Frouke van Dijke (31), conservator Kunstmuseum Den Haag, gespecialiseerd in 19e-eeuwse kunst. Inmiddels zes jaar bij Kunstmuseum Den Haag en met ca. tien tentoonstellingen en publicaties op haar naam, zoals de meest recente over Breitner en Israels.
“Verhalen vertellen, dat vind ik het mooiste”
Hoe ben jij de museumwereld ingerold? “Na stages bij o.a. de Neue Pinakothek in München en Kunstmuseum Den Haag wist ik dat ik zelf ook tentoonstellingen wilde maken. Werken met objecten in een museum leek mij als kunsthistoricus zonder meer het leukste. En het liefst over de 19e eeuw, een periode waarin veel gebeurt. Kunstenaars worden zich ervan bewust dat ze in een bepaalde stijl werken. Ze gaan zich profileren als ‘moderne kunstenaar’: een nieuw fenomeen. Zo kunnen ze zich afzetten tegen wat er vóór hun gebeurde. Kunstkritiek komt op, met als gevolg: bronnen om te reconstrueren wat er in die tijd gebeurde.”
Hoe word je conservator? “Door een combinatie van doorzettingsvermogen en geluk. Voor kunsthistorici liggen de banen immers niet voor het oprapen. Gelukkig mocht ik hier stage doen als conservator in opleiding. Ik was letterlijk op de juiste plek op het juiste moment. Er was iemand nodig voor de 19e eeuw en blijkbaar was ik goed bevallen. Ik kreeg toen mijn eerste betaalde baan en viel met mijn neus in de boter.”
Waar ligt voor jou de uitdaging? “Het is een combinatie van inhoudelijk onderzoek en het maken van verhalen om aan het publiek te vertellen. Daar heb je ingrediënten voor nodig en dan ga je op jacht naar bruiklenen. Het is heel dynamisch werk. Nu mag ik als conservator verhalen maken en daarover schrijven en tentoonstellingen inrichten. Er komt heel wat bij kijken: budgetten, vormgeving, bruiklenen. Al doende leer je de fijne kneepjes van het vak.”
Hoe worden tentoonstellingen gepland? “We werken met een meerjarenplan. En er zijn mogelijkheden om je eigen ideeën te realiseren. Er worden hier zoveel tentoonstellingen gemaakt, dat is een voordeel. Je hoeft niet vijf jaar te wachten tot je iets mag doen. Verder zijn er wensen van de directie. Zoals de Monet-tentoonstelling. Daar zijn we zo’n vier jaar mee bezig geweest om dat te organiseren. Ondertussen ben je als conservator simultaan ook met andere projecten bezig.”
Schrijf je bij elke tentoonstelling een catalogus? “Meestal wel. Soms schrijf ik alleen en soms met andere auteurs: specialisten die worden gevraagd om een bepaald onderwerp uit te diepen. Zelf schrijf ik het verhaal dat bij de tentoonstelling hoort. Een van de leukste dingen om te doen. Zeker ook omdat ik al jong schrijver wilde worden. Wat er dan ook bij komt kijken: PR, podcasts en optredens bij Opium en op de radio. De pers wil horen wat je te vertellen hebt.”

op doek, 82 x 53,5 cm, Kunstmuseum Den Haag.
Waar ben je op dit moment mee bezig? “Met Anders Zorn, de Zweedse kunstenaar, gepland voor dit najaar. Die past goed in de lijn van de Europese 19e-eeuwers die wij willen laten zien, zoals onlangs Max Liebermann. Zo heeft elk land zijn eigen helden. Kunstenaars die vaak veel hebben gereisd en hebben samengewerkt. Zo zat Zorn in Parijs en Londen. We krijgen prachtig werk uit het Nationalmuseum in Stockholm. En voor 2022 werken we aan een grote tentoonstelling over Impressionisme. Iets toevoegen vinden we dan belangrijk, je moet niet steeds hetzelfde verhaal vertellen.”
Wat is het mooie van werken als conservator bij het Kunstmuseum? “Dat je volop het podium krijgt om verhalen te vertellen. We hebben elk jaar een of twee grote tentoonstellingen en ook al zit ik in dat specifieke tijdvak, het is elke keer weer anders. Mijn werk brengt mij naar nieuwe plekken, zoals Zweden en straks weer naar Parijs. Het is geweldig om iets dat mij fascineert over te brengen op een breed publiek. De magie zit echt in het vertellen van verhalen.”

Bij de tentoonstelling ‘Breitner vs Israels: vrienden en rivalen’ gebruik je termen als ‘een artistieke bokswedstrijd’. Ongebruikelijk? “Ik kreeg zelfs een boze mail van iemand die het schandelijk vond dat ik er een wedstrijd van had gemaakt. Wat ik wilde belichten is dat rivaliteit zo’n belangrijk onderdeel is van de kunstwereld. Vroeger wellicht wat explicieter dan tegenwoordig. In de brieven van Israels en Breitner lees je letterlijk hoe ze tegen elkaar opboksen. Ze kijken voortdurend wie er beter is. Competitie en succes, daar ging het om. Dat lees je al bij Vasari die in de 16e eeuw biografieën van kunstenaars schreef. Verhalen vol jaloezie en moord.”
Bezoekersaantallen zijn belangrijk. Wordt er gemikt op Blockbusters? “Monet was echt een groot succes. Zo’n tentoonstelling betekent: veel investeren. Dat moet dus veel opleveren. Met Breitner vs. Israels mikten we ook op een groot publiek, maar zulke aantallen hadden we niet verwacht. Dat is dan een meevaller. Publieksvriendelijk programmeren blijft belangrijk maar het maken van blockbusters brengt enorme kosten met zich mee.”
Richt het museum zich vooral op een groot publiek? “Nee, het is niet zo dat commerciële doelen belangrijker zijn dan artistieke doelen. Wij hebben altijd tentoonstellingen voor zowel het grote publiek als de fijnproevers, zoals Rob van Koningsbruggen tegenover Monet en Emo Verkerk tegenover Rothko. Commercieel succes is dus niet ons hoofddoel. We programmeren net zo goed hedendaagse kunstenaars die middenin hun carrière staan. Dat kunnen we doen door het succes van de publiekstrekkers.”
Hoe zie jij de rol van het museum als discussiehuis van de maatschappij? “Wij hebben zeker een rol om te duiden en uit te leggen. Zeker als het gaat om begrippen als Gouden Eeuw, male gaze en het naakt in de kunst. Het is goed om daarover te discussiëren en die zaken onder de loep te nemen. Zo kijken we ook naar titels van werken. We gaan niks uitwissen maar wel een discussie voeren. Dingen waren vroeger immers anders dan nu. Wat dat betreft staat ons museum midden in de maatschappij.”

Hoe zou je je eigen smaak omschrijven? “Breder dan de 19e eeuw. Naast het Stedelijk en het Rijks bezoek ik graag de Mesdag Collectie, het Dordrechts Museum, het Drents Museum. Qua museale presentaties draait Nederland heel goed mee. In Parijs natuurlijk Musée d’Orsay, daar hangt echt ‘mijn’ kunst. Verder Centre Pompidou. Daar word ik heel gelukkig van. Ze hebben een collectie waar geen eind aan komt. En alles hangt er met een soort losheid en vrolijkheid waar ik zelf ook vrolijk van word.”
Gasthoofdredacteur van Tableau…? “Ontzettend leuk! Met als thema bijvoorbeeld al die prachtige tentoonstellingen over de 19e-eeuwse schilderkunst die te zien zijn in Nederlandse musea. Gelukkig zijn er nog genoeg verhalen te vertellen. Dat is misschien wel het geheim van een goede conservator: de combinatie van een goed verhaal en de praktische verwezenlijking daarvan. En bij elk werk bedenken wat de meerwaarde is: kill your darlings. Door die ervaring leer je het verhaal te vertellen in een inrichting die goed overkomt.
Hoe blijf je op de hoogte van alle ontwikkelingen? “Ten eerste via de interne groepsapp met berichten uit de internationale media zoals The Art Newspaper, Artnet en andere bronnen zoals kranten en kunstbladen als Metropolis M, De Witte Raaf, Tubelight en uiteraard ook Tableau in onze bibliotheek. Mijn interesse gaattrouwens verder dan de 19e eeuw. Ook de moderne kunst van de 20ste eeuw vind ik interessant. Er zijn nog zoveel mooie verhalen te vertellen. Zeker hier in dit geweldige museum.”