Een goede foto
Een goede foto was, vond zij, geënt op de specifieke eigenschappen van de fotografie zelf en niet op die van de schilderkunst, zoals eerder wel het geval was. Haar oeuvre vormt een bijzonder portret van het moderne leven. Die moderniteit weerspiegelde zich ook in haar persoonlijk leven. Met haar avantgarde en gedurfde karakter leefde ze dertig jaar openlijk samen met kunstcriticus Elizabeth McCausland. Toen ze twintig was verhuisde Berenice Abbott van Springfield (Ohio) naar New York om beeldhouwkunst te gaan studeren. Ze kwam in het rebelse Greenwich Village terecht, een broeinest van avant-gardistische kunstenaars en bohemiens. Samen met veel andere Amerikaanse kunstenaars die gedesillusioneerd waren over het zinloze geweld van de Eerste Wereldoorlog en over de Amerikaanse drooglegging – besloot ze in 1921 haar heil in Europa te zoeken. In Parijs vond ze aansluiting bij de artistieke gemeenschap in Montparnasse.

Abbott vond haar roeping als fotograaf toen ze in 1923 assistent werd in de Parijse studio van de beroemde Amerikaanse fotograaf, dadaïst en surrealist Man Ray. Ze werden al snel rivalen. Toen Peggy Guggenheim zich niet door Man Ray maar door Abbott wilde laten portretteren was de breuk definitief. Met geleend geld van de steenrijke Guggenheim begon ze haar eigen portretbedrijf. Daar in Parijs en later in New York, kreeg ze talloze beroemdheden voor de lens – onder anderen André Gide, Jean Cocteau, Coco Chanel, Isamu Noguchi, James Joyce, Max Ernst, Frank Lloyd Wright, Edward Hopper – en de zogenaamde New Women. Dit waren vrouwen die zich vrij hadden gemaakt van hun afkomst en gender, zoals journaliste Janet Flanner, uitgeefster Jane Heap en schrijfster Sylvia Beach. Ze trokken – net als Abbott zelf – de waarden van de traditionele maatschappij in twijfel en kozen een alternatief leven. Via Man Ray had Abbott Eugène Atget (1857-1927) leren kennen. Decennialang had deze Parijse fotograaf de stad vastgelegd. In zijn onopgesmukte beelden met oog voor schijnbaar onbelangrijke details herkende Abbott direct een visuele en artistieke verwantschap. Na zijn overlijden in 1927 ontfermde Abbott zich over een groot deel van zijn oeuvre, om het vervolgens in Amerika te laten publiceren.
Portretten van modern leven
Terug in New York zag ze een snel veranderende stad, waar vertrouwde buurten plaats moesten maken voor torenhoge wolkenkrabbers. Onvermoeibaar en stoer fotografeerde ze jarenlang het straatbeeld van Manhattan en de stedenbouwkundige transformatie die het onderging. Ze verkende de havens en treinstations en documenteerde Brooklyn en de Bronx, de etalages, de reclame-affiches en uithangborden, de pieren en de bruggen. Changing New York werd haar magnum opus. Het zijn haar mooiste foto`s, met name de uitzichten vanaf de wolkenkrabbers over de onmetelijke stad of de dramatische, zich naar beneden gerichte blik op de minuscule passanten op het trottoir. Na het succes van de late jaren 1930, reisde en fotografeerde ze door heel Amerika voordat ze zich uiteindelijk in Maine vestigde. Ze legde vast hoe het er in het kleinsteedse Amerika aan toe ging: het geborgen dorpsleven, de arbeid van alledag, de kerkgang en het strandvertier. Later voelde Abbott zich aangetrokken tot wetenschappelijk onderzoek. Ze verdiepte zich in de fysica en maakte foto`s van voorbeelden van lichtwerking en magnetisme. Ook deze beelden tonen de twee kanten van Abbotts werk: ze documenteren fysieke verschijnselen (ze zouden later worden gebruikt om studieboeken te illustreren), maar tegelijkertijd ook Abbotts verbeeldingskracht en creativiteit in een verrassend en vaardig gebruik van het licht. Dit najaar is dat te zien in Huis Marseille (in samenwerking met Fundación Mapfre, Madrid) in een overzicht van 200 fraaie voorbeelden.
Berenice Abbott: Portretten van het moderne leven
7 september t/m 1 december
Huis Marseille, Museum voor Fotografie Amsterdam