George H. Breitner, Naakt met zwarte kousen, circa 1895, ontwikkel-gelatinezilverdruk, 31,5x39,5cm, aangekocht met steun van Vereniging Rembrandt, Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds, het Leidse Universiteitsfonds en de Vrienden van het Prentenkabinet
Universiteit Leiden: schatkamer en kenniscentrum voor fotografie. Fotografie is geaccepteerd als serieus kunstmedium, dat ook als erfgoed wordt verzameld. In Leiden bevindt zich de beroemde Prentenkabinet-fotocollectie: de oudste fotohistorische schatkamer van Nederland, waarin alle belangrijke wendingen van de geschiedenis van de fotografie te vinden zijn.
Niet iedereen weet dat de misschien wel grootste schat op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse fotografie zich in een universiteit bevindt: Universiteit Leiden. Om precies te zijn in de afdeling Bijzondere Collecties van de Leidse Universiteitsbibliotheek. Dat heeft alles te maken met de relatief late erkenning in Nederland van fotografie als kunstvorm. Toen in 1953 de eerste grote privécollectie fotografie op de markt kwam, die van de Haagse verzamelaar Auguste Grégoire, was geen enkel museum geïnteresseerd en werd deze collectie door Universiteit Leiden opgekocht. Ze kwam in de Prentenkabinet-collectie naast de kunsthistorische collecties tekeningen en prenten. Een halve eeuw hield de universiteit die unieke positie als fotografie verzamelend instituut en daarmee een aanzuigende werking voor vele andere foto’s en fotocollecties. Een actief beleid van aankopen maakte de collectie tot de huidige schatkamer van fotografie. Het gaat in de collectie niet zozeer om negatieven maar om vintage prints: afdrukken die in de tijd van de opname van de foto zijn gemaakt door of onder toeziend oog van de kunstenaar-fotograaf zelf. Rondom de rijke collectie ontwikkelde de universiteit een kenniscentrum voor fotografie, waar niet alleen studenten, onderzoekers en conservatoren maar ook liefhebbers leren over fotografie.
DAGUERROTYPIE OF ZOUTDRUK
De hele geschiedenis van de Nederlandse fotografie ligt in de collectie besloten in topstukken die soms internationaal vermaard zijn. Wat dacht u van heuse experimenten in de zoutdruktechniek door de Britse uitvinder van de fotografie, William Henry Fox Talbot? De Franse variant van de uitvinding, zoals pionier Jacques Louis Mandé Daguerre die in 1839 aan de wereld presenteerde, is ook rijk vertegenwoordigd. Van de naar hem vernoemde daguerreotypie-techniek, waarbij foto’s op een verzilverd koperplaatje werden aangebracht, heeft Universiteit Leiden de grootste collectie van Nederland. In deze groep van ruim 450 stukken bevindt zich ook de grootste bij elkaar horende serie daguerreotypieën: 126 daguerreo-typieën die fotograaf Adolf Schaefer in voormalige Nederlands-Indië maakte van antieke kunst, zoals de reliëfs op de stoepatempel de Borobudur op Java.
links: William Henry Fox Talbot De schaakspelers, 1843/47, zoutdruk, 21,8×16,3cm, rechts: Julia Margaret Cameron, Julia Jackson, nicht en petekind van Julia Margaret Cameron, moeder van Virginia Woolf, na 1867, albuminedruk, 2,5×24,7cm
De fotograaf die wereldwijd als de eerste kunstfotograaf wordt beschouwd is Julia Margaret Cameron. Van haar hand zijn drie originele afdrukken aanwezig: een portret dat zij maakte van collega-fotopionier Sir John Herschel en poëtisch ogende foto’s van haar nicht. Cameron wordt als kunstenaar beschouwd omdat zij mensen niet om hun identiteit portretteerde, maar in literaire of mythische context en sfeer. Ook in Nederland was een vrouw een belangrijke fotopionier: Alexandrine of, zoals ze zichzelf noemde: Alexine Tinne. Universiteit Leiden werkt met het Haags Historisch Museum en met hedendaage fotograaf Dagmar van Weeghel aan een overzichtstentoonstelling over deze Haagse eigenzinnige dame. Deze tentoonstelling zal behalve over haar faam als onverschrokken ontdekkingsreizigster, voor het eerst een overzicht van al haar fotografie geven en in internationaal perspectief zetten.
Kim Boske, Mapping 5, uit de serie Mapping, 2008-2009, kleurendruk, 50x75cm
De Amsterdamse impressionist George H. Breitner ontdekte en exploreerde als geen ander de kunstzinnige mogelijkheden van de fotografie. Effecten als bewegingsonscherpte, snapshot-achtige uitsnedes en lichtschitteringen, pasten wonderwel bij de vluchtige indrukken die de impressionisten in hun schilderijen nastreefden. In de Leidse fotocollectie zijn vele foto’s en albums met dit soort studies van Breitner te vinden. Breitner zelf zag fotografie nog altijd als voorstadium voor de schilderkunst. Wie fotografie echt als kunst gingen zien, zijn de picturalisten. Zij wilden met motieven en composities uit de schilder-, teken- en prentkunst en bijzondere afdruktechnieken laten zien dat ook fotografie een kunstzinnig medium was. In verrassend energieke en internationale netwerken wisselden zij kennis uit en zorgden zij dat fotografie her en der tentoonstellingen kreeg in kunstmusea. Aan hen is ook te danken dat foto’s vanaf 1910 voor het eerst als kunst werden verzameld. De picturalistische fotoverzamelingen zijn uiteindelijk allemaal in de fotocollectie van Universiteit Leiden ondergebracht.
Het hele artikel lezen? Bestel dan hier de losse editie! Wil je op de hoogte blijven van interessante artikelen en ontwikkelingen in de kunst, meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Fatoumata Diabaté, Sougou kônô, Hahnemühle Photo Pearl 310g, 60x105cm, 2021
‘Rencontres de Bamako’ is dé Afrikaanse fotografiebiënnale. Deze biënnale is het eerste en belangrijkste evenement gewijd aan hedendaagse fotografie op het Afrikaanse continent en de diaspora. Ze fungeert als een platform voor ontdekkingen, uitwisselingen en zichtbaarheid. Opgericht in 1994 en georganiseerd door het Ministerie van Cultuur van Mali met steun van het Institut Français in Bamako. De dertiende editie vindt eind november 2021 plaats met het thema ‘de geglobaliseerde wereld’ en wordt door een team van internationale curators samengesteld.
Niet voor niets vindt de Afrikaanse fotografie biënnale plaats in Bamako, Mali. Het land waar de inmiddels wereldberoemde fotografen zoals Malick Sidibé (1935-2016) en Seydou Keita (1921-2001) vandaan komen. In de jaren 60, net na de onafhankelijkheid, maakten zij portretfoto’s en fotografeerden ze jongeren in Bamako op feesten en partijen. Zo reed Sidibé op de brommer door Bamako van feest naar feest en ontving tevens klanten in zijn fotostudio voor een portret. Hij liet de rijkdom van het leven in Bamako zien in de jaren 50, 60 en 70. De zwartwit gestreepte achtergrond met de zwartwit geblokte vloer in de studio van Sidibé is wereldwijd bekend en heeft vele fotografen en kunstenaars geïnspireerd.
VOORBEELD VOOR VELEN
Uit het werk van de Malinese Fatoumata Diabaté (1980) wordt al gauw duidelijk dat de rol van Malick Sidibé groot is: ‘Ik werkte met hem in zijn fotostudio en leerde veel van hem. Voor Sidibé fungeerde ik als de gedroomde dochter die veel interesse in fotografie heeft.’ Na zijn dood in 2016 is de kleine fotostudio in Bamako overgenomen door zijn zoon. Diabaté ontwierp zelf in 2013 ‘De Straatfotostudio’ waarmee ze in een doorlopend project een hommage brengt aan haar leermeester Sidibé. Ze bouwt ambulante studio’s in diverse steden in de hele wereld, waarbij ze iedereen uitnodigt zichzelf te laten portretteren zo- als in de studio van wijlen Sidibé. Men kan kiezen uit allerhande props en attributen voor de vrolijke foto’s die steevast zwartwit afgedrukt worden, net als de foto’s van Sidibé. Zo reist ze met haar ambulante fotostudio door o.a. China, Colombia, Ethiopie, Mali en Frankrijk. Het belang van Sibibé is duidelijk voor Diabaté: ‘Hij heeft met zijn werk het tijdsbeeld vastgelegd van Mali in de jaren dat hij actief was als fotograaf. Nu is het aan ons, de jonge generatie om het tijdsbeeld vast te leggen en trouw te blijven aan onze culturele tradities.’
Diabaté fotografeert sinds 2001 en wordt gezien als de eerste vrouwelijke fotografe in een wereld vol mannelijke Malinese fotografen. In 2002 trad ze als een van de eerste vrouwen toe tot het Centrum voor Training in Fotografie en Promotie in Bamako, dat tot doel heeft fotografen in Mali te professionaliseren. Ze vertelt trots dat ze een voorbeeldfunctie heeft voor de volgende generatie vrouwen en sinds december 2017 is ze de voorzitter van de Vereniging van vrouwelijke fotografen van Mali. Diabaté: ‘Ik vertel de jonge generatie dat je gepassioneerd en vastbesloten moet zijn en bovenal toegewijd om bewustzijn te creëren bij de kijker omtrent aangrijpende onderwerpen’.
INSPIRATIE
Tijdens de COVID-19 pandemie voelde Diabaté zich verloren, maar door de enorme inventiviteit en creativiteit die ze zag van mensen op social media, werd ze geïnspireerd om ook dit onverwachte extreme tijdsbeeld vast te leggen dat niemand voor mogelijk had kunnen houden. In de serie MiroirVide20, oftewel ‘Lege Spiegel 2020’ staat soms een klok afgebeeld, omdat de tijd voor haar gevoel stil stond en ze een enorme leegte ervoer wanneer ze in haar spiegel keek. Omdat ze net als iedereen opgesloten zat werd de ervaring zowel intiem als universeel. Momenteel werkt ze aan een zeer persoonlijke en intieme serie over vrouwenbesnijdenis. Met het Nimissa-project – wat ‘spijt’ betekent in de Bambara-taal – wil Diabaté als kunstenares haar stem laten horen in de strijd tegen besnijdenis, een praktijk die nog steeds wijdverbreid is in Mali. Met haar krachtige beelden wil ze de bevolking bewustmaken van de tragiek van het weg- nemen van dit meest intieme stukje identiteit. In een geïmproviseerde straatstudio, de fotografische omgeving waar ze zo van houdt, fotografeert ze modellen met kartonnen maskers in de vorm van het vrouwelijk geslacht en met rituele lendendoeken. Door het gemeenschappelijke verhaal van deze vrouwen, die er net als de kunstenaar niet voor kozen om een deel van hun identiteit te verliezen, spreekt de serie over een proces van wederopbouw van deze gestolen vrouwelijke identiteit. Met de serie won Diabaté een ereprijs van Museum Quai Branly in Parijs waar de serie binnenkort te zien is. Met zoveel passie en toewijding kijk ik uit naar de fotobiënnale in de Afrikaanse hoofdstad van de fotografie.
Meer columns lezen? Bestel dan hier de losse editie! Wil je op de hoogte blijven van interessante ontwikkelingen in de kunst, meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Kunstenaar en galerie, het is een bijzonder duet. Fotografe Robin de Puy en galeriehouder Narda van ‘t Veer van The Ravestijn Gallery werken al jaren samen. Ze kennen elkaar intussen goed en voelen zich verwant. No-nonsense types, helder in de communicatie, geen verborgen agenda’s. Ook de samenwerking tussen hen gaat als vanzelf.
Met een warme omhelzing begroeten ze elkaar. Robin de Puy en Narda van ’t Veer werken duidelijk graag samen. In alle fases van een project of nieuwe serie van is Van ‘t Veer heel betrokken. Ze stemmen vaak even af en hebben dan weinig woorden nodig. Van ‘t Veer denkt mee bij commerciële opdrachten, past dit wel of niet bij De Puy, maar juist ook aan het begin van een nieuwe serie of een project: hoe pak je dit aan? Hun contact gaat ver terug en ook op een persoonlijk niveau klikt het. Bij een portfolio viewing op de academie ontmoetten ze elkaar voor het eerst, in 2008. De Puy: ‘Ook toen gaf je altijd eerlijke feedback. Dat contact is er altijd wel geweest.’
Van ’t Veer: ‘Ik hou heel erg van haar ambitie en die wil ik graag volgen, alleen sommige dingen moeten we wel scherp afstemmen om daar te komen. Daar kunnen we het goed over hebben, dat is heel leuk aan onze samenwerking.’
Robin de Puy, Randy #8230, 2017
Fotografie als een way of life
Robin de Puy studeerde in 2009 af aan de Rotterdamse Fotoacademie en maakte al snel naam, ze kreeg vrijwel meteen veel opdrachten van diverse dagbladen en tijdschriften. In 2014 won ze de Zilveren Camera Nationale Portretprijs met een portret van An-Sofie Kesteleyn. Na een aantal jaar begon de volle agenda te wringen en wilde ze weer eens een eigen verhaal vertellen in plaats van in opdracht. In het voorjaar van 2015 vertrok ze naar Amerika. Op een Harley Davidson reed ze door tig staten en fotografeerde de mensen die ze ontmoette. Onder hen de jonge Randy, voor wie ze nog vaker terug zou komen. Het werd een indrukwekkende serie over de Verenigde Staten, waarmee ze haar naam definitief op de kaart zette.
Narda van ‘t Veer (foto Daniël Bouquet)
Met eenzelfde daadkracht richtte Narda Van ‘t Veer als twintiger in 1988 haar eigen fotoagentschap op: Unit c.m.a. Ze startte als agent van onder andere Carli Hermès, met wie ze nog steeds samenwerkt. De galerie kwam pas later, september 2012, opgericht samen met Jasper Bode die ook een eigen agentschap had. Van ‘t Veer: ‘In smaak zijn wij erg hetzelfde: fotografie met een verhaal en visueel aantrekkelijk. Bij Robin bijvoorbeeld zie ik dat er altijd een soort energie in zit. Door haar onbevangenheid naar de mens komt er altijd iets terug van de geportretteerde. Iets van kwetsbaarheid of een energie die zo sterk is dat die foto binnenkomt. Robins werk is altijd ‘bam’ het grijpt je meteen.’
Aanvankelijk was het idee: geen fotografen van het agentschap in de galerie. Maar toen De Puy de kunstwereld inging was het vanzelfsprekend dat ze ook daarin zouden samenwerken. ‘Het mooie is dat we tegelijk begonnen, wij startten toen ook net met de galerie. Dan ga je samen die wereld in. Samen dingen ontdekken. En daarin zijn we erg hetzelfde: naïef beginnen en het gewoon gaan doen.’
De Puy: ‘Fotografie is mijn leven. Mijn vorige agent kon goed produceren maar snapte niet helemaal wat het voor mij betekende. Terwijl Narda zelf ook fotografie ademt en leeft. Daardoor kan ze goed een overkoepelende view op een project geven. Musea en boeken zijn voor mij heel belangrijk en die wereld kent Narda ook, naast het commerciële. Zij kan op beide punten meedenken.’
Van ’t Veer is met haar jarenlange ervaring en expertise, die zeer wordt gewaardeerd, een belangrijke naam in de fotografiewereld. Dit blijkt uit het feit dat ze in vele vele jury’s plaatsneemt en in de Raad van Toezicht van World Press Photo zit. De galerie naast het agentschap was een logische stap. ‘Fotografen van het agentschap maakten soms autonoom werk en af en toe kocht ik zelf ook foto’s aan. In al die jaren heb ik heel goed leren kijken en contact gehad met allerlei galeries en mensen die over fotografie praten, die boeken uitgeven. Zo deed ik heel veel kennis op. En het agentschap deed ik al zo lang dat ik wel weer iets nieuws wilde.’
Sterke beelden en een verhaal zijn het criterium voor de galerie. Daarin passen naast De Puy kunstenaars als Scheltens en Abbenes, Inez en Vinoodh, Michael Bailey-Gates, Koen Hauser, maar bijvoorbeeld ook Ruth van Beek, die kleine collages maakt van foto’s en gouache. En Thomas Kuijpers, die niet alleen fotografeert maar ook ruimtelijk werk maakt. Vanuit het concept zijn er zo uitstapjes naar andere media mogelijk, maar het startpunt is altijd fotografie.
Robin de Puy, Down By The Water, Ali & Saker, 2021
Down By The Water
De Puy werkt altijd vanuit een persoonlijk perspectief. Er is altijd een connectie tussen haarzelf en het onderwerp. Zowel in portretten als in de series. Zo ook bij twee nieuwe projecten waar ze aan werkt: Down By The Water en TheReceptionist. DownByTheWater gaat over Wormer en omstreken. Het waterrijke dorp in Noord-Holland waar De Puy nu woont en waar Van ‘t Veer toevallig opgroeide. Down By The Water is een onderwerp dichtbij huis, mede ontstaan vanwege covid omdat reizen niet mogelijk was. De Puy groeide zelf ook op in een dorp en ontdekt zowel overeenkomsten als verschillen. ’Hoe wij vroeger op onze Puchjes door het dorp reden, zo hebben ze hier allemaal een klein bootje. […] Je merkt wel dat dit een dorp is dat dicht bij een stad ligt. Er wonen andere mensen. Niet alleen generaties dorpelingen maar ook mensen van elders, vluchtelingen, mensen die zich de stad niet kunnen veroorloven. Het zijn allerlei soorten mensen, dat viel me echt op. En ik heb al een paar interessante types ontmoet.’ ‘Die ze natuurlijk ook gaat fotograferen’, vult Van ‘t Veer aan.
De Puy weet binnen een seconde wie ze wil fotograferen. ‘Wat mij aantrekt zijn meestal een beetje de loners, mensen die graag op zichzelf zijn, zelfs als ze zich binnen een groep prima weten te redden. Mensen die misschien niet helemaal binnen de standaard passen maar daar oké mee zijn. Als je al mijn portretten naast elkaar legt zie je dat het unieke types zijn.’ Is dat ook hoe ze zichzelf ziet in de wereld? ‘Ja ik creëer wel een wereldje om me heen waar ik me prettig in voel. En ik onderhoud met heel veel van die mensen contact. Niet alleen in de buurt, ook met de mensen die ik in Amerika heb ontmoet.’ Haar fotografie ziet ze niet als een registratie van de werkelijkheid, of als journalistiek of documentair werk. Het gaat verder. ‘Ik pak wel al die documentaire aspecten, maar die meng ik door elkaar en daar maak ik mijn eigen beeld van. Ik leg het vast zoals ík het zie. Er zitten geen oordelen of meningen in. Maar als je het allemaal bij elkaar legt dan laat het wel iets zien over de maatschappij.’
Een persoonlijke blik, en altijd met respect voor degene die ze fotografeert. Er spreekt oprechte interesse uit. De Puy: ‘Randy bijvoorbeeld inspireert me enorm. Veel mensen voelen medelijden bij hem, terwijl hij helemaal niet ongelukkig is. Met het hebben van medelijden maken ze hem kleiner, dat vind ik jammer. Randy weet als geen ander in het moment te leven. Randy is veel, maar zielig is hij absoluut niet; dat probeer ik dan ook vast te leggen. En hopelijk lukt het dan af en toe om iemand niet ‘ahhhh’ te laten denken, maar eerder ‘wowww!’
Robin de Puy, Down By The Water Jackie, 2021
Gastvrije receptionisten
Misschien is die open blik ontstaan in haar jeugd. De Puy groeide op in een hotel. De sfeer van vreemden ontvangen en de tijdelijkheid van een verblijf, dat toch als thuis kan voelen, komt terug in haar werk. Voor gasten is de receptionist vaak het enige persoonlijke contact onderweg, waaraan ze vertellen over hun leven, emoties en wat ze meemaken onderweg. Een situatie die De Puy als receptioniste en als gast kent. Daarover gaat het project TheReceptionist. In een serie filmpjes zie je de receptioniste – De Puy zelf – met de telefoon aan het oor, een beetje afwezig luisterend naar het zoveelste verhaal. Achttien verschillende verhalen komen zo voorbij, die en passant een tijdsbeeld vormen van de maatschappij. De filmbeelden worden deel van een installatie, waarin daarnaast foto’s van motels, receptionisten en gasten te zien zijn. Zodra het weer kan reist De Puy naar Amerika om verder te werken aan het project, waar ook een boek bij zal verschijnen.
Geleidelijk is haar werk gegroeid naar meer dan alleen foto’s. ’Fotografie is altijd het beginpunt van een project of installatie. Maar ik merk dat ik het steeds leuker vind dat ik niet zo gebonden ben aan een foto.’ Film is iets wat ze in de toekomst verder wil verkennen en ook bij het maken van een expositie onderzoekt ze graag hoe je tekst, geluid en film kunt combineren tot een nieuw geheel.
Amerika blijft trekken. Hoe komt dat? ‘Deels herken ik heel erg de situatie waarin ik ben opgegroeid. Mijn ouders zijn Nederlands maar mijn vader reed altijd in Amerikaanse auto’s. Mijn eerste auto was een Chevy pick-up. De eerste reis naar Amerika maakte ik vooral omdat het voor de magazines interessant was. Onderweg leerde ik veel mensen kennen, daardoor heb ik nu een heel netwerk waar ik me veilig bij voel. En ik pas echt in die kleine dorpjes. Ze staan daar niet zo snel te kijken van iets. Wat je ook doet, het is allemaal prima. Ik vind het interessant om te zien wat al die mensen bindt, door al die staten heen.’
Dat laatste is een leidraad: verbinding zoeken. De Puy is bij uitstek goed in het creëren van een moment van intimiteit met de persoon voor de camera, zowel in commerciële opdrachten als daarbuiten. Die connectie zie je terug in de foto. Verbinding maken en niet oordelen. Net zomin als de Amerikanen die ze ontmoet dat over haar doen. Of de receptionisten over een gast. Mensen zijn mensen, de een niet beter dan de ander. De focus is altijd meer op de overeenkomsten. In haar series kijkt ze voorbij de prestatiemaatschappij, naar de personen die daarbuiten vallen. Objectief en eerlijk. Observerend. Het leven kan er ook zo uitzien. De Puy laat het zien voor wat het is. Ze heeft zelf ervaren dat ze verbinding kan maken ongeacht iemands achtergrond of politieke ideeën. ‘Er is iets dat dat overstijgt. Echte verbinding gaat voorbij politiek. In Amerika merkte ik bijvoorbeeld dat iemand totaal achter Trump kon staan en heel rechtse ideeën had, maar ik tegelijkertijd wel een goede band met iemand had. Politiek en ieder ander onderwerp kan een onderwerp zijn waarover we het niet eens zijn, maar het is niet bepalend voor of ik wel of niet een relatie aan kan gaan met iemand, dat heeft veel meer met intuïtie te maken.’
In commercieel werk gaat dat overigens niet heel anders. ‘Ik denk niet dat ik dan anders werk, want mijn manier van fotograferen dat ben ik.’ Zonder twijfel waar. Tijdens Art Rotterdam dit jaar hingen in de stand van The Ravestijn Gallery vijf grote portretten van De Puy op een rij, elk 140 centimeter hoog. Indrukwekkende beelden, met een zachte blik gemaakt. De open houding van de fotograaf wordt weerspiegeld in de geportretteerde, die ontspannen zichzelf is. Waar en wie die mensen ook zijn, de fotografe zet ze allemaal met dezelfde mate van respect neer. En dat geeft de foto’s impact.
Er zijn meer cross-overs ontstaan tussen het agentschap en de galerie. Bijvoorbeeld Ferry van der Nat en Michael Bailey-Gates, die beide op de fotobeurs Unseen dit jaar te zien zijn. Van der Nat in zijn vrije werk met vooral mannelijk naakt en Bailey-Gates met vrolijke groepsfoto’s waarin hijzelf en anderen moeiteloos van gender lijken te wisselen. Fluïde en bijna argeloos in beeld gebracht. Het laat een wereld zien waarin gender totaal geen issue is. Net zoals bij Robin de Puy een buitenbeentje zijn heel vanzelfsprekend voelt. Waarom ook niet. Het is gewoon een van de mogelijkheden.
Krap twee maanden nadat Unseen failliet was verklaard, maakte de beurs voor hedendaagse fotografie een doorstart. Medeoprichter van Unseen, Roderick van der Lee, keerde terug als directeur. En hij heeft een missie: ‘Wij willen de belangrijkste plek ter wereld zijn voor de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van hedendaagse fotografie.’
Doodzonde.’ Dat is wat Roderick van der Lee dacht, toen hij begin vorig jaar hoorde dat Unseen, de fotografiebeurs die hij tien jaar eerder mede had opgericht, failliet was verklaard. En ook: ‘hoe is het mogelijk? Zo’n geweldig sterk merk kan toch niet zomaar ophouden te bestaan?’ Niet lang daarna bezocht hij Art Rotterdam. Daar gonsde het van de geruchten. Fons Hof, directeur van Art Rotterdam en Johan de Bruijn van Galleryviewer, liepen rond en peilden de stemming onder galeriehouders. Wat zouden die ervan vinden als Unseen een doorstart zou maken? ‘Zo’n plan heeft alleen kans van slagen als er vertrouwen is van de markt’, zegt Van der Lee. Dat vertrouwen was er, bleek al snel. Ook bij Van der Lee. Of beter: juist bij hem. ‘Ik wilde niets liever dan dat Unseen weer zou worden opgestart. Toen ik het hoorde ben ik direct op Fons afgestapt. Ik zei tegen hem: “Als je iets wil weten over de eerste vijf jaar van Unseen, kun je altijd een beroep op me doen.” Zo hielden we contact.’
Van der Lee was op dat moment nog directeur van Photo London. ‘Ik ben daar in 2019 aan de slag gegaan met als doel de beurs, die er toen vijf edities op had zitten, naar een ho-ger plan te tillen. De strategie voor de komende vijf jaar had ik geschreven en ik zou deze ook gaan uitvoeren.’ Omdat het toen nog onduidelijk was hoe de Brexit zou verlopen, bleef zijn gezin in Amsterdam. Een jaar lang reisde Van der Lee elke maandag met de eerste vlucht naar Londen, om donderdagnacht weer op Schiphol te landen. ‘Maar toen kregen we niet alleen een keiharde Brexit, daar overheen kwam ook nog eens corona. Door de lockdown moest ik kiezen: in mijn eentje in Londen of terug naar Amsterdam.’ De keuze was snel gemaakt.
EEN FOTOBEURS ALS FESTIVAL
Roderick van der Lee (foto: Pablo Delfos)
De gesprekken die Van der Lee met Hof en De Bruijn voerde, werden steeds uitgebreider tot ze in september vroegen of hij misschien niet weer directeur wilde worden. ‘Dat wilde ik heel graag. Uiteindelijk was het een zachte landing uit Londen, maar niet eentje die van tevoren was gepland.’In die eerste gesprekken, benadrukt Van der Lee, ging het vooral over één belangrijk punt: de nadruk moest weer op de beurs zelf komen te liggen. Gelukkig dachten we er alledrie zo over.’ Dat was ook het oorspronkelijke idee van Unseen toen de beurs in 2012 werd opgericht. ‘Het doel was om een markt te bieden voor jong talent. Zodat jonge fotografen konden rondkomen van de verkoop van hun werk. Onder het motto: the photo fair with a festival flair‘, wilden we daaromheen het beste randprogramma ter wereld bieden voor fotografie.’ En dus werden er lezingen en debatten georganiseerd, films vertoond en prijzen uitgereikt.‘ Nadat ik in 2016 was vertrokken, werd dat randprogramma steeds verder uitgebreid. Er kwamen meer ruimtes met niet-commerciële tentoonstellingen, er werd gebouwd aan een groot digitaal platform, een webshop en een magazine. Daardoor begon de balans beurs-festival steeds meer uit te slaan naar festival. Daarmee trek je een heel ander publiek: mensen die vooral komen om te kijken. Dat is geen waardeoordeel, want het aanbod was geweldig om te zien, maar het zijn niet per se de beste kopers. En als er geen kopers zijn, haken de galeries af.’
EMANCIPATIE VAN DE FOTOGRAFIE
Wat betekent dat concreet voor de komende beurs in september? Het magazine is gestopt, evenals alle non-commerciële tentoonstellingen. ‘Qua oppervlakte is Unseen dus iets beperkter geworden, maar dat hebben we opgevangen door Unbound, een concept dat naar de toekomst kijkt. Eigenlijk gaat het over de emancipatie van fotografie. De laatste jaren is fotografie veel rijker geworden, doordat het zich als kunstvorm heeft ontworsteld aan de tweedimensionale print. Om hier ruimte aan te bieden is er in het Transformatorhuis een grote tentoonstelling met installaties die raakvlakken hebben met video-, installatie-, digitale- en beeldhouwkunst.’
De werken, waarvan sommige speciaal voor Unbound zijn gemaakt, hebben een centraal thema, dat dit jaar ‘Filling in the cracks’ luidt. ‘Het thema gaat over de relatie van de mens met de natuur om zich heen, maar ook met de natuur in zichzelf.’ Voor het project werd een onafhankelijke stichting opgericht met Marcel Feil, vertrekkend artistiek directeur van Foam, als curator. Deelnemende kunstenaars zijn onder andere Maarten Baas (Galerie Ron Mandos), Letha Wilson (Grimm Gallery) en Sheida Soleimani (Edel Assanti en Harlan Levey). ‘Het is spannend’, zegt van der Lee. ‘Niet alleen omdat het voor ons de eerste keer is, maar ook omdat voor het eerst ter wereld een specifiek platform wordt gecreëerd voor deze kunstvorm. Hopelijk dient het als stuwende werking voor nieuwe ontwikkelingen binnen de fotografie.’
Een ander nieuw onderdeel van Unseen is Past/Present, waarin vintage werk van voor 2000, gebruikt wordt als inspiratie voor nieuw werk van jonge kunstenaars. Van der Lee: ‘Een voorbeeld is het werk van August Sander, een van de grootste fotografen uit de eerste helft van de 20e eeuw. Van hem is People of the 20th century, dat bestaat uit een serie portretten van verschillende bevolkingsgroepen in die periode. De New Yorkse kunstenaar Michael Somoroff heeft daarop een eigen interpretatie gemaakt die echt waanzinnig mooi en verassend is geworden.’
Robby Müller, Santa Fe, New Mexico II, 1985, courtesy Annet Gelink Gallery
NIET EERDER GEZIEN
In 2017 verloor Unseen de financiële steun van Bankgiro Loterij en het Blockbusterfonds. Het wegvallen van die externe financiering is volgens Van der Lee geen probleem. ‘Dat soort fondsen betalen voornamelijk voor de niet-commerciële activiteiten, voor het festivalgedeelte. Als je die activiteiten niet organiseert, hoef je ook niet meer bij dat soort partijen aan te kloppen. Vanaf nu moet de beurs volledig ten dienste staan van de galeries, zodat zij optimaal werk kunnen leveren voor jonge kunstenaars.’ Dit jaar zullen 60 galeries werk laten zien. De selectie is volgens Van der Lee streng. ‘Een galerie moet een voorstel schrijven waarin ze niet meer dan vier kunstenaars opnemen, zodat de presentatie een doordachte samenhang heeft. Het werk mag bovendien niet ouder zijn dan vier jaar en nooit eerder op Unseen te zien zijn geweest.’ In de internationale selectiecommissie, zitten onder andere Brett Rogers, directeur van The Photographers Gallery in Londen en Azu Nwagbogo, directeur van het Lagos Photo Festival. ‘Dat de selectie zo streng is, lijkt misschien in te druisen tegen het verdienmodel van Unseen, maar juist door aan kwaliteitsbewaking te doen, creëer je een hoge standaard. Dat is de reden waarom kopers en verzamelaars de moeite nemen om naar Amsterdam af te reizen.
Om de kwaliteit te waarborgen moeten we een grens aan het volume stellen, ook al zouden we eindeloos door kunnen groeien. Als de markt groeit en er is een bredere kwaliteit voorhanden, dan zullen we in volume groeien, maar die groei is geen doelstelling op zich.Onze ambitie is vooral om de belangrijkste plek ter wereld te worden voor de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van hedendaagse fotografie. Wat betreft dat laatste, zal Unseen zich blijven onderscheiden van grote wereldwijde beurzen als Paris Photo en Photo London, waar het aanbod varieert van hedendaags tot vintage. Unseen wordt vaak als try-out gebruikt. Als het werk hier goed is ontvangen, dan wordt het daarna vaak op een grote beurs als Paris Photo gepresen-teerd. De risico’s en de belangen op zo’n beurs zijn immers veel groter. Van der Lee ziet een mooie toekomst voor de fotografie op Unseen. ‘Jarenlang was fotografie het ondergeschoven kindje van de kunst. Dat is de laatste jaren al enorm veranderd. In-middels durf ik wel te stellen dat fotografie als volwaardige kunstvorm geaccepteerd is.’
6 TIPS VAN RODERICK VOOR UNSEEN 2021 1 De magische beelden en achterliggende verhalen van Lisandro Suriel, (Chrysalid Gallery) 2 De prachtige, loodzware stalen fotografische sculpturen van Letha Wilson, in Unbound (GRIMM) 3 De op modder gedrukte foto’s van Lucas Leffre, (Galerie Intervalle) 4 De knallende composities van Uta Eisenreich, (Ellen de Bruijne Projects) 5 Het werk van kunstenaar Valerie Belin, (FLATLAND) 6 De polaroids van cinematograaf Robby Muller, (Annet Gelink Gallery)
Willem Diepraam, Lima, roze wand met vrouw, 1988, courtesy Galerie Wouter van Leeuwen
Sinds de uitvinding van fotografie, toen het Joseph Nicéphore Niépce (1765-1833) voor het eerst lukte om een beeld uit de werkelijkheid op de gevoelige plaat vast te leggen, kent de techniek een heel eigen ontwikkeling. De markt voor fotografie is daardoor behoorlijk complex en het is goed om eens te onderzoeken wat de huidige stand van zaken is: wat zijn de nieuwste trends, wie zijn de kopers en wat zijn de voordelen, maar ook de risico’s bij het kopen van fotografie?
Fotografie ontwikkelde zich aan de ene kant tot een zelfstandige vorm van kunst, zoals toen het de plek innam van de portretkunst in de 19e eeuw; aan de andere kant diende het als ondersteuning voor de beeldende kunstenaars. Een voorbeeld is de schilder George Hendrik Breitner (1875-1923), die al in de jaren 90 van de 19e eeuw met een camera over de Amsterdamse grachten liep om beelden vast te leggen die hij later op doek uitwerkte. Anders dan in de beeldende kunst, is fotografie in te delen in een aantal categorieën, zoals street photography, portret-, mode- en documentair. Bovendien zijn er nog de specifiek aan kunst gerelateerde werken. Fotografie kent dus vele kanten en heeft geen eenduidige omschrijving. De verbinding is te vinden in de letterlijke betekenis van het woord, dat is afgeleid uit het Grieks: schrijven met licht. Om de situatie op de internationale markt te kunnen overzien is het van belang om een tweedeling te maken, namelijk die van de moderne (19e/20e eeuw) en die van de hedendaagse (eind 20e en 21e eeuw) fotografen. Vanaf de jaren 80 van de 20e eeuw kwam fotografie op als een nieuwkomer binnen de kunstscene. De scepsis was echter groot: iets dat zo makkelijk te reproduceren is en tevens ogenschijnlijk eenvoudig te maken, wat is daar de kunstwaarde van? Die kritische houding veranderde in de jaren 90: door aanscherping van de kwaliteitsnormen en tevens een regulering voor gelimiteerde edities vond er een schifting plaats. Dit leidde tot een groeiende vraag, en zodoende werden er in 2009 de eerste gespecialiseerde veilingen voor internationale fotografie georganiseerd door veilinghuizen als Sotheby’s en Christie’s. Dit betekende dat de basis was gelegd voor een wereldwijde erkenning van fotografie als kunstvorm.De hoogste bedragen op deze veilingen werden vooral be-taald voor iconische werken van ondermeer Irving Penn, Robert Mapplethorpe, Richard Avedon, Diane Arbus, Annie Leibovitz, Helmut Newton en Man Ray. Deze fotografen werk-ten veelal in opdracht voor o.a. (mode-)bladen, maar waren op creatief vlak hun tijd zo ver vooruit, dat hun werk in opdracht kwalitatief gelijk stond aan – en evenveel werd gewaardeerd als hun vrije werk. Daarnaast begon vanaf het begin van de 21ste eeuw, toen hedendaagse kunst wereldwijd steeds populairder werd, ook de hedendaagse fotografie een eigen plek op te eisen in deze explosief groeiende markt.
Ed van der Elsken, Durban, Zuid Afrika, 1959, courtesy Nederlands Fotomuseum / Annet Gelink Gallery
FOTOGRAFIE ALS KUNST Inmiddels is er vrijwel geen galerie meer te vinden die niet een nog levende fotograaf heeft toegevoegd aan haar stal. Ook verzamelaars zijn foto’s in de loop van de tijd gaan zien als volwaardig onderdeel van de hedendaagse kunst. En aangezien de hoogste bedragen op de internationale kunstmarkt worden betaald voor hedendaagse kunst, is het voor de veilinghuizen een strategisch logische beslissing om hedendaagse foto’s te scharen onder post-war contemporary art, in plaats van gespecialiseerde fotoveilingen te organiseren. Dat dit zijn vruchten afwerpt werd voor het eerst duidelijk in 2011, toen een foto van Cindy Sherman (1954) $2.800.000 opbracht; een werk gemaakt in 1981 en in een oplage van tien. Maar ook van bijvoorbeeld Richard Prince (1949) en Andreas Gursky (1955) worden nog steeds foto’s verkocht voor vele miljoenen dollars. Het is op zich opmerkelijk dat werken die in oplage gemaakt – en dus niet uniek – zijn, dit soort bedragen kunnen opbrengen. Bovendien: hoe kan het overschrijden van de editie-limiet worden voorkomen? Het idee om het afdrukken van foto’s aan banden te leggen kwam als eerste voor in een artikel dat de filosoof Walter Benjamin (1892-1940) publiceerde in het Zeitschrift für Sozialforschung in 1936. Nadat hij de scepsis had onderzocht over de waarde van fotografie in een tijdperk van technische reproduceerbaarheid, zag hij de oplossing in het beperken van doordrukken en vastleggen in edities. Voor die tijd was dit een buitengewoon vooruitstrevend inzicht. Het ontwikkelen van foto’s was toen nog zeer gecompliceerd en technisch in-gewikkeld. Vaak werd het door de maker zelf gedaan, waarbij niet zelden werd geëxperimenteerd met verschillende licht-invallen en formaten, zodat de resultaten vrijwel nooit exact hetzelfde waren.
IDENTIEKE AFDRUKKEN Met de voortschrijdende technische vooruitgang en de komst van digitale fotografie aan het begin van de jaren 80 werd het echter steeds makkelijker om zonder kwaliteitsverlies precies dezelfde afbeelding te reproduceren. Daarmee werd ook de regulering door middel van edities van wezenlijk belang.Roderick van der Lee, directeur van fotobeurs Unseen en voormalig directeur van Photo London, verklaart de groeiende populariteit van fotografie mede door het imago van instapmodel: in prijs en voorstelling is het medium voor beginnend verzamelaars en kunstliefhebbers vaak iets toegankelijker dan beeldende kunst. De uitgave in edities leidt ook tot een verdeling van de kosten. Volgens Van der Lee is het risico op ‘doordrukken’ van edities klein, omdat dit door de huidige transpa-rantie van de markt al snel aan het licht komt. Zowel kunstenaar als galerie zullen dan hun naam en reputatie kwijtraken. Narda van ’t Veer, oprichter en directeur van de in hedendaagse fotografie gespecialiseerde The Ravestijn Gallery, vult aan dat het juist goede marketing is als een editie van een nog levende kunstenaar uitverkoopt. Bovendien creëert het ook weer ruimte om nieuw werk te maken, wat in alle opzichten meer loont dan het risico te nemen om foto’s buiten de editie door te drukken.
Amie Dicke, >>>>, 2013, courtesy kunstenaar
VINTAGE PRINTS De waardering voor klassieke fotografie, waarbij nog geen editie-limiet werd gehanteerd en waarvan het dus niet zeker is hoeveel exemplaren er bestaan, komt weer anders tot stand. Een belangrijke maatstaf is of er sprake is van een ‘vintage’ afdruk – dat wil zeggen hoeveel tijd er zit tussen de opname en het afdrukken van de foto, en of het ontwikkelen is gedaan door de maker zelf of in diens bijzijn. Gaat het bijvoorbeeld om een postume uitgave, dan is de financiële waarde van precies dezelfde afbeelding een stuk lager. De vintage markt is overigens redelijk steady en minder hype-gevoelig. Dit komt doordat de kopers voornamelijk bestaan uit kenners en verzamelaars – het vergt tijd en moeite om deze markt te doorgronden. Tegenwoordig kiezen steeds meer fotografen voor een beperkte editie. Het komt ook steeds vaker voor dat fotografen helemaal geen oplage hanteren. Een voorbeeld vormt het internationaal bekende kunstenaarsduo Inez van Lamsweerde & Vinoodh Matadin. Net als vele beroemde fotografen die hen voorgingen, zoals Richard Avedon en Irving Penn, zijn ook zij beroemd geworden door binnen de hedendaagse fotografie een brug te slaan tussen mode en kunst. In 1994 waren Inez & Vinoodh de eersten die gebruik maakten van beeldmanipulatie en Photoshop, in zowel hun commerciële opdrachten als in vrij werk. In hun huidige kunstfoto’s zien we juist complexe ‘analoge’ collagetechnieken terug. In tegenstelling tot hoe ze ooit begonnen, willen de fotografen nu juist het ambachtelijke aspect benadrukken door een origineel beeld met de hand tot een collage te knippen en plakken. Vervolgens wordt dit gefotografeerd en in veel groter formaat afgedrukt. Maar, zo vertelt Narda van ’t Veer, die het duo representeert: zij kiezen ervoor om deze werken niet in editie uit te geven, omdat zodoende het format optimaal bewaard blijft. Op deze manier is fotografie dus een middel geworden om een uniek kunstwerk te maken. Waar ligt dan de scheidslijn tussen fotografie en de beeldende kunst?
GRENSGEVALLEN Als we teruggaan in de geschiedenis, zien we binnen het oeuvre van de succesvolle Nederlandse fotografen Ed van der Elsken (1925-1990) en Willem Diepraam (1944) hoe die twee werelden naar elkaar groeiden. De twee kunstenaars hadden recent (in 2020/2021) tegelijkertijd een overzichtstentoonstelling in het Rijksmuseum. Al vanaf 1956 gaf Van der Elsken de wereld om hem heen op een zeer directe, eigentijdse manier weer, met de mens als middelpunt. Diepraam (1944) tilde de journalistieke fotografie naar een kunstwaardig niveau in de jaren 70. Het talent van deze twee fotografen ligt in de gave om toevallige situaties treffend vast te leggen, en hierbij de tijdsgeest te bewaren.Vanaf de jaren 80 zien we kunstenaars die zowel fotografie als andere media gebruikten om hun concepten uit te werken. Een voorbeeld uit het hoogste segment vormt Jeff Koons (1955), die de wereld op zijn kop zette met zijn tegendraadse sculpturen en foto’s en zo een belangrijk vertegenwoordiger werd van het postmodernisme. Een ander is Richard Prince (1949), die in de jaren 90 de Westerse commercialisering op de hak nam met zijn reusachtige schilderijen van covers van doktersromans en foto’s maakte die identiek waren aan de iconische Marlboro man. Toch blijven de foto’s van deze kunstenaars in prijs achter bij hun beeldende werk. Zo bracht het duurste schilderij van Richard Prince dat ooit werd geveild, recentelijk, iets meer dan 12 miljoen dollar op bij Sotheby’s Hong Kong , terwijl zijn meest kostbare foto in 2014 bij Christie’s New York verkocht werd voor ‘slechts’ 3,7 miljoen dollar.
UNIEKE FOTO’S Inmiddels zijn er ook steeds meer kunstenaars die uniek werk creëren door foto’s met andere technieken te combineren. Een goed voorbeeld daarvan is de Nederlandse kunstenaar Berend Strik (1960), die zich een beeld eigen maakt door het te bestikken. Hierbij gebruikt hij zelfgemaakte foto’s, maar ook ‘geleend’ materiaal. Of Amie Dicke (1978), die bekend is geworden met het uitsnijden en wegschuren van beeldmateriaal dat zij vindt in tijdschriften en vervolgens vergroot uitprint. Voor haar vormen het onderzoek naar de ‘restruimte’ – de ruimte die de mens inneemt buiten het lichaam zelf – en de persoonlijke aanraking samen de leidraad. Resumerend kunnen we stellen dat fotografie wel degelijk een eigen plek inneemt in zowel de geschiedenis als op de kunst-markt. En ondanks de overlappingen met de beeldende kunst, heeft fotografie terecht een eigen platform gecreëerd, met gespecialiseerde veilingen, galeries en beurzen. Fotografie is nog steeds in ontwikkeling, en de (technische) mogelijkheden en creatieve diversiteit bieden nog oneindige mogelijkheden, dus reden genoeg om dit fenomeen nauw te blijven volgen.
– Meer lezen over de kunstmarkt en op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief of word abonnee!
In een grotendeels digitale wereld moet beeld de aandacht trekken, vasthouden en in één oogopslag je verhaal te kunnen vertellen. Wie kunnen dat nou beter dan kunstenaars? Een preview op het PAN project Underpromise, waarin fotografen de passie van een galeriehouder vastleggen.
Underpromise – passie in beeld Begin 2020 richtten Alexander Sporre en Joanna van der Werf creatief bureau Underpromise op. Vanuit dit bureau koppelen zij kunstfotografen en andere talentvolle beeldmakers aan commerciële merken. Voor PAN Amsterdam zet Underpromise in een serie portretten tien handelaren in de spotlight. In deze portretten gaat het niet over de kunst, maar over de handelaar en zijn passie. Hoe zijn de handelaren in het vak gerold? Hoe heeft zijn of haar passie zich ontwikkeld? En, wat brengt de beurs de handelaren – niet in verkopen, maar in verhalen en ontmoetingen? Dat probeert de fotograaf in beeld te vangen.
Alexander Sporre fotografeert Wiet Hekking Wiet Hekking is eigenaar van Wonderwood, een mix tussen winkel en galerie met meubels, lampen en design objecten van bekende ontwerpers als Eames, Aalto en Breuer. Vintage uit de jaren 50 en 60, maar ook limited editions van meubels van moderne Nederlandse ontwerpers. Hekking heeft 30 jaar gewerkt in de mode industrie voor meerdere internationale merken. Hij was altijd wereldwijd op reis en op zoek naar trends en innovatieve ideeën. Door de jaren heen vormde Wiet Hekking een expertise in het vinden van speciale stukken en voorwerpen en zo groeide zijn passie voor meubelen van Plywood: een 3D-multiplex techniek, uitgevonden in de vijftiger jaren. Nu, jaren later, is zijn collectie van antieke stoelen van plywood enorm gegroeid.
Alexander Sporre: ‘Wiet had een shirt aan wat erg leek op de ringlampen die hingen in zijn galerij. Deze ’samenloop van omstandigheden’ was voor mij een mooie mogelijkheid om de betrokkenheid van Wiet bij de kunst die hij verkoopt in een beeld te vangen. Voordat ik bij Wiet ging fotograferen had ik onderzoek gedaan naar zijn galerie en de kunst die hij verkocht. Abstractie was een centraal thema. Zodoende had ik besloten om de infrarood camera mee te nemen. Net zoals bij zwart en wit heb je door het ontbreken van ‘andere’ kleuren de mogelijkheid om beelden abstracter te maken. Het kunstwerk achter Wiet is visueel heel interessant, in combinatie met het abstracte infrarood beeld heb je als kijker niet echt een idee waar je naar kijkt.’
Zoë Sluijs, portret van Gerry Broos, 2021
Zoë Sluijs fotografeert Gerry Broos Galerie Dom’Arte is een galerie voor hedendaagse schilder- en beeldhouwkunst in Rucphen, in een landelijke omgeving vlakbij Roosendaal. Galeriehouder Gerry Broos toont er bekende Nederlandse namen als Armando, Marc Mulders, Koen Delaere, Gé-Karel van der Sterren, Claudy Jongstra en vele anderen. Gerry Broos: ‘Een beginnend fotografe zoals Zoë kijkt met verfrissende blik naar onze werkelijkheid. De werkelijkheid van de kunst, de galerie en de symbiose tussen deze twee. Dom’Arte brengt Marc Mulders als hoofdexposant naar de PAN beurs. Hij is geïnspireerd door de natuur, de wilde bloemen en planten. Ook speelt het licht in de natuur een belangrijke rol in zijn werk. Zijn schilderijen zijn kleurrijk, open en transparant, organisch en een hoge mate van abstractie in het vertalen van de natuur. Zoë heeft mij geplaatst in de natuuromgeving van Galerie Dom’Arte met het mooie zonlicht. En ze heeft het kleurenpalet van de schilderijen van Marc Mulders letterlijk organisch verweven in de foto.’
Zoë Sluijs: ‘Het was heel inspirerend om Gerry te ontmoeten. Haar galerie is omringd door een prachtig groen landschap, dit is een van de dingen die mij direct aansprak. Binnen was de relatie tussen de ruimte en de omgeving ook duidelijk aanwezig. Ik werk meestal niet met een van te voren strak doordacht plan. Wel wist ik dat ik door middel van digitale bewerking de natuurrijke omgeving en de schilderkunst zou willen combineren. De speelse techniek van het nabewerken gebruik ik vaker in mijn werk. In dit geval was het een manier om Gerry en het werk dat haar omringt samen te brengen. In het eindresultaat ontstaat een verbinding tussen de foto en het werk uit Gerry’s collectie. Een eenvoudig portret zou geen juiste representatie geven van de levendige en kleurrijke galerie Dom’Art en de galeriehouder. ‘
Komend weekend vindt de tweede editie van Haute Auctions plaats, de nieuwe veiling voor fotografie die vorig jaar oktober van start ging. Haute Auctions richt zich exclusief op toonaangevende fotografie van de 20e- en 21e eeuw. Naast grote buitenlandse namen als Bernd en Hilla Becher, Thomas Ruff, Candida Höfer en Thomas Struth is er ook werk van Nederlands talent. Van Eva Besnyö en Sanne Sannes tot Erwin Olaf, Rob Hornstra en Vivianne Sassen.
Rob Hornstra (1975), Chelyabinsk, Rusland, 2003
De variatie is groot, zowel in thema als in prijs. Uniek aan Haute Auctions is dat dit veilinghuis alleen online bestaat. Voor deze editie is er echter ook een live veiling: in gebouw de Portage, Overtoom 16, Amsterdam.
Van diverse werken die op de veiling worden aangeboden is een korte video beschikbaar met achtergrondinformatie over de foto en de kunstenaar. De veiling telt 50 lots. Rauw en poëtisch. Ingetogen en uitbundig. Zwartwit en kleur. Een van de topstukken is een foto van Marc Lagrange (1957-2015), een Belgische fotograaf die filmische portretten maakte van vrouwelijk naakt. My Goddess (2011) een print van 150x200cm, editie 4/9, is een fluweelzacht beeld van een klassiek liggend naakt dat met een zwoele blik in de lens kijkt. Geschatte verkoopprijs: € 12.000 – € 16.000.
Pieter Laurens Mol (1946), Studio Prelude ‘Current State’, 1998 nr. 3/3
Een mooi contrast met dit dromerige beeld is de foto van een oude stoppenkast die Pieter Laurens Mol (1946) maakte in 1998, die evenzeer tot de verbeelding spreekt: Studio Prelude ‘Current State’, cibachroom op dibond, 136x147cm editie 3/3. Geschat op € 3.000 – € 5.000.
Kunstenaar en galerie, het is een bijzonder duet. Een samenwerking die te vergelijken is met een relatie, met wederzijds vertrouwen en eerlijk delen. In gesprek met twee grootheden in de Nederlandse kunstscene die elkaar recent hebben gevonden: galeriehouder Ron Mandos en fotograaf Erwin Olaf over inspiratie, zaken doen en keuzes maken.
Hoe kies je een galerie? Erwin Olaf is duidelijk: ‘Je kiest elkaar! De galerie moet ook voor jou kiezen. Het is net als in een relatie. Je kiest voor elkaar en investeert in elkaar.’ Mandos en Olaf hielden elkaar al een tijdje in de gaten bekennen ze. Erwin Olaf kwam regelmatig bij de galerie van Ron Mandos over de vloer en kocht er werk van Alex Avgud en Levi van Veluw. En Mandos bewonderde het werk van Erwin Olaf al jaren. Olaf: ‘Je kijkt naar het programma, wat is het beleid en wie zijn de kunstenaars. En andersom kijkt de galerie hoe een kunstenaar zich ontwikkelt.’
Alex Avgud, Thirst, 2019
Mandos: ‘Er was al een connectie via Levi van Veluw, die in onze galerie zit en een tijd bij Erwin Olaf stage liep. Ik vind Erwin een van de beste kunstenaars van Nederland en ben trots dat hij bij de galerie is. Ook de andere kunstenaars waren blij dat Erwin erbij kwam. […] Het mooie is dat wij als galeriehouders heel extravert zijn, in tegenstelling tot veel kunstenaars. We houden de sociale media bij, maken tentoonstellingen en zorgen dat de kunstenaars hun geld krijgen zodat ze nieuw werk kunnen maken.’ Wanneer je wat, waar en op welke manier naar buiten brengt is een belangrijke functie van de galerie. En ook inhoudelijk is de galeriehouder een sparringpartner, en vaak de de eerste die het werk ziet. Zowel voor jonge als ervaren kunstenaars is dat altijd een spannend moment.
In de nieuwste editie van Tableau een uitvoerig gesprek tussen Erwin Olaf en Ron Mandos over deze samenwerking, over de kunstenaars van de galerie, over de plannen van Ron Mandos en over de nieuwe serie Im Wald die Erwin Olaf vanaf 14 april in de galerie laat zien. Een serie in zwart wit over reizen en de verhouding tussen mens en natuur, gemaakt in de omgeving van München. Tegen de achtergrond van de Alpen blijkt de mens klein en nietig. Olaf werd zelf ook enigszins overweldigd door het landschap. ‘We zochten een locatie en dan denk je: ik zal ik wel heel ver het bos in moeten om iemand klein te laten lijken. Maar nee, twintig meter en je bent als mens zo klein als een speldenknop.’
Erwin Olaf, Im Wald, Wald Porträt III, 2020
Lees het hele gesprek in Tableau, voor slechts €9,95 op je deurmat. Bestel hier een exemplaar.
Erwin Olaf – Im Wald, Galerie Ron Mandos, Amsterdam 14 april – 23 mei 2021, www.ronmandos.nl
‘Een bos is meer dan een paar bomen bij elkaar’, weet Jelle Brandt Corstius nu. Met fotograaf Jeroen Toirkens reisde hij door de noordelijke bossen in de Boreale zone. Zij reisden naar Alaska, Schotland, Noorwegen en Japan en maakten een uitvoerige reportage van de bossen in deze gebieden.
De omvang van het bos in de boreale zone is net zo groot als die van de Amazone, maar het gebied is veel minder bekend. In de strijd tegen co2 en de opwarming van de aarde is het echter even belangrijk deze bossen te behouden. En daarnaast is het ook gewoon te mooi om het te laten verdwijnen, vindt Jeroen Toirkens.
Toirkens en Brandt Corstius brengen deze onbekende wereld in beeld, zowel de mensen die er wonen als de bossen en hoe deze veranderen onder invloed van het klimaat. Mooi zijn ook de portretten van individuele bomen die Toirkens elke dag probeerde te maken. Het resultaat is een prachtige reis om de wereld die gebundeld is in het vuistdikke boek Borealis. Een tentoonstelling van het project is te zien in Fotomuseum Den Haag en reist nog naar Anchorage, Alaska. Ook online op de website www.borealisproject.nl is staan korte impressies van de reis.
De foto’s van Toirkens en de teksten van Brandt Corstius gaan mooi samen. Ook hun reislust is verwant. Ze delen een liefde voor onherbergzame, uitgestrekte gebieden. Avonturen aan het einde wereld met onverwachte wendingen die je in het goed georganiseerde Nederland niet snel tegenkomt. Het resultaat is een gelaagd beeld dat wisselt tussen informatie, persoonlijke reiservaringen en filosofische overpeinzingen. Zowel in tekst als in beeld.
Alexander Wüst, Bergstroom bij Finnmark in Noorwegen bij maanlicht, 1867 coll. Dordrechts Museum (met steun van de Vereniging Rembrandt) Foto: Peter Den Ouden
Borealis is een van de projecten in het artikel over Wanderlust in de lente editie van Tableau. Wanderlust gaat over de drang te reizen en de wereld te verkennen. Het is een van de grote thema’s in de kunst van de Romantiek. En nog steeds is reizen en een andere wereld ontdekken een grote bron van inspiratie voor kunstenaars en fotografen.
Wat de reizigers toen en nu bindt is de wens te dwalen, bekend terrein te verlaten en de horizon te verbreden. Op zoek naar inspiratie. Op zoek naar ongerepte natuur, een nieuw perspectief en een ander vergezicht dan de Hollandse polder. Maar de wereld van nu is wel iets anders dan die van toen. Ergens onderweg heeft de mens in het duet met de natuur en het landschap ook wat verpest, zo hier en daar. Voor grootse ongerepte natuur moet je steeds verder reizen.
Meer lezen over Wanderlust? Bestel hier de losse editie van het lente nummer!
In afwachting van de musea die weer opengaan geven Toirkens en Brandt Corstius in een korte video een toelichting op het Borealis project, hun werkwijze en inspiratie.
En op zaterdag 24 april is er om 11.00 uur organiseert het Fotomuseum een webinar. Fotograaf Jeroen Toirkens en Willemijn van der Zwaan gaan live in gesprek over Borealis. Toirkens vertelt over zijn werk en de avonturen die hij tijdens zijn reizen beleefde. En natuurlijk laten ze veel beeld zien. https://www.fotomuseumdenhaag.nl/nl/museumweek-2021
Borealis, life in the woods. Jeroen Toirkens en Jelle Brandt Corstius Fotomuseum Den Haag, 16 jan – 13 jun 2021.
Willem Diepraam, Mali, jonge vrouw, , 1980, Bruikleen van de heer W. Diepraam, Amsterdam
In het Rijksmuseum is nu een tentoonstelling te zien met foto’s gemaakt door Willem Diepraam. In 2009 schonk Diepraam hij zijn werk aan het museum, die hem nu eert met een mooie overzichtstentoonstelling.
In de jaren 70 ontwikkelt de fotojournalistiek zich in een hoog tempo en voorop loopt fotograaf Willem Diepraam. Diepraam wordt in 1944 geboren in Amsterdam en kiest na twee jaar geneeskunde toch voor een studie in sociologie. Zijn echte passie ligt echter bij fotografie en hij rolt de journalistiek in, waarbij zijn foto’s altijd een kritische maatschappelijke ondertoon hebben. Hij werkt in de jaren 70 vooral voor linkse media en zijn belangrijkste opdrachtgever is Vrij Nederland. De fotoreportages die hij voor dit blad in Suriname en de Nederlandse Antillen schiet, maken indruk op het grote publiek. In de jaren 80 ontwikkelt hij dit onderwerp verder door reportages te maken voor hulporganisaties in Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen. Zijn fotografie wordt daarbij steeds persoonlijker, genuanceerder en ook esthetischer. Hij ontwikkelt zich steeds verder en men begint zijn werk steeds meer te beschouwen als kunst. Hij is meester van de analoge fotografie en zeer bekwaam in het afdrukken van zijn foto’s.
In de tentoonstelling zijn niet alleen hoogtepunten als de foto’s uit de jaren 70 in Nederland en de buitenlandse reportages uit het begin van zijn carrière te zien, maar ook meer recente en abstracte werken in kleur en zwart/wit. Ook bekende beelden als Amsterdam op Kroningsdag in 1980 en de vrouw uit Sahel zijn natuurlijk te bewonderen.
Rijksmuseum Amsterdam Willem Diepraam – 50 jaar fotografie 9 oktober t/m 10 januari 2021 www.rijksmuseum.nl
Wil je op de hoogte blijven van interessante tentoonstellingen? Meld je dan nu aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Paul Blanca, Zelfportret met Mickey Mouse, 1985, 42 x 30 cm, fotopapier
Het werk van een kunsthandelaar is geen van 9 tot 5 kantoorbaan. Het is eerder een levenswijze. Je weet nooit wat de dag brengt en dat is precies het spannende aan dit vak. Zo zat ik op een zaterdagmiddag op de bank. Ik had net gesport, was wat yoghurt met muesli aan het eten, en scrolde wat door mijn telefoon. Een vriend tipte mij dat er een collectie foto’s van Paul Blanca te koop was voor een scherpe prijs.
Paul Blanca
Paul Blanca (1958), geboren als Paul Vlaswinkel, is een Nederlandse fotograaf die in de jaren ‘80 bekend werd met zijn controversiële en gewelddadige foto’s. In New York werd hij begeleid door Robert Mapplethorpe die de nog jonge fotograaf zijn enige echte concurrent noemde. Blanca schuwt de confrontatie niet, hij verminkt zichzelf met scheermessen en pijlen en brengt heroïneprostituees in beeld op hun moment van overgave. In Par La Pluie Des Femmes vraagt hij vrouwen naar hun meest traumatische herinneringen terwijl hij ze naakt en meestal huilend vastlegt.
Paul Blanca, Nora Crying, 1986, 42 x 30 cm, fotopapier
In Deformation vervormt hij menselijke lichamen. Hier laat hij de kijker nadenken over de relatieve grenzen van de menselijke fysiek door zijn modellen met een draad te vervormen. Ondanks de afkerige onderwerpen weet Paul Blanca het moment op een esthetische wijze te vangen. Zijn foto’s zetten de toeschouwer aan het denken over wat schoonheid is en blijven intrigeren.
Heel anders zijn de meer recente werken zoals de rechtbankportretten die in Museum de Fundatie in Zwolle te zien waren of de fotoserie Rondje Nederland waarvoor hij de natuur in trok en naar Scheveningen ging.
Paul Blanca, Deformation, 2006, 42 x 30 cm, fotopapierPaul Blanca, Rondje Nederland, 2010, 42 x 30 cm, fotopapier
Zweet
Met het zweet nog op mijn voorhoofd raakte ik in contact met de verkoper. Het is zaak om snel tot een overeenkomst te komen. Een collectie van deze omvang, namelijk 200 gesigneerde foto’s, gaat zo aan je neus voorbij. De foto’s waren in uitstekende staat, zo verzekerde de verkoper. Zonder de foto’s te zien en precies te weten wat ik kocht, nam ik er een optie op. Soms moet je naar je gevoel luisteren en de gok wagen. Meestal spring ik dan dezelfde dag nog in de trein om de deal af te ronden. Ik heb geen rijbewijs en dan is studenten-ov heel fijn. Alleen neem je 200 foto’s niet even onder je arm mee. Ik maakte een afspraak voor zondagavond, half tien. Ik had 24 uur de tijd om een auto te regelen.
Het was een druilerige zondag en ik vond al gauw een vriend bereid om mij naar het noorden te rijden. Eenmaal op plaats van bestemming zag ik twee dozen op tafel liggen. Ik vroeg of ik de foto’s even mocht bekijken. Steekproefsgewijs haalde ik er vijf uit om het fotopapier en de handtekening te analyseren. Ik zag een aantal bekende werken zoals het zelfportret met op zijn rug Mickey Mouse, in zijn huid gekerfd met een scheermesje, daar werd ik erg blij van. Er zaten ook een aantal kunstwerken bij die ik niet eerder had gezien, interessant! Het waren professioneel gedrukte foto’s op A3 formaat. En ja hoor: links de titel met jaartal en rechts Blanca’s handtekening met zijn kenmerkende zilveren pen.
Paul Blanca, Slager in New York, 1986, 42 x 30 cm fotopapier
En toen…
Na de deal gesloten te hebben reed ik voldaan terug naar Haarlem, daar kon het inventariseren en documenteren beginnen. Daarna moet je voor de werken een nieuw warm thuis vinden. In principe is het verkopen van een collectie een kwestie van een lange adem hebben. Je maakt scherpe foto’s, zet het op je website en schakelt je netwerk in. Het kan makkelijk jaren duren voordat ze allemaal verkocht zijn. Maar soms loopt het allemaal net even anders, en dat maakt het zo spannend als kunsthandelaar.
Bob Scholte is als masterstudent Kunst, Markt & Connaisseurschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam altijd opzoek naar kwaliteit in kunst. Naast student is hij ook kunsthandelaar. Blijf via deze column op de hoogte van zijn avonturen in de kunstwereld en kijk voor het actuele aanbod op www.bobscholteart.nl
Ed van der Elsken, Cuba, 1967, printed in 2006, edition 3 of 12, 51 x 61,5 cm, C-Print,
signed, dated and numbered on front. ®Haute Auctions
Het online veilingplatform Haute Auctions veilt niet alleen topwerken van bekende kunstfotografen, maar ook van onontdekt Nederlands talent. `We willen verzamelaars niet alleen internationale topkwaliteit bieden, maar ook de focus leggen op jong talent dichter bij huis. Wij vinden het belangrijk dat ook deze oeuvres erkenning krijgen op internationaal niveau. Dat is de reden waarom Haute Auctions bijvoorbeeld beperkte kopieën van uitverkochte limited editions veilt`, zegt Margritte Verwoerdt, curator en medeorganisator van Haute Auctions en voormalig specialist Post-War & Contemporary Art bij Bonhams. Kahmann wil met Haute Auctions de klassieke instituten als Sotheby`s, Christie`s en Philips complementeren en gaten opvullen op het gebied van fotografie veilingen. Om dit te bereiken stelde hij naast Margritte Verwoerdt ook Jop Ubbens, voormalig directeur Christie`sNederland, aan als lid van de adviesraad.
Haute Auctions organiseert twee keer per jaar een veiling, waarvan de eerste dinsdag 13 oktober 2020 plaatsvindt. De ruim 63 lots met een waarde tussen €500 en €100.000 kunnen vooraf worden bekeken in online viewingrooms. Prominente werken worden vergezeld door video`s waarin experts meer informatie en context geven over de kunstwerken, waardoor eventuele kopers een unieke en levendige indruk krijgen voordat de veiling begint.
Roland Fischer, Portret van Andy Warhol, 1980, Edition of 3,125 x 185 cm
C-Print, framed in black wood, signed on recto. ®Haute Auctions
In deze eerste veiling van aanstaande dinsdag komen namen als William Klein, Bastiaan Woudt, Desiree Dolron, Jasper Krabbé en Paul Cupido en een bijzonder portret van Andy Warhol door Roland Fischer voorbij. Een bijzonder opvallend object is BUTT X-Ray , een röntgenfoto van een speelgoedautootje in het rectum van televisiepersoonlijkheid Ryan Dunn, gemaakt in de film Jackass: The Movie uit 2002. Dit object is in eerste instantie niet bedoeld als kunstwerk, maar is een onuitwisbaar stuk geschiedenis in de mediacultuur.
Jackass, Butt X-ray, 2002
unique Piece, 35 x 42 x 16 cm (X-Ray lightbox),
X-ray film with lightbox, certificate, framed.
®Haute Auctions
Ed van der Elksen, Cuba, 1967, printed in 2006, edition 3 of 12, 51 x 61,5 cm, C-Print,
signed, dated and numbered on front. ®Haute Auctions
In de tentoonstelling Wat zullen de buren zeggen? zijn ruim 100 foto’s te zien waar de buren vast en zeker een mening over hebben. De expositie toont een keuze uit de collectie die afgelopen
35 jaar door het Groninger Museum is verzameld.
Wat de tentoongestelde werken verbindt zijn de bijzondere en buitengewone, maar juist ook de gewone dingen in het menselijk bestaan. De foto`s gaan over thema`s als leven en dood, liefde, seks, identiteit, diversiteit,maakbaarheid, glamour, kwetsbaarheid en eenzaamheid.
Controversieel
‘De titel Wat zullen de buren zeggen? is natuurlijk ironisch en bedoeld om te prikkelen, maar verwijst naar het feit dat sommige foto-aankopen nogal controversieel waren op het moment dat het museum er aandacht aan besteedde. Bijvoorbeeld omdat ze schokkend zouden zijn, of te veel aan gelikte reclamefotografie deden denken of te speels waren om als ‘serieuze kunst’ te worden gezien. Maar tegenwoordig zijn wellicht andere zaken weer controversieel,’ vertelt Ruud Schenk, een van de samenstellers van de tentoonstelling. Hij is sinds 2001 werkzaam in het Groninger Museum als conservator moderne kunst.
‘Zoals een lp vaak de titel draagt van een van de nummers op de plaat hebben we als titel voor deze tentoonstelling gekozen voor een van de titels van de geëxposeerde foto’s. Het werk What will the neighbours say? (1987) van Barend van Herpe was oorspronkelijk gemaakt
als groot fotowerk in de openbare ruimte in Amsterdam. Het toont een enscenering van de naakte kunstenaar die als onderdeel van een fontein water spuit en zijn achterste laat zien. Dit soort fotografie vormde een breuk met de serieuze documentaire traditie in zwart-wit van dat moment.
Oog in oog
‘Er was al lang geen groot overzicht van onze collectie fotografie geweest, dus het werd weer eens tijd. De laatst fotocollectie-expositie was Oog in oog in 2005. Sindsdien is er veel nieuws aangekocht waarvan we nu ook veel laten zien.’ ‘Hoofd-curator Mark Wilson heeft geprobeerd verschillende belangrijke groepen werken rond een bepaald thema per zaal zo mooi mogelijk te laten uitkomen, zodat elke zaal een heel eigen karakter heeft.’
De tentoonstelling beslaat acht zalen. Eén met zwart-wit werk van o.a. Anton Corbijn en Erwin Olaf. Verder zijn het vooral kleurenprints op groot formaat, die goed tot hun recht komen op de donkere antraciet wanden. Echte documentaire fotografie, zoals (stedelijke) landschappen vind je niet in de collectie van het Groninger Museum. Het accent ligt op geënsceneerde fotografie, gemanipuleerde fotografie en modefotografie. In navolging van Frans Haks en het gebouw van Mendini is de fotocollectie kleurrijk en uitbundig in plaats van ingetogen en abstract. ‘Maar dat is geen wet van Meden en Perzen hoor.’
Fotografia buffa
Directeur Haks begon met het gericht verzamelen van fotografie. Schenk: ‘Toen hij eind jaren 70 aantrad in het museum wilde hij aanvankelijk geen aandacht aan dit medium besteden, omdat hij vond dat het Stedelijk Museum dat al op uitstekende wijze deed en hij daar niets aan kon toevoegen. Toen zich midden jaren 80 een trend in de Nederlandse kunst voordeed die door andere musea niet serieus genomen werd, sprong Haks daarop in. Geënsceneerde fotografie: kunstenaars die met behulp van zelfgemaakte decors en allerlei attributen een eigen wereld in hun atelier bouwden en die vervolgens fotografeerden. In de tentoonstelling Fotografia
buffa, geënsceneerde fotografie in Nederland (1986) besteedde het museum als eerste ruimschoots aandacht aan deze kunstvorm die goed aansloot op het kleurrijke, speelse beleid dat het museum toen al voerde. Fotografia buffa betekent zoiets als ‘geestige fotografie’ en is net als de opera buffa bedoeld als onderscheid met de serieuzere variant, in dit geval de documentaire fotografie. De geënsceneerde foto’s werden in de betreffende catalogus ook wel omschreven als ‘gestold theater’. Er werden werken aangekocht van onder andere Teun Hocks en Henk Tas.’ Kort na deze expositie maakte het museum kennis met het fantasievolle geënsceneerde werk van Erwin Olaf. Dit werd getoond op de tentoonstelling Minder kan het niet: exuberantie nu (1989).
Pioniers Paintbox
Begin jaren 90 kon een volgende generatie kunstenaars het beeld manipuleren met programma’s als photoshop en paintbox. Inez van Lamsweerde en Micha Klein waren pioniers op dit gebied. Naast dit vroege gemanipuleerde werk is ook een ‘erezaal’ gewijd aan de bijzondere modefotografie die Inez van Lamsweerde en haar partner Vinoodh Matadin voor de grote internationale modemerken en -tijdschriften maakten. Al vroeg verwierf het museum werk van het duo via een stipendiumregeling.
Bont en blauw
In 1996 toonde het Groninger Museum in de expositie Black & Blue portretten van een aantal controversiële Amerikaanse fotografen. ‘Er waren beelden te zien waarmee de doorsnee burger in het dagelijks leven liever niet geconfronteerd wilde worden, omdat ze het idee van een goed geordende maatschappij verstoren. De foto’s houden ons in feite een spiegel voor: wat is eigenlijk ‘normaal’, want deze mensen zijn even echt als de toeschouwer zelf.’ Foto’s werden aangekocht van o.a. Diane Arbus, de ‘peetmoeder’ van dit soort indringende portretten van mensen die ‘afwijkend’ zijn, en van Larry Clark, Andres Serrano en Catherine Opie. Die laatste fotografeerde haar vrienden in het alternatieve uitgaansleven van Los Angeles en San Francisco waarbij de toeschouwer zich kan afvragen of het mannen, vrouwen of transseksuelen zijn.
Gemanipuleerde blik op de werkelijkheid
‘Een recente aankoop is een wandvullend fotowerk van David LaChapelle, naar aanleiding van zijn solotentoonstelling hier in 2018. Op het verontrustende Seismic Shift is een zwaar beschadigde en onder water gelopen museumzaal te zien (LA County Museum in Los Angeles) waarin iconische werken te herkennen zijn van vooraanstaande hedendaagse kunstenaars, zoals Jeff Koons, Damien Hirst en Takashi Murakami. Insiders weten dat deze werken deel uitmaken van de collectie van de superrijke, invloedrijke kunstverzamelaar Eli Broad. Het lijkt op een monumentale versie van een 17e-eeuws vanitas-stilleven dat ons wijst op de vergankelijkheid van al het aardse bezit.’ LaChapelle bouwt complete sets voordat er een foto van wordt gemaakt.
Een bijzondere band heeft Schenk met de grote foto Generation #3 van Ruud van Empel, die hier in 2018 een grote solotentoonstelling had. ‘In de digitale omgang met fotografie heeft Van Empel een unieke werkwijze ontwikkeld. Uit honderden fragmenten van foto’s stelt hij beelden samen die in hun detaillering levensecht overkomen, maar die een wereld voorspiegelen die in deze vorm nooit heeft bestaan. Wat op het eerste gezicht een gewone klassenfoto lijkt, roept bij nadere beschouwing vragen op. Iets wringt in deze vervreemdende foto. Zijn deze kinderen wel ‘echt’? Deze foto is tegelijkertijd een beetje eng en ontroerend.’ Heimwee naar de kindertijd en de jeugd als verloren paradijs is een thema in Van Empels werk.
Spiegel
Behalve de reguliere zaalteksten zijn bij sommige kunstwerken teksten geschreven door kinderen van de JuniorClub. ‘Dit idee is afkomstig van onze directeur Andreas Blühm, die er bij het Wallraf-Richartz-Museum in Keulen ook al mee had gewerkt. Kinderen hebben een heel andere manier om naar kunstwerken te kijken en dit levert vaak originele, fantasievolle invalshoeken op.’
Veel werken op de tentoonstelling fungeren als spiegel om te reflecteren op vaststaande ideeën over schoonheid, geluk of glamour. ‘De tentoonstelling kan aanzetten tot nadenken over thema’s als maakbaarheid en diversiteit. Of waarom we onszelf steeds meer bekijken door de ogen van een ander? Maar wij denken dat de tentoonstelling zo is ingericht dat het ook een mooie, esthetische ervaring oplevert.’
Tentoonstelling Wat zullen de buren zeggen?
Groninger Museum, Groningen verlengd t/m 4 oktober 2020
www.groningermuseum.nl
Wat de tentoongestelde werken verbindt zijn de bijzondere en buitengewone, maar juist ook de gewone dingen in het menselijk bestaan. De foto`s gaan over thema`s als leven en dood, liefde, seks, identiteit, diversiteit, maakbaarheid, glamour, kwetsbaarheid en eenzaamheid.
Zaal foto van de tentoonstelling `Wat zullen de buren zeggen?` (foto: Heinz Aebi)
Controversieel
‘De titel Wat zullen de buren zeggen? is natuurlijk ironisch en bedoeld om te prikkelen, maar verwijst naar het feit dat sommige foto-aankopen nogal controversieel waren op het moment dat het museum er aandacht aan besteedde. Bijvoorbeeld omdat ze schokkend zouden zijn, of te veel aan gelikte reclamefotografie deden denken of te speels waren om als ‘serieuze kunst’ te worden gezien. Maar tegenwoordig zijn wellicht andere zaken weer controversieel`, vertelt Ruud Schenk, een van de samenstellers van de tentoonstelling. Hij is sinds 2001 werkzaam in het Groninger Museum als conservator moderne kunst.
‘Zoals een lp vaak de titel draagt van een van de nummers op de plaat hebben we als titel voor deze tentoonstelling gekozen voor een van de titels van de geëxposeerde foto’s. Het werk What will the neighbours say? (1987) van Barend van Herpe was oorspronkelijk gemaakt als groot fotowerk in de openbare ruimte in Amsterdam. Het toont een enscenering van de naakte kunstenaar die als onderdeel van een fontein water spuit en zijn achterste laat zien. Dit soort fotografie vormde een breuk met de serieuze documentaire traditie in zwart-wit van dat moment.
Barend van Herpe, What will the neighbours say?, 1987-1988
cibachrome, coll Groninger Museum, aankoop 1989
Oog in oog
‘Er was al lang geen groot overzicht van onze collectie fotografie geweest, dus het werd weer eens tijd. De laatst fotocollectie-expositie was `Oog in oog` in 2005. Sindsdien is er veel nieuws aangekocht waarvan we nu ook veel laten zien.’ ‘Hoofd-curator Mark Wilson heeft geprobeerd verschillende belangrijke groepen werken rond een bepaald thema per zaal zo mooi mogelijk te laten uitkomen, zodat elke zaal een heel eigen karakter heeft.’
De tentoonstelling beslaat acht zalen. Eén met zwart-wit werk van o.a. Anton Corbijn en Erwin Olaf. Verder zijn het vooral kleurenprints op groot formaat, die goed tot hun recht komen op de donkere antraciet wanden. Echte documentaire fotografie, zoals (stedelijke) landschappen vind je niet in de collectie van het Groninger Museum. Het accent ligt op geënsceneerde fotografie, gemanipuleerde fotografie en modefotografie. In navolging van Frans Haks en het gebouw van Mendini is de fotocollectie kleurrijk en uitbundig in plaats van ingetogen en abstract. ‘Maar dat is geen wet van Meden en Perzen hoor.’
Links: Erwin Olaf, Blacks / 21 februari 1990, 1990, zilvergelatinedruk, aankoop 1991
Rechts: Anton Corbijn, David Bowie (The Elepahnt Man, Chicago 1980), 1980,
Groninger Museum
Fotografia buffa
Directeur Frans Haks begon met het gericht verzamelen van fotografie. Schenk: ‘Toen hij eind jaren 70 aantrad in het museum wilde hij aanvankelijk geen aandacht aan dit medium besteden, omdat hij vond dat het Stedelijk Museum dat al op uitstekende wijze deed en hij daar niets aan kon toevoegen. Toen zich midden jaren 80 een trend in de Nederlandse kunst voordeed die door andere musea niet serieus genomen werd, sprong Haks daarop in. Geënsceneerde fotografie: kunstenaars die met behulp van zelfgemaakte decors en allerlei attributen een eigen wereld in hun atelier bouwden en die vervolgens fotografeerden. In de tentoonstelling Fotografia buffa, geënsceneerde fotografie in Nederland (1986) besteedde het museum als eerste ruimschoots aandacht aan deze kunstvorm die goed aansloot op het kleurrijke, speelse beleid dat het museum toen al voerde. Fotografia buffa betekent zoiets als ‘geestige fotografie’ en is net als de opera buffa bedoeld als onderscheid met de serieuzere variant, in dit geval de documentaire fotografie. De geënsceneerde foto’s werden in de betreffende catalogus ook wel omschreven als ‘gestold theater’. Er werden werken aangekocht van onder andere Teun Hocks en Henk Tas.’ Kort na deze expositie maakte het museum kennis met het fantasievolle geënsceneerde werk van Erwin Olaf. Dit werd getoond op de tentoonstelling Minder kan het niet: exuberantie nu (1989).
Teun Hocks, Zonder titel, 1995, olieverf op
zilvergelatinedruk, aankoop met steun van het
Mondriaan Fonds, 1997
Pioniers Paintbox
Begin jaren 90 kon een volgende generatie kunstenaars het beeld manipuleren met programma’s als photoshop en paintbox. Inez van Lamsweerde en Micha Klein waren pioniers op dit gebied. Naast dit vroege gemanipuleerde werk is ook een ‘erezaal’ gewijd aan de bijzondere modefotografie die Inez van Lamsweerde en haar partner Vinoodh Matadin voor de grote internationale modemerken en -tijdschriften maakten. Al vroeg verwierf het museum werk van het duo via een stipendiumregeling.
Links: Inez van Lamsweerde, Thank you Thighmaster, Britt, 1993, duraflexprint,
aankoop 1995 Rechts: Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin, Lifting, 1996,
C-print, aankoop met steun van het Mondriaan Fonds, 1997
Bont en blauw
In 1996 toonde het Groninger Museum in de expositie Black & Blue portretten van een aantal controversiële Amerikaanse fotografen. ‘Er waren beelden te zien waarmee de doorsnee burger in het dagelijks leven liever niet geconfronteerd wilde worden, omdat ze het idee van een goed geordende maatschappij verstoren. De foto’s houden ons in feite een spiegel voor: wat is eigenlijk ‘normaal’, want deze mensen zijn even echt als de toeschouwer zelf.’ Foto’s werden aangekocht van o.a. Diane Arbus, de ‘peetmoeder’ van dit soort indringende portretten van mensen die ‘afwijkend’ zijn, en van Larry Clark, Andres Serrano en Catherine Opie. Die laatste fotografeerde haar vrienden in het alternatieve uitgaansleven van Los Angeles en San Francisco waarbij de toeschouwer zich kan afvragen of het mannen, vrouwen of transseksuelen zijn.
Links: Catherine Opie, Frankie, 1995, C-print, aankoop 1996
Rechts: Catherine Opie, Mike and Sky 2, 1994, C-print, aankoop 1996
Gemanipuleerde blik op de werkelijkheid
‘Een recente aankoop is een wandvullend fotowerk van David LaChapelle, naar aanleiding van zijn solotentoonstelling hier in 2018. Op het verontrustende Seismic Shift is een zwaar beschadigde en onder water gelopen museumzaal te zien (LA County Museum in Los Angeles) waarin iconische werken te herkennen zijn van vooraanstaande hedendaagse kunstenaars, zoals Jeff Koons, Damien Hirst en Takashi Murakami. Insiders weten dat deze werken deel uitmaken van de collectie van de superrijke, invloedrijke kunstverzamelaar Eli Broad. Het lijkt op een monumentale versie van een 17e-eeuws vanitas-stilleven dat ons wijst op de vergankelijkheid van al het aardse bezit.’ LaChapelle bouwt complete sets voordat er een foto van wordt gemaakt.
David LaChapelle, Seismic Shift, 2017, C-print, 180 x 447 cm, Groninger Museum,
aankoop met steun van de BankGiro Loterij, het Mondriaan Fonds en de Vereniging
Rembrandt, mede dankzij Titus Fonds en mr Rickert J-F. Blokhuis Fund,
Een bijzondere band heeft Schenk met de grote foto Generation #3 van Ruud van Empel, die hier in 2018 een grote solotentoonstelling had. ‘In de digitale omgang met fotografie heeft Van Empel een unieke werkwijze ontwikkeld. Uit honderden fragmenten van foto’s stelt hij beelden samen die in hun detaillering levensecht overkomen, maar die een wereld voorspiegelen die in deze vorm nooit heeft bestaan. Wat op het eerste gezicht een gewone klassenfoto lijkt, roept bij nadere beschouwing vragen op. Iets wringt in deze vervreemdende foto. Zijn deze kinderen wel ‘echt’? Deze foto is tegelijkertijd een beetje eng en ontroerend.’ Heimwee naar de kindertijd en de jeugd als verloren paradijs is een thema in Van Empels werk.
Spiegel
Behalve de reguliere zaalteksten zijn bij sommige kunstwerken teksten geschreven door kinderen van de JuniorClub. ‘Dit idee is afkomstig van onze directeur Andreas Blühm, die er bij het Wallraf-Richartz-Museum in Keulen ook al mee had gewerkt. Kinderen hebben een heel andere manier om naar kunstwerken te kijken en dit levert vaak originele, fantasievolle invalshoeken op.’
Cornelie Tollens, Zonder titel, 1993 ® Groninger Museum
Veel werken op de tentoonstelling fungeren als spiegel om te reflecteren op vaststaande ideeën over schoonheid, geluk of glamour. ‘De tentoonstelling kan aanzetten tot nadenken over thema’s als maakbaarheid en diversiteit. Of waarom we onszelf steeds meer bekijken door de ogen van een ander? Maar wij denken dat de tentoonstelling zo is ingericht dat het ook een mooie, esthetische ervaring oplevert.’
Tentoonstelling: Wat zullen de buren zeggen?
Groninger Museum in Groningen
verlengd t/m 4 oktober 2020 https://www.groningermuseum.nl
Een goede foto was, vond zij, geënt op de specifieke eigenschappen van de fotografie zelf en niet op die van de schilderkunst, zoals eerder wel het geval was. Haar oeuvre vormt een bijzonder portret van het moderne leven. Die moderniteit weerspiegelde zich ook in haar persoonlijk leven. Met haar avantgarde en gedurfde karakter leefde ze dertig jaar openlijk samen met kunstcriticus Elizabeth McCausland. Toen ze twintig was verhuisde Berenice Abbott van Springfield (Ohio) naar New York om beeldhouwkunst te gaan studeren. Ze kwam in het rebelse Greenwich Village terecht, een broeinest van avant-gardistische kunstenaars en bohemiens. Samen met veel andere Amerikaanse kunstenaars die gedesillusioneerd waren over het zinloze geweld van de Eerste Wereldoorlog en over de Amerikaanse drooglegging – besloot ze in 1921 haar heil in Europa te zoeken. In Parijs vond ze aansluiting bij de artistieke gemeenschap in Montparnasse.
Berenice Abbot, Manhatten skyline, 1936
Abbott vond haar roeping als fotograaf toen ze in 1923 assistent werd in de Parijse studio van de beroemde Amerikaanse fotograaf, dadaïst en surrealist Man Ray. Ze werden al snel rivalen. Toen Peggy Guggenheim zich niet door Man Ray maar door Abbott wilde laten portretteren was de breuk definitief. Met geleend geld van de steenrijke Guggenheim begon ze haar eigen portretbedrijf. Daar in Parijs en later in New York, kreeg ze talloze beroemdheden voor de lens – onder anderen André Gide, Jean Cocteau, Coco Chanel, Isamu Noguchi, James Joyce, Max Ernst, Frank Lloyd Wright, Edward Hopper – en de zogenaamde New Women. Dit waren vrouwen die zich vrij hadden gemaakt van hun afkomst en gender, zoals journaliste Janet Flanner, uitgeefster Jane Heap en schrijfster Sylvia Beach. Ze trokken – net als Abbott zelf – de waarden van de traditionele maatschappij in twijfel en kozen een alternatief leven. Via Man Ray had Abbott Eugène Atget (1857-1927) leren kennen. Decennialang had deze Parijse fotograaf de stad vastgelegd. In zijn onopgesmukte beelden met oog voor schijnbaar onbelangrijke details herkende Abbott direct een visuele en artistieke verwantschap. Na zijn overlijden in 1927 ontfermde Abbott zich over een groot deel van zijn oeuvre, om het vervolgens in Amerika te laten publiceren.
Portretten van modern leven
Terug in New York zag ze een snel veranderende stad, waar vertrouwde buurten plaats moesten maken voor torenhoge wolkenkrabbers. Onvermoeibaar en stoer fotografeerde ze jarenlang het straatbeeld van Manhattan en de stedenbouwkundige transformatie die het onderging. Ze verkende de havens en treinstations en documenteerde Brooklyn en de Bronx, de etalages, de reclame-affiches en uithangborden, de pieren en de bruggen. Changing New York werd haar magnum opus. Het zijn haar mooiste foto`s, met name de uitzichten vanaf de wolkenkrabbers over de onmetelijke stad of de dramatische, zich naar beneden gerichte blik op de minuscule passanten op het trottoir. Na het succes van de late jaren 1930, reisde en fotografeerde ze door heel Amerika voordat ze zich uiteindelijk in Maine vestigde. Ze legde vast hoe het er in het kleinsteedse Amerika aan toe ging: het geborgen dorpsleven, de arbeid van alledag, de kerkgang en het strandvertier. Later voelde Abbott zich aangetrokken tot wetenschappelijk onderzoek. Ze verdiepte zich in de fysica en maakte foto`s van voorbeelden van lichtwerking en magnetisme. Ook deze beelden tonen de twee kanten van Abbotts werk: ze documenteren fysieke verschijnselen (ze zouden later worden gebruikt om studieboeken te illustreren), maar tegelijkertijd ook Abbotts verbeeldingskracht en creativiteit in een verrassend en vaardig gebruik van het licht. Dit najaar is dat te zien in Huis Marseille (in samenwerking met Fundación Mapfre, Madrid) in een overzicht van 200 fraaie voorbeelden.
Berenice Abbott: Portretten van het moderne leven 7 september t/m 1 december Huis Marseille, Museum voor Fotografie Amsterdam