Categorieën
2020 Stories

Rivaliteit in kunst: Arnault vs Pinault [Deel II]

Handtassen

Arnault is in dat opzicht wat verfijnder, voorzichtiger, strategischer. Terwijl de Pinault Collection wordt geleid door mensen met hoofdzakelijk politieke connecties (na de ex-minister van cultuur Jean-Jacques Aillagon nu Sylvain Fort, de ex-perschef van president Macron), nam Arnault voor Fondation Louis Vuitton kunstprofessionals in dienst onder leiding van de misschien niet sympathieke maar wel zeer competente Suzanne Pagé, die jarenlang de beste museumdirectrice in Parijs was en een museaal aankoopbeleid uitstippelde. Meerdere kunstenaars maakten werk voor het gebouw van Gehry; zo maakte Olafur Eliasson de installatie met spiegels Inside the horizon en Ellsworth Kelly een toneelgordijn voor het auditorium. Onvoorstelbaar om daarna werken uit deze wetenschappelijk opgebouwde collectie weer te gaan verkopen. Maar het doel van Fondation Louis Vuitton is en blijft hoofdzakelijk om reclame te maken voor de naam van het grootste luxe bedrijf ter wereld (156.000 medewerkers). Dat betekent ook, dat de kunstenaars worden geacht om mee te werken aan de reizende tentoonstellingen, die in de Louis Vuitton-winkels in hoofdzakelijk Rusland en Azië plaatsvinden, en ook op bestelling ‘exclusieve handtassen’ te ontwerpen. Na Stephen Sprouse, Takashi Murakami en Yayoi Kusama, presenteerde Jeff Koons in april 2017 een serie ‘Mona Lisa handtassen’ in het Louvre en beweerde dat zijn handtas een net zo een belangrijk kunstwerk was als het schilderij van Leonardo da Vinci – en dus voor een vergelijkbare prijs verkocht mocht worden. Opbrengst van de VIP-avond: meer dan één miljoen dollar volgens insiders (over winsten mag bij Arnault niet gecommuniceerd worden).

Arnault vs Pinault
Jeff Koons’ voor Louis Vuitton ontworpen handtas, 2017 (foto: N808PV, Flickr)

Kunst als merk

En wat is uiteindelijk het resultaat van dit alles voor onze kunstwereld? In de nieuwe showrooms in Parijs wordt eigenlijk maar één soort kunst gepresenteerd: niet de hedendaagse kunstenaars van over de hele wereld waarover we met veel engagement in Tableau berichten (zoals bijvoorbeeld kunst uit Afrika), maar uitsluitend kunst die bankable is. Dat wil zeggen: kunst met een duidelijk stijgende financiële waarde. Hoe groter die waarde, des te groter de officiële esthetische waarde. En zo wordt een simpele banaan met plakband aan de muur van Maurizio Cattelan (in meerdere edities natuurlijk) ineens 120.000 dollar waard. En niemand denkt erover na dat dit precies de marketingboodschap is van de luxe-industrie: je koopt geen handtas maar een kunstwerk, omdat het van een bepaald merk is en met veel tamtam door een bekende kunstenaar werd gelanceerd. Dus betaal je zonder aarzelen 120.000 dollar.

In zijn deze winter verschenen boek De geheime oorlog van de kunstmiljardairs (La guerre secrète des milliardaires de l’art) stelt de journalist Jean-Gabriel Fredet de vraag of Pinault en Arnault de nieuwe Medici zijn. Het antwoord is duidelijk nee: De Medici waren kunstmecenassen, Arnault en Pinault zijn specullectors (een mix van speculators en collectors).

Wolf in kasjmier

Bernard Arnault is een heel ander type dan François Pinault. Zijn medewerkers noemen hem ‘de wolf in kasjmier’. De stoutmoedige durver en uitdager Pinault houdt van voetbal en drinkt om 5.00 uur ‘s ochtends een shot wodka om op gang te komen. Arnault is daarentegen een Einzelgänger, die (niet onverdienstelijk) piano en vooral schaak speelt. Hij laat als strateeg de anderen in de frontlinies lopen, maakt zijn mooie handen niet vuil, drinkt Earl Grey at five o’clock en haalt aan het eind van de dag discreet de buit binnen.
Arnault werd in 1949 in Roubaix bij Lille geboren met een zilveren lepel in de mond als zoon van een vermogende industrieel, die zijn zoon ‘niet één enkele keer op schoot nam’ (aldus Arnault). Het kind werd aan de grootmoeder gegeven, die in dezelfde straat woonde en hem opvoedde met het leidmotief ‘je moet de beste zijn’. Dat werd hij al op de lagere school, op de universiteit, in het zakenleven (net als Pinault bedrijven kopen en verkopen) en toen hij in 2019 de rijkste man ter wereld werd, bekende hij aan de Financial Times: ‘I always liked being number one’. Alsof het vanzelfsprekend is om bij het opsommen van je bankrekeningen bij een bedrag van boven de 100 miljard dollar uit te komen.

Arnault vs PinaultOlafur Elliasson, Inside the horizon, 2014, installatie met spiegels voor de Fondation Louis Vuitton in het Bois de Boulogne. (foto: Iwan Baan / Fondation Louis Vuitton). Klik hier om te horen wat Olafur Elliasson zelf vertelt over zijn zijn werk en samenwerking met de Fondation Louis Vuitton. 

De twee mannen konden het goed met elkaar vinden in de jaren 80 en 90, waarin ze dankzij Franse staatscorruptie met geld van de belastingbetaler meer dan 200 bedrijven in korte tijd op- en verkochten – totdat ze in 1999 plotseling beiden interesse hadden voor hetzelfde bedrijf: Gucci, de grootste handtassenfabrikant ter wereld. Pinault zei in de ochtend nog tegen Arnault met de hand op hart dat hij Gucci nooit zou kopen – en binnen 24 uur had hij in een voor hem typische Blitzkrieg niet alleen Gucci, maar ook Yves Saint- Laurent gekocht. Sindsdien heerst er oorlog tussen de twee rivalen en is het Arnault vs Pinault, ook al werd officieel ‘vrede’ gesloten om het imago van Frankrijk niet te schaden. Mét de persoonlijke bemiddeling van drie staatspresidenten: Jacques Chirac (de ‘beste vriend’ van Pinault), Nicolas Sarkozy (getuige bij het huwelijk van Arnault en omgekeerd) en Emmanuel Macron (de ‘beste vriend’ van Arnault, met een echtgenote, die op alle officiële uitstapjes uitsluitend kleren en handtassen uit het Arnaultimperium draagt).

Oorlog: Arnault vs Pinault

En met het begin van de ‘oorlog Arnault vs Pinault` ontstonden in 1999 de kunstcollecties van de twee ondernemers. Dat was een marketingidee van de invloedrijke opiniemakers, die ook de nieuwe Franse presidenten ‘bedenken’. Een financieel imperium dat is ontstaan door het opkopen van bedrijven, door het ontslaan van personeel en het uitbesteden van arbeid naar hongerloonlanden is per definitie niet sympathiek. Maar kunst en Parijs zijn mooie uithangborden en hedendaagse kunstenaars geven een gevoel van creativiteit en dynamiek. Pinault was weer de eerste: met zijn fijne instinct had hij – die evenals Arnault tot dan toe geen zichtbare interesse voor beeldende kunst had getoond – de opkomende kunsthype zien aankomen. Een jaar voordat hij in 1999 de bouw van een gigantisch ‘museum’ op de Île Seguin aankondigde, kocht hij totaal onverwacht in een Blitz-aktie het grootste veilinghuis ter wereld, Christie’s (voor 900 miljoen dollar). Dat was en is nog steeds zijn strategie: je koopt een veilinghuis en je wordt aandeelhouder van drie belangrijke kunstgaleries in Parijs, Londen en New York. Zo kun je vaak voor alle anderen – en natuurlijk goedkoper dan je concurrenten – kunst kopen, die je in een mooie showroom tentoonstelt voordat je ze weer verkoopt.

Arnault vs Pinault
Damien Hirst, werk uit Treasures from the Wreck of the Unbelievable, in Punta della Dogana en Palazzo Grassi 2017

Arnault wilde in de week erna Sotheby’s kopen, maar was gelukkig voorzichtiger, want beide veilinghuizen zaten toen in een gigantisch fraude-proces, waarvoor de directeuren van Sotheby’s de gevangenis ingingen en Christie’s een boete van 256 miljoen dollar moest betalen. Arnault kocht in plaats daarvan Philipps, veilinghuis nummer drie, en ook nog twee kleinere veilinghuizen in Parijs en Londen. Maar hij verloor er 250 miljoen dollar mee, wat zijn drang om net als Pinault ook met kunst te speculeren kennelijk deed bedaren. Maar natuurlijk niet om met kunst en kunstenaars geld te verdienen.
Pinault doet dit op de meest openbare en soms zelfs brutale manier. Hij houdt van kunstenaars met wie je zaken kunt doen en die net zoals Andy Warhol zeggen ‘good business is the best art’. Hij was in 1985 een van de allereerste verzamelaars van Jeff Koons en werd coproducent van zijn werken, net als van andere kunstenaars die ook niet vies van geld zijn. In 2017 coproduceerde Pinault de tentoonstelling van Damien Hirst in Venetië met ‘schatten’ uit een zogezegd duizend jaar geleden gezonken boot. Iedere schat – van Farao tot Mickey Mouse – in drie genummerde exemplaren. Te zien in de Fondation Pinault in Venetië. Opbrengst: 500 miljoen dollar in amper twee maanden. Met andere tentoonstellingen in het Palazzo Grassi gaat het precies zo, alleen wordt niet over de opbrengst gecommuniceerd. Pinault ‘ontdekt’ kunstenaars, waarvan hij soms 50 tot 100 werken in één klap koopt. Zoals de weinig bekende abstracte Franse schilder Monique Frydman of de jonge half abstracte schilderende Roemeens Adrian Ghenie. Na een tentoonstelling in het Palazzo Grassi (en straks ook in de Bourse du Commerce?) met behoorlijk wat rumour (want Arnault en Pinault bezitten niet alleen de belangrijke opinie- en economische bladen, maar ook quasi alle Franse kunstkranten) wordt de hele collectie binnen zes maanden verkocht. Het liefst bij Christie’s, een heel Pinault-verhaal op zich (zie onze nieuwe column Art & Finance met voorbeelden & getallen).

www.fondationlouisvuitton.fr
www.boursedecommerce.fr

Meer weten? Lees dan ook: Art & Finance: Pinault & Arnault in cijfers door Valerie Reinhold!

Blijf op de hoogte van alle ontwikkelingen op het gebied van kunst en meld je aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!

Deel 1 van `Rivaliteit in kunst: Arnault vs Pinault` gemist? Klik hier!

Categorieën
2020 Kunstmarkt

Art en Finance: Pinault en Arnault in cijfers

Verzamelaar en zakenman 

Pinault, die pas op 30-jarige leeftijd voor het eerst een museum bezocht, verzamelt nu al meer dan 40 jaar. Hoewel zijn eerste aankoop emotioneel was (een schilderij van Serusier dat hem aan zijn grootmoeder deed denken), tekende hij in 1990, voor de acquisitie van Tableau Lozangique van Mondriaan voor $8 miljoen (ruim onder de geschatte verkoopprijs van $11 tot 15 miljoen), zijn eerste wapenfeit.
 

Piet Mondriaan, Tableau Lozangique , 1925

In 2003 droeg de zakenman de leiding van het familiebedrijf, Artemis, over aan zijn zoon. De missie van Artemis (genoemd naar de godin van de jacht) is Believedare actPinault gaat zich aan zijn passie wijden en past het bedrijfsmotto toe op het verzamelen van kunst. Zijn collectie omvat ongeveer 5.000 werken voor een geschatte waarde van €1,4 miljard (10% van zijn fortuin in 2016). Kunst is een onderdeel van zijn vermogen en hij is niet van plan er afstand van te doen door het in een stichting onder te brengen: de collectie wordt beheerd door Pinault Collection SA, opgericht in 1999 en eigendom van Artemis, waarvan de activa in 2017 officieel €900 miljoen bedroegen. Het bedrijf is verantwoordelijk voor het beheer van de verzameling kunstwerken van de Pinault familie en ook voor de ontwikkeling van hun culturele projecten. Verzamelaar maar evengoed ook zakenman, François Pinault aarzelt niet om door te verkopen: hij zou daarmee al meer dan €500 miljoen hebben verdiend. Onder andere met de wederverkoop van de Mondriaan in 2000 voor vermoedelijk vier keer de prijs.  

François Pinault is zich terdege bewust van het intern functioneren van de kunstmarkt. Sinds het verwerven van belangen in galeries zoals Perrotin en vooral sinds zijn aankoop van Christie’s in 1999 voor $900 miljoen, beheert hij ook de distributiekanalen. Hij heeft toegang tot de beste werken tegen onverslaanbare prijzen, ongeëvenaarde toegang tot kopers in combinatie met een indrukwekkend marketingwapen: ‘veilinghuizen weten hoe ze Swarovski-glas kunnen transformeren in ruwe diamant’ dixit Jean-Gabriel Fredet in zijn boek PinaultArnault, de nieuwe Medicis?.

Het buitengewone verhaal van de Salvator Mundi die is toegeschreven aan Leonardo da Vinci illustreert dit treffend. Het feit dat het werk door alle belangrijke Vinci-specialisten beschouwd wordt als een van de veertien kopieën die destijds in het atelier zijn gemaakt, leek hierin geen enkele rol te spelen. In 2017 orkestreerde Christie’s een niet eerder vertoonde marketing campagne voor dit kleine schilderij (45x66cm) met een wereldtournee, een op maat gemaakte video en een geniale inval: door het op te nemen in een veiling van hedendaagse kunst. En Pinault deed meer: met twee partners bood hij een garantie van $100 miljoen aan Rybolovlev, de Russische eigenaar van het schilderij. Als het werk minder dan $100 miljoen opbracht, kochten de drie partners het terug en als het meer opbracht kregen ze 30% van de meerwaarde. Het schilderij werd voor $400 miljoen gekocht door een Saoedische prins: Pinault kreeg ongeveer 10% van het verschil ($33 miljoen) en Christie’s haalde $50,3 miljoen op aan veilingkosten. Niet slecht. Maar er is meer. Diezelfde avond verkocht Pinault ook Sixty Last Suppers van Andy Warhol voor $67 miljoen (in gedeeld bezit met twee verzamelaars en bovendien met een garantie van $50 miljoen van Rybolovlev!). 

 

Andy Warhol, Sixty Last Suppers, 1986.
Andy Warhol, Sixty Last Suppers, 1986.

Pinault won op alle fronten en Christie’s kreeg de hoogste veilingprijs ooit. François Pinault heeft flair en weet risico’s te nemen. Hij staat ook dicht bij kunstenaars zoals Jeff Koons, van wie hij Equilibrium Tank voor slechts $500 al in 1985 verwierf. In 2008, toen de kunstenaar in het slop zat, sponsorde Pinault zijn tentoonstelling in Versailles met €800.000 (op een budget van €1,9 miljoen) en leende zes van de negentien getoonde werken. Is het toeval dat Koons en daarna Murakami, twee van de ster kunstenaars van Pinault in Versailles worden tentoongesteld, terwijl Jean-Jacques Aillagon de directeur is? Deze voormalige minister van Cultuur en directeur van het Centre Pompidou was de culturele adviseur van Artemis in 2004 en de eerste directeur van het Palazzo Grassi in 2006. Hij is nu de algemeen directeur van Pinault Collection SA. Versailles was een succes, met meer dan 250.000 bezoekers. Maar bovendien: Pinault zou drie werken hebben verkocht voor enkele miljoenen, zonder daarbij de andere verkochte werken op te tellen. Sindsdien lopen de zaken gesmeerd voor Koons, voor Pinault… en voor Christie’s. De prijzen stijgen. In tien jaar zijn er dertien werken voor meer dan $10 miljoen verkocht, allemaal via Christie’s. Koons brengt meer dan $334 miljoen exclusief verkoopkosten via dit huis op plus het wereldrecord voor Rabbit ($91 miljoen) in 2019.  

 
Jager  
Er wordt over Pinault gezegd dat hij een jager is: hij aast op jonge talenten, vangt ze en lanceert ze in de stratosfeer: in 2011 kocht hij het complete atelier op van een Roemeense kunstenaar, Adrian Ghenie en exposeerde hem in het Palazzo Grassi (‘The world belongs to you’). Om de werken zes maanden later door te verkopen, uiteraard met een mooie meerwaarde. In 2018 overschrijdt Ghenie de grens van €4 miljoen. Beredeneerd en impulsief tegelijkertijd, weet Pinault hoe hij risico’s moet nemen. Net als bij de productie van de tentoonstelling ‘Treasures from the Wreck of the Unbelievable’ van Damien Hirst. Dit is een ongekend succes (zie ook [link type=”article” id=”386″ target=”_blank” name=”het artikel”] van Waldemar Kamer).  

Wellicht ergerde het succes van Pinault zijn concurrent. Arnault verwierf op zijn beurt veilinghuis Phillips in 1999 voor $121 miljoen vlak nadat Pinault Christie’s overnam. Hij verkocht het twee jaar later met een verlies van $250 miljoen. Als de kunstmarkt hem niet lijkt te willen, wordt hij filantroop. Hij kan nu de positie van Pinault bekritiseren, een kunsthandelaar en voormalige houthandelaar. Arnault kocht zijn eerste werk pas in 2001 (een Monet voor slechts $1,43 miljoen, een ‘goede deal’ zou hij later zeggen. Het werk is intussen ruim $70 miljoen waard). Ook al is kunst niet zijn primaire passie, deze musicus begrijpt het belang van het combineren van kunst en luxe om zijn merken te promoten. Hij aarzelt niet om de kunstenaars in de fantastische showrooms van zijn merken te laten zien, noch om kunstenaars als Koons of Murakami te laten samenwerken bij het ontwerpen van tassen.  

In 2014 opende Arnault de Fondation Louis Vuitton in Parijs. De bouw duurde dertien jaar, de toegegeven kosten waren €850 miljoen, 30 technische patenten werden geregistreerd, de Fondation betaalt een jaarlijkse heffing van €100.000 aan aan de stad en last but not least krijgt Arnault €518 miljoen belastingvoordeel. Dan kan het publiek het Frank Gehry-gebouw bezoeken (entree €16,-), de collectie en de twee jaarlijkse tentoonstellingen bewonderen. Maar wie is eigenlijk de eigenaar van de collectie? De Fondation, Arnault zelf? De bijschriften blijven vaag. Toch zijn de werken in het bezit van Arnault, die ruim 1.500 werken zou bezitten. De Fondation doet in de huidige opzet wel mensen knarsetanden. Desondanks is het een succes met meer dan vijf miljoen bezoekers sinds de opening en een record voor de Shchukin- tentoonstelling (1,4 miljoen, ongekend sinds de tentoonstelling over Toetanchamon in 1967!). 

Genoeg om Pinault te doen verbleken: zijn Venetiaanse musea kregen ongeveer drie miljoen bezoekers sinds 2006, met een entréeprijs van €20,- voor beide musea. Maar Pinault slaat nu hard terug met de Bourse du Commerce. De gemeente koopt het gebouw voor €86 miljoen van de Chambre du Commerce en renoveert de muren en het dak. Pinault zal €100 miljoen voor het interieur van zijn toekomstige museum neertellen en zal een jaarlijkse vergoeding van ongeveer €15 miljoen aan de gemeente betalen. Het museum is berekend op een capaciteit van 1.000 tot 2.500 bezoekers per uur: dat is voldoende voor enkele miljoenen per jaar, zoals het Musée d’Orsay. En uiteraard meer dan de Fondation Louis Vuitton.  

Zijn Pinault en Arnault ‘trendsetters’ of ‘specullectors’? Wie zal het zeggen? Er rest ons niets anders dan te genieten van de fantastische tentoonstellingen in hun musea. Want als de kunstenaars bij Pinault of Arnault exposeren is het sowieso te laat om ze te kopen, zelfs voor wie een hele dikke portemonnee heeft. Een goede deal is niet meer te sluiten!  
 

Categorieën
2020 Stories

Rivaliteit in de kunst: Arnault vs Pinault [deel I]

Arnault vs Pinault
De Fondation Louis Vuitton in het Bois de Boulogne, door architect Frank Gehry. Hier in 2016 beplakt door Daniel Buren (foto: Iwan Baan / Fondation Louis Vuitton)

Volgens een kritisch rapport van het Rekenhof heeft alleen al Louis Vuitton (om maar te zwijgen van de andere bedrijven van Bernard Arnault die eveneneens als ‘donateur’ optraden) 518 miljoen euro van de belastingen afgetrokken voor het ontwerp van het gebouw van Gehry. Dat is 27 keer meer dan de 18 miljoen euro die de Franse staat in 2019 heeft uitgegeven voor het onderhoud van alle 200 monumenten onder zijn beheer, waaronder 86 kathedralen (zie de column Paris Inside in Tableau Magazine). En van de 300 miljoen euro, die beide ondernemers met veel tamtam voor de Notre-Dame hebben beloofd, is nog geen cent overgemaakt, omdat de heren eerst een ‘convention’ willen ondertekenen, waarin zij precies bepalen hoe hun geld wordt besteed en hoe daarover wordt gecommuniceerd. De Canard Enchainé schreef niet zonder humor met kerst: ‘De grote vraag bij de wederopbouw van de Notre-Dame is welk logo onder de meest gefotografeerde glas-in-lood-vensters ter wereld zal staan: Gucci of Louis Vuitton?’ Dus net als voor de deze winter onthulde grote bos tulpen van Jeff Koons in Parijs (klik hier voor het artikel over deze onthulling) voelt deze vorm van kunstmecenaat aan als een sigaar uit eigen doos.

De houthandelaar

De kunstcollecties van Arnault en Pinault lijken op deze niet alledaagse mannen zelf: François Pinault is de oudste, de stoutmoedige, de durver, de uitdager. In Parijs wordt hij ‘de houthandelaar’ genoemd. Dat zei hij zelf nog enkele maanden geleden op een van de vele persconferenties ter aankondiging van de opening van de Bourse du Commerce: ‘zonder de kunst zou ik een kleine houthandelaar gebleven zijn’. Pinault heet ‘kleine boom’ in het Bretoens, de enige taal die gesproken werd in de familie van houtzagers in de buurt van het dorpje Trévérien, waar Pinault in 1936 is geboren. Frans leerde hij pas op school en op het internaat in Rennes, waar hij zich verschrikkelijk schaamde wanneer zijn moeder hem één keer per maand kwam bezoeken, als een eenvoudige vrouw helemaal in het zwart gekleed, met een mand vol eten voor haar zoon. Uit deze vernedering door zijn klasgenoten ontstond de drijfveer die Pinault met 83 jaar nog steeds een Napoleon-achtige energie geeft: hij zal het die rijke-lui-jongens wel eens bewijzen. Hij verliet school op z’n zestiende en heeft zijn hele leven slechts één enkel diploma behaald: het rijbewijs dat hij als houthandelaar broodnodig had. Hij had geen geld, geen enkele opleiding in de zakenwereld, maar een zeer fijn instinct voor de zwakke plekken van de vijand en een niet aflatend plezier om de meest gevestigde tegenstanders ten val te brengen. Binnen de kortste keren had Pinault al zijn concurrenten eerst in een faillissement gedreven en daarna opgekocht; wat hem de mogelijkheid gaf om met een monopolie fors te gaan sjoemelen met de werkelijke lengte van de houtbalken die hij verkocht. Tijdens de oliecrisis van 1974 verkocht hij al zijn houtbedrijven in één keer en zette al het geld op suikerbieten, waarmee hij in één klap het toen astronomisch bedrag van 100 miljoen francs verdiende. Zo werd hij specialist in het opkopen van bedrijven in moeilijkheden die hij enkele jaren later weer met grote winst verkocht, zoals het grootste papierbedrijf van Frankrijk, La Chapelle-Darblay, in 1987 voor 300 miljoen francs gekocht (met een lening van een staatsbank) en drie jaar later al voor 1,4 miljard francs weer verkocht (nadat de Franse staat er 2,3 miljard francs had ingestopt). En zonder dat hij daar kennelijk veel over had nagedacht, kocht hij in 1991 de warenhuizen Conforama en Le Printemps van Bernard Arnault, die toen voor de eerste keer zaken deed met de ‘houthandelaar’ en die enkele jaren later zijn grootste tegenspeler zou worden.

Arnault vs Pinault
De Fondation Louis Vuitton in het Bois de Boulogne,
door architect Frank Gehry bedacht als ‘een zeilboot’
hier in 2016 beplakt door Daniel Buren).
Foto: Iwan Baan / Fondation Louis Vuitton

Benieuwd naar de rest van `Rivalitiet in de kunst: Arnault vs Pinault` ? Houd onze website in de gaten voor deel 2 van dit artikel of lees het hele artikel in Tableau Magazine! Blijf op de hoogte van alle ontwikkelingen op het gebied van kunst en meld je aan voor onze nieuwsbrief.

Meer weten? Lees dan ook: Art & Finance: Pinault & Arnault in cijfers door Valerie Reinhold!

,

De communicatie liep perfect: de afgelopen maanden verschenen er verschillende lovende artikelen over de opening van de nieuwe ‘Bourse du Commerce – Pinault Collection’, terwijl ook nu nog niemand weet wat er eigenlijk tentoongesteld zal worden. De inventaris en het tentoonstellingsbeleid van de meer dan 5.000 kunstwerken tellende collectie van Pinault is top secret en hetzelfde geldt voor de 1.500 kunstwerken van Bernard Arnault. Waarover wel steeds uitbundig wordt gecommuniceerd: de prachtige showrooms die voor deze twee collecties werden gebouwd. Tadao Ando betrad als eerste het toneel toen hij in 1999 van Pinault de prestigieuze opdracht kreeg een ‘museum’ te ontwerpen van 40.000 m2 op de Île Seguin in Parijs (groter dan het Centre Pompidou). De opening werd voor 2005 aangekondigd, maar toen er in 2004 nog steeds geen bouwvergunning was, vertrok Pinault woedend naar Venetië, waar hij nu zijn kunstcollectie in het Palazzo Grassi tentoonstelt en sinds 2009 ook in de Punta Della Dogana (beiden door Ando hiertoe verbouwd). En nu mag Ando het derde historische gebouw voor 100 miljoen euro in een showroom voor de Pinaultcollectie veranderen. De opening stond gepland voor medio juni 2020, maar is nu wegens de omstandigheden omtrent het Coronavirus uitgesteld.

Arnault vs Pinault
De eerste schets voor de Bourse du Commerce door Tadao Ando
© Tadao Ando Architect & Associates

De architect van Bernard Arnault is Frank Gehry, de bedenker van het in 1997 spraakmakende Guggenheim Museum in Bilbao. Arnault wilde kort daarna hetzelfde in Parijs, ‘alleen tien keer beter!’ – het kon zoveel kosten als Gehry maar wilde. Het duurde dertien jaar tot de Fondation Louis Vuitton in het Bois de Boulogne opende en alle museumarchitectuur-records ter wereld brak: de 3.600 ruiten van de ‘zwevende zeilboot’ moesten in een speciaal voor hen ontworpen oven in Italië geblazen worden en elk van de 19.702 witte tegels moest een eigen nummer krijgen. Je kon het zo gek niet bedenken – het werd speciaal voor Gehry en Arnault gemaakt. De eindafrekening was vele jaren top secret tot ze via het Rekenhof bekend werd: één miljard euro, meer dan voor welk ander museum ter wereld. En de unieke tentoonstelling in 2016 met 130 werken uit de collectie van Sergei Ivanovitch Chtchoukine (ook geschreven als Shchukin of Schtschukin) – sinds 1948 verdeeld tussen de Hermitage in Sint-Petersburg en het Poesjkinmuseum in Moskou, die dankzij de goede contacten van Arnault met Vladimir Poetin voor het eerst weer samengebracht werd – was niet alleen een van de meest bezochte tentoonstellingen ooit in Frankrijk, maar met een prijskaartje van €25 miljoen ook de duurste.

Arnault vs Pinault: strategische communicatie

Dus alleen maar superlatieven wanneer het over de kunstactiviteiten van Arnault vs Pinault gaat dankzij een buitengewoon slimme communicatiepolitiek. Iedereen trapt erin en wij moeten toegeven dat wijzelf en Tableau er ook enkele keren flink ingetuind zijn. Want wat schreven wij twintig jaar geleden en lees je nu nog overal in alle kranten: de ‘kunststichtingen (‘fondations’) van Arnault en Pinault’. Maar – opgelet! – noch de Fondation Louis Vuitton noch de Bourse du Commerce – Pinault Collection is een kunststichting. Ze zijn slechts de juridische (ver)bouwer en uitbater van een gebouw dat officieel van de stad Parijs is of binnen 30 tot 50 jaar aan de stad zal toebehoren. Meer niet. En dit is precies de, destijds goed verborgen reden, waarom Pinault in 1999-2004 geen bouwvergunning op de Île Seguin kon krijgen: omdat hij weigerde zijn collectie in een stichting onder te brengen, zoals bijvoorbeeld de Frick Collection in New York of de Wallace Collection in Londen. Daar gaven de donateurs een kunstcollectie, een hiervoor ontworpen gebouw én een forse geldsom om een permanent museum te realiseren. Arnault en Pinault zorgen slechts voor het gebouw, waarin hún collectie tijdelijk wordt tentoongesteld zonder dat er sprake van een donatie is. De collectie blijft 100% in hun privé-bezit en ‘geheim’. Zo kan de pers uitbundig speculeren over verborgen meesterwerken en kunnen die gemakkelijk verkocht worden, zoals recentelijk een doek van Rauschenberg aan het MoMA voor 40 miljoen dollar (enkele jaren voordien voor vier miljoen aangekocht). In 2017 werd er officieel voor 81 miljoen euro ingekocht, voor dertien miljoen verkocht en kon 19 miljoen euro van de belasting afgetrokken worden. Want dankzij een typisch Franse belastingconstructie betaalt de belastingbetaler feitelijk ongeveer 80% van alles wat Arnault en Pinault voor de promotie van hun kunstcollectie uitgeven. Volgens een kritisch rapport van het Rekenhof heeft alleen al Louis Vuitton (om maar te zwijgen van de andere bedrijven van Bernard Arnault die eveneneens als ‘donateur’ optraden) 518 miljoen euro van de belastingen afgetrokken voor het ontwerp van het gebouw van Gehry. Dat is 27 keer meer dan de 18 miljoen euro die de Franse staat in 2019 heeft uitgegeven voor het onderhoud van alle 200 monumenten onder zijn beheer, waaronder 86 kathedralen (zie de column Paris Inside in de februari editie van Tableau). En van de 300 miljoen euro, die beide ondernemers met veel tamtam voor de Notre-Dame hebben beloofd, is nog geen cent overgemaakt, omdat de heren eerst een ‘convention’ willen ondertekenen, waarin zij precies bepalen hoe hun geld wordt besteed en hoe daarover wordt gecommuniceerd. De Canard Enchainé schreef niet zonder humor met kerst: ‘De grote vraag bij de wederopbouw van de Notre-Dame is welk logo onder de meest gefotografeerde glas-in-lood-vensters ter wereld zal staan: Gucci of Louis Vuitton?’ Dus net als voor de deze winter onthulde grote bos tulpen van Jeff Koons in Parijs ([link type=”article” id=”329″ target=”_blank” name=”klik hier”] voor het artikel van Vera Ros over de onthulling van dit werk) voelt deze vorm van kunstmecenaat aan als een sigaar uit eigen doos.

Arnault vs Pinault
Midden in de oude ‘markthal’ een ronde kubus uit beton: maquette van Tadao Ando
(foto: Luc Castel )

Lees `Rivaliteit in de kunst: Arnault vs Pinault` verder op de volgende pagina!

Categorieën
2020 Columns

Het verhaal achter de brand in de Notre-Dame

In 2019 verwoestte een brand de Notre-Dame in Parijs. Wat was de oorzaak? Wat speelde zich af in de kathedraal voor en tijdens de brand van 13/14 april 2019?

Het antwoord heeft U waarschijnlijk niet in de krant gelezen en zeker niet in een Franse. Ik kan 99% van de Franse pers en het merendeel van de wereldpers – voor zover ik die gezien heb – namenlijk een rode kaart geven voor slechte journalistiek. Wat kregen we voorgeschoteld: emotie, het gevoel een ‘wereldramp’ live mee te beleven – maar geen objectieve informatie met harde feiten. Op de Franse televisie werden alle programma’s stilgelegd, zodat iedereen die graag op tv komt live kon vertellen hoe hij of zij zich hierover voelde. Slechts één (op minstens 40) had verstand van zaken: Alexandre Gady, architectuur-professor aan de Sorbonne. Hij begon met een opsomming van welke monumenten in Frankrijk (ook kerken en kathedralen) in de afgelopen jaren allemaal in brand stonden. Maar voordat hij op de achtergronden kon ingaan, werd hij al na amper twee minuten onderbroken, zodat we de politici voor de brandende kathedraal konden zien arriveren. Emmanuel Macron maakte bekend dat de Notre-Dame in vijf jaar weer opgebouwd zou worden (voor de Olympische Spelen van 2024), wat politiek een slimme zet was: want vanaf die minuut ging en gaat de hele discussie over de wederopbouw – en niet over de oorzaak van de brand…

 

brand in de Notre-Dame
De brand in de Notre-Dame op 15 april 2019 (foto: wikipedia LeLais-ser
PasserA38)

Bezuinigingen

De werkelijke oorzaak van de brand in de Notre-Dame is niet mediageniek: het gaat om bezuinigen, uitbesteden (om nog meer te bezuinigen) en de specifieke situatie van de kerken in Frankrijk. Sinds de scheiding van staat en kerk in 1901 behoren de Franse kerken aan de steden en dorpen en de kathedralen aan de staat, die via het ministerie van cultuur voor hun onderhoud en uitbating (het betalend bezoek van de torens) verantwoordelijk is. Sinds 1994 daalt de jaarlijkse subsidie voor het ‘patrimoine’ en stijgt die van het ‘spectacle vivant’, want levende kunstenaars zijn kiezers en oude monumenten niet.

In 2019 heeft de Franse staat precies 18,82 miljoen euro uitgegeven voor het onderhoud van de 200 monumenten onder zijn beheer, waaronder 86 kathedralen. Voor restauratie van de 14.100 nationale monumenten was er in 2019 slechts 71,8 miljoen euro. Dus ook geen geld voor de broodnodige restauratie van het lekkende dak van de Notre-Dame, de kapotte ‘chemin de ronde’ etc. totale kosten ongeveer €60 miljoen, waarvoor noch de staat noch de stad Parijs wilde opkomen. De kerk werd gevraagd zelf sponsoren te zoeken en de eind 2018 begonnen restauratiewerken werden voor 100% betaald door de ‘American friends of the Notre-Dame’. Dat staat in geen enkele Franse krant, want dat is gênante informatie.
Veel gênanter nog is het feit, dat zich in de Notre-Dame – in tegenstelling tot het Louvre of het kasteel van Versailles – geen permanente brandweerbrigade bevond. Die was wegbezuinigd in de meest bezochte kerk ter wereld (13 à 14 miljoen bezoekers per jaar!).

Aanslag

Op brandgevaar in de Notre-Dame werd al sinds jaren door de ‘Comission nationale du patrimoine’ en de zeer actieve ‘Association Sites et monuments’ geattendeerd. Vooral sinds de islamitische aanslagen van 2015/16, waarvan de meeste van de 187 min of meer doodgezwegen worden, zoals het mislukte aanslag op de Notre-Dame met gasbommen van 4 september 2016, waarvoor vier dames op 14 oktober 2019 tot 20 en 30 jaar gevangenis werden veroordeeld. In deze context heeft het CNRS in 2016 een rapport gevraagd aan ingenieur Paolo Vannucci met de vraag, welke monumenten in Parijs een bijzonder gevaar lopen voor mogelijke aanslagen. Notre-Dame was nummer één op de lijst, met een duidelijke verwijzing naar de makkelijk ontvlambare dakstoel in hout. Maar het rapport werd door niemand gelezen, omdat het in een lade van de premier verdween als ‘secret défense’. Top secret, want het zou terroristen op een idee kunnen brengen.

De letterlijk ‘rode draad’ door al deze rapporten is de verouderde elektriciteitsleiding in bijna alle Franse kerken (in de Madeleine in Parijs dateert deze uit 1920!), die voor vele branden zorgt. Wist u dat de Notre-Dame de achttiende kerk in Frankrijk was, waar in minder dan zes maanden vuur is uit-gebroken? Dat heeft op de avond van de brand en ook daarna geen enkele Franse krant willen schrijven. En natuurlijk ook niet dat er geen permanent brandweerkorps was. De bewuste elektriciteitsleiding, die met 99% zekerheid voor de brand heeft gezorgd, werd in 2006 buiten alle regels om door de kerk geïnstalleerd voor de drie kleine bellen in de vieringtoren, die tijdens de mis luiden. In 2012 werd er nog een ‘provisorisch andere leiding’ naast gelegd, die na een jaar weer verwijderd zou worden. Maar dat is nooit gebeurd en werd door de verschillende inspecties van het beroemde werelderfgoed van de Unesco niet opgemerkt. Deze leiding werd waarschijnlijk beschadigd, toen tijdens de restauratiewerken een week voor de brand in de Notre-Dame de zestien sculpturen op het dak voor restauratie werden afgemonteerd. En ze ontvlamde hoogstwaarschijnlijk om 18.04 uur met het (elektrische) luiden van de bel in de vieringtoren.

Alarm

Wat daarna gebeurde is bijna te ongelofelijk om waar te zijn. Door de bezuinigingsmaatregelen was er dus geen permanent brandweerkorps dat regelmatig rondes loopt, maar een elektronische beveiliging die in 2012 was geïnstalleerd. In het contract van het ministerie van cultuur stond vermeld: ‘twee personen die 24 uur per dag aanwezig zijn’. Maar het bedrijf dat de opdracht voor het brandbeveiligingscontract won (het goedkoopste), zit in de Provence, in de buurt van Valence. Omdat het geen filiaal in Parijs heeft, werd het contract uitbesteed aan een kleiner bedrijf in Parijs (minus een commissie natuurlijk). Zo werden twee personen één persoon en 24 uur alleen nog van 8 tot 23 uur. Dus ’s nachts was er helemaal geen brandbeveiliging! En overdag was er één persoon die in het presbyterium (een gebouw naast de kerk) achter een bord met brandmelders zat. De eerste mensen met die dienst, schreven al in 2014 boze brieven naar de directie met de vraag: ‘wat gebeurt er wanneer er brand uitbreekt als ik op de wc ben?’ Antwoord: de kritische werknemers werden ontslagen en vervangen door goedkopere jeugdbanen.
Op maandag 13 april 2019 – het begin van de drukke paasweek – zat er een jonge student, die nog nooit in de brandbeveiliging had gewerkt en hierovoor ook geen opleiding had gekregen. Het was zijn derde werkdag en hij had geen idee van hoe de gecompliceerde kathedraal in elkaar zit. Toen de brandmelder om 18.16 uur ging (en niet 18.20 uur zoals overal geschreven) zat hij in de kelder met een sandwich – begrijpelijk, hij was al om 7.30 uur ’s ochtens verschenen en moest tot 23.00 uur blijven. Niemand kan van hem verwachten, dat hij dan permanent voor de brandmelder zit. Hij had twee minuten nodig om uit de kelder te komen en maakte toen een kapitale fout. Hij las op de brandmelder ‘combles–nef–sacristie’ en gaf aan de sacristein door: ‘brandalarm in de dakstoel van de sacristie’ (een bijgebouw van de kerk). De sacristein liep daar de trap op en zag niets onder het dak. In de sacristie bevond zich een identieke brandmelder met precies dezelfde tekst. Maar ook hier begreep niemand, dat het om brand in de dakstoel (combles) van het hoofdschip (nef ) ging, op de hoogte van de sacristie. Om 18.21 uur ging het automatische brandalarm en werd de lopende mis onderbroken. Maar de sacristein kwam met het nieuws dat het vals alarm was en de mis ging weer door. Om 18.30 begonnen de brandsirenes automatisch te loeien en kwam door de luidsprekers een bericht in vele talen om de kerk zo vlug mogelijk te evacueren. Tegelijk zweefden kleine stukjes zwart roet (van de al brandende dakstoel) neer op de gelovigen in de kerk. Maar nog steeds werd er geen brandweer gebeld. De sacristein ging onder het dak kijken en had daar twintig minuten voor nodig voordat hij om 18.51 uur de brandweer belde. Indien er een brandweerbrigade in de kathedraal was geweest, had deze waarschijnlijk tussen 18.04 en 18.51 uur de brand kunnen blussen, want de eikenbalken uit de 13e eeuw, die maandenlang in water hebben gelegen voordat ze naar de Notre-Dame werden gebracht, zijn bewust moeilijk ontvlambaar.

brand in de Notre-Dame
Blik op het interieur van de Notre-Dame na de brand van 15 op 16 april 2019

Tekortschieten

Bij de brandweer ging ook veel mis. Toen ze om 19.00 uur arriveerden en water naar het dak wilden schieten, bleek dat de hiervoor aangebrachte ‘colonnes sèches’ veel te klein waren. Er ging maar 200 tot 500 liter water door per minuut, terwijl het tienvoudige nodig was. Er moesten dus pompboten besteld worden en ook grote ladders, omdat de brandweer van Parijs de hoge ladders ‘die we toch nooit gebruiken’ had weggegeven en de enige twee ladders van meer dan 30 meter zich in de Yvelines bevonden. Toen het water en de ladders eindelijk beschikbaar waren, maakte de brandweercommandant bekend dat het dak niet meer te redden was. Om 19.56 uur was ‘live’ op televisie te zien hoe de brandende vieringtoren (in het Frans ietwat poëtischer ‘la flèche’, de pijl) door het dak de kathedraal instortte. Kort daarna werd een deel van de île de la Cité ontruimd, omdat de minister van Binnenlandse Zaken meldde dat de 69 meter hoge Noordertoren van de Notre-Dame misschien zou kunnen instorten en de hele kathedraal in zijn val zou kunnen meenemen. Het is gelukkig niet gebeurd, omdat twintig brandweermannen met gevaar voor eigen leven in de brandende toren zijn geklommen om het vuur te blussen. Het was verschrikkelijk om te zien: de brandende kathedraal die door 400 brandweermannen de hele nacht met tonnen water werd bespoten – zonder de vlammen te kunnen bereiken. Want het vuur zat in de 1.300 eiken balken, die bij een temperatuur van 800° in de as gingen totdat de 1.326 dakpannen bij temperaturen van 1.750° in gele lood-rook opgingen (bijna 210 ton lood is verdampt!). Pas de volgende ochtend om 9.40 uur was de brand helemaal geblust.

Fake news

En wat stond de volgende dag al op de voorpagina van Le Monde (en vele andere kranten)? Niet ‘hoe kon dit allemaal gebeuren?’ maar de meest ongelofelijke verhalen over ‘menselijke fouten’ waarop de regering haar eigen verantwoording wilde/wil afschuiven. ‘Menselijke fouten’ van de arbeiders op het dak, die sigaretten gerookt zouden hebben (terwijl één uur voor de brand de laatste van hen het dak had verlaten en ik vraag me af hoe een sigarettenpeuk had kunnen overleven bij temperaturen boven de 1000°). Of een defecte elektrische kabel van de lift van de restauratiewerken – terwijl deze lift zich buiten de kerk en ver van de brandhaard bevond. Maar een jaar later lees je dit nog overal. De diepere reden is dat er geen brandverzekering voor de Notre-Dame bestaat, omdat de Franse staat sinds 1889 zijn eigen verzekeraar is en de betrokken bedrijven wel verzekerd zijn (en men die wil laten betalen). Om maar te zwijgen van de infame bewering dat illegale migranten het vuur hadden aangestoken. Dit fake news kwam via het internet uit Rusland, van waar Vladimir Poetin heel officieel het extreemrechtse Front National van Marine Le Pen steunt, met o.a. ‘informatiecampagnes’, waarvoor hij twee miljard dollar per jaar uitgeeft… Dat belet de internationale pers niet om dit zonder nadenken en context te publiceren en zelfs Franse parlementariërs niet om hierover een debat in het parlement aan te vragen – en niet over de vraag, waarom er in zes maanden bij zoveel kerken brand uitbrak. Het toppunt was wat bovenaan de Franse krantenkoppen stond op de dag na de brand: ‘Wie betaalt meer voor de wederopbouw: Arnault of Pinault?’ Terwijl geen van de twee heren tot nu toe één cent heeft overgemaakt…*

* Meer weten over de rivaliteit tussen de Franse miljardairs Bernhard Arnault en François Pinault? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief en houd onze website in de gaten!

Over de auteur
Waldemar Kamer studeerde kunstgeschiedenis aan de Sorbonne en schrijft sindsdien over kunst en cultuur in Parijs voor verschillende media in diverse landen en talen, al sinds 1991 voor Tableau. Hij organiseert conferenties en concerten voor Franse musea, waarin hij bruggen slaat tussen culturen en kunst-vormen, vooral tussen beeldende kunst en muziek, zijn andere grote passie. In 2019 verscheen zijn boek Achter de façades van Parijs – ontmoetingen met bijzondere mensen. www.wkamer.fr