Onlangs kwam ik terug van een weekje Zwitserland. Omdat ik niet (meer) ski en wel kan genieten van de besneeuwde toppen van de Alpen tegen een staalblauwe lucht en graag de gezonde berggeuren inadem, wandel ik tegenwoordig flinke afstanden. In die hoge sferen reflecteert en contempleert het wat gemakkelijker. Je bent alleen in die overweldigende natuur, en krijgt bijna automatisch oog voor de onpersoonlijke en onbarmhartige elementen om je heen. En Picasso zei het ooit al: ‘Alles wat je je kunt voorstellen is echt’.
Het adagium ‘kunst is de weergave van de verbeelding’ komt je in de Alpen, tenminste bij mij, flink tegemoet. Een van mijn gedachten ging tijdens mijn dagelijkse ‘reislust’ uit naar de schitterende tentoonstelling ‘Im Herzen wild’ in het Kunsthaus te Zürich van een paar jaar geleden (november 2020-februari 2021). De ondertitel luidde ‘Die Romantik in der Schweiz’. Er bestaat niet alleen een zeer verzorgde en kunsthistorisch verantwoorde hardcover catalogus van, maar de daarin afgebeelde schilderijen van veelal mij onbekende meesters uit het einde van de 18e eeuw en de eerste helft van die meeslepende 19e eeuw zijn een ware lust voor het oog. Nog nooit had ik gehoord van Samuel Birmann of Mathias Gabriel Lory, ook niet van Johann Heinrich Wuest. Het zal wel een omissie van mijn kant zijn.
ONBEKENDE MEESTERS
Nooit te oud om te leren. En in de periode 1770-1840 worden nog steeds gepenseelde pareltjes van relatief onbekende meesters ontdekt. Deze verrassingen zijn, helaas, vaak weggestopt in de depots en laden van museumkelders en worden sporadisch geëxposeerd. Af en toe bedenkt een verlichte geest dat er wat meer aandacht mag worden geschonken aan een bepaald beeldmotief in de kunstgeschiedenis. Daarom ben ik zo blij met dit soort tentoonstellingen en de lijvige boekwerken die erbij worden uitgebracht. Ik verheug mij ook enorm op de door Jenny Reynaerts, conservator 18e en 19e-eeuwse schilderkunst van het Rijksmuseum, samengestelde expositie ‘Wanderlust’ over vaderlandse reizende schilders die binnenkort in het Dordrechts Museum plaats zal vinden. Dit zijn allemaal museale, kunsthistorische tentoonstellingen met begeleidende wetenschappelijke essays over nieuwe onderwerpen, stromingen en petits maîtres. Waar kleine meesters groot in zijn. En, opmerkelijk, liefde voor de wat bijzondere en intiemere tentoonstellingen, die is natuurlijk welkom als reactie op de vaak veel te dure en te behaagzieke blockbusters waarmee grotere musea, vanwege de vereiste bezoekersaantallen denken te moeten scoren. Guess what? Vaak worden deze innige en tedere uitstallingen in juist de perifere musea niet alleen door kenners gewaardeerd maar ook het grote publiek komt er vaak massaal op af. Ik juich het toe. Het is de derde wet van Newton: actie is reactie. En ze moeten ook naast elkaar kunnen en blijven bestaan: de kolossale kaskraker naast het succes van een kleinschalige thematentoonstelling of een diepgevoelde solo van een vergeten kunstenaar. In alle gevallen is het de schoonheid die overheerst.
VERBLUFFEND
Over esthetiek gesproken. Tijdens mijn ommetjes op het sublieme Zwitserse hemeldak, langs beekjes, gletsjers, over besneeuwde bospaden en luisterrijke weiden kruisend, overviel mij voortdurend het besef dat de kunst de natuur imiteert. Eenmaal thuisgekomen blader ik nog eens door de vuistdikke catalogus van de Zwitserse Romantiek. Ik zie dat ook de beroemde schrijver-tekenaar Johann Wolfgang von Goethe, op weg naar Italië, een tekening van de Sint Gotthard heeft vervaardigd. Maar wie is de kunstenaar Aberli nou weer en wie is Jean-Antoine Linck? Nog nooit had ik gehoord van Maximilien de Meuron. Het zijn verbluffende en wonderschone werken van onbekende meesters met een wild hart. Ik geniet alweer.
Misschien is het wel de natuur die de kunst imiteert?
Meer columns lezen? Bestel hier de losse editie!