zou kunnen denken dat hier meerdere kunstenaars aan het werk zijn geweest. Om de zoveel tijd vindt Richter zichzelf opnieuw uit. Juist als alles goed gaat, gooit hij het roer om. Uit nieuwsgierigheid en om niet te vervallen in routine. Abstract en figuratief werk wisselen elkaar daarin af, net zo goed als de techniek. Het idee van een vaste stijl is hem een gruwel.
Na ruim dertig jaar heeft deze werkwijze een heel diverse reeks schilderijen opgeleverd. Extreem drukke vlakvullende abstracte kleurexplosies in de jaren negentig, politiek geëngageerd werk in een narratieve duistere stijl in de jaren 2000, de verstilde werken aan het eind van dat decennium, en de laatste vijf jaar is Richter terug bij een mix van deze elementen. Kleurrijk en levendig, maar op een stille achtergrond. En ergens op de grens van abstract en figuratief.
Toch zijn er ook constanten in het werk. Het is expressief, energiek en reflecteert op de wereld om hem heen. Zowel de wereld van de kunst als die daarbuiten. In het vroege werk valt op dat de doeken vooral heel vol zijn. Deze abstracte werken zijn een uitbundige explosie van kleuren en vormen. Binnen het domein van de schilderkunst was de veelheid een reactie op het sobere, esthetische dat destijds de abstracte kunst domineerde. Het adagium was zo weinig mogelijk te doen. Maar waarom eigenlijk, vroeg Richter zich af. Waarom zou er niet heel veel kunnen in een abstract werk? Veel verf, veel kleuren, veel vormen en lagen. Richter vond het radicale van abstracte kunst interessant, maar het had zijn glans verloren en was volgens hem verworden tot een sferische decoratie. Hij ging opnieuw op zoek naar de vrijheid die abstractie ook in zich had en probeerde dat weer tot leven te brengen. Zijn werk uit die tijd is het absolute tegendeel van minimalistische monochromen: expressief, kleurrijk, vol. Maar naast de reactie op de geschiedenis van abstracte kunst was er een andere reden voor die veelheid aan informatie op de doeken, het zegt het ook iets over de tijd waarin het is gemaakt. De jaren negentig, jaren van verandering, de hereniging van Duitsland, het einde van de Koude Oorlog, de opkomst van internet met de enorme hoeveelheid informatie. Iets van de onrust van die periode keert terug op het doek.
Daniel Richter, Gedion, 2002, olie en gemengde techniek op doek, 296x339cm
Verf, vorm, kleur
En zo ging het ook daarna. Richter is een schilder, dus het gaat altijd ook over verf, over vorm en kleur en de keuzes die je daarin maakt. Elk doek op zich is daarin een onderzoek. In een interview vergelijkt Richter het atelier met het brein: een ruimte gevuld met herinneringen, stemmingen, gedachten, muziek; een ruimte waarin je kunt analyseren maar ook kunt dwalen. Wat om hem heen gebeurt keert terug in de sfeer, in de onderwerpen, in de keuze die hij tijdens het schilderen maakt. Zowel het wereldnieuws als het weer of een slecht humeur kan van invloed zijn. En daarnaast de drang te veranderen. Een vaste stijl of methode is Richter een gruwel. Als er teveel gewoonte en routine in het werk sluipt, begint het te jeuken en doemt vanzelf de vraag op: wat kan er nog meer?
Tien jaar na de val van de muur zette Richter een nieuwe stap. Hij had in het abstracte werk alles onderzocht wat hij wilde en bewezen dat hij dit kon. Wilde hij dit nu blijven doen vroeg hij zich af? Het antwoord was nee. Hij ging figuratiever werken, `ook vanuit het verlangen dingen te schilderen die een link hadden naar de realiteit om me heen. `Niet om een lezing over maatschappelijke kwesties, maar om mijn eigen angst, paranoia, onzekerheid vorm te geven.` De schilderijen kregen een meer sociaal politieke toon. Het werd verhalender. En ook grimmiger. Thema`s als onderdrukking, oorlog, macht, angst kwamen voor bij in donkere post-apocalyptische werken. Zijn schilderijen uit het eerste decennium van de 21e eeuw ademen de energie van de stad en van de verwarrende, onzekere periode in Duitsland. Het rauwe van de kraakscene en do it yourself cultuur klinkt erin door. Een wereld waar Richter in Berlijn zelf lange deel van uitmaakte, tot hij als 29e jarige aan de kunstacademie begon. Maar ook de wereld van conflicten met de politie, met extreem rechts, de wereld van botsende tegenculturen. We zien straatscènes met betogingen en graffiti, een leren jas met het opschrift Fuck the Police, vervallen gebouwen, een stuk van de muur. Tegelijk citeert Richter net zo makkelijk uit de kunstgeschiedenis en gebruikt (stijl)fragmenten van Asger Jorn, Willem de Kooning en andere kunstenaars. De titels van zijn schilderijen geven richting aan het kijken: De idealisten (2007), Europa- immer Arger mit den Sogenannten (1999), Das Recht (2001) waarop twee mannen met knuppels een paard slaan. Er is veel strijd, soms ook in abstracte vormen. De doeken zijn groot en levendig geschilderd, stijl en onderwerp vallen samen. Richter oogst er veel succes mee.
Daniel Richter, Army of Traitors, 2011, olieverf op doek, 200x300cm
Gitaarhelden en soldaten In 2009 maakte hij een serie over grenzen. Lege, stille landschappen met een grenspost, neergezet in een rustige realistische stijl. Twee jaar later volgt 10001 Nacht, een reeks beelden die we kennen van persfoto`s uit Afghanistan, met een enkele strijder in een verder leeg landschap. Soms geeft Richter ze een gitaar in handen in plaats van een wapen. Een keuze die vanuit verschillende motieven gemaakt is. Het zien van een parallel tussen gitaar en geweer; hoe je het draagt, de fallische associaties, de valse romantiek van het heldendom zowel in rock en roll als in soldaat zijn. Maar ook waarvan willen we deze mensen bevrijden? Om ze wat te geven? Toegang tot de populaire cultuur? Dergelijke vragen spelen op de achtergrond mee, vertelt Richter in een interview met Vice in 2013. Het begint met een overeenkomst in beeld die hij ziet tussen de reizende muzikant en de soldaat. Dat zet een reeks gedachten in werking die uitmonden in een schilderij. Niet heel bewust met als doel een mening te geven over een situatie, maar zoals alles wat je ziet, denkt en ervaart onbewust invloed heeft op wat je maakt. Vaak herken je dat pas achteraf, als het af is. Zo is het ook voor Richter.
De werken uit 10001 Nacht serie zijn veel soberder in kleur dan voorheen en minder dik in de verf. Desolate, bijna schrale werken waarin hij slechts enkele kleuren gebruikt. De leegte en verlatenheid van het landschap uit zich in de formele aspecten van het schilderij. Maar op een bepaalde manier zijn ze expressiever dan voorheen. Waar in de serie met grensposten kleurvlakken en realisme de boventoon voeren in bijna romantische, rustige beelden, is 10001 nacht expressiever in lijn en unheimischer. Een verandering in thema valt bij Richter vaak samen met een nieuwe stijl. Het schilderen zelf is óók het onderwerp, zowel materiaal en techniek als de grens tussen figuratief en abstract. Een grens die deels fictief is, zegt Richter zelf, want in beide gevallen gaat het altijd om keuzes in vorm en compositie.
Muziek voor orgies
Richter is intussen een succesvol schilder met solo tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Maar hij blijft zichzelf opnieuw uitvinden. Voldoen aan de verwachtingen daar heeft hij niets mee. Hij kiest zijn eigen weg. Na 10001 Nacht wordt zijn werk weer kleurrijker en meer abstract. Opnieuw heeft hij zichzelf aan de routine van een vaste methode onttrokken. Een verandering die hij vaak bewust afdwingt door te kiezen voor ander gereedschap of nieuwe kleuren, om zichzelf zo een nieuwe richting op te duwen. Los van de vertrouwde materialen moet je wel iets nieuws ontwikkelen. Deze keer ruilde Richter zijn penseel om voor een spatel en veranderde het kleurenpalet. Het resultaat is een reeks volkomen nieuwe werken, waarmee hij bij een expositie in Frankfurt in 2015 voor het eerst naar buiten treed. Grote kleurrijke schilderijen met amorfe vormen die in een kluwen over het doek zwermen. En daarnaast meer figuratieve werken, waarin fragmenten van lichamen hetzelfde doen. Aan de abstracte kant is het werk leger dan voorheen, en toch zeer aanwezig in de keuze van kleur en vorm. Bij een sfeervol minimalistisch monochroom komt het nog steeds niet in de buurt. Ook de kleuren zijn daarvoor te tegendraads. Harmonie zoekt hij zeker niet. De meer figuratieve doeken zijn abstracter dan eerder werk en totaal anders van dynamiek. Tegen een rustige achtergrond van twee tinten die elkaar in een horizon halverwege het doek ontmoeten, tuimelen fragmenten van lichamen in heldere kleuren over het doek. Of het een gevecht is of een orgie is niet meteen duidelijk. Al laat een titel als Music for Orgies (2017) weinig te raden over. Fragmenten van lichamen, armen, benen bosten tegen elkaar, gecombineerd met kleurvlakken en abstracte vormen die de muziek van de orgie lijken te willen weergeven. De energie in het werk is terug en danst over het doek. De contouren van de fragmenten zijn aangezet met een enkele lijn in zwart of kleur. De kleuren zijn doorgaans fel, maar onnatuurlijk van tint waardoor ze toch iets alarmerends hebben. Ook de donkere achtergrond op sommige doeken geeft de in principe vrolijke sex activiteit die is afgebeeld een grimmige ondertoon. Geruststellend is het werk van Richter nog altijd niet.
Nieuw werk van Daniel Richter is te zien bij Grimm New York 202 Bowery, New York 12 November-21 December 2019
Alsof je een brede loopgraaf ingaat. Een tijdscapsule. De ervaring van de kerk is compleet anders. Schuttingen en zandzakken omsluiten de pilaren en vormen de ruimte. Het is donker, de ruimte is slechts verlicht door kaarsen. Een houten constructie houdt de matrassen vast die tegen de muur leunen. Vijf kroonluchters zijn van het plafond naar beneden gehaald en rusten op houten stellages. Een prachtig contrast in vorm en materiaal; het in kaarslicht glanzende goud, de krullen van de kandelaars en de robuuste ruwe balken waar ze op rusten. Uit verschillende hoeken klinkt geluid. Oerwoudgeluiden, walvissen, mechanisch geluid, sirenes, auto`s en geweren, beroemde speeches en stilte. Hoewel het nooit echt stil kan zijn zegt Adrian Vilar Rojas, de kunstenaar die deze metamorfose op zijn naam heeft staan. Stilte bestaat niet, het is een door mensen bedacht woord voor de momenten waarop wij (denken) niets (te) horen. Andere wezens horen dan wellicht wel iets.
Adrián Villar Rojas
Adrián Villar Rojas (Argentinie, 1980) is bekend om zijn grote site specific installaties, waarbij hij een ruimte of gebouw met tijdelijke ingrepen totaal naar zijn hand zet. Zijn werk neemt als een parasiet bezit van de ruimte en zal daarna weer verdwijnen. Ook in die zin is het werk een commentaar op de bewaarzucht van de kunstwereld en van de mens in het algemeen. Uiteindelijk blijft er (fysiek) niets van het werk over. Rojas investeert veel. Ook in Amsterdam. Hij verdiepte zich in het omgaan met erfgoed, in de geschiedenis van de kerk, de geografische ligging, in de kerkgemeenschap en in de mensen die er werken. Na jaren van research is de installatie nu voltooid en tot april 2020 te zien. Drie weken lang bouwde hij het het werk op met zijn team en een grote groep vrijwilligers. `s Nachts werkte hij aan de soundscape die door de ruimte klinkt. Sommige geluiden zijn in de kerk opgenomen, de rest komt uit het archief van geluiden dat de kunstenaar tijdens vele reizen verzamelde, van internet, en uit de verzameling van de sounddesigner waarmee hij samenwerkte.
Adrián Villar Rojas – Poems for Earthlings (foto MS)
De tijd staat stil
Niet alleen de buitenwereld valt weg, zoals altijd in een kerk, ook de tijd staat stil. Of liever: is ongrijpbaar geworden. Verschillende dimensies vallen samen. Die van de eerste wereldoorlog met zandzakken en loopgraven. Zandzakken die ook werden gebruikt om erfgoed te beschermen in de oorlog. Belangrijke gebouwen en kunstwerken werden ingepakt om ze te behoeden voor trillingen. In de soundscape komen geluiden voorbij uit alle tijden en werelden. van mens en dier, van deze plek en van het luiden van de kerkklokken. Rojas versterkt het gevoel van vervreemding in tijd door ook het ritme van de klokken en het carillon aan te passen. In plaats van elk half uur slaat de klok tijdens zijn project slechts een keer per uur, het carillon klinkt elke twee uur in plaats van elk uur. De tijd rekt op. Het is volstrekt onduidelijk in welk tijdperk je je bevindt. Er zijn associaties met de oorlog, met donkere middeleeuwen of zelfs met prehistorisch leven. Rojas: “Een kerk is te vergelijken met een grot, een van de buitenwereld afgeschermde plek om te schuilen, waar je rond het vuur bij elkaar zit en verhalen vertelt. Vandaar ook dat er alleen kaarslicht is.” Met het vertellen van verhalen begint de geschiedenis. Informatie en herinneringen doorgeven. Is dat wellicht een betere manier van erfgoed behouden dan de nadruk op het bewaren van materiële dingen?
Adrián Villar Rojas, Poems for Earthlings, 2019 Oude Kerk (foto Jörg Baumann)
Een nieuw perspectief
Rojas heeft de kerk veranderd in een sculptuur van ongekende proporties; waar je als individueel mens slechts een klein figuurtje in bent, dat het geheel niet kan overzien maar er desondanks deel van uitmaakt. Rojas: “De installatie beslaat minder dan de helft van de oppervlakte van de kerk. De wand van zandzakken is ook een barrière, een grens. Daarachter ligt de rest, als een andere wereld die je niet kunt zien en waar je geen toegang toe hebt. Omdat er ook geluid aan die kant klinkt, is die wereld wel voelbaar aanwezig.” Het grote onbekende. Een leegte die zowel aantrekt als dreigend is. Die nieuwsgierig maakt. What lies beyond? Het universum?
De ervaring van de installatie roept duizenden associaties op. Sommige heel individueel, andere universeel of cultureel bepaald. Het werk spreekt op een intuïtieve manier, inderdaad als een gedicht. Rojas grijpt ver terug in de tijd maar ook vooruit. Hij nodigt de mens uit als buitenstaander naar zichzelf te kijken en te onderzoeken waarom zijn cultuur zo object gericht is. Op vasthouden en bewaren. En op zichzelf. Waarom zou je stoppen bij de mens? Of bij deze planeet? Rojas kijkt verder. Op de krant die hij bij de installatie maakte staat het jaartal 2499 en naast leesbare tekst bevat deze ook veel onbegrijpelijke tekens. Voor ons dan. Wellicht kan een andere, buitenaardse beschaving het wel begrijpen. Zo rekt Rojas de wereld op. En nodigt de navelstarende mens met zijn Poems for Earthlings uit tot een ander perspectief.
Poems for Earthlings Adrián Villar Rojas Oude Kerk, Amsterdam 21 november 2019 t/m 26 april 2020 dagelijks geopend 10.00 – 18.00, zondag 13.00 – 17.30 https://oudekerk.nl
Tahon werkt met zijn handen, nog steeds. Zeker met gips is het heel direct. Maar: `Ik denk natuurlijk wel na, anders valt zo`n beeld om. Ik doe niet zomaar wat, moet op de constructie letten.` De laatste jaren werkt hij meer in keramiek, dat proces is iets rationeler, omdat je rekening moet houden met de mal, en de structuur van het beeld dan wat gladder moet zijn. Voor de grotere beelden is sowieso meer voorbereiding nodig. Als die voorbereidingen gedaan zijn probeert hij vanuit een soort trance te werken. Verspreid in het atelier liggen verschillende delen van lichamen, daarmee puzzelt hij een beeld in elkaar en aarzelt daarbij ook niet om ergens een hoofd af te hakken en dit op een ander lichaam te proberen. `Daardoor ontstaat die spanning, want als het te harmonisch wordt is het oersaai.`
Pillar I en Pillar II, 2019 op ART ZUID (foto JW Kaldenbach)
Het onderbewustzijn laten spreken wil niet zeggen onbewust zijn. Het werk is niet naïef. Tahon is een denker die niet alleen zichzelf goed kent maar ook de traditie van de beeldhouwkunst waarin hij in werkt. Iemand die van kennis houdt, maar het loslaat om vanuit emotie te werken. Een denker die zijn gevoel volgt. Iets dat alleen lukt als je jezelf kent, durft te vallen en weet dat je weer op zult staan. Ieder mens zoekt naar het vertrouwen dat dat kan. Soms in religie, in meditatie, in kunst. Ergens daarin schuilt ook de connectie tussen het individu en het universele. Dat je als mens geen incident bent, maar verbonden met de wereld en de geschiedenis. Tahon haakt daarin met zijn werk aan op het collectieve onderbewustzijn dat ook in de theorie van Jung een rol speelt.
Het is niet voor niets dat zijn werk is opgenomen in een tentoonstelling over sjamanisme. Een sjamaan doet hetzelfde: zijn kennis over de lessen van het leven doorgeven door middel van rituelen. Of het is vanuit Jung, de kunstgeschiedenis, yoga of religie, uiteindelijk draait het om leren omgaan met de uitdagingen van het bestaan. Tahon lost het op via zijn beelden. En stuurt, als een sjamaan, zijn beelden de wereld in om zijn ervaring te delen. Er zit geen woede of vergelding in. Pijn wel. Maar ook vreugde en een gevoel van verbondenheid. `Er zitten wel vervelende elementen in die beelden, ze zijn doorboord of er steekt iets uit, maar au fond zijn het goede wezens die ik maak. Het zijn mijn vrienden. Bezielde vrienden. Ze zijn altijd aangenaam voor mij.`
Samenwerking
Via zijn beelden zoekt Tahon ook de verbinding met andere disciplines. Pas als ze af zijn, want in het atelier werkt hij alleen. Die samenwerking verloopt niet via rechte, rationele lijnen. Het draait om gevoel. Dat reikt over de grenzen van tijdperken en disciplines heen. Muziek en poëzie zijn favoriete partners. Een van de eerste samenwerkingen was met schrijver Peter Verhelst, die gedichten bij zijn werk schreef en dat al twintig jaar doet. Helmut Lotti wilde graag een beeld van hem op het podium tijdens een concert. Een redacteur van Zoo magazine zag een link tussen het werk van Tahon en de muziek van de Duitse rockband Rammstein en bracht zanger Till Lindemann in contact met de beeldhouwer. Zij herkenden direct iets in elkaar. Dezelfde drive van werken. Tahon kende Rammstein van de soundtracks van The Matrix, Nymphomania en Lost Highway. ` Films van bijzondere regisseurs. Dat zij allemaal muziek van Rammstein gebruiken, dat zegt iets. Er is iets met die muziek. Het is surreëel en donker, meer de duistere elementen uit het onderbewustzijn en de droomwereld.` Daarnaast bleken zij soms dezelfde titels voor hun werk te gebruiken. Lindemann was direct gefascineerd door de beelden van Tahon en schreef vijf gedichten bij het werk. Er ontstond een mooi contact.
Een andere partner is Sonic Youth gitarist Lee Ranaldo, met wie hij onlangs samenwerkte voor de tentoonstelling Bloedtest in Museum Ghuislain in Gent; samen met het Wild Classical Music Ensemble, een Belgische rockband. Ranaldo deed al eerder een geluidsperformance bij het werk van Tahon. `Hij danste als een sjamaan om het werk heen en schuurde bijvoorbeeld met zijn gitaar langs de beelden, klopte erop, liet de gitaar aan een touw rond het beeld zwaaien. Met het noise effect dat die gitaar dan maakt werd het echt een ritueel.` Verandert het werk daardoor? Tahon denkt van wel. `Ja, sowieso door die ervaring, die dan aan het beeld blijft kleven. Maar ik denk dat we misschien in de toekomst ook zouden kunnen meten dat er op een `energetisch niveau` iets aan het beeld is veranderd.` Alweer een onbenoembaar element.
Johan Tahon in het atelier (foto: Stefaan Temmerman)
Het werk van Tahon is heel sensitief. Ruwe terracotta en glanzend glazuur, gips en keramiek dat zich vrijwel zonder kleur of omhulsel aan de wereld toont. Doorleefd, het heeft wat meegemaakt, maar verstopt zich niet. Matheid, structuur, de hand van de maker en de energie van het proces zijn nog zichtbaar. Kwetsbaarheid en mensen die er misbruik van maken, de littekens op je ziel. Het zit er allemaal in. Maar uiteindelijk gaat Tahon niet in de verdediging, de tere zielen weigeren een harnas aan te trekken. Geknakt, gebroken of doorboord, ze gaan moedig voort om hun innerlijke kracht te delen met de wereld. Heilzaam bijna. Als de beelden af zijn laat Tahon zijn bezielde vrienden los en stuurt ze zelfstandig de wereld in `om die met het goede te bevruchten.` In Munkzwalm en ver daarbuiten.
De lichamen die Tahon maakt hebben geen gelijkenis of verwijzingen naar bestaande personen. Ze zijn zichzelf. Vaak vervormd of samengesteld uit verschillende onderdelen. Gekwelde figuren. De torso staat gedraaid op de benen, er ontbreken delen en soms is een lichaam doorboord met objecten of zitten er gaten in. Een groot hoofd rust op een klein lichaam, een torso op een krukje, lange lichamen zijn gecombineerd met voorwerpen of een beeld kruipt nog half uit zijn mal. Sommige beelden zijn wat expressiever, sommige meer verstild. `De blik in de ogen is belangrijk`, zegt Tahon `er moet een mogelijkheid tot contact zijn, het werk gaat ook over verbinding. En over het zoeken naar antwoorden, naar een houvast in het leven.` Het zijn universele existentiële thema`s. De beelden blijven ook daarom anoniem, niet heel gedefinieerd en geslachtloos, het moet ongrijpbaar blijven. Teveel details en herkenning zou dat in de weg zitten.
Wir Überleben das Licht in Bonnefantenmuseum te Maastricht, 2018 (Foto: Gert Jan van Rooij)
Het onderbewustzijn speelt een belangrijke rol in het werk. Zowel in het maakproces als daarna, het raakt ook het onderbewustzijn van de beschouwer. Aanvankelijk was het beeldhouwen voor Tahon een vorm van zelfonderzoek, onderzoek dat hij ook deed door veel van Carl Gustav Jung te lezen. Hij ontwikkelde een eigen beeldtaal en gaandeweg werd het maken van kunst a way of life. Er kwam een nieuw atelier en zijn vader overleed. De beelden werden groter. Tegenover zo`n groot beeld voelde hij zich bijna kind. Alsof hij zijn voorouders had gemaakt. De continuïteit en tegelijk de eindigheid van het leven werd zichtbaar in het werk. Het staat in een traditie. Die van de beeldhouwkunst, maar ook die van de rituelen, van het mens zijn en het zoeken naar betekenis. Zo zou je de sculpturen ook kunnen zien als voorouders of animistische beelden zoals die in sommige culturen een rol spelen. Als een ritueel object.
In 2018 stonden zijn beelden een jaar lang tussen de middeleeuwse sculpturen in het Bonnefantenmuseum, waar ze zich wonderwel thuisvoelden. Het werk heeft ook religieuze associaties. Dat is niet toevallig, de beeldhouwkunst op zich is daar immers nauw mee verwant. De eerste sculpturen werden meegegeven aan de doden, beelden werden (en worden) vereerd. Ook een van de beelden die deze zomer op Art Zuid staan heeft die kwaliteiten. Als een archaïsche oertotem staat het daar, iets dat aanbeden zou kunnen worden in een verre samenleving. Een witte reus zonder armen. Er groeit een oor uit zijn heup. Waarom? We weten het niet, maar het moest zo zijn. ,We kunnen er woorden aan geven, vorm en techniek analyseren of herleiden waar de inspiratie vandaan komt, maar uiteindelijk staan die beelden daar als een soort wezens in de ruimte,-in dezelfde ruimte als jij-met hun eigen verhaal. Tahon kan zelf ook niet precies zeggen hoe het in zijn werk gaat. Ergens vanuit het onderbewuste ontstaat het werk, heel intuïtief. `Het verbaast mij eigenlijk altijd wat het resultaat is, als ik het beeld te bewust gemaakt heb, is het meestal een slecht beeld. Het is bijna zoals bij de surrealisten: l’écriture automatique of de vrije associatie. Als die systemen aan het werk zijn zonder controle is het fantastisch wat er gemaakt wordt.`
Miles, 2016-2017 (foto: Gert Jan van Rooij)The White Rose, 2018 (foto: Gert Jan van Rooij)
Bezielde vrienden
Johan Tahon maakt grote figuren van gips en keramiek. Meestal zijn ze wit, soms is er een beetje blauw, maar weinig andere kleuren. Kleur zegt hem niet veel. Het zijn menselijke figuren, maar niet heel letterlijk. Het woord ziel past er eigenlijk beter bij. `Er zit niets bovennatuurlijks in. Het is meer te vergelijken met hoe een kind met zijn knuffels omgaat.` Bezielde vrienden zijn het voor hem. Tahon heeft een atelier aan huis, een prachtige ruimte met sheddak een houtkachel en tientallen beelden in verschillende staten van voltooing. Hij doet alles in eigen huis, ook het bakken van de keramische werken. Een paar kilometer verderop heeft hij nog een atelier, waar de grotere werken gemaakt worden.
Het begon allemaal toen hij als vijftienjarige jongen de weekendacademie in Menen bezocht. In de kelder van het academiegebouw bevond zich de beeldhouwafdeling. Tahon raakte erdoor betoverd. Door de mystieke plek, door de beelden die er waren en door hoe respectvol de docent met het materiaal werkte, alsof het iets heel waardevols was. Betoverd ook door hoe natuurlijk het voor hemzelf voelde om met zijn handen iets uit klei te maken. En door de bevestiging van een docent dat het de moeite waard was wat hij deed. Dat mysterieuze gevoel is een rol blijven spelen in zijn werk. Zowel in het ritueel van het maken als in wat de beelden zelf zeggen. Verhalen uit de diepte. Een vorm van therapie bijna. Individuele emoties maar tegelijk universeel menselijk.
Tyna Adebowale, Dandaudu Series, acryl op doek, 2017-2019
Lees het artikel in Tableau magazine, met veel meer beeldmateriaal.
Kunstgeschiedenis als westerse wetenschap
Van Deursen verbaasde zich tijdens haar studie kunstgeschiedenis al over het feit dat deze zich vooral op de westerse beschaving concentreerde en grote delen van de wereld buiten beschouwing liet. Zelf reisde Van Deursen veel door Afrika en ze bezocht dan altijd ook lokale kunstenaars, met name in de steden. Ze besloot het anders te doen en introduceerde een nieuw vak op verschillende kunstacademies: Global Art, met vooral aandacht voor Afrika. En ze nam studenten mee naar Mali, Marokko en Rwanda voor culturele uitwisselingen.
Van Deursen: `Er is een enorme beweging in de afgelopen tien jaar dat de kunstwereld steeds inclusiever wordt, minder eurocentrisch. Er gebeurt heel veel, maar in de westerse wereld hebben veel mensen nog geen clou van hoe het op het Afrikaanse continent is. De steden zijn enorm groot en in sommige opzichten is de samenleving moderner dan hier. Ik merkte dat in Europa een stereotype beeld was van hedendaagse Afrikaanse kunst, dat wilde ik doorbreken. En ik merkte ook dat men in Ethiopië geen idee had van wat er in Mali gebeurde en andersom.` Ze begon de website UrbanAfricans.com, waar ze informatie over kunstenaars verzamelt, met interviews en reportages. Ze organiseert reizen naar Afrikaanse steden en naar de biënnales van Dakar en Kampala en naar Nairobi. Daarnaast maakt ze tentoonstellingen, schrijft en geeft lezingen. Om aandacht te krijgen voor kunst van het Afrikaanse continent en om te proberen de kunstgeschiedenis inclusief te maken. En bovenal om maatschappijkritische kunstenaars een stem te geven en daarmee de wereld te verbeteren.
`Kunstgeschiedenis is een westerse wetenschap`, licht Van Deursen toe, `muziekgeschiedenis bijvoorbeeld kijkt al veel langer buiten Europa, maar het westerse perspectief in de kunst is een hardnekkig concept.` Ook in de meeste Afrikaanse landen wordt vanuit dit perspectief lesgegeven, omdat de academies tijdens de kolonisatie zijn opgericht. Het boek A world history of Art van Honour en Flemming was net als in Nederland de belangrijkste bron, met Picasso en Van Gogh als grote voorbeelden. Slechts enkele docenten keken verder, of liever dichterbij naar de lokale cultuur in eigen land. Het kunstonderwijs is meestal ook traditioneel westers, met veel stillevens en modelstudies. De oudere generatie kunstenaars die nu lesgeeft op de academies werkt in de modernistische traditie. Maar dat zal veranderen. De jonge generatie kunstenaars maakt zich na het verlaten van de academie snel los van de geleerde conventies. Hun werk breekt met de modernistische traditie, het is actueel, eigentijds en heel divers. Het werk is vanzelfsprekend niet onder een noemer te vangen: het Afrikaanse continent is heel groot en telt wel 54 landen. Bovendien reizen veel kunstenaars de hele wereld over voor workshops, beurzen en exposities.
John Kamicha, Last supper, collage, 2014
The global discourse
In de tijd dat Van Deursen actief is op het Afrikaanse continent, is er veel meer aandacht gekomen voor hedendaagse kunst uit Afrika. Het wordt meer gezien en krijgt steeds meer een plek in het discours. Er is een hele grote kunstbeurs in London, 1-54-genoemd naar de 54 landen die het continent telt-die sinds 2013 bestaat en voor de tweede keer een uitbreiding heeft naar New York en naar Marrakesh. Op deze beurs komen galeries uit de hele wereld, inclusief het Afrikaanse continent. Parijs heeft als antwoord op de 1-54 sinds een paar jaar the Also Known As African Art Fair (AKAA), met kunstenaars en galeries uit de hele wereld. Naast deze specifieke beurzen, is hedendaagse kunst uit Afrika steeds meer onderdeel van reguliere beurzen en galeries en langzamerhand ook in musea, wereldwijd.
Belangrijker misschien nog: op het continent zelf is er steeds meer belangstelling en erkenning voor hedendaagse kunst. Daar groeit het aantal galeries, ateliers en biënnales gestaag. De Dak`Art biënnale bestaat al sinds 1990. In Oost Afrika is er sinds vier jaar de Kab, Kampala Art Biennale en dit jaar komt er ook een biënnale in Congo. Ghana is dit jaar voor het eerst aanwezig met een eigen paviljoen op de Biënnale van Venetië. Van Deursen ziet ook een jonge generatie kunstcritici opkomen, dat bestond eigenlijk nog niet. En in New York werd onlangs de Nigeriaanse curator Ugochukwu-Smooth C. Nzewi aangenomen in het MOMA waar hij medeverantwoordelijk wordt voor aankopen, exposities en catalogi.
De middenklasse op het continent zelf begint interesse te tonen en werk te kopen. Voor de kunstenaars wordt het daardoor iets gemakkelijker hun beroep uit te oefenen. Veel kunstenaars, net als de Keniaanse John Kamicha, maken commerciële kunst en meer conceptueel werk. De commerciële kunst is traditioneler en gericht op toeristen, dat wat mensen verwachten van Afrikaanse kunst: mooie plaatjes met Masai, zonsondergang en olifanten. Kamicha maakt het wel, maar op een minder romantische manier, bijvoorbeeld met hyena`s en muggen in plaats van olifanten. Tyna Adebowale gaat goed, haar werk is op Art Rotterdam verkocht aan de beroemde collectioneur, Valeria Napoleone, die alleen vrouwelijke kunstenaars verzamelt. En Ephrem Solomon Tegegn is ook succesvol. In Ethiopië wordt zijn werk niet verkocht, maar hij heeft een galerie in Londen en zijn werk is aangekocht door Saatchi.
Van Deursen: `Hedendaagse Afrikaanse kunst groeit en dat is geweldig om te zien. Mijn werk is klaar als hedendaagse Afrikaanse kunst niet meer als buitenbeentje wordt beschouwd maar gewoon bij de kunsten hoort. Wanneer kunstgeschiedenis inclusief is geworden en de kunstwereld helemaal global en equal!` Uiteindelijk is waar iemand vandaan komt niet waar het om gaat. Sommige curatoren laten alle toelichting weg, zodat je zonder vooroordeel kunt kijken. Maar Van Deursen vindt een beetje toelichting wel prettig. `Vooral op de inhoudelijke thema`s, niet zozeer de persoonlijke achtergrond maar wat iemand inspireert. Waar komen zijn/haar ideeën vandaan. Als je die context kent begrijp je het werk beter.`
Lees het artikel in Tableau magazine, met veel meer beeldmateriaal.
,
Lees het artikel in Tableau magazine, met veel meer beeldmateriaal. Radicaal
Wat Van Deursen in deze kunstenaars bewondert is de drive om door te gaan, om onder soms heel moeilijke omstandigheden kunst te blijven maken en daarmee hun kritiek op de maatschappij uit te dragen. Ze zijn niet bang om aan te vallen, om aannames en conventies in twijfel te trekken. De kunstenaars die nu in opkomst zijn, zijn sterke persoonlijkheden die anders durven zijn, die soms zelfs hun eigen veiligheid riskeren met hun werk. Idealistisch als ze is selecteerde Van Deursen de meest radicale kunstenaars voor de expositie Free Radicals die ze onlangs in CBK Zuidoost in Amsterdam maakte. `Ik denk echt dat als deze kunstenaars een platform krijgen met hun maatschappijkritische boodschap, dat de wereld daar mooier van kan worden.`
Free Radicals, een expositie die ze samen met curator Renske de Jong maakte, liet werk zien van vier kunstenaars uit Nederland en vier uit Afrika. `Omdat we niet de Afrikaanse kunst los willen koppelen van de hedendaagse kunst. Het gaat juist samen`. Allemaal hebben ze een radicale werkwijze en een maatschappijkritische boodschap. Ze reageren op disharmonie en onbalans in de huidige samenleving. Misschien is dat wel meer wat hen bindt dan hun geografische-culturele achtergrond. Zoals bij alle kunstenaars het geval is, reflecteert het werk de context waarin het gemaakt is. Alleen zijn de omstandigheden waarin gewerkt vaak uitzonderlijk. Er is in sommige gevallen onderdrukking en armoede. En vrijheid van meningsuiting is niet overal in Afrika vanzelfsprekend. Dat zie je terug in het werk van deze kunstenaars.
John Kamicha, 100 soldiers series #1, #2, #3 gemengde technieken op krantenpapier, 2014-2018.
Kunst moet vragen stellen
Het werk van John Kamicha uit Kenia bijvoorbeeld, gaat over corruptie en de hypocrisie van Kenianen ten opzichte van religie, prostitutie, sex en criminaliteit. Hij reageert onder andere op de rol van het christendom in Nairobi, dat naar zijn mening teveel wordt opgedrongen. Overal in de stad kom je religieuze teksten tegen. Op straat worden veel posters verkocht, met popsterren maar ook met bijbelteksten. Kamicha heeft uit bestaande posters, nieuwe collages gemaakt met Jezus in de hoofdrol. Hij stelt daarin vragen over hoe Jezus wordt afgebeeld, waarom had hij twaalf mannen om zich heen, was hij gay? Waarom is hij blank en waarom lijkt het alsof hij lipstick op heeft? Na een expositie van zijn werk in Nairobi moest hij onderduiken om aan de boosheid van de christelijke gemeenschap te ontkomen. Zelfs collega kunstenaars vonden dat hij te ver ging; van religie blijf je af. Maar voor Kamicha is vragen stellen juist een van de doelen van kunst. `I want to experiment and do research about what happens in Kenyan society. That’s what art is about for me: questioning things, it`s not about adopting a style. I want to wake people up. Why keep quiet and pretend and act ignorantly?`
In een andere serie werken geeft Kamicha onbekende soldaten die tijdens proxyoorlogen zijn omgekomen een gezicht in een reeks portretten. In de nationale archieven vond Kamicha foto`s van de soldaten en maakt van elk van hen een werk. Hij schildert op krantenpapier, zodat hij ook fragmenten uit de tekst als een commentaar op kan nemen in het werk.
Ephrem Solomon Tegegn, Signature Series & Silence Series, houtsneden met collages en gemengde technieken 2015-2018
De Ethiopische kunstenaar Ephrem Solomon Tegegn gebruikt om dezelfde reden krantenknipsels in zijn werk. Zijn houtsnedes zijn krachtige, donkere portretten, met veel nadruk op verschillende gezichtsuitdrukkingen. Het zijn gewone mensen die hij op straat heeft gezien of ontmoet. Allemaal staan ze centraal in beeld, voor Solomon Tegegn een verwijzing naar het nu, dat is waar het leven zich afspeelt. Niet gisteren of morgen, maar nu. De achtergrond is gevuld met politieke opschriften en fragmenten uit kranten, vaak in een zich herhalend patroon. Het werk is een reactie op de onderdrukking in Ethiopië, waar geen vrijheid van meningsuiting is, al lijkt daar nu onder een nieuw bewind geleidelijk verandering in te komen. Solomon Tegegn had een expositie in London en sprak zich daar scherp uit over het bewind in Ethiopië. Toen hij weer thuiskwam stond de politie op de stoep en werd hij opgepakt. Hij zat een week vast. Daarna is zijn werk minder expliciet geworden. Hij heeft zijn commentaar nu een beetje verstopt, maar je ziet op alle portretten die hij maakt dat de mensen niet blij zijn. Hun blik is vermoeid. Er zitten nog steeds propaganda teksten in, maar dan van een eerder regime.
Stacey Gillian Abe en Tyna Adebowale
Stacey Gillian Abe uit Oeganda worstelt met de verwachtingen die de traditionele samenleving daar van haar heeft. Ze is 28, tijd om te trouwen en een gezin te stichten. Maar zij wil een ander leven, als kunstenaar. Ze wil reizen en met haar werk onderwerpen aansnijden die in de Oegandese samenleving taboe zijn. Moet ze nu kiezen voor de traditie van Oeganda omdat ze anders haar familie kwijtraakt, of haar eigen visie volgen? Het dilemma wordt steeds ingewikkelder omdat ze steeds meer van de wereld heeft gezien. Het verschil tussen haar leven in de internationale kunstwereld en in het leven thuis wordt steeds groter. In haar werk geeft ze commentaar op de positie van de vrouw in Oeganda. De foto’s die ze van haar performances maakt lijken op klassieke figuurstukken, maar zijn confronterend in de beeldtaal. Ze figureert zelf in traditionele kleding en in huiselijke setting, staand naast een stoel die bekleed is met vagina’s in verschillende kleuren en vormen. Gillian Abe: ‘People tend to objectify women in Ugandan society. Men look at us like we are sweets, but we are all unique and different.’
Stacey Gillian Abe, Seat of Honour, 2017, UV Digitale print op Dibond
De positie van de vrouw speelt ook een rol in het werk van Tyna Adebowale, die opgroeide in Nigeria en net een werkperiode aan de Rijksakademie heeft afgerond. Ze maakt grote schilderijen in zwart wit die vaak met een hallucinerend patroon gevuld zijn. Op grote doeken schildert ze met zwarte verf zelfportretten. Een dicht patroon van cirkels, lijnen en driehoeken vult de lichamen op, en soms ook de achtergrond. Vaak beeldt ze zichzelf af met voorwerpen die verwijzen naar betere tijden. Traditioneel was er in Nigeria een matriachale samenleving. Er was een leger dat uit vrouwen bestond, vrouwen konden met elkaar trouwen en er was een plek voor homo`s in de gemeenschap. Onder invloed van het christendom dat door de kolonisatie werd opgedrongen, verdwenen deze rechten. Adebowale`s werk is een commentaar op de anti-gay law, die sinds 2014 in Nigeria van kracht is, op de onderdrukking van vrouwen en andere sociale misstanden. Over een onderscheid tussen zwart en wit wil ze geen uitspraken doen met haar werk, die indeling vindt ze een constructie van onderdrukkers. Het label Afrikaanse kunst is sowieso een discutabel punt zegt Van Deursen. `Veel kunstenaars zeggen: `Ik ben niet contemporary African, ik ben contemporary.` Je zegt toch ook niet contemporary European? Je bent kunstenaar, punt. Het idee van Urban Africans is niet om kunst in een vakje te duwen. Zeker niet. Meer puur om het onder de aandacht te brengen. En om stereotyperend denken over Afrikaanse kunst en over Afrikaanse steden te weerleggen.`
Tyna Adebowale, Dandaudu Series, acryl op doek, 2017-2019