Categorieën
2020 Columns Nieuws

Nudisten op het dak van de Notre-Dame

Eigenlijk is het steeds hetzelfde verhaal alleen in steeds grotere proporties. In een vorige ‘Paris Inside’ vertelde ik over de werkelijke redenen van de grote brand in de Notre-Dame: geen brandweerkorps, slechts een ‘halve brandbeveiliging’, een niet-opgeleide student die het alarm verkeerd interpreteerde, priesters die de loeiende sirenes gewoon negeerden, waterleidingen die slecht waren gemonteerd en de hoge brandweerladders die men in Parijs nergens meer kon vinden. Daardoor begon het blussen pas anderhalf uur na het uitbreken van de brand. En als bewijs dat er sindsdien niets is veranderd, brak er deze zomer brand uit in de kathedraal van Nantes, in een vergelijkbare situatie. De schade in Nantes is gelukkig beperkter, maar geen enkele Franse krant schreef over het feit dat er in de kathedraal – waar al 1972 het hele dak is afgebrand – sindsdien niet eens zoiets als een simpele brandmelder werd geïnstalleerd.

De kranten stonden wel vol met de originele ideeën die onze president voor de restauratie in gedachten heeft. Voor de Notre-Dame wilde hij iets moderns op het dak: ‘un geste contemporain’. Op het internet kan men de geselecteerde projecten nog bekijken. De kers op de taart is een kruisvormig openluchtzwembad waar ook nudisten welkom zijn (in Parijs nu zeer in de mode). Nudisten op het dak van een kathedraal – zoiets kan men alleen in het huidige Parijs bedenken! Gelukkig kregen wij deze zomer weer een echte minister van cultuur, die zonder veel poespas een punt achter dit moderne verhaal zette, dat de restauratie van de Notre-Dame al anderhalf jaar heeft vertraagd. Woorden, woorden, woorden en weinig daden…
 

Het recht om niet te werken

Met de corona-pandemie herhaalde zich deze lente precies hetzelfde scenario, alleen in veel grotere proporties. Het gebrek aan middelen en de slechte coördinatie in Parijs en Frankrijk waren werkelijk onvoorstelbaar. Met als enig verschil, dat onze mediageile president dit keer geen woord over cultuur zei, die voor hem ‘in deze oorlogssituatie (sic) niet prioritair is’. Over cultuur zou pas in de zomer nagedacht worden. En wat zich na deze uiting van complete desinteresse van de regering in de grote culturele vlaggenschepen van Parijs afspeelde, was dan ook beneden elk niveau. Het Louvre was al voor de lockdown gesloten, omdat het personeel weigerde de deuren te openen voor de Chinese toeristen. Dat kan volgens de Franse wet van de droit de retrait, het recht om niet te werken als je fysieke of morele integriteit daardoor wordt bedreigd. Ook mijn postbode is daarom acht weken lang thuisgebleven. En de directeur van het Louvre kennelijk ook. Hij lijkt zelfs nauwelijks contact te hebben gehad met zijn naaste medewerkers en zij deden allemaal niets. Hun collega’s meestal ook niet.
Toen in juni bekend werd dat de Opéra de Paris vanaf januari waarschijnlijk niet meer in staat zal zijn om de salarissen uit te betalen – zij moet net als het Louvre meer dan de helft van haar jaarlijkse budget zelf verdienen – diende de directeur zijn ontslag in. Hij laat zich nog tot eind december zijn zeer behoorlijke salaris uitbetalen, terwijl hij er al niet meer is. Want midden in de lockdown – toen je officieel slechts een uur je woning mocht verlaten en niet verder dan een kilometer van huis – is hij met een nieuwe baan in Napels begonnen. Als je liever in Napels wil werken dan in Parijs, zegt dat zeer veel over het huidige Parijs!!
 

De stille kracht van de galeries

Terwijl de kapiteins als eerste de stilliggende culturele vlaggenschepen verlieten, kwam de enige culturele activiteit in Parijs onverwacht van vele kleine motorboten die plotseling uit het niets op het internet opdoken. De internetveilingen hebben het nog nooit zo goed gedaan als tijdens de lockdown en toen deze werd opgegeven brak er een waar vuurwerk los. Iedereen wilde de teruggevonden vrijheid vieren en voor dit feest iets moois kopen. Zo ging bijvoorbeeld een ‘tutti frutti- armband’ van Cartier voor een forse 1.240.000 euro onder de (internet)hamer, terwijl ik meerdere dames met zo’n armband ken.
De vele kleinere galeries in Parijs, die tijdens de lockdown iedere week nieuwsbrieven stuurden met foto’s die je kon vergroten en veel interessante documentatie rond de aangeboden kunstwerken, werden boven verwachting voor hun moeite beloond. Toen ze weer open mochten gaan, stroomden de bezoekers binnen – vaak mensen die ze helemaal niet kenden – met steeds hetzelfde verhaal: ‘Bedankt voor uw informatieve mails, ik heb maandenlang geen echte kunst in handen kunnen houden, ik zou graag iets voor mij/mijn echtgenote willen kopen’. En bijna iedereen die de galerie binnenkwam, liep met een kunstwerk onder de arm weer naar buiten. Toen de eerste tentoonstellingen weer mochten beginnen leken de mazelen uitgebroken: overal rode puntjes, vaak al twee dagen na de opening! Dus kijk in de komende maanden niet naar de grote stoomboten in Parijs – die liggen nu stil – maar naar de kleine motorboten. Want die hebben nu vaart en daar gebeurt echt iets. Chapeau!

Meer lezen over de ontwikkelingen op het gebied van kunst? Schrijf je dan nu in voor de nieuwsbrief!

Categorieën
2020 Columns

Thee of geen thee met hare majesteit?

De reden waarom grote kunstcollecties uiteindelijk niet in Parijs zijn beland…

Kunstcollectioneurs zijn vaak romantische, gevoelige mensen. In Parijs is hun gevoeligheid berucht, omdat immense kunstcollecties de stad verlieten om de meest bizarre redenen. In de laatste jaren waren dat belastingvoordelen, reden waarom de [link type=”article” id=”386″ target=”_blank” name=”Pinault-collectie”] quasi overnacht naar Venetië vertrok.. In de 19e eeuw ging het niet om geld, maar om de grootste eer die je toen kon halen: een kopje thee met de keizerin of koningin. En omdat het koninklijke thee-uurtje soms misliep, verlieten twee van de belangrijkste kunstcollecties Parijs voorgoed. De collectie van Sir Richard Wallace vertrok naar Londen en die van de gravin Galliera naar Genua – in Parijs bleven twee paleizen leeg over…

In de Engelstalige en Franstalige biografieën van Wallace is hij of ‘een echte Brit’ of ‘een Fransman met hart en ziel’  – in werkelijkheid was hij een rasechte Parijzenaar

 

The Wallace Collection

Sir Richard Wallace (1818-1890) bezat een van de beroemdste collecties van Franse kunst van de 18e eeuw (nu in een van mijn lievelingsmusea in London) daar is iedereen het over eens. Maar verder verschillen zijn Engelstalige en Franstalige biografieën. Hij was of ‘een echte Brit’ of ‘een Fransman met hart en ziel’ – in werkelijkheid was hij een rasechte Parijzenaar en sprak zijn hele leven Engels met een Parijs’ accent. Wallace werd in London geboren als Richard Jackson, buitenechtelijke zoon van een getrouwde vrouw en de toen 18-jarige Richard Seymour-Conway, later de vierde markies van Hertford. Deze bracht zijn zoon discreet naar zijn moeder in Parijs, waar hijzelf was opgegroeid en feitelijk leefde. De kleine Richard beleefde hier een droomjeugd bij zijn kleurrijke grootmoeder Maria Fagnani. Ze was dochter van een Italiaanse danseres en de graaf van Queensbury, trouwde tegen de wil van zijn familie met Hertford en vertrok daarom spoedig na de geboorte van hun zoon naar Parijs, waar ze een leuk leven leidde, terwijl haar man met andere vrouwen in Londen bleef. Ze kende iedereen en woonde midden in het toenmalig cultureel centrum boven het Café de Paris. De kleine Richard kon door het venster iedereen zien binnenlopen die in de kunstwereld telde. Maria – in kunstenaarskringen ‘Mie-Mie’ genoemd – nam haar kleinzoon overal mee, maar hij moest haar wel ‘tante’ noemen en zijn vader ‘oom’.

 

Het kasteel van Bagatelle in de Bois de Boulogne, een 18e-eeuwse ‘folie’ van koningin
Marie-Antoinette, in 1835 door de vader van Richard Wallace gekocht, om zijn toen al
befaamde collectie Franse kunst van de 18e eeuw onder te brengen. Hier leefden en stierven
vader en zoon, maar hun collectie verdween naar Londen.  

De vader van Richard woonde om de hoek, naast de Rothschilds in de Rue Laffite en kocht in 1835 het kasteel van Bagatelle in de Bois de Boulogne om zijn toen al befaamde collectie Franse kunst van de 18e eeuw onder te brengen. Een ideale plek, want de ‘folie’ – een kasteel dat in minder dan 100 dagen werd gebouwd na een weddenschap van de graaf van Artois met zijn schoonzuster koningin Marie-Antoinette – is een juweel uit de 18e eeuw. En omdat keizerin Eugénie een tot aan identificatie grenzende passie voor Marie-Antoinette koesterde, kwam ze graag bij de excentrieke Engelsman langs (een schatrijke ongetrouwde paardenfokker en kunstverzamelaar), die ook nog een kleine renbaan liet bouwen, zodat de keizerin tijdens de tea-time kon zien hoe haar zoon op Engelse pony’s rondjes reed. Maar Richard was op deze keizerlijke High Teas – Napoleon III kwam ook graag mee – niet welkom. Zijn vader weigerde hem officieel te erkennen. Daarom nam Richard op 22-jarige leeftijd de meisjesnaam van zijn moeder aan: Wallace. 

 
Charlotte Wallace sprak geen woord Engels, maar werd wel één keer bij Queen Victoria op de thee ontvangen – en dat telt!

 

Wel of geen thee

Ondertussen was hij zelf vader geworden van een buitenechtelijke zoon, die hij niet kon erkennen, omdat de familie Hertford (weer) weigerde de moeder voor de thee te ontvangen. Charlotte was een simpele ‘lingère’ (ondergoedverkoopster), die Richard op zijn erotische speurtochten samen met de dichters Baudelaire, Gautier en Flaubert en de schilder Delacroix had ontdekt in de Passage du Saumon. Daar ligt de clou van het hele verhaal: want toen Richard na de dood van zijn vader eindelijk met Charlotte kon trouwen en hun zoon erkende, zou Charlotte de meer dan 20 jaar van vernedering die zij had ondergaan, nooit vergeten of vergeven. Ze had een hekel aan Bagatelle waar Wallace de laatste jaren leefde en in 1890 stierf als ‘Bienfaiteur de Paris’, na wie enkele boulevards in Parijs waren vernoemd.
Toen tijdens de Commune van 1870/71 bijna iedereen was gevlucht toen het koningspaleis en het stadhuis in brand stonden, was hij gebleven om de Parijzenaars in nood te helpen: hij gaf een fortuin uit aan ziekenhulp, bouwde ziekenhuizen en ontwierp zelf de fonteinen die overal in de stad werden neergezet: voor de armen die het dure drinkwater niet meer konden betalen. Zo horen de ‘fontaines Wallace’ nog steeds tot het stadsbeeld van Parijs, net als de metro-ingangen van Guimard en de Eiffeltoren. Alleen zijn kunstcollectie heeft hij na de woelige revolutiejaren in veiligheid naar Londen gebracht, vanwaar ze niet meer terugkeerde. Hij onterfde zijn zoon en vier kleinkinderen – ook weer omdat hij zijn schoondochter van lage komaf niet wilde ontvangen – en Charlotte ging in Londen wonen. Ze sprak geen woord Engels, maar werd wel één keer bij Queen Victoria op de thee ontvangen – en dat telt!
 

 Een van de 100 door ‘Bienfaiteur de Paris’ ontworpen (en betaalde)
‘fontaines Wallace’, die nog steeds tot het stadsbeeld van Parijs horen. 

 

De collectie Brignole-Sale

De gravin van Galliera (1811-1888) – drie jaar jonger dan Wallace en één jaar voor hem gestorven – was ook een buitenlandse aristocrate in Parijs, maar dan wel in een familie waar alles rechtlijniger verliep. Zij kwam als kind naar Parijs, niet om een buitenechtelijk kind te verbergen, maar omdat haar vader daar als ambassadeur was benoemd. De Brignole-Sale behoorden tot de grote patriciër-families die over Genua regeerden. De hoog aristocratische familie had goede banden met het Franse koningshuis, omdat koningin Marie-Amélie, echtgenote van koning Louis-Philippe, ook een Italiaanse was. Maria Brignole-Sale groeide dus op in de kring van de familie d’Orléans, die ze na de revolutie van 1848 opnam in het schitterende Palais Matignon (de huidige residentie van de premier). Ze bezat verder een dozijn paleizen, want ze was intussen getrouwd met een schatrijke bankier, die dankzij Napoleon III een fortuin zou verdienen aan de stadsvernieuwing van Parijs, de nieuwe spoorwegen en de bouw van het Suezkanaal. De ‘duchesse de Galliera’ – de enige titel die ze wilde dragen – werd door koningen en keizers voor de thee uitgenodigd, want ze gold als de rijkste vrouw van Frankrijk. Bij de dood van haar man erfde zij in 1876 het kolossale vermogen van 280 miljoen Goudfranken (vergelijkbaar met de huidige $100 miljard van Bernard Arnault). 

 

De gravin was dol op een tea-time met een majesteit en had een hekel aan.. postzegels…

 

De beledigde gravin

Aan haar zoon wilde ze niets vereven, deze keer niet vanwege een vrouw die haar niet beviel, maar wegens zijn grenzeloze en onverzadigbare passie voor postzegels, waaraan zij een hekel had. Philippe, petekind van de Franse koningen, had ook helemaal geen gevoel voor etiquette en thee drinken en had in een ruzie met zijn ouders al zijn adellijke titels afgelegd om zich door een Oostenrijkse postzegelverzamelaar te laten adopteren. Philippe de La Renotière von Ferrary (aan het einde van zijn leven slechts Philippe Arnold) ging de geschiedenis in als de grootste postzegelverzamelaar ooit, met een collectie die in 1921-24 in veertien legendarische veilingen, waar verschillende koningen tegen elkaar opboden, het toen astronomisch bedrag van 30 miljoen nieuwe franken opbracht.
Omdat ze geen geld voor filatelie wilde uitgeven, besteedde de gravin haar hele fortuin aan filantropie en liet een groot paleis bouwen om de kunstcollectie van haar familie (met portretten van haar voorouders van Rubens en Van Dijck) aan de stad Parijs te schenken. Maar in de woelige tijd na de Commune – de jaren waarin Wallace zijn collectie naar Londen bracht – veranderden de gevoelens van de gravin voor de Franse staat. Nadat de familie d’Orléans – die nog steeds bij haar in het Hôtel Matignon woonde – daar in 1886 een feestelijke bruiloft had gevierd, waar de hele Europese adel uitgenodigd was, maar niet de Franse (‘socialistische’) president, wreekte deze zich voor deze belediging, door drie weken later de hele familie d’Orléans uit Frankrijk te verbannen. 
 
 

Het Palais Brignole-Galliera, in 1878-96 in opdracht van de gravin Galliera gebouwd om haar kunstcollectie aan de stad Parijs te schenken. Maar na haar dood bleef het paleis jarenlang leeg… Foto: © GM pour Palais Galliera

Nu zat de gravin helemaal alleen in haar paleis met uitzicht op de grootste privé tuin van Parijs en met 200 dienstbodes (!), maar geen majesteit meer voor de tea-time. Kort voor haar dood nam ze een blad papier en onterfde op een handgeschreven codicil de stad Parijs `uit solidariteit met de familie d’Orléans’. Na haar dood ging de collectie Brignole-Sale naar Genua, waar ze vandaag nog in het Palazzo Rosso en het Palazzo Bianco te zien is. En toen het Palais Galliera eindelijk voltooid was, stond het jarenlang leeg… Nu is er het modemuseum van de stad Parijs ondergebracht, dankzij bijna 200.000 legaten de waarschijnlijk grootste modecollectie ter wereld, dat na een tweejarige verbouwing deze lente weer opengaat. En daar zie je ook een Tea-gown van toen en begrijp je dat een kopje thee niet zomaar een drankje was, maar iets wat voor een grote kunstverzamelaar echt telt. 

Meer artikelen van Waldemar Kamer lezen? 
https://tableaumagazine.nl/articles/arnault-vs-pinault-deel-1
https://tableaumagazine.nl/highlights/het-verhaal-achter-de-brand-in-de-notre-dame
 

Categorieën
2020 Columns

Het verhaal achter de brand in de Notre-Dame

In 2019 verwoestte een brand de Notre-Dame in Parijs. Wat was de oorzaak? Wat speelde zich af in de kathedraal voor en tijdens de brand van 13/14 april 2019?

Het antwoord heeft U waarschijnlijk niet in de krant gelezen en zeker niet in een Franse. Ik kan 99% van de Franse pers en het merendeel van de wereldpers – voor zover ik die gezien heb – namenlijk een rode kaart geven voor slechte journalistiek. Wat kregen we voorgeschoteld: emotie, het gevoel een ‘wereldramp’ live mee te beleven – maar geen objectieve informatie met harde feiten. Op de Franse televisie werden alle programma’s stilgelegd, zodat iedereen die graag op tv komt live kon vertellen hoe hij of zij zich hierover voelde. Slechts één (op minstens 40) had verstand van zaken: Alexandre Gady, architectuur-professor aan de Sorbonne. Hij begon met een opsomming van welke monumenten in Frankrijk (ook kerken en kathedralen) in de afgelopen jaren allemaal in brand stonden. Maar voordat hij op de achtergronden kon ingaan, werd hij al na amper twee minuten onderbroken, zodat we de politici voor de brandende kathedraal konden zien arriveren. Emmanuel Macron maakte bekend dat de Notre-Dame in vijf jaar weer opgebouwd zou worden (voor de Olympische Spelen van 2024), wat politiek een slimme zet was: want vanaf die minuut ging en gaat de hele discussie over de wederopbouw – en niet over de oorzaak van de brand…

 

brand in de Notre-Dame
De brand in de Notre-Dame op 15 april 2019 (foto: wikipedia LeLais-ser
PasserA38)

Bezuinigingen

De werkelijke oorzaak van de brand in de Notre-Dame is niet mediageniek: het gaat om bezuinigen, uitbesteden (om nog meer te bezuinigen) en de specifieke situatie van de kerken in Frankrijk. Sinds de scheiding van staat en kerk in 1901 behoren de Franse kerken aan de steden en dorpen en de kathedralen aan de staat, die via het ministerie van cultuur voor hun onderhoud en uitbating (het betalend bezoek van de torens) verantwoordelijk is. Sinds 1994 daalt de jaarlijkse subsidie voor het ‘patrimoine’ en stijgt die van het ‘spectacle vivant’, want levende kunstenaars zijn kiezers en oude monumenten niet.

In 2019 heeft de Franse staat precies 18,82 miljoen euro uitgegeven voor het onderhoud van de 200 monumenten onder zijn beheer, waaronder 86 kathedralen. Voor restauratie van de 14.100 nationale monumenten was er in 2019 slechts 71,8 miljoen euro. Dus ook geen geld voor de broodnodige restauratie van het lekkende dak van de Notre-Dame, de kapotte ‘chemin de ronde’ etc. totale kosten ongeveer €60 miljoen, waarvoor noch de staat noch de stad Parijs wilde opkomen. De kerk werd gevraagd zelf sponsoren te zoeken en de eind 2018 begonnen restauratiewerken werden voor 100% betaald door de ‘American friends of the Notre-Dame’. Dat staat in geen enkele Franse krant, want dat is gênante informatie.
Veel gênanter nog is het feit, dat zich in de Notre-Dame – in tegenstelling tot het Louvre of het kasteel van Versailles – geen permanente brandweerbrigade bevond. Die was wegbezuinigd in de meest bezochte kerk ter wereld (13 à 14 miljoen bezoekers per jaar!).

Aanslag

Op brandgevaar in de Notre-Dame werd al sinds jaren door de ‘Comission nationale du patrimoine’ en de zeer actieve ‘Association Sites et monuments’ geattendeerd. Vooral sinds de islamitische aanslagen van 2015/16, waarvan de meeste van de 187 min of meer doodgezwegen worden, zoals het mislukte aanslag op de Notre-Dame met gasbommen van 4 september 2016, waarvoor vier dames op 14 oktober 2019 tot 20 en 30 jaar gevangenis werden veroordeeld. In deze context heeft het CNRS in 2016 een rapport gevraagd aan ingenieur Paolo Vannucci met de vraag, welke monumenten in Parijs een bijzonder gevaar lopen voor mogelijke aanslagen. Notre-Dame was nummer één op de lijst, met een duidelijke verwijzing naar de makkelijk ontvlambare dakstoel in hout. Maar het rapport werd door niemand gelezen, omdat het in een lade van de premier verdween als ‘secret défense’. Top secret, want het zou terroristen op een idee kunnen brengen.

De letterlijk ‘rode draad’ door al deze rapporten is de verouderde elektriciteitsleiding in bijna alle Franse kerken (in de Madeleine in Parijs dateert deze uit 1920!), die voor vele branden zorgt. Wist u dat de Notre-Dame de achttiende kerk in Frankrijk was, waar in minder dan zes maanden vuur is uit-gebroken? Dat heeft op de avond van de brand en ook daarna geen enkele Franse krant willen schrijven. En natuurlijk ook niet dat er geen permanent brandweerkorps was. De bewuste elektriciteitsleiding, die met 99% zekerheid voor de brand heeft gezorgd, werd in 2006 buiten alle regels om door de kerk geïnstalleerd voor de drie kleine bellen in de vieringtoren, die tijdens de mis luiden. In 2012 werd er nog een ‘provisorisch andere leiding’ naast gelegd, die na een jaar weer verwijderd zou worden. Maar dat is nooit gebeurd en werd door de verschillende inspecties van het beroemde werelderfgoed van de Unesco niet opgemerkt. Deze leiding werd waarschijnlijk beschadigd, toen tijdens de restauratiewerken een week voor de brand in de Notre-Dame de zestien sculpturen op het dak voor restauratie werden afgemonteerd. En ze ontvlamde hoogstwaarschijnlijk om 18.04 uur met het (elektrische) luiden van de bel in de vieringtoren.

Alarm

Wat daarna gebeurde is bijna te ongelofelijk om waar te zijn. Door de bezuinigingsmaatregelen was er dus geen permanent brandweerkorps dat regelmatig rondes loopt, maar een elektronische beveiliging die in 2012 was geïnstalleerd. In het contract van het ministerie van cultuur stond vermeld: ‘twee personen die 24 uur per dag aanwezig zijn’. Maar het bedrijf dat de opdracht voor het brandbeveiligingscontract won (het goedkoopste), zit in de Provence, in de buurt van Valence. Omdat het geen filiaal in Parijs heeft, werd het contract uitbesteed aan een kleiner bedrijf in Parijs (minus een commissie natuurlijk). Zo werden twee personen één persoon en 24 uur alleen nog van 8 tot 23 uur. Dus ’s nachts was er helemaal geen brandbeveiliging! En overdag was er één persoon die in het presbyterium (een gebouw naast de kerk) achter een bord met brandmelders zat. De eerste mensen met die dienst, schreven al in 2014 boze brieven naar de directie met de vraag: ‘wat gebeurt er wanneer er brand uitbreekt als ik op de wc ben?’ Antwoord: de kritische werknemers werden ontslagen en vervangen door goedkopere jeugdbanen.
Op maandag 13 april 2019 – het begin van de drukke paasweek – zat er een jonge student, die nog nooit in de brandbeveiliging had gewerkt en hierovoor ook geen opleiding had gekregen. Het was zijn derde werkdag en hij had geen idee van hoe de gecompliceerde kathedraal in elkaar zit. Toen de brandmelder om 18.16 uur ging (en niet 18.20 uur zoals overal geschreven) zat hij in de kelder met een sandwich – begrijpelijk, hij was al om 7.30 uur ’s ochtens verschenen en moest tot 23.00 uur blijven. Niemand kan van hem verwachten, dat hij dan permanent voor de brandmelder zit. Hij had twee minuten nodig om uit de kelder te komen en maakte toen een kapitale fout. Hij las op de brandmelder ‘combles–nef–sacristie’ en gaf aan de sacristein door: ‘brandalarm in de dakstoel van de sacristie’ (een bijgebouw van de kerk). De sacristein liep daar de trap op en zag niets onder het dak. In de sacristie bevond zich een identieke brandmelder met precies dezelfde tekst. Maar ook hier begreep niemand, dat het om brand in de dakstoel (combles) van het hoofdschip (nef ) ging, op de hoogte van de sacristie. Om 18.21 uur ging het automatische brandalarm en werd de lopende mis onderbroken. Maar de sacristein kwam met het nieuws dat het vals alarm was en de mis ging weer door. Om 18.30 begonnen de brandsirenes automatisch te loeien en kwam door de luidsprekers een bericht in vele talen om de kerk zo vlug mogelijk te evacueren. Tegelijk zweefden kleine stukjes zwart roet (van de al brandende dakstoel) neer op de gelovigen in de kerk. Maar nog steeds werd er geen brandweer gebeld. De sacristein ging onder het dak kijken en had daar twintig minuten voor nodig voordat hij om 18.51 uur de brandweer belde. Indien er een brandweerbrigade in de kathedraal was geweest, had deze waarschijnlijk tussen 18.04 en 18.51 uur de brand kunnen blussen, want de eikenbalken uit de 13e eeuw, die maandenlang in water hebben gelegen voordat ze naar de Notre-Dame werden gebracht, zijn bewust moeilijk ontvlambaar.

brand in de Notre-Dame
Blik op het interieur van de Notre-Dame na de brand van 15 op 16 april 2019

Tekortschieten

Bij de brandweer ging ook veel mis. Toen ze om 19.00 uur arriveerden en water naar het dak wilden schieten, bleek dat de hiervoor aangebrachte ‘colonnes sèches’ veel te klein waren. Er ging maar 200 tot 500 liter water door per minuut, terwijl het tienvoudige nodig was. Er moesten dus pompboten besteld worden en ook grote ladders, omdat de brandweer van Parijs de hoge ladders ‘die we toch nooit gebruiken’ had weggegeven en de enige twee ladders van meer dan 30 meter zich in de Yvelines bevonden. Toen het water en de ladders eindelijk beschikbaar waren, maakte de brandweercommandant bekend dat het dak niet meer te redden was. Om 19.56 uur was ‘live’ op televisie te zien hoe de brandende vieringtoren (in het Frans ietwat poëtischer ‘la flèche’, de pijl) door het dak de kathedraal instortte. Kort daarna werd een deel van de île de la Cité ontruimd, omdat de minister van Binnenlandse Zaken meldde dat de 69 meter hoge Noordertoren van de Notre-Dame misschien zou kunnen instorten en de hele kathedraal in zijn val zou kunnen meenemen. Het is gelukkig niet gebeurd, omdat twintig brandweermannen met gevaar voor eigen leven in de brandende toren zijn geklommen om het vuur te blussen. Het was verschrikkelijk om te zien: de brandende kathedraal die door 400 brandweermannen de hele nacht met tonnen water werd bespoten – zonder de vlammen te kunnen bereiken. Want het vuur zat in de 1.300 eiken balken, die bij een temperatuur van 800° in de as gingen totdat de 1.326 dakpannen bij temperaturen van 1.750° in gele lood-rook opgingen (bijna 210 ton lood is verdampt!). Pas de volgende ochtend om 9.40 uur was de brand helemaal geblust.

Fake news

En wat stond de volgende dag al op de voorpagina van Le Monde (en vele andere kranten)? Niet ‘hoe kon dit allemaal gebeuren?’ maar de meest ongelofelijke verhalen over ‘menselijke fouten’ waarop de regering haar eigen verantwoording wilde/wil afschuiven. ‘Menselijke fouten’ van de arbeiders op het dak, die sigaretten gerookt zouden hebben (terwijl één uur voor de brand de laatste van hen het dak had verlaten en ik vraag me af hoe een sigarettenpeuk had kunnen overleven bij temperaturen boven de 1000°). Of een defecte elektrische kabel van de lift van de restauratiewerken – terwijl deze lift zich buiten de kerk en ver van de brandhaard bevond. Maar een jaar later lees je dit nog overal. De diepere reden is dat er geen brandverzekering voor de Notre-Dame bestaat, omdat de Franse staat sinds 1889 zijn eigen verzekeraar is en de betrokken bedrijven wel verzekerd zijn (en men die wil laten betalen). Om maar te zwijgen van de infame bewering dat illegale migranten het vuur hadden aangestoken. Dit fake news kwam via het internet uit Rusland, van waar Vladimir Poetin heel officieel het extreemrechtse Front National van Marine Le Pen steunt, met o.a. ‘informatiecampagnes’, waarvoor hij twee miljard dollar per jaar uitgeeft… Dat belet de internationale pers niet om dit zonder nadenken en context te publiceren en zelfs Franse parlementariërs niet om hierover een debat in het parlement aan te vragen – en niet over de vraag, waarom er in zes maanden bij zoveel kerken brand uitbrak. Het toppunt was wat bovenaan de Franse krantenkoppen stond op de dag na de brand: ‘Wie betaalt meer voor de wederopbouw: Arnault of Pinault?’ Terwijl geen van de twee heren tot nu toe één cent heeft overgemaakt…*

* Meer weten over de rivaliteit tussen de Franse miljardairs Bernhard Arnault en François Pinault? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief en houd onze website in de gaten!

Over de auteur
Waldemar Kamer studeerde kunstgeschiedenis aan de Sorbonne en schrijft sindsdien over kunst en cultuur in Parijs voor verschillende media in diverse landen en talen, al sinds 1991 voor Tableau. Hij organiseert conferenties en concerten voor Franse musea, waarin hij bruggen slaat tussen culturen en kunst-vormen, vooral tussen beeldende kunst en muziek, zijn andere grote passie. In 2019 verscheen zijn boek Achter de façades van Parijs – ontmoetingen met bijzondere mensen. www.wkamer.fr