Op PAN Amsterdam presenteert BorzoGallery in nauwe samenwerking met The Mayor Gallery uit Londen een zorgvuldig gecureerde tentoonstelling van drie markante kunstenaars uit de Popart periode die kunstzinnig veel gemeen hebben, maar ook met elkaar verbonden zijn door hun verblijf in het fameuze New Yorkse Chelsea Hotel.
In 1968 exposeert Jan Henderikse (Delft, 1937) een serie van zijn muntenreliëfs op het dak van het New Yorkse Chelsea Hotel. Hij woont dan al enige jaren als ‘resident’ in dat fameuze gebouw in 23nd Street, een artistieke broedplaats van progressieve kunstenaars, schrijvers, componisten, acteurs en musici. Als klusjesman, conciërge en huisschilder betaalt hij deels de huur. Met de beheerder van het gebouw heeft hij een deal gesloten om alle badkamers in het hotel te schilderen. Hij komt in die hoedanigheid over de vloer bij Bob Dylan, Janis Joplin, Leonard Cohen, John Cage, Jimi Hendrix, Jan Cremer en talloze andere artiesten. De Nieuw Zeelander Billy Apple (Auckland, 1935-2021) vestigt zich in 1965 in New York en ook hij neemt zijn intrek in het Chelsea Hotel.
In de jaren daarvoor beweegt Billy Apple zich in de Londense popart scene en is bevriend met David Hockney. In zijn New Yorkse atelier in 23nd Street, ‘just one block’ van het Chelsea Hotel werkt hij dat jaar aan een tentoonstelling in de vermaarde Popart gallery van Paul Bianchini. Onder invloed van het New Yorkse straatbeeld met opzichtige en kleurige neonreclames, werkt Billy Apple aan een serie neon sculpturen, destijds een volkomen nieuwe en revolutionaire sculpturale expressievorm.
Mark Brusse (Alkmaar, 1937) groeit op in Arnhem. Op jeugdige leeftijd vertrekt hij naar Parijs waar hij in aanraking komt met het Nouveau Réalisme van Yves Klein en Pierre Restany. Aangetrokken door de nieuwe wereld vertrekt hij in 1965 naar New York en vestigt zich eveneens in het Chelsea Hotel, waar zijn landgenoot en vriend Jan Cremer al woont. Brusse dompelt zich onder in de New Yorkse Popart scene, raakt bevriend met de avant-garde componist John Cage en is een frequent bezoeker van The Factory, de beroemde ‘hang-out-spot’ van Andy Warhol.
Jaap Wagemaker, Dogun mur, 1964, Gemengde techniek op jute en hout, 150 x 130 cm
‘Goodbye art world, Hello Art Industry’, is de titel van Tim Schneider’s artikel voor Artnet op 25 november 2019. Vrij vertaald: de kunstwereld is een economische branche geworden. Dat was natuurlijk al zo, maar het belang van omzet maken lijkt nu de nummer één drijfveer. Dat wil niet zeggen dat je als kunstliefhebber niet aan je trekken zou komen, maar het doorgronden van waarde bepaling, nakijken van prijzen en herkomst, kortom het zoeken naar transparantie zoals in iedere economische entiteit, is een doodnormale zaak geworden.
Dat wil niet zeggen dat je als kunstliefhebber in deze nieuwe art industry niet aan je trekken zou komen, maar het doorgronden van waardebepaling, nakijken van prijzen en herkomst, kortom het zoeken naar transparantie zoals in iedere economische entiteit, is een doodnormale zaak geworden.
Dat is zeker niet altijd zo geweest. In de jaren 90 van de vorige eeuw waren de handel en gespecialiseerde verzamelaars dé spelers op de kunstmarkt en was er nog geen sprake van een art industry. Zij waren connaisseurs op hun eigen gebied, die wisten wat ze deden en voor wie uitleg of transparantie niet noodzakelijk was. De veilingcatalogi gaven derhalve alleen summiere informatie met slechts zo nu en dan een zwartwit afbeelding als het om een echt duur werk ging. Pas toen vanaf circa 1995 een groeiende groep nieuwe privékopers actief werd op de markt, die niet alleen kochten bij de galeries maar ook op de veilingen, veranderde het systeem. De internationale veilinghuizen Sotheby’s en Christie’s, die sinds 1973 hun hoofdkantoren voor het Europese vasteland hadden gevestigd in Amsterdam, groeiden explosief. Particuliere klanten werden aangetrokken door cocktailparty’s, exclusieve previews en glossy catalogi met wervende teksten en uitklapfoto’s.
In deze periode veranderden niet alleen de verhoudingen binnen het veilingwezen, de hele markt kwam in een nieuw vaarwater. Het werd een art industry. In eerste instantie kwam er een duidelijke discrepantie tussen de internationale markt en de nationale markten. Om een voorbeeld te geven: het impressionisme ontstond in Parijs rond 1872 met het baanbrekende werk van onder andere Claude Monet, Edgar Degas en Pierre-Auguste Renoir, die hierin voorop liepen. Zij worden om die reden wereldwijd getoond en aangekocht. Isaac Israëls (1865-1934) en George Hendrik Breitner (1857-1923) zijn de belangrijkste impressionisten in Nederland, maar wereldwijd helaas vrij onbekend.
Een andere grote verandering die bijdroeg aan de art industry, volgde aan het begin van het nieuwe millennium. De hedendaagse kunstmarkt trok vanaf toen wereldwijd de aandacht, iets dat nog niet eerder zo sterk aanwezig was geweest. Het veilingwezen en de kunsthandel lieten het creëren van een podium voor nog levende kunstenaars altijd over aan de galeries. Het voor het eerst tonen van een werk (primaire markt) lag derhalve vooral in handen van bevlogen galeriehouders. Zij steken samen met hun kunstenaars de nek uit en zetten alle middelen in om hun kunst te promoten en op de juiste plek te krijgen. De handel en veilinghuizen (secundaire markt) hanteren een ander model. Hierbij wordt de waarde van een kunstwerk bepaald aan de hand van eerder gemaakte prijzen op de veiling. Dat was tot dan toe alleen maar het geval bij ‘mid-carreer’ kunstenaars, maar nu verschenen ook jonge kunstenaars op de secundaire markt.
Vanaf 2003 ontstonden er nieuwe groeimarkten; de wereldeconomie floreerde en in de kunstmarkt bleven de veranderingen zich in een rap tempo opvolgen. De welvaart groeide en dat uitte zich onder andere in het kopen van kunst door zowel ‘nieuwe’ als ‘oude’ rijken. Tegelijkertijd werden beurzen steeds belangrijker als het centrale punt waar alles samenkwam.
De beurzen met de beste organisatie en daardoor het meeste vertrouwen van de galeries en handelaren kwamen in de mondiale hiërarchie bovenaan te staan. Vanwege de hoogste kwaliteit aan deelnemers verwelkomden deze beurzen dan ook de meest serieuze kopers. Voor hedendaagse kunst is dat sinds jaar en dag Art Basel in Basel en voor kunst en antiek reizen de grootste verzamelaars steevast in maart naar TEFAF in Maastricht. Of de locatie daarin van groots belang is geweest – beide zijn immers gesitueerd op een drielandenpunt en hebben een vliegveld vlakbij – is de vraag. Waarschijnlijker zijn de organisatorische factoren. Zo is TEFAF de eerste beurs met een streng beleid en controle op de authenticiteit van de aangeboden stukken, een team van hooggekwalificeerde kunstprofessionals keurt alles op voorhand op echtheid. Maar ook hierbij is er weer een verschil tussen nationale en internationale georiënteerde beurzen. Zo is er in Nederland PAN, die jaarlijks wordt georganiseerd in RAI Amsterdam. De beurs is vooral landelijk georiënteerd en toont om die reden hoofdzakelijk kunst en antiek gericht op de Nederlandse markt. Dit in tegenstelling tot TEFAF, die bezoekers van over de hele wereld aantrekt.
Focus op inhoud
Degene die een aandeel heeft in al deze onderdelen van de kunstmarkt is Paul van Rosmalen, eigenaar van BorzoGallery in Amsterdam. Borzo werd in 1824 opgezet door Joseph Borzo en zijn vrouw. Na diverse keren van eigenaar te zijn veranderd, kwam het in 1924 in handen van Jan J. van Rosmalen, die samen met zijn vrouw en kinderen zorgde voor een bloeiende kunsthandel met inpandig een restauratieatelier in Den Bosch. Paul, die ervaring had in het veilingwezen, nam met zijn vrouw Jory het stokje over in 1987. Zij verhuisden naar Amsterdam en transformeerden de handel in 19e-eeuwse schilderijen in een eigentijdse galerie met de focus op minimalistische stromingen uit de jaren 60 en 70, zoals de Nul-beweging en ZERO. Werk van internationaal gezochte kunstenaars zoals herman de vries, Jan Schoonhoven, Carel Visser, Ad Dekkers, Ger van Elk en Constant wordt hier afgewisseld met exposities van jonge hedendaagse kunstenaars. Een uniek format, waarbij de primaire en secondaire markt elkaar versterken binnen één organisatie.
Carel Visser, Lake Powell, 1998, geoxideerd ijzer, 29x172x50cm Courtesy BorzoGallery
Inmiddels heeft Borzo een eigen plek veroverd op het internationale kunstpodium. Ze zijn vertegenwoordigd op internationale beurzen als Frieze New York, Frieze Masters London en TEFAF, maar ook op Art Rotterdam en PAN. Paul van Rosmalen zegt daarover zelf dat hij beide markten belangrijk vindt. Hij laat dan vervolgens de kunst zien, die het beste past bij de bezoekers van de betreffende beurs. Maar hierin spelen uiteraard ook de kosten een rol. Op een regionale beurs zijn de vierkante meters voor een stand over het algemeen goedkoper dan bij een internationale beurs. Het is dan ook logisch om kunst te tonen waarvan de marktprijs hoger ligt.
Deelname aan een beurs vergt veel tijd, organisatie en geld. Voor Paul echter de moeite waard om te blijven doen. Niet alleen vanwege verkoopmogelijkheden en het verkrijgen van nieuwe klanten of naamsbekendheid. Maar met name vanwege zijn ambitie om op een andere manier zijn kunst en kunstenaars naar buiten te brengen. Zo maakt hij museale opstellingen van vaak maar één kunstenaar, zodat het een goed beeld geeft waar het werk van de betreffende kunstenaar over gaat. Of hij combineert het met andere kunstenaars, waardoor het meer context krijgt. Zo koos hij voor afgelopen TEFAF ervoor een opstelling te maken waarbij nadruk lag op Jan Schoonhoven (1914-1994) en Jaap Wagemaker (1905-1972). De eerste is internationaal bekend en wereldwijd gezocht, de tweede een tijdgenoot zonder internationale faam. Volgens Van Rosmalen is dat onterecht en als reden voor deze onderwaardering geeft hij aan dat Wagemaker al vroeg overleed en zo nooit heeft kunnen doorbreken. Toch deed de kunstenaar in zijn tijd mee aan controversiële bewegingen, zoals de informele kunst en maakte hij indrukwekkende materie werken. Door een aantal van zijn meesterwerken te tonen tussen tijdgenoten kan een kunsthistorisch plaatje gemaakt worden, dat het werk context geeft.
Met deze ambitieuze uitdaging bouwt Van Rosmalen een brug tussen de kunstliefhebber en de markt, waarbij de verbinding ligt bij de kunst zelf en niet bij het prijskaartje. Een format dat we in de huidige art industry alleen maar kunnen toejuichen.
Meer artikelen als `Van art world naar art industry` en op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief of word abonnee!
Madonnaklok, circa 1630, Duitsland, 29,5x20x12,5 cm
Bijzondere klokken
Ook kleinere niches vinden hun weg op de PAN. Mentink en Roest is gespecialiseerd in Renaissance klokken en uurwerken uit de zestiende tot en met de negentiende eeuw. Het bedrijf is gevestigd in het Betuwse dorp Ingen en heeft een eigen restauratie-atelier. Directeur Menno Hoencamp vindt het belangrijk om als Nederlands bedrijf op de grootste Nederlandse beurs te staan. ‘De PAN is voor ons een belangrijk moment. Alhoewel onze collectie heel erg internationaal is-we staan ook op de TEFAF-is het leuk en fijn om contact te houden met onze Nederlandse clientèle. We laten onder meer twee bijzondere klokken zien. Bijzonder vanwege de leeftijd: ze zijn ruim vierhonderd jaar oud, maar ook bijzonder omdat ze een religieuze functie hadden. Het gaat om een crucifix en een heilige Madonna. Waarschijnlijk zijn ze op kleine huisaltaren of in huiskapelletjes gebruikt. Het was nieuw in die tijd dat klokken ook symbolische waarden kregen. Ze zijn gemaakt in Augsburg, in de hoogtijdagen van de Renaissance.’
Hoencamp verwacht beide klokken te verkopen op de PAN. ‘Er zijn veel mensen die religieuze objecten verzamelen. Maar het kan natuurlijk ook iemand zijn die eclectisch verzamelt. Een dergelijke klok past heel mooi in een modern interieur. Op een sobere witte console bijvoorbeeld. Dat geeft power aan een interieur.’
Japanse prenten
Drie keer per jaar reist Chris Uhlenbeck, eigenaar van Hotei Japanese Prints, naar Japan. Als enige Nederlander mag hij deelnemen aan de kunstveilingen in Tokyo en Kyoto.
Kobayakawa Kiyoshi, Pupillen van de ogen,
uitgegeven in 1931, Hitomi houtsnede, 53,4×30,5 cm
‘Een Japanse veiling is heel anders dan we in Europa gewend zijn. Het zijn handelarenveiligen waar we met vijftig, zestig collega’s onderling veilen. Als je lid wil worden, moet je jezelf inkopen. Je moet aantonen dat je kapitaalkrachtig bent en dat je kennis van zaken hebt. Ik handel in 18e-, 19e- en 20e-eeuwse prenten, rolschilderingen en af en toe ook objecten.’ Een van de topstukken die hij laat zien is een houtsnede uit 1931 van Kobayakawa Kiyoshi (1899-1948). ‘Het is een prachtige, zeer belangrijke 20e-eeuwse prent, die ik zeker verwacht te verkopen op de PAN. De PAN is voor ons het allerbelangrijkste verkoopmoment van het jaar. Vorig jaar hadden we meer dan honderd verschillende verkopen. In die acht dagen halen we ongeveer een kwart van onze jaaromzet.’
Uhlenbeck vindt het aantrekkelijk dat de kopers op de Pan zo gevarieerd zijn. ‘Van doorgewinterde verzamelaars tot
musea-het Rijksmuseum koopt regelmatig-maar ook mensen die een keer per jaar op de Pan een prent kopen en die ik de rest van het jaar niet zie. En daarnaast zijn er ook mensen die iets kopen om decoratieve redenenen, die iets moois voor boven de bank willen. De beeldtaal van de Japanse prenten sluit goed aan bij moderne interieurs. Ik heb het gigantische voordeel dat door de prijsstelling van de Japanse prenten ik in staat ben om ook hele jonge verzamelaars aan te trekken. Je hoeft geen miljonair te zijn om te beginnen. Een ‘beginnersprent’ kun je al voor 250 euro kopen.’
Tatoeage
In een andere league zit Sander Bijl van kunsthandel Bijl-Van Urk uit Alkmaar. Hij wil dit jaar op de PAN knallen met Het laatste oordeel van Pieter Aertsen (ca 1508-1575). ‘Tijdens de beeldenstorm in de 16e eeuw zijn veel van zijn schilderijen vernietigd. Het is dus uiterst zeldzaam dat er een goede Pieter Aertsen op de markt komt. Ik heb dit werk gekocht in Keulen. Wij zijn de eersten die het goed onder handen nemen. Het wordt as we speak gerestaureerd. Ook laten we er diverse experts naar kijken, om het schilderij een goede plek in het oeuvre van Aertsen te geven.’
Het waren die experts die Bijl op het schilderij wezen. ‘Ik moet je eerlijk zeggen: het is niet een schilderij waar ik van nature meteen op zou vallen. Mijn oog staat afgesteld op de Nederlandse 17e eeuw. Maar gaandeweg, we hebben het nu een jaar in huis, begrijp ik het steeds beter. Het is echt imposant. Als je ervoor staat en je laat het tafereel echt tot je doordringen, kun je het plaatsen in het tijdsbeeld van toen. Maar je zou het zelfs kunnen plaatsen in het tijdsbeeld van nu. Veel jonge mensen, hipsters, laten afbeeldingen uit de Bijbel op hun lichaam tatoeëren. Ga naar Pinterest en je struikelt over de christelijke afbeeldingen op mensenlijven. Ik kan me voorstellen dat mensen dit ook als tatoeage zetten, het is een hele stoere afbeelding.’
Bijl noemt het schilderij een ‘zwaargewicht van extreem hoge kwaliteit’. ‘Ik had er ook voor kunnen kiezen om het op de TEFAF te tonen, daar sta ik ook, maar ik wil het per se op de PAN laten zien, omdat ik de PAN heel serieus neem. In 2006 ben ik er voor het eerst toegelaten doordat kunsthandelaar Robert Noortman, een van mijn mentoren (en mede-oprichter TEFAF en PAN), red.) ervoor gezorgd heeft dat ik er een plekje kreeg. Het waren mijn eerste stapjes op een serieus kunstniveau, dus de PAN is voor mij een emotionele plek.’
Een potentiële koper heeft zich al gemeld bij Bijl. Wie dat is? Hij antwoordt met een geheimzinnige lach.
Pieter Aertsen, Het laatste oordeel, ca. 1545-1547, olie op paneel, 127×149 cm
PAN Amsterdam, van 24 november t/m 1 december in RAI Amsterdam.
Gedurende de beurs biedt PAN Podium bezoekers een afwisselend programma van lezingen en presentaties over uiteenlopende aspecten van kunst en de kunstmarkt. Dit jaar doen onder meer mee: Vereniging Rembrandt, KVHOK, RKD, Museum Kranenburgh, The Kremer Collection en Museum voor Schone Kunsten Gent. www.pan.nl
,
Nu nog wordt de PAN georganiseerd door het team van de TEFAF, maar aan Grol de taak om die twee te ontvlechten. Volgend jaar kust de PAN haar grote Maastrichtse zus vaarwel. ‘Het was de wens van de handelaren. Zij willen een eigen focus, een eigen gezicht.’ De roots van de PAN liggen in de antiekwereld, maar gaandeweg is het aanbod moderne kunst groter geworden, nu is ongeveer de helft hedendaags, modern en design. ‘Wat ik leuk zou vinden, is meer kunst uit Afrika en Oceanië, en meer Romeins en Grieks, maar dat is niet aan mij. Voor een paar mooie designgaleries is ook nog wel ruimte.’
Wat de veranderingen ook zullen zijn, de PAN blijft een Nederlandse beurs, gericht op de Nederlandse markt, zegt Grol. Dit jaar staan er negen buitenlandse deelnemers, zo’n tien procent van het aanbod. ‘We willen niet internationaal worden, maar een krachtig buitenlands accent is welkom, zodat er ook buitenlandse kopers komen. Maar we gaan zeker niet concurreren met de TEFAF. We zijn dé nationale beurs in Amsterdam.’
Pablo Atchugarry, White Composition, 2019,wit
Carrrara marmer, 61,5x22x12,5 cm
Buitenlands accent
Boon Gallery uit Knokke is een van die buitenlandse deelnemers. Het familiebedrijf is gespecialiseerd in late 19e-eeuwse en vroege 20e-eeuwse Europese schilderijen. Het richt zich op de top van de markt, met grote namen als Monet, Picasso, Magritte en Léger. Het Italiaanse Kanalidarte komt voor de vijfde keer naar de PAN. De galerie uit Brescia is sterk in het constructivisme en in conceptuele kunst; met internationaal gerenommeerde kunstenaars als Piero Manzoni, Dennis Oppenheim en Richard Long.
Grol noemt de veertigduizend bezoekers ‘een heel goed publiek’. ‘Maar het zou mooi zijn als die nog meer aangezet worden om te kopen. We willen meer goede bezoekers. Een goede bezoeker is iemand die koopt. Wat daarbij heel belangrijk is, een beetje kip en ei, is een goed deelnemersveld. Ik heb nu al tientallen gesprekken gevoerd met handelaren, met potentiële deelnemers, met ex-deelnemers. Het selectiebeleid is streng, maar hoe meer vraag er komt, hoe strenger we kunnen kiezen. We zijn er trots op dat een aantal grote handelaren, zoals Borzo Gallery, na een paar jaar afwezigheid weer meedoet, dat zij vertrouwen hebben in de Nederlandse kunstmarkt. Dat is goed voor de beurs.’ Ook De Backker Art Belgium is terug van weggeweest. Hun stands waarin zij middeleeuwse sculpturen combineren met hedendaagse kunst zijn altijd oogstrelend.
Jonger publiek
Met deelname dit jaar aan onder meer de TEFAF, Frieze Masters London en Frieze New York heeft Borzo Gallery uit Amsterdam een internationale focus. De PAN lieten ze een jaar of tien links liggen, maar sinds vorig jaar is de kunsthandel weer present op de Amsterdamse beurs. Paul van Rosmalen, directeur van Borzo: ‘Naast de internationale beurzen vind ik het toch ook belangrijk om in Nederland goed vertegenwoordigd te blijven. Ik hoop dat de PAN een richting ingaat die ook interessant is voor jonge mensen. Voor onze vaste klanten hoeven we niet naar de PAN, zelfs niet naar de TEFAF. We willen juist graag nieuwe mensen ontmoeten. De PAN heeft het idee uitgezet om een jonger publiek te bereiken en dat spreekt ons aan. Ik hoop dat ze veel gaan doen met nieuwe media.’
Borzo brengt dit jaar een solo van herman de vries. ‘Op de Biënnale van Venetië van vier jaar geleden was zijn deelname een echte eyeopener, het Nederlandse paviljoen was een van de allerbeste paviljoens. We laten op de PAN vergelijkbaar werk zien.’
Borzo doet wel vaker een solo op een beurs. ‘Het bevalt ons beter om de diepte in te gaan, in plaats van je ‘winkeltje’ te verplaatsen naar de PAN. En al is zo’n solopresentatie met een kunsthistorisch karakter risicovoller, ik vind het spannender om te doen.’
herman de vries, links: z.t., schelpeninstallatie, 2019, kokkels uit de Noordzee, diameter 500cm,
foto: Roel Backaert. rechts: all all all, 2019, houtskool oppapier, 200x300cm, foto: Joana Schwender
Overal grasduinen
Kim Boske, Amagoi no taki #4, 2018, fotografie,
handgemaakt washi paper, indigo,16,3x5x110,5 mm
Het toverwoord van de PAN is eclecticisme. Vooral omdat de verzamelaar steeds vaker verder kijkt dan zijn eigen interesses en ook eens grasduint in andersoortige collecties. Kunsthandelaren roemen dit eclectische karakter van de beurs. Ook worden alle genres door elkaar getoond. Een stand met iconen kan gerust naast de Art Nouvea-juwelen van Epoque Fine Jewels. Eeuwenoude Perzische tapijten van Foumani naast de intrigerende foto’s van Kim Boske bij Flatland Gallery, ook prima.
Juist die afwisseling in de inrichting is een goed idee, vindt Roger Katwijk van de gelijknamige galerie uit Amsterdam. ‘Mijn klanten-en daarin zijn ze niet uniek, je ziet het overal-verzamelen veel eclectischer dan vroeger; veel minder vanuit een bepaald segment of een niche. Voor het publiek is die mix ook leuker. Vroeger had je een hoek met hedendaags en als je dan rechts de hoek omging, kwam je bij de oude spullen. Er was minder cross-over. Nu krijgt de bezoeker de gelegenheid om met iets geheel anders in aanraking te komen. Ik vind dat een winstpunt.’
Het DNA van de galerie van Katwijk bestaat uit hedendaagse kunst met de nadruk op materiekunst, met een neiging tot abstractie. Katwijk neemt de vaste mensen uit zijn stal mee, zoals Henny van der Meer met haar wandsculpturen van staal en Pieter Obels met zijn beelden van cortenstaal. Ook laat hij nieuw fotowerk zien van Tessa Verder. ‘De meesten zijn nog aan het werk, dus het is nog even afwachten waar iedereen mee komt. Of dat spannend is? Jazeker, hoewel ik mijn kunstenaars goed ken, is het toch altijd spannend wat ze hebben gemaakt.’
Vers bloed
Micheal Johansson, shelf made christmas tree,
2019, diverse objecten, billy kast, 180x80x28 cm
Ook Catalijn Ramakers van Galerie Ramakers uit Den Haag beslist op het allerlaatste moment wat ze meeneemt naar de PAN. ´Ik laat hedendaagse kunst zien en van een aantal kunstenaars wil ik graag heel recent werk tonen. Dus die zijn er tot vlak voor de beurs nog mee bezig. Wat ik wel al weet, en waar ik heel trots op ben, zijn twee kunstkerstbomen. Eén kerstboom is van Guido Geelen in samenwerking met Piet Hein Eek. Met takken van staal waarin ondersteboven het kerstverhaal komt te hangen; een glasgeblazen kameel, Maria, Jozef, de kribbe met Jezus. Dat wordt heel mooi, heel spannend. Ik ga er een speciale kamer voor creëren in mijn stand.’
De andere kunstkerstboom is van de Zweedse kunstenaar Michael Johansson. ‘Hij heeft een Ikea-kast, een Billy, helemaal gevuld met witte en groene tweedehands spullen. De vulling heeft de vorm van een kerstboom. Het is echt een fantastisch ding! Het zijn twee grote eyecatchers waar ik heel blij mee ben.’
Voor Ramakers is de PAN een belangrijke beurs, vooral omdat ze er veel nieuwe mensen leert kennen. ‘Niet alleen mensen die hedendaagse kunst verzamelen, maar ook verzamelaars die meer in het antiek zitten. Elk jaar houd ik er toch zeker twintig nieuwe klanten aan over. Op de PAN haal ik dus altijd vers bloed, superleuk!’
Kruisbestuiving
Jan Sluiijters, Stilleven met tulpen, ca 1927,
olieverf op doek, 130×115 cm
Tegen een intens blauwe achtergrond dansen de weelderige tulpen in wilde kleuren in een vaas. Het bloemstilleven van Jan Sluijters uit circa 1927 wordt aangeboden door Studio 2000 Art Gallery uit Blaricum. Natalie Meijers: ‘Dit schilderij hing bij Sluijters zelf in de keuken. Zijn dochter Liesje was er erg van onder de indruk. Van haar ouders moest ze verplicht aan tafel blijven zitten tot ze haar bord leeg had. Om de tijd te doden, telde ze dan al die tulpen. Het schilderij, dat ook is opgenomen in archief van het RKD, was lang in een particuliere collectie. Het is bijzonder dat het nu op de markt is.’
Galerie Mokum is al jaren een vertrouwd gezicht op de PAN. In de galerie zelf brengt Mokum een mix tussen talentvolle en gevestigde kunstenaars, op de PAN ligt de focus het wat duurdere segment, op kunstenaars die hun sporen al hebben verdiend. ‘We laten onder meer nieuw werk zien van Dick Pieters, Pedro Escalona en Robert Vorstman’, zegt galeriehouder Rutger Brandt. Daarnaast brengt de galerie een special met beelden van Coderch & Malavia, het succesvolle beeldhouwersduo uit Spanje. Hun beeldhouwwerk is figuratief en heeft de mens als thema. Momenteel is het duo bezig met het onderwerp dans.
Brandt vindt de beurs de laatste jaren beter geworden. ‘Het ziet er mooier uit en het is strakker georganiseerd. Het is eigentijdser. Het aanbod is breder, waardoor er een mooie kruisbestuiving ontstaat tussen geïnteresseerden van verschillende disciplines. Voor mijn bestaande klanten is het een feestje. Beetje bijkletsen, ze zien je collectie weer, zijn altijd benieuwd wat je hebt verzameld voor hét evenement van het jaar. Maar daarnaast wil ik nieuwe relaties opbouwen. Het belangrijkste van de beurs is dat ik er nieuwe klanten aan overhoud.’
Coderch & Malavia, Walking in Beauty, 2018, Brons, 45×36,31cm