Dwalen in het paradijs van Monet

Door

Lees meer in Tableau Magazine!

Denk je aan Claude Monet (1840-1926), dan denk je aan weelderige waterlelies. Dat is zijn handelsmerk, daar is hij om geliefd. De schilderijen die hij maakte in zijn eigen utopia in Giverny, worden vandaag de dag voor recordbedragen verkocht. Vorig jaar nog bracht het waterlelieschilderij Nymphéas en fleur meer dan 75 miljoen euro op. Met de tentoonstelling Monet. Tuinen van verbeelding zoomt Kunstmuseum Den Haag-de nieuwe naam van het Gemeentemuseum-in op dit late werk. Het is al ruim dertig jaar geleden dat er een grote Monet-tentoonstelling was in ons land. Best vreemd als je bedenkt hoe vermaard Monet is. Frouke van Dijke, conservator 19e eeuw van Kunstmuseum Den Haag en verantwoordelijk voor de tentoonstelling licht toe: ‘Er zijn over de hele wereld continu tentoonstellingen van Monet, maar in Nederland hebben we niet zo veel Monets. Zelf hebben we er drie, dus als je een tentoonstelling wilt maken, ben je afhankelijk van bruiklenen. Omdat Monet zo populair is, moet je achteraan aansluiten in de rij. Je moet puzzelen om de bruiklenen te krijgen die je wilt, zonder dat die worden ingezet voor een tentoonstelling in Londen of New York. Er is altijd concurrentie.’

 

Claude Monet, waterlelievijver, 1899, olieverf op doek,
88,3 x 93,1 cm, coll. National Gallery, Londen

Dankzij een andere grootheid, Mondriaan, heeft Kunstmuseum Den Haag interessant ‘wisselgeld’. Musée Marmottan Monet in Parijs wil graag een tentoonstelling maken over Mondriaan. En dan kunnen ze niet om het Haags museum heen. ‘Zoals je ons nodig hebt voor Mondriaan, zo heb je Marmottan nodig voor Monet.’ Het vrij kleine museum bij Bois de Boulogne heeft de grootste Monet- collectie ter wereld. In 1966 heeft Michel Monet, de zoon van Claude, een deel van de honderden schilderijen die hij nog had van zijn vader geschonken aan het museum. ‘Ze vonden onze invalshoek om te focussen op het latere werk heel interessant.’

Magnum opus

Monet is 43 jaar als hij zich vestigt in Giverny, even ten westen van Parijs. Hij legt een grote tuin aan, compleet met vijverpartijen en een Japans bruggetje. Vanaf dat moment is deze tuin zijn belangrijkste onderwerp. De eerste Giverny-expositie is een groot succes, maar als Monets vrouw overlijdt, stopt hij met schilderen. Hij krijgt last van zijn ogen en raakt in een depressie. Hij pakt zijn schilderskwast pas weer op in 1914, de Eerste Wereldoorlog is dan net uitgebroken. In bijna volledige afzondering van de buitenwereld-alleen een paar galeriehouders en bevriende kunstenaars komen kijken waar hij mee bezig is-schildert hij waterlelies, op groot formaat. Hij heeft het plan opgevat om een monumentale wandschildering te maken die hij wil schenken aan de stad Parijs. Het moet zijn magnum opus worden: een installatie van acht reusachtige doeken, bestemd voor Musée de l’Orangerie. Een jaar na Monets dood worden in de twee ronde zalen de doeken opgehangen, maar er is dan totaal geen belangstelling voor dit alomvattende kunstwerk. Het is 1927, impressionisme is passé. Het is de tijd van dada en van Mondriaan. Deze installatie van ‘ouderwetse’ kunst wordt volledig genegeerd. Toch gaat het clichéverhaal van een kunstenaar die sterft als een arme kerkrat in dit geval niet op. Als hij zich vestigt in Giverny, begint zijn succes. Hij wordt stinkend rijk met zijn series van de kathedraal van Rouen en de tarwemijten, en sterft als de grootste kunstenaar van Frankrijk, als miljonair.

 

Claude Monet, Waterlelies, ca.1916-1919, olieverf op doek,
150 x 197 cm, coll. Musée Marmottan, Parijs

Abstract expressionisme

Pas in de jaren vijftig ontstaat er waardering voor Monets waterlelies. Die kentering heeft alles te maken met de tijdsgeest. Jonge kunstenaars als Jackson Pollock, Mark Rothko en Elsworth Kelly stormen met veel kabaal de kunstwereld binnen. Deze nieuwe generatie kunstenaars uit Amerika vindt het latere werk van Monet juist heel interessant. Zij zijn bezig met abstractie en het effect van niets dan kleur. Ze vinden zijn werk fantastisch en zo verandert Monet in een voorloper van het abstract expressionisme. ‘Bizar natuurlijk,’ zegt Van Dijke, ‘want Rothko is gekomen waar hij was zonder Monet. Hij had Monet niet nodig. En Monet was zelf helemaal niet bezig met abstractie.’

De jonge kunstenaars vinden Monets late werk fascinerend en protesteren tegen het heersende idee dat Monet niets zou hebben gedaan wat van belang is voor de moderne kunst. Barnett Newman schrijft zelfs boze brieven naar de directeur van het MoMA over het feit dat Monet een plek wordt ontzegd in de kunst. Uiteindelijk gaat het MoMA overstag, in 1955 schaft het museum zijn eerste Monet aan. Wél met het idee dat hij een voorloper is van het abstract expressionisme. Zo plaatsen ze hem in de tijd. Overigens geeft dat de carrière van die jonge kunstenaars ook een boost: zij kunnen nu over hun geheel nieuwe, baanbrekende kunst zeggen: kijk, hier komen wij vandaan. Vanaf dat moment gaat het snel. Als het MoMA de waterlelies heeft gekocht, wil iedereen er een hebben. Drie jaar later is er een grote brand in het MoMA, ook de Waterlelies overleven het niet. De jonge Dan Flavin-nog onbekend, minimal art bestaat nog niet-schrijft een brief waarin hij vraagt om een klein stukje van die verwoeste Monet. Van Dijke: ‘Dat geeft aan hoe er ineens in een jaar of drie, vier een devotie ontstaat voor de late Monet. Die brief van Flavin is overigens ook te zien in onze tentoonstelling.’

Onder de Blauweregen

Als opmaat naar de tentoonstelling heeft Kunstmuseum Den Haag hun Blauweregen (1917-1920) anderhalf jaar geleden van de muur gehaald voor een grondige restauratie. Van Dijke: ‘Als je het schilderij van dichtbij bekijkt, zie je hoe ongelooflijk fascinerend het oppervlak van het doek is. Monet stapelde verf over elkaar, laag over laag over laag, om het er dan weer af te schrapen. Ook haalde hij zoveel mogelijk olie uit de verf, onze restaurator noemt dat ‘uitmageren’. Daardoor krijg je een substantie als een soort krijt. Monet speelde een spel met mat en glans. Hij wilde zijn werken nooit vernissen, want dan zou dat effect weg zijn. Hij was altijd bezig met kleur, die moest zo goed mogelijk bewaard blijven. Bij de oude meesters had hij gezien dat het vernis soms vergeelt, daar was hij als de dood voor en hij gebruikte dan ook heel bewust stabiele pigmenten.’

 

Claude Monet, Blauwe- regen, 1917-1920, olieverf op doek,
150,5 x 200,5 cm, coll Gemeentemuseum Den Haag

Om erachter te komen hoe het schilderij bedoekt is, ging het onder een röntgenapparaat. Gek genoeg was dat nog nooit gebeurd, het hing altijd op zaal. Zo gaat het vaak: hoe beroemder een doek, hoe minder onderzoek. Het is te belangrijk om niet te tonen en te kwetsbaar om te reizen. Groot was de verrassing toen onder de Blauweregen iconische waterlelies zichtbaar werden. Waarschijnlijk heeft Monet dit werk als eerste gemaakt voor de reeks in de Orangerie en het-toen de verf al droog was-overgeschilderd. Als je weet waar je moet kijken, kun je het zelfs met het blote oog zien. Deze ontdekking maakt de publiekslieveling van het museum nóg specialer.

Nog steeds een bron van inspiratie

Monet is ook nu nog een bron van inspiratie voor kunstenaars. Op twintig kilometer van Kunstmuseum Den Haag, verraadt de bijna bedwelmende geur van verse olieverf in het atelier van Hans de Bruijn (1959) dat hier flink geschilderd wordt. Zijn metershoge atelier in Leiden vraagt om metershoge doeken. Die schildert hij zeker, maar eerst laat hij twee schilderijen van bescheidener formaat zien. De man met grote baard en palet in zijn hand, geschilderd in pasteltinten, is onmiskenbaar Monet. Zijn gedaante weerspiegelt in het water. Het is gemaakt naar een foto waar Monet in Giverny voor de waterlelies staat, op zijn tachtigste verjaardag. ‘Ik heb het Doppelgänger genoemd, naar een van de laatste liederen van Franz Schubert’, licht De Bruijn toe. ‘Hij beschrijft daarin hoe een jongen verliefd is op een meisje, maar zij niet op hem. Als hij ’s nachts naar haar huis loopt, denkt hij dat hij haar ziet, maar het blijkt een weerspiegeling te zijn. Monet is daar ook veel mee bezig geweest. De beschouwer hoeft dit verhaal niet te weten, maar voor mijzelf is het wel belangrijk om dit te kunnen maken. Er zijn al heel veel mooie schilderijen gemaakt van druiventrossen, dat hoef ik niet meer te doen. Ik wil echt iets toevoegen aan de kunst, daar ben ik bewust mee bezig, en ook ambitieus in.’

 

 Hans de Bruijn, Waterlelievijver, 2018, olieverf op doek, 210 x 400 cm

 

Geschilderde natuur

De Bruijn is een schilder pur sang, een kunstenaar die zijn opleiding kreeg aan de kunstacademie in Den Haag en de Rijksakademie in Amsterdam. Hij bewondert schilders als Pollock, Rothko en Monet. ‘De waterlelies van Monet zijn bijna abstracte schilderijen, waarbij het vooral om kleur en beleving gaat. Monet is aan zijn ogen geopereerd en in zijn brieven klaagt hij dat hij alles blauw ziet. Dat vond hij jammer. Nu vinden wij dat heel mooi.’

Zoals Monet nooit naar Japan hoefde te gaan om toch geïnspireerd te raken door het het land van de rijzende zon, zo trekt De Bruijn er niet op uit om en plein air te schilderen. Hij schildert de nageschilderde natuur, waarbij hij zich baseert op werk van anderen. ‘Dat geeft me vrijheid, maar ook houvast en een concreetheid om me uit te drukken. Omdat ik mijn inspiratie haal uit de geschilderde natuur noem ik mijn oeuvre ook wel: het landschap van de schilderkunst. Verval, ten onder gaan en weer opnieuw groeien, manifesteert zich heel sterk in de natuur. Dat idee van kringloop – het proces van verval en groei-spreekt me erg aan.’

Bruggetje van Monet

Hoewel hij nooit in Giverny is geweest, eigent De Bruijn zich wel het bruggetje van Monet toe. Hij wijst naar een schilderij van een brug, met weerspiegelend water eronder. De man op de brug is een zelfportret. ‘Als je zo’n Japans bruggetjes schildert, denk je onmiskenbaar aan Monet, dat is een iconisch beeld geworden. Ik gebruik die brug van Monet om het naar onze tijd te halen.’

Hans de Bruijn, De hardnekkigheid van de hoop VI, 2017,
olieverf op doek, 350 x 250 cm

Nog even terug naar die reusachtige doeken. De Bruijn heeft een serie van zeven giganten gemaakt. Het idee daarvoor ontstond toen hij een klein schilderij zag van Caspar David Friedrich, waarop een man en een vrouw naar de maan kijken. ‘Waarschijnlijk zijn het de kunstenaar en zijn vrouw, in de tijd dat ze gingen trouwen. De maan was in de Romantiek het symbool van voorspoed, een ontwortelde boom van het noodlot. Dat citaat heb ik overgenomen, maar bij mij zie je niet wat er gebeurt. Dat laat ik in het midden; het kan goed zijn, het kan slecht zijn.’ In de reeks figureert De Bruijn zelf ook, soms met zijn vrouw. Voor de toeschouwer vindt hij het niet van belang dat hij dat is, voor hemzelf is het dat wel degelijk. ‘Omdat ik weet dat Friederich er zelf ook staat. Ik wil de geschiedenis naar me toe halen, dat is als brandstof voor mij. Zo kan ik de geschiedenis veroveren, door er letterlijk in te gaan staan.’ 

Monet. Tuinen van Verbeelding, Kunstmuseum Den Haag, 12 oktober 2019 t/m 2 februari 2020. www.gemeentemuseum.nl

Hans de Bruijn wordt vertegenwoordigd door Galerie Absoluut Art (met vestigingen in Knokke, Gent en Brussel) en door Galerie de Twee Pauwen in Den Haag. Op zondag 23 februari 2020 opent zijn tentoonstelling Bespiegeling in Galerie de Twee Pauwen. www.hansdebruijn.com

Lees meer ...

David LaChapelle

Maria Magdalena leeft

In de loop der eeuwen veranderde het imago van Maria Magdalena van een verzorgende liefhebbende vrouw in vele andere nuances. Tot de van vandaag levert dat bijzondere kunstwerken op! Te zien in de tentoonstelling Maria Magdalena in Museum Catharijneconvent Utrecht.

Lees verder »