Jimmy Nelson reisde de hele wereld over en legde bijna vergeten gemeenschappen vast. Voor het eerste in jaren richt hij nu zijn blik op zijn eigen omgeving. Resultaat is het project Between the Sea and the Sky. Tableau sprak met Jimmy Nelson (54) over de totstandkoming van dit nieuwe project en over de parallellen met zijn eerdere fotowerk.
In de studio in de Schinkelbuurt stap je onmiskenbaar de wereld van Jimmy Nelson binnen. Aan de wanden van de enorme ruimte hangen zijn iconische portretten en landschappen van inheemse volkeren van over de hele wereld. Attributen zoals op de foto’s te zien zijn, hangen hier aan de muur. Van bontmutsen uit Mongolië, een houten masker uit Bhutan tot kleurige tapijten uit Tibet. Cadeautjes die Nelson kreeg van de mensen die hij op alle continenten van de wereld fotografeerde.
Rondom kasten vol kunst- en fotoboeken en overal grote groene planten. Op een koffietafel staan zijn eigen vuistdikke fotoboeken uitgestald, waaronder Before They Pass Away. Midden in de ruimte staat zijn oude plaatcamera op een drie- poot. De ruimte houdt het midden tussen een kantoortuin waar Nelson en zijn team werken, een fotostudio, een Kunst- und Wunderkammer en een woonkamer. Tegen de muur leunen de opvouwbare e-bikes waarmee hij de stad doorkruist. Al dertig jaar woont de van oorsprong Britse kunstenaar in Amsterdam. Hij verontschuldigt zich voor zijn accent, maar ook in het Nederlands is hij een begenadigd verteller.

KUIFJE IN TIBET
‘Reizen is mijn tweede natuur en het is de beste leerschool die er is.’ Als kind al reisde Nelson met zijn vader door Zuid-Amerika, Alaska, Afrika en Azië. Zijn vader was geoloog en in dienst van Shell International op zoek naar olie in gebieden waar nog nooit een buitenstaander was geweest. Nelson heeft goede herinneringen aan deze jaren vol vrijheid. De lokale bevolking ontfermde zich over hem en liet hem de mooiste plekken zien.
Vanaf zijn zevende verandert Nelsons leven drastisch als hij naar de Jezuïtenkostschool in Lancashire gaat. Op een ochtend wordt hij wakker en ziet dat al zijn haar is uitgevallen. Het blijkt een huidaandoening veroorzaakt door stress en slechte malariamedicatie. ‘Inmiddels heb ik er de leeftijd voor dat ik geen haar meer op mijn hoofd heb, maar ik heb dit al sinds mijn 16e.’ Het feit dat ik er anders uitzag, heeft me erg geraakt. Maar het was niet zozeer de buiten- kant, ik voelde me vooral van binnen ‘out of the system.’ In 1984 besluit de 17-jarige Nelson de kostschool te verlaten en naar Tibet te reizen. ‘Ik las Kuifje in Tibet en zag dat de jonge monniken daar ook geen haar hadden. Maar eigenlijk was het een vlucht.’
Van zijn vader krijgt hij een fotocamera mee, vier rollen film en wat zakgeld voor onderweg. Twee jaar lang doorkruist hij Tibet te voet. Het land is als het ware in lockdown door de oorlog met China. Na omzwervingen wordt hij opgevangen door een gezin. ‘Door de empathie die ik ontving, kwam ik weer tot leven.’ De eerste foto’s die hij maakte, waren van hen. Daarna volgden meer portretten van mensen die hij ontmoette. Na zijn terugkeer uit Tibet worden de foto’s gepubliceerd in National Geographic. Het gaf hem wereldwijd bekendheid en vormde de start van zijn carrière als fotograaf.
Verder lezen? Bestel een losse editie of haal hem in de winkel.