Categorieën
2020 Columns

Natuurlijk design

Zoals kunstenaars zich door de eeuwen heen hebben laten inspireren door de natuur, gebruiken ook eigentijdse ontwerpers de natuur veelvuldig als vetrekpunt. Natuurlijke kleuren, vormen, patronen en texturen zijn op allerlei manieren onderdeel van decoratieve en innovatieve ontwerpen.

Designs die soms veel verder gaan dan esthetiek en functionaliteit en in of zelfs samen met de natuur tot stand komen. Eco design, nature inspired design, bio design, er zijn evenzoveel termen als benaderingen.

Weelderige beeldtaal

Al tijdens de 18e-eeuwse Rococo periode keken kunstenaars naar vormen uit de natuur in een stijl die letterlijk verwijst naar rocaille, oftewel schelp. Als reactie op het strenge classicisme ontstond in Frankrijk een weelderige beeldtaal in de schilderkunst, beeldhouwkunst en interieurarchitectuur die al snel zijn weg vond naar de aristocratie en rijke burgerij in andere Europese landen zoals Duitsland, Oostenrijk en Italië. In Nederland zijn maar weinig Rococo interieurs terug te vinden, de bibliotheek van de Abdij Rolduc is waarschijnlijk het meest prominente voorbeeld. De uitbundige en ietwat pronkerige interieurs staan bol van asymmetrische ornamenten uit de natuur.

Asymmetrische composities en organische vormen kenmerkten rond 1900 nog nadrukkelijker de Jugendstil oftewel de Art Nouveau waarbij motieven heel letterlijk uit de natuur werden ontleend. Ranke, gestyleerde planten en bloemen maar ook sierlijke vlinders, zwanen, pauwen en andere vogels zien we terug in meubels, sieraden, lampen, bedrukte stoffen, kortom wat we nu design zouden noemen.

Bloemen en planten 

De grote bloemsculpturen van Linda Nieuwstad houden ook het midden tussen kunst, design en decoratie en zouden in de Art Nouveau niet misstaan. Maar zij blikte voor inspiratie nog verder terug: een tentoonstelling over de 17e-eeuwse schilder Jan van Huysum vol prachtige bloemstillevens vormde de directe aanleiding voor haar werk. Nieuwstad vervaardigt de reuzebloemen van bouwzeil, dekens, staal, fluweel behang en glimmend plastic. Net als in de natuur speelt kleur een sleutelrol.

natuurlijk design
Linda Nieuwstad, Bloemen voor Weesp, 2017 , 27 x150cm,
staal, velours en pvc (foto: © Ilco Kemmere) 

Waar de bloemstillevens van Nieuwstad in schaal en materiaal ver van de natuur af staan, zoekt het Rotterdamse REM atelier juist de grens tussen illusie en werkelijkheid op. In hun Growing Plants Indoors kijk je naar een lichtbak met daarin een grote bananenplant, althans zo lijkt het. In werkelijkheid is het een driedimensionale foto van de plant, gevangen tussen glas. De lichtobjecten spreken tot de verbeelding, met name de levensgrote versie prikkelt de nieuwsgierige kijker.

De Amsterdamse designstudio Spruitje gaat nog een stap verder en brengt de natuur daadwerkelijk bij je binnen. Oprichter van dit groenlab is Jonael van der Sloot, hij bracht zijn jeugd door in de jungle van Latijns-Amerika en experimenteert al zijn hele leven met planten en groenten. Terug in Nederland vertaalde Van der Sloot zijn liefde voor de plantenwereld in een groene microkosmos voor thuis. Hij ontwerpt glazen ‘bubbels’ met hierin aarde, mos en planten. Aan de bovenzijde worden ze afgesloten met een lamp die voor de groei van dit ecosysteem niet eens noodzakelijk is. Ideaal voor de designliefhebber zonder groene vingers.

natuurlijk design
Edisons’ Garden hanging door 

Biologie en design 

Innovatie en duurzaamheid vormen vaak de kern van het samenspel tussen designers en de natuur. Hoe integreer je biologie in design en nieuwe processen en producten? Kunnen we de hulp inschakelen van de natuur? En welke rol speelt technologie binnen bio-design? Complexe vraagstukken in de manier waarop designers duurzame productiemethoden verkennen. Steeds meer bedrijven en ontwerpers voelen immers de noodzaak op een verantwoorde manier met onze aarde en natuurlijke grondstoffen om te gaan. Een paar jaar geleden werd ik gegrepen door de eenvoud van het werk van Iris Claessens die in 2017 aan de Maastricht Academy for Fine Arts and Design afstudeerde. Haar poëtische sieradencollectie bestond uit bloemen en planten die ze rechtstreeks uit de natuur haalde. Delicate en fragile ontwerpen die soms niet meer vormden dan een madelief met een gouden knopje eraan. De meest pure vorm van hergebruik wellicht. Een soort Land Art maar dan op heel kleine schaal, waarbij het landschap oftewel de aarde de basis voor kunst is en met maar een paar ingrepen wordt verheven.

Designliefhebbers die de natuur niet direct in huis willen halen maar in de zomer wel graag de natuur ingaan kunnen hun hart ophalen bij Weltevree. Een mooi, robuust en duurzaam Nederlands merk dat helemaal gericht is op het buitenleven. Het meest bekende ontwerp van Weltevree is de Dutchtub, waarmee de Arnhemse ontwerper Floris Schoonderbeek al in 2003 afstudeerde. Het buitenbad is hout gestookt en weegt maar 75 kilo, waardoor je het makkelijk kunt verplaatsen. Elke exemplaar wordt met de hand gemaakt in Nederland, voorzien van een uniek nummer en is leverbaar in verschillende RAL-kleuren. Een sterk staaltje Dutch design voor het ultieme vakantiegevoel, zelfs in je eigen achtertuin.

natuurlijk design
Dutchtub van Weltevree

Andere columns van Anne van der Zwaag lezen:
https://tableaumagazine.nl/highlights/textiel-trend
https://tableaumagazine.nl/news/neo

Meer informatie over kunstbeurs OBJECT:
http://objectrotterdam.com/

Categorieën
2020 Columns

Thee of geen thee met hare majesteit?

De reden waarom grote kunstcollecties uiteindelijk niet in Parijs zijn beland…

Kunstcollectioneurs zijn vaak romantische, gevoelige mensen. In Parijs is hun gevoeligheid berucht, omdat immense kunstcollecties de stad verlieten om de meest bizarre redenen. In de laatste jaren waren dat belastingvoordelen, reden waarom de [link type=”article” id=”386″ target=”_blank” name=”Pinault-collectie”] quasi overnacht naar Venetië vertrok.. In de 19e eeuw ging het niet om geld, maar om de grootste eer die je toen kon halen: een kopje thee met de keizerin of koningin. En omdat het koninklijke thee-uurtje soms misliep, verlieten twee van de belangrijkste kunstcollecties Parijs voorgoed. De collectie van Sir Richard Wallace vertrok naar Londen en die van de gravin Galliera naar Genua – in Parijs bleven twee paleizen leeg over…

In de Engelstalige en Franstalige biografieën van Wallace is hij of ‘een echte Brit’ of ‘een Fransman met hart en ziel’  – in werkelijkheid was hij een rasechte Parijzenaar

 

The Wallace Collection

Sir Richard Wallace (1818-1890) bezat een van de beroemdste collecties van Franse kunst van de 18e eeuw (nu in een van mijn lievelingsmusea in London) daar is iedereen het over eens. Maar verder verschillen zijn Engelstalige en Franstalige biografieën. Hij was of ‘een echte Brit’ of ‘een Fransman met hart en ziel’ – in werkelijkheid was hij een rasechte Parijzenaar en sprak zijn hele leven Engels met een Parijs’ accent. Wallace werd in London geboren als Richard Jackson, buitenechtelijke zoon van een getrouwde vrouw en de toen 18-jarige Richard Seymour-Conway, later de vierde markies van Hertford. Deze bracht zijn zoon discreet naar zijn moeder in Parijs, waar hijzelf was opgegroeid en feitelijk leefde. De kleine Richard beleefde hier een droomjeugd bij zijn kleurrijke grootmoeder Maria Fagnani. Ze was dochter van een Italiaanse danseres en de graaf van Queensbury, trouwde tegen de wil van zijn familie met Hertford en vertrok daarom spoedig na de geboorte van hun zoon naar Parijs, waar ze een leuk leven leidde, terwijl haar man met andere vrouwen in Londen bleef. Ze kende iedereen en woonde midden in het toenmalig cultureel centrum boven het Café de Paris. De kleine Richard kon door het venster iedereen zien binnenlopen die in de kunstwereld telde. Maria – in kunstenaarskringen ‘Mie-Mie’ genoemd – nam haar kleinzoon overal mee, maar hij moest haar wel ‘tante’ noemen en zijn vader ‘oom’.

 

Het kasteel van Bagatelle in de Bois de Boulogne, een 18e-eeuwse ‘folie’ van koningin
Marie-Antoinette, in 1835 door de vader van Richard Wallace gekocht, om zijn toen al
befaamde collectie Franse kunst van de 18e eeuw onder te brengen. Hier leefden en stierven
vader en zoon, maar hun collectie verdween naar Londen.  

De vader van Richard woonde om de hoek, naast de Rothschilds in de Rue Laffite en kocht in 1835 het kasteel van Bagatelle in de Bois de Boulogne om zijn toen al befaamde collectie Franse kunst van de 18e eeuw onder te brengen. Een ideale plek, want de ‘folie’ – een kasteel dat in minder dan 100 dagen werd gebouwd na een weddenschap van de graaf van Artois met zijn schoonzuster koningin Marie-Antoinette – is een juweel uit de 18e eeuw. En omdat keizerin Eugénie een tot aan identificatie grenzende passie voor Marie-Antoinette koesterde, kwam ze graag bij de excentrieke Engelsman langs (een schatrijke ongetrouwde paardenfokker en kunstverzamelaar), die ook nog een kleine renbaan liet bouwen, zodat de keizerin tijdens de tea-time kon zien hoe haar zoon op Engelse pony’s rondjes reed. Maar Richard was op deze keizerlijke High Teas – Napoleon III kwam ook graag mee – niet welkom. Zijn vader weigerde hem officieel te erkennen. Daarom nam Richard op 22-jarige leeftijd de meisjesnaam van zijn moeder aan: Wallace. 

 
Charlotte Wallace sprak geen woord Engels, maar werd wel één keer bij Queen Victoria op de thee ontvangen – en dat telt!

 

Wel of geen thee

Ondertussen was hij zelf vader geworden van een buitenechtelijke zoon, die hij niet kon erkennen, omdat de familie Hertford (weer) weigerde de moeder voor de thee te ontvangen. Charlotte was een simpele ‘lingère’ (ondergoedverkoopster), die Richard op zijn erotische speurtochten samen met de dichters Baudelaire, Gautier en Flaubert en de schilder Delacroix had ontdekt in de Passage du Saumon. Daar ligt de clou van het hele verhaal: want toen Richard na de dood van zijn vader eindelijk met Charlotte kon trouwen en hun zoon erkende, zou Charlotte de meer dan 20 jaar van vernedering die zij had ondergaan, nooit vergeten of vergeven. Ze had een hekel aan Bagatelle waar Wallace de laatste jaren leefde en in 1890 stierf als ‘Bienfaiteur de Paris’, na wie enkele boulevards in Parijs waren vernoemd.
Toen tijdens de Commune van 1870/71 bijna iedereen was gevlucht toen het koningspaleis en het stadhuis in brand stonden, was hij gebleven om de Parijzenaars in nood te helpen: hij gaf een fortuin uit aan ziekenhulp, bouwde ziekenhuizen en ontwierp zelf de fonteinen die overal in de stad werden neergezet: voor de armen die het dure drinkwater niet meer konden betalen. Zo horen de ‘fontaines Wallace’ nog steeds tot het stadsbeeld van Parijs, net als de metro-ingangen van Guimard en de Eiffeltoren. Alleen zijn kunstcollectie heeft hij na de woelige revolutiejaren in veiligheid naar Londen gebracht, vanwaar ze niet meer terugkeerde. Hij onterfde zijn zoon en vier kleinkinderen – ook weer omdat hij zijn schoondochter van lage komaf niet wilde ontvangen – en Charlotte ging in Londen wonen. Ze sprak geen woord Engels, maar werd wel één keer bij Queen Victoria op de thee ontvangen – en dat telt!
 

 Een van de 100 door ‘Bienfaiteur de Paris’ ontworpen (en betaalde)
‘fontaines Wallace’, die nog steeds tot het stadsbeeld van Parijs horen. 

 

De collectie Brignole-Sale

De gravin van Galliera (1811-1888) – drie jaar jonger dan Wallace en één jaar voor hem gestorven – was ook een buitenlandse aristocrate in Parijs, maar dan wel in een familie waar alles rechtlijniger verliep. Zij kwam als kind naar Parijs, niet om een buitenechtelijk kind te verbergen, maar omdat haar vader daar als ambassadeur was benoemd. De Brignole-Sale behoorden tot de grote patriciër-families die over Genua regeerden. De hoog aristocratische familie had goede banden met het Franse koningshuis, omdat koningin Marie-Amélie, echtgenote van koning Louis-Philippe, ook een Italiaanse was. Maria Brignole-Sale groeide dus op in de kring van de familie d’Orléans, die ze na de revolutie van 1848 opnam in het schitterende Palais Matignon (de huidige residentie van de premier). Ze bezat verder een dozijn paleizen, want ze was intussen getrouwd met een schatrijke bankier, die dankzij Napoleon III een fortuin zou verdienen aan de stadsvernieuwing van Parijs, de nieuwe spoorwegen en de bouw van het Suezkanaal. De ‘duchesse de Galliera’ – de enige titel die ze wilde dragen – werd door koningen en keizers voor de thee uitgenodigd, want ze gold als de rijkste vrouw van Frankrijk. Bij de dood van haar man erfde zij in 1876 het kolossale vermogen van 280 miljoen Goudfranken (vergelijkbaar met de huidige $100 miljard van Bernard Arnault). 

 

De gravin was dol op een tea-time met een majesteit en had een hekel aan.. postzegels…

 

De beledigde gravin

Aan haar zoon wilde ze niets vereven, deze keer niet vanwege een vrouw die haar niet beviel, maar wegens zijn grenzeloze en onverzadigbare passie voor postzegels, waaraan zij een hekel had. Philippe, petekind van de Franse koningen, had ook helemaal geen gevoel voor etiquette en thee drinken en had in een ruzie met zijn ouders al zijn adellijke titels afgelegd om zich door een Oostenrijkse postzegelverzamelaar te laten adopteren. Philippe de La Renotière von Ferrary (aan het einde van zijn leven slechts Philippe Arnold) ging de geschiedenis in als de grootste postzegelverzamelaar ooit, met een collectie die in 1921-24 in veertien legendarische veilingen, waar verschillende koningen tegen elkaar opboden, het toen astronomisch bedrag van 30 miljoen nieuwe franken opbracht.
Omdat ze geen geld voor filatelie wilde uitgeven, besteedde de gravin haar hele fortuin aan filantropie en liet een groot paleis bouwen om de kunstcollectie van haar familie (met portretten van haar voorouders van Rubens en Van Dijck) aan de stad Parijs te schenken. Maar in de woelige tijd na de Commune – de jaren waarin Wallace zijn collectie naar Londen bracht – veranderden de gevoelens van de gravin voor de Franse staat. Nadat de familie d’Orléans – die nog steeds bij haar in het Hôtel Matignon woonde – daar in 1886 een feestelijke bruiloft had gevierd, waar de hele Europese adel uitgenodigd was, maar niet de Franse (‘socialistische’) president, wreekte deze zich voor deze belediging, door drie weken later de hele familie d’Orléans uit Frankrijk te verbannen. 
 
 

Het Palais Brignole-Galliera, in 1878-96 in opdracht van de gravin Galliera gebouwd om haar kunstcollectie aan de stad Parijs te schenken. Maar na haar dood bleef het paleis jarenlang leeg… Foto: © GM pour Palais Galliera

Nu zat de gravin helemaal alleen in haar paleis met uitzicht op de grootste privé tuin van Parijs en met 200 dienstbodes (!), maar geen majesteit meer voor de tea-time. Kort voor haar dood nam ze een blad papier en onterfde op een handgeschreven codicil de stad Parijs `uit solidariteit met de familie d’Orléans’. Na haar dood ging de collectie Brignole-Sale naar Genua, waar ze vandaag nog in het Palazzo Rosso en het Palazzo Bianco te zien is. En toen het Palais Galliera eindelijk voltooid was, stond het jarenlang leeg… Nu is er het modemuseum van de stad Parijs ondergebracht, dankzij bijna 200.000 legaten de waarschijnlijk grootste modecollectie ter wereld, dat na een tweejarige verbouwing deze lente weer opengaat. En daar zie je ook een Tea-gown van toen en begrijp je dat een kopje thee niet zomaar een drankje was, maar iets wat voor een grote kunstverzamelaar echt telt. 

Meer artikelen van Waldemar Kamer lezen? 
https://tableaumagazine.nl/articles/arnault-vs-pinault-deel-1
https://tableaumagazine.nl/highlights/het-verhaal-achter-de-brand-in-de-notre-dame
 

Categorieën
2020 Highlights

Rodin, Meunier en Minne in museum M in Leuven 

Na de expo over de middeleeuwse beeldhouwersdynastie Borman maakt museum M in Leuven opnieuw een intrigerende tentoonstelling met beeldhouwwerken. De grote hoge zalen van het moderne gebouw lenen er zich prima voor. Ditmaal staat de invloed van de middeleeuwse kunst op het oeuvre van Rodin, Meunier en Minne centraal. 

 

Jan Borman, Christus op de koude steen, ca. 1495, hout,
116x58x30 cm, coll. M, Leuven

Gothic revival

Tijdens de romantiek kreeg de gothic revival in heel Europa voet aan de grond. Eén van de mijlpalen in deze groeiende interesse is de eerste grote roman van Victor Hugo (1802-1885), Notre-Dame de Paris uit 1831. In deze roman, die een enorm internationaal succes kende, staat de gotische kathedraal van Parijs centraal. Ten gevolge van de beeldenstorm tijdens de Franse Revolutie waren er veel brokstukken in omloop, afkomstig van monumenten uit het Ancien Régime en die hadden veel invloed op jonge kunstenaars zoals Constantin Meunier (1831-1905). In de periode na zijn opleiding, tot ongeveer 1870, realiseerde Meunier een hele reeks religieus geïnspireerde en neogotische werken. Zijn verschillende retraites bij de paters trappisten van Westmalle verraden de fascinatie van Meunier voor het strenge en sobere aspect van het religieuze leven. In studies van monniken met karakteristieke brede en ruwe pijen is de vergelijking met de pleurants van de grafmonumenten uit de middeleeuwen makkelijk te maken. De pleurant is de meest iconische figuur uit de middeleeuwse beeldhouwkunst waarmee het idee van rouw en smart wordt uitgedrukt. 
 
 

Portret van George Minne, onbekende fotograaf, ca.1910,
zwart-wit foto, coll. Museum voor Schone Kunsten in Gent

George Minne

Bij George Minne (1866-1941) zijn de referenties naar de middeleeuwen nog duidelijker aanwezig dan bij Meunier. Dit komt onder andere tot uiting in de boekillustraties die Minne maakte voor schrijvers die behoren tot het symbolisme, met een voorliefde voor het escapisme, het subjectieve en het mysticisme en de sfeer van de middeleeuwen. Het meest fundamentele kenmerk dat hem zeer dicht bij de kunst van voor de renaissance brengt, is de uitwerking van zijn lichamen. Minne creëert tengere ijle figuren, dit soort anatomie vinden we ook terug in de schilderijen van de Vlaamse meesters uit de 15e eeuw. In de werken van Van Eyck, Van der Weyden en Bouts zien we geen krachtpatsers, maar gewone mensen.

 

Groep Bouts, Maria met kind, ca. 1500, olieverf op paneel,
81,5×69,4×6,2 cm, coll. M, Leuven

Rodin

Rodins fascinatie voor de middeleeuwen en zijn grote interesse voor de artistieke productie van die tijd, is op verschillende niveaus terug te vinden. Vanaf 1877 tot aan zijn dood in 1917, onderneemt hij een reeks reizen langs de Franse kathedralenroute. Hij beschouwt die als zijn lieux d’apprentissage (leerplaatsen). Deze ‘bedevaarten’ leveren talloze schetsen en notities op die de kunstenaar, met de hulp van de schrijver Charles Morice, uiteindelijk zou bundelen in zijn werk Les Cathédrales de France (1914). In dit werk uit hij niet alleen zijn artistieke beschouwingen maar ook zijn engagement in verband met de bescherming van historische gebouwen. Het werk De Burgers van Calais illustreert duidelijk de invloed van de middeleeuwse beeldhouwkunst.  

 

Auguste Rodin, De burgers van Calais, 1884–1889, brons,
217x255x197cm, Musée Rodin, Parijs

Auguste Rodin, Hoofd van Pierre de Wissant,
1886-1887, gips, 36x23x28cm, Musée Rodin, Parijs

 
Rodin, Meunier & Minne
t/m 30 augustus 2020 
M Leuven
www.mleuven.be

 

Categorieën
2020 Highlights

Art nouveau op afspraak in het Brusselse Frisonhuis

Frisonhuis, Brussel

Eén van die parels is het onlangs gerenoveerde Frisonhuis. Voordat hij Victor Horta de opdracht gaf een landhuis te bouwen in Ukkel, deed advocaat Maurice Frison reeds een beroep op zijn vriend om de plannen te tekenen voor een stadswoning in de Lebeaustraat, vlakbij het bekende Zavelplein met de vele antiekzaken in het centrum van Brussel. De architect leverde een fraai ontwerp af waarvan de bouw in 1894 voltooid was. Hoewel een latere winkeletalage het oorspronkelijke aanzicht van de gevel verminkte, behield deze toch een aantal karakteristieke art-nouveau-elementen; zoals de uitspringende en geprofileerde omlijsting van de voordeur of het grote venster met gietijzeren zuiltjes op de bovenste verdieping dat als een erker is uitgewerkt. Onlangs kreeg het Frisonhuis een nieuwe eigenaar die het huis restaureert om het in zijn vroegere luister te herstellen. 

Frisonhuis

Binnen kan men nog de mozaïekvloeren bewonderen, een trapzaal en een opmerkelijke smeedijzeren trapleuning, originele schouwen en plafonds en een buitengewone wintertuin met glazen overkapping in galerijvorm. De nieuwe eigenaar is Nupur Tron, een uit Indië afkomstige zakenvrouw die met veel liefde en respect het huis restaureerde en er zelf ook woont. Opvallend is dat ze in een aantal geometrische decoratieve elementen versieringen ontdekt die ze ook in Indië vindt, wat een band schept tussen haar moederland en het art nouveau huis. De restauratie is nog niet volledig klaar, maar dat maakt ook deel uit van de beleving, de spanning tussen het verleden en de nieuwe aanpak.   
 
Het Frisonhuis, Lebeaustraat 37, 1000 Brussel
Voor meer informatie:
https://www.foundation-frison-horta.be/
 

Categorieën
2020 Highlights

Wat zullen de buren zeggen? Controversiële foto’s in het Groninger Museum

Wat zullen de buren zeggen? 

Wat de tentoongestelde werken verbindt zijn de bijzondere en buitengewone, maar juist ook de gewone dingen in het menselijk bestaan. De foto`s gaan over thema`s als leven en dood, liefde, seks, identiteit, diversiteit, maakbaarheid, glamour, kwetsbaarheid en eenzaamheid. 
 

Groninger Museum
Zaal foto van de tentoonstelling `Wat zullen de buren zeggen?` (foto: Heinz Aebi)

 

Controversieel  

‘De titel Wat zullen de buren zeggen? is natuurlijk ironisch en bedoeld om te prikkelen, maar verwijst naar het feit dat sommige foto-aankopen nogal controversieel waren op het moment dat het museum er aandacht aan besteedde. Bijvoorbeeld omdat ze schokkend zouden zijn, of te veel aan gelikte reclamefotografie deden denken of te speels waren om als ‘serieuze kunst’ te worden gezien. Maar tegenwoordig zijn wellicht andere zaken weer controversieel`, vertelt Ruud Schenk, een van de samenstellers van de tentoonstelling. Hij is sinds 2001 werkzaam in het Groninger Museum als conservator moderne kunst. 
 
‘Zoals een lp vaak de titel draagt van een van de nummers op de plaat hebben we als titel voor deze tentoonstelling gekozen voor een van de titels van de geëxposeerde foto’s. Het werk What will the neighbours say? (1987) van Barend van Herpe was oorspronkelijk gemaakt als groot fotowerk in de openbare ruimte in Amsterdam. Het toont een enscenering van de naakte kunstenaar die als onderdeel van een fontein water spuit en zijn achterste laat zien. Dit soort fotografie vormde een breuk met de serieuze documentaire traditie in zwart-wit van dat moment. 
  
 

Wat zullen de buren zeggen?
Barend van Herpe, What will the neighbours say?, 1987-1988
cibachrome, coll Groninger Museum, aankoop 1989

Oog in oog 

‘Er was al lang geen groot overzicht van onze collectie fotografie geweest, dus het werd weer eens tijd. De laatst fotocollectie-expositie was `Oog in oog` in 2005. Sindsdien is er veel nieuws aangekocht waarvan we nu ook veel laten zien.’ ‘Hoofd-curator Mark Wilson heeft geprobeerd verschillende belangrijke groepen werken rond een bepaald thema per zaal zo mooi mogelijk te laten uitkomen, zodat elke zaal een heel eigen karakter heeft.’  

De tentoonstelling beslaat acht zalen. Eén met zwart-wit werk van o.a. Anton Corbijn en Erwin Olaf. Verder zijn het vooral kleurenprints op groot formaat, die goed tot hun recht komen op de donkere antraciet wanden. Echte documentaire fotografie, zoals (stedelijke) landschappen vind je niet in de collectie van het Groninger Museum. Het accent ligt op geënsceneerde fotografie, gemanipuleerde fotografie en modefotografie. In navolging van Frans Haks en het gebouw van Mendini is de fotocollectie kleurrijk en uitbundig in plaats van ingetogen en abstract. ‘Maar dat is geen wet van Meden en Perzen hoor.’  

 

Wat zullen de buren zeggen?
Links: Erwin Olaf, Blacks / 21 februari 1990, 1990, zilvergelatinedruk, aankoop 1991  
Rechts: Anton Corbijn, David Bowie (The Elepahnt Man, Chicago 1980), 1980,
Groninger Museum

Fotografia buffa  

Directeur Frans Haks begon met het gericht verzamelen van fotografie. Schenk: ‘Toen hij eind jaren 70 aantrad in het museum wilde hij aanvankelijk geen aandacht aan dit medium besteden, omdat hij vond dat het Stedelijk Museum dat al op uitstekende wijze deed en hij daar niets aan kon toevoegen. Toen zich midden jaren 80 een trend in de Nederlandse kunst voordeed die door andere musea niet serieus genomen werd, sprong Haks daarop in. Geënsceneerde fotografie: kunstenaars die met behulp van zelfgemaakte decors en allerlei attributen een eigen wereld in hun atelier bouwden en die vervolgens fotografeerden. In de tentoonstelling Fotografia buffa, geënsceneerde fotografie in Nederland (1986) besteedde het museum als eerste ruimschoots aandacht aan deze kunstvorm die goed aansloot op het kleurrijke, speelse beleid dat het museum toen al voerde. Fotografia buffa betekent zoiets als ‘geestige fotografie’ en is net als de opera buffa bedoeld als onderscheid met de serieuzere variant, in dit geval de documentaire fotografie. De geënsceneerde foto’s werden in de betreffende catalogus ook wel omschreven als ‘gestold theater’. Er werden werken aangekocht van onder andere Teun Hocks en Henk Tas.’ Kort na deze expositie maakte het museum kennis met het fantasievolle geënsceneerde werk van Erwin Olaf. Dit werd getoond op de tentoonstelling Minder kan het niet: exuberantie nu (1989).

 

Wat zullen de buren zeggen?
Teun Hocks, Zonder titel, 1995, olieverf op 
zilvergelatinedruk, aankoop met steun van het
Mondriaan Fonds, 1997 

Pioniers Paintbox 

Begin jaren 90 kon een volgende generatie kunstenaars het beeld manipuleren met programma’s als photoshop en paintbox. Inez van Lamsweerde en Micha Klein waren pioniers op dit gebied. Naast dit vroege gemanipuleerde werk is ook een ‘erezaal’ gewijd aan de bijzondere modefotografie die Inez van Lamsweerde en haar partner Vinoodh Matadin voor de grote internationale modemerken en -tijdschriften maakten. Al vroeg verwierf het museum werk van het duo via een stipendiumregeling.    

  

Links: Inez van Lamsweerde, Thank you Thighmaster, Britt, 1993, duraflexprint,
aankoop 1995 Rechts: Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin, Lifting, 1996, 
C-print, aankoop met steun van het Mondriaan Fonds, 1997 

Bont en blauw 

In 1996 toonde het Groninger Museum in de expositie Black & Blue portretten van een aantal controversiële Amerikaanse fotografen. ‘Er waren beelden te zien waarmee de doorsnee burger in het dagelijks leven liever niet geconfronteerd wilde worden, omdat ze het idee van een goed geordende maatschappij verstoren. De foto’s houden ons in feite een spiegel voor: wat is eigenlijk ‘normaal’, want deze mensen zijn even echt als de toeschouwer zelf.’ Foto’s werden aangekocht van o.a. Diane Arbus, de ‘peetmoeder’ van dit soort indringende portretten van mensen die ‘afwijkend’ zijn, en van Larry Clark, Andres Serrano en Catherine Opie. Die laatste fotografeerde haar vrienden in het alternatieve uitgaansleven van Los Angeles en San Francisco waarbij de toeschouwer zich kan afvragen of het mannen, vrouwen of transseksuelen zijn. 
 
 

Wat zullen de buren zeggen?
Links: Catherine Opie, Frankie, 1995, C-print, aankoop 1996
Rechts: Catherine Opie, Mike and Sky 2, 1994, C-print, aankoop 1996 

 

Gemanipuleerde blik op de werkelijkheid 

‘Een recente aankoop is een wandvullend fotowerk van David LaChapelle, naar aanleiding van zijn solotentoonstelling hier in 2018. Op het verontrustende Seismic Shift is een zwaar beschadigde en onder water gelopen museumzaal te zien (LA County Museum in Los Angeles) waarin iconische werken te herkennen zijn van vooraanstaande hedendaagse kunstenaars, zoals Jeff Koons, Damien Hirst en Takashi Murakami. Insiders weten dat deze werken deel uitmaken van de collectie van de superrijke, invloedrijke kunstverzamelaar Eli Broad. Het lijkt op een monumentale versie van een 17e-eeuws vanitas-stilleven dat ons wijst op de vergankelijkheid van al het aardse bezit.’ LaChapelle bouwt complete sets voordat er een foto van wordt gemaakt. 

 

Wat zullen de buren zeggen?
David LaChapelle, Seismic Shift, 2017, C-print, 180 x 447 cm, Groninger Museum,
aankoop met steun van de BankGiro Loterij, het Mondriaan Fonds en de Vereniging
Rembrandt, mede dankzij Titus Fonds en mr Rickert J-F. Blokhuis Fund, 

Een bijzondere band heeft Schenk met de grote foto Generation #3 van Ruud van Empel, die hier in 2018 een grote solotentoonstelling had. ‘In de digitale omgang met fotografie heeft Van Empel een unieke werkwijze ontwikkeld. Uit honderden fragmenten van foto’s stelt hij beelden samen die in hun detaillering levensecht overkomen, maar die een wereld voorspiegelen die in deze vorm nooit heeft bestaan. Wat op het eerste gezicht een gewone klassenfoto lijkt, roept bij nadere beschouwing vragen op. Iets wringt in deze vervreemdende foto. Zijn deze kinderen wel ‘echt’? Deze foto is tegelijkertijd een beetje eng en ontroerend.’ Heimwee naar de kindertijd en de jeugd als verloren paradijs is een thema in Van Empels werk. 

Spiegel 

Behalve de reguliere zaalteksten zijn bij sommige kunstwerken teksten geschreven door kinderen van de JuniorClub. ‘Dit idee is afkomstig van onze directeur Andreas Blühm, die er bij het Wallraf-Richartz-Museum in Keulen ook al mee had gewerkt. Kinderen hebben een heel andere manier om naar kunstwerken te kijken en dit levert vaak originele, fantasievolle invalshoeken op.’ 

 

Groninger Museum
Cornelie Tollens, Zonder titel, 1993 ® Groninger Museum

Veel werken op de tentoonstelling fungeren als spiegel om te reflecteren op vaststaande ideeën over schoonheid, geluk of glamour. ‘De tentoonstelling kan aanzetten tot nadenken over thema’s als maakbaarheid en diversiteit. Of waarom we onszelf steeds meer bekijken door de ogen van een ander? Maar wij denken dat de tentoonstelling zo is ingericht dat het ook een mooie, esthetische ervaring oplevert.’ 

Tentoonstelling: Wat zullen de buren zeggen? 
Groninger Museum in Groningen
verlengd t/m 4 oktober 2020 

https://www.groningermuseum.nl

Meer artikelen van Mireille de Putter lezen?
https://tableaumagazine.nl/articles/extase-foto-s-van-sanne-sannes