Beeldhouwer of architect? Ivan Cremer is het allebei. Hij studeerde bouwkunde in Delft en Berlijn en zat acht jaar in New York en Los Angeles bij verschillende architectenbureaus. Eind 2017 gaf hij zijn baan als architect op en sindsdien werkt hij afwisselend in Leipzig en Umbrië als beeldhouwer. Cremer is even over in Amsterdam voor Art Zuid. Daar trekt de publiekslieveling veel bekijks met zijn spectaculaire beeldengroep Birth of Apollo.
Wisselende werkplekken en locaties: wat doen die voor je werk? Cremer: ‘Locaties hebben veel invloed op mijn werk. Vooral op het materiaalgebruik. Mijn focus ligt op ruwe, vaak oude bouwmaterialen. Die haal ik uit vervallen gebouwen. Door deze manier van werken komt de locatie in het werk te zitten. Het concept voor Dancers from Oblivion is hierop gebaseerd. Materialen uit ruïnes zijn de stille getuigen van de plek. Ze hebben meer van de geschiedenis gezien dan ik.’
Je zegt dat je experimenteert met hypotheses om je concept te bewijzen. Hoe zit dat? ‘Mijn visie zegt wat het beeld moet worden. Dat probeer ik te creëren. Maar de materialen leiden mij. Ik klamp mij vast aan een visie die in transformatie is. Slechts het concept van een beeld staat vast. Hoe ik daar kom is voor mij een waas. Tussen beginnen met werken en het atelier opruimen zit een periode van hyperfocus. Ik heb niks in mijn hoofd behalve materialen en gereedschap. Boren, bouten, beitels, bijlen, hamers en zagen.’
Je ziet de beelden als een verbinding van de fysieke wereld met de metafysische, kun je dat toelichten? ‘Een beeld moet gemaakt worden door de kunstenaar zelf. Anders mist het alle intrinsieke waarde. Tegenwoordig maken beeldhouwers en ontwerpers een schaalmodelletje. Of erger: een 3D print die dan in het groot wordt gereproduceerd: digitaal. Vaak door mensen zonder enige affiniteit met het object. Vaak raakt de kunstenaar niks aan. Het beeld is dan slechts een uitgewerkt idee. Voor mij is dat wat ontwerpers van kunstenaars scheidt. Kunstenaars brengen hun ziel over in hun werk. Dat kan niet met tussenpersonen.’

Wie zijn je inspiratiebronnen? ‘Eduardo Chillida en Richard Serra: geweldige beeldhouwers. Peter Zumthor: geweldige architect, net als Le Corbusier. De belangrijkste is natuurlijk mijn grootvader, de modernistische architect Karel Sijmons. Al heel jong wilde ik timmerman en beeldhouwer worden, en later architect. In die praktijk heb ik mezelf echter niet kunnen vinden. Zodra het kon heb ik een atelier gehuurd om mijn eigen ideeën uit te werken. Gek genoeg overleed op de dag van de opening van mijn eerste grote publieke beeld de beroemde architect I.M.Pei (102), een groot voorbeeld.’
Is er een wisselwerking tussen architectuur en sculptuur in jouw werk? ‘Op een hele ruwe manier pas ik constructiemethodes toe uit de architectuur. Zoals de verbindingen tussen verschillende elementen en de ruwe bouwmaterialen die ik gebruik. Dat zie je vaker in de bouwkunst dan in de beeldhouwkunst. Ook gebruik ik betonbekistingen afkomstig uit de architectuur.’

Welke magie zit voor jou in het beeldhouwerschap? ‘Die magie zit in het maken van werk dat gebaseerd is op mijn wil om het te maken. In de beeldhouwkunst kan ik mijn vrijheid veiligstellen. Architectuur en beeldhouwkunst hebben alles en niets met elkaar te maken. Architectuur is gebonden aan allerlei wetten en regels. In thema en concept is de volledige vrijheid van beeldhouwkunst prachtig. Natuurwetten, materiaalkennis en conceptueel denken zijn weer grote inspiratiebronnen vanuit de architectuur.’
Word je vertegenwoordigd door een vaste galerie? ‘De laatste jaren ben ik constant aan het werk geweest. Dus ja, er is nu eindelijk ruimte voor een goede galerie. Ik ben heel blij met Galerie Helga Hofman. Zij richt zich vooral op Duitsland en Duitse kunstenaars. Dat is voor mij heel belangrijk omdat daar in het algemeen goed en serieus werk wordt gemaakt.’
Waar ben je momenteel mee bezig? ‘Met beelden op basis van technieken die ik in LA heb toegepast op mijn serie Sculpture XI. Die serie plan ik ergens aan de rand van Berlijn. Inderdaad: verhuizen weer. Ik zoek een atelier, ver weg van de drukte maar dichtbij het centrum van Europa.’
