Vanaf oktober presenteert Het Noordbrabants Museum de tentoonstelling ‘Brueghel: De familiereünie’. Het museum zet maar liefst vijf generaties schilders in de spotlight. Maar hoe kader je de enorme verscheidenheid aan personages, materialen, media en onderwerpen over een tijdspanne van 1550 tot 1700? Conservator oude kunst Nadia Groeneveld-Baadj geeft een inkijkje in het proces en schijnt nieuw licht op een van de grootste kunstenaarsfamilies uit de geschiedenis.
Het is een warme juni dag en de historische binnenstad van Den Bosch straalt me tegemoet terwijl ik naar Het Noordbrabants Museum wandel. Ik word hartelijk onthaald door Nadia Baadj en steek meteen van wal, benieuwd hoe het museum deze tentoonstelling van de grond heeft gekregen. Baadj: ‘Het was inderdaad een uitdaging. Voor ons was het vooral belangrijk om een verhaal te vertellen dat nog nooit verteld is. Om deze tentoonstelling mogelijk te maken zijn we afhankelijk van bruiklenen over de hele wereld, alleen zijn wij een relatief klein museum en kunnen we in ruil geen grote meester aanbieden. Dus dan moet het onderzoek en de uiteindelijke tentoonstelling nieuw licht schijnen op de familie Brueghel. In eerdere tentoonstellingen lag de focus nooit op de familie als geheel. Daar proberen we verandering in te brengen door breder te kijken naar alle vijf generaties en de focus te leggen op meerdere facetten van het familiebedrijf. Zoals de belangrijke rol die vrouwen hebben gespeeld, de familiebanden, de traditie die door de generaties heen zichtbaar blijft en samenwerkingen en verbintenissen met andere kunstenaarsfamilies.’ Niet alleen de opzet van de tentoonstelling is een uitdaging. Vijf generaties Brueghels in een verhaal bij elkaar te krijgen is niet gemakkelijk. Waar begin je?

Om deze tentoonstelling mogelijk te maken zijn we afhankelijk van bruiklenen over de hele wereld, alleen zijn wij een relatief klein museum en kunnen we in ruil geen grote meester aanbieden. Dus dan moet het onderzoek en de uiteindelijke tentoonstelling nieuw licht schijnen op de familie Brueghel.
Baadj: ‘Vrij vroeg in het onderzoeksproces kwam ik het schilderij Allegorie op de schilderkunst van Jan Brueghel de Jonge [kleinzoon van Pieter Bruegel de Oude*] onder ogen. Een bijzonder schilderij waarin de totale identiteit van de Brueghels terug te vinden is. En toen wist ik: aan de hand van dit werk kunnen we het verhaal van deze familie vertellen.’
Allegorie met een boodschap
Op het eerste gezicht lijkt Allegorie op de schilderkunst gemakkelijk in te delen in het genre kunstkamer-schilderijen dat vanaf 1610 in Antwerpen populair werd. Maar beter bekeken bevat het schilderij een enorme hoeveelheid details die niet typisch zijn voor een allegorie. In het midden van een groot atelier zit Pictura, de personificatie van de schilderkunst. Zij schildert een stilleven van een vaas met bloemen. Om haar heen liggen verschillende soorten materialen, gereedschappen, modelboeken, tekeningen en studies om de kijker een inzicht te geven van het werkproces van de schilder. Aan de muren hangen schilderijen die linken naar de internationale bekendheid van de Brueghels en de samenwerkingen die zij aangingen met andere schilders uit die tijd. Als een ode aan de patriarch van de familie hangt het portret van Pieter Bruegel de Oude links van de doorgang aan de muur, tussen de portretten van Michelangelo en Pieters leermeester en latere schoonvader, Pieter Coecke van Aelst. Daaronder hangt een portret van Jan Brueghel de Oude (jongste zoon van Pieter Bruegel de Oude), naast een afbeelding van Albrecht Dürer. Rechts van de doorgang hangen nog meer portretten van bekende schilders als Hubert van Eyck, Lucas van Leyden, Quentin Metsys en Jan Gossaert, waarmee Jan de Jonge suggereert dat de Brueghels gelijkwaardig waren aan deze grootmeesters. In de galerij op de achtergrond is een meesterschilder aan het werk, zijn pupillen kijken over zijn schouder mee.

Daarachter werkt een andere schilder aan een landschap en daarachter wordt het portret van een vrouw geschilderd. Helemaal achteraan staan twee mannen pigment te malen. Dit wijst erop hoe uitgebreid het schildersatelier van de Brueghels in die tijd moet zijn geweest en dat het een bloeiend familiebedrijf was. Maar Pieter Bruegel de Oude stierf op ongeveer 40-jarige leeftijd toen Pieter de Jonge en Jan de Oude nog maar vier en een jaar oud waren. Hoe lukte het de jongens om toch in de voetsporen te treden van hun vader?
Mayken Verhulst en andere vrouwen
Pieter Bruegel de Oude kreeg zijn opleiding in Antwerpen van Pieter Coecke van Aelst, die getrouwd was met Mayken Verhulst. Zij kwam uit een kunstenaarsgezin en was een gevierd aquarellist en miniaturist die zelfs door Karel van Mander in zijn Schilder-Boeck uit 1604 genoemd wordt. In de kunstgeschiedenis wordt de rol die Verhulst speelde vaak over het hoofd gezien, maar zij had een grote invloed op het voortzetten van de schildertraditie van Pieter de Oude. Zij was namelijk niet alleen de vrouw van zijn leermeester, maar werd ook Pieter de Oude’s schoonmoeder toen hij trouwde met haar dochter Mayken Coecke in 1563. Toen Pieter de Oude in 1569 stierf, en kort daarna ook zijn vrouw Mayken, lieten zij twee zoontjes op jonge leeftijd achter. Baadj: ‘Nieuw onderzoek toont aan dat de jongens na de dood van hun moeder eerst door hun tantes in huis zijn genomen.’
In de tentoonstelling willen we het verhaal breder trekken en de vrouwen de aandacht geven die ze verdienen
Baadj: ‘Later, zo beschrijft Van Mander, wordt Jan de Oude maar waarschijnlijk ook Pieter de Jonge door hun grootmoeder Mayken Verhulst opgeleid in de miniatuur- en waterverftechniek. Zij was waarschijnlijk in het bezit van prenten en tekeningen van Pieter Bruegel de Oude die zij erfde na dood van Mayken Coecke. Doordat zij die prenten en tekeningen bewaarde hadden de jongens toch toegang op het werk van hun vader. Met deze tentoonstelling willen we het verhaal breder trekken en ook de vrouwen de aandacht geven die ze verdienen.’

Ook voor andere vrouwen in de familie is in de overlevering geen ruimte, maar de Brueghels zelf hadden daar waarschijnlijk een heel andere kijk op. Baadj: ‘In het schilderij Allegorie op de Schilderkunst zit de vrouw in het midden van de voorstelling. Zij is als Pictura onderdeel van de allegorie, maar ik zie in haar ook een statement. Het feit dat ze volledig gekleed, al schilderend in het midden zit komt niet overeen met andere allegorieën. Die centrale rol die Jan de Jonge haar geeft is voor mij veelzeggend.’
Mayken Verhulst was voor de kickstart van het familiebedrijf belangrijk, maar er zijn nog meer vrouwen te noemen. Zoals Clara Eugenia Brueghel, dochter van Jan Brueghel de Oude uit zijn tweede huwelijk met Catharina van Mariënburg. Clara was een vooraanstaand lid van de Begijnengemeenschap in Mechelen en had daarom een groot netwerk. Zij liet kerken en privé-interieurs aankleden met schilderijen van onder andere haar familieleden en het netwerk daar omheen. Haar rol kan gezien worden als een soort matronage voor de Brueghels. Een andere belangrijke vrouw was Anna Maria Janssens die de Brueghelfamilie binnenstapte door te trouwen met Jan Brueghel de Jonge. Zij kwam uit een vooraanstaande schildersfamilie en met hun verbinding kon er een heel nieuwe samenwerking met het schildersatelier van de familie Janssens worden aangegaan. Baadj: ‘Het is moeilijk om de vrouwen in het familiebedrijf in kaart te brengen, omdat er zo weinig is overgeleverd. We willen in de tentoonstelling transparant zijn maar toch deze vrouwen laten zien, al hebben we niet veel aantoonbare werken of bewijzen. Ik vermoed dat veel werken van Anna Maria Janssens zijn toegeschreven aan mannelijke collega’s, ook omdat de stijl en onderwerpen zo dicht bij elkaar liggen. Maar er is wel een werk van Anna Maria Janssens overgeleverd en opgenomen in de tentoonstelling. Er zijn ook aanwijzingen in teksten, die lopen als een soort route door de tentoonstelling, waardoor nieuw licht schijnt op de rol van de vrouwen.’
Verder lezen? Bestel een losse editie of haal hem in de winkel.
* Pieter Bruegel de Oude signeerde zijn werk met Bruegel, daarna werd de naam Brueghel gehanteerd.