Johannes Vermeer,
Brieflezend meisje bij het venster, ca. 1657–58, Gemäldegalerie Alte Meister, Dresden
Het Rijksmuseum brengt een recordaantal schilderijen van Vermeer vanuit de hele wereld bij elkaar. Curator Gregor Weber vertelt hoe in aanloop naar de omvangrijke tentoonstelling het meesterschap van de schilder verder is ontrafeld. ‘We komen steeds dichterbij.’
Johannes Vermeer, Nederlands meesterschilder uit de 17e eeuw, was veel in het nieuws de afgelopen maanden. Wereldwijd brachten musea onthullingen op basis van onderzoek van hun Vermeers. Zo toverden ze in Dresden een cupido tevoorschijn op Brieflezend meisje bij het venster, die in een latere tijd door iemand anders dan Vermeer bleek overgeschilderd. Meisje met de parel werd in het Mauritshuis door klimaatactivisten besmeurd met rode verf, wat de schijnwerper zette op het zo kostbare goed. Want er zijn slechts 37 schilderijen over die aan Vermeer worden toegeschreven. Het Rijksmuseum brengt er dit voorjaar 28 bij elkaar in Amsterdam – minstens want tot het laatste moment probeert het museum er nog een of twee bij te krijgen. Nooit eerder waren zoveel Vermeers bij elkaar te zien en zeven schilderijen worden voor het eerst in Nederland getoond.
Johannes Vermeer woonde en werkte in Delft. Hij werd niet oud; hij leefde van 1632 tot 1675 en liet elf kinderen na. Zijn oeuvre is relatief klein en wordt geschat op zo’n veertig of vijftig werken. Hij geldt als een van de grootste schilders uit de 17e eeuw, vanwege zijn kleurgebruik en de manier waarop hij het licht weet te vangen. Zijn veelal huiselijke tafereeltjes vertellen intieme verhalen die vierhonderd jaar later wereldwijd nog altijd zeer geliefd zijn.
Johannes Vermeer, Het glas wijn, 1659–61, Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie, Berlijn
OMVANGRIJKE BRUIKLENEN
Rijksmuseum curator Gregor Weber (1956) vertelt aan de vooravond van de tentoonstelling dat hij sinds zijn vijftiende een bewonderaar is van Vermeer en onderzoek doet naar de schilder. ‘Deze tentoonstelling is de kroon op mijn werk en daarna ga ik met pensioen’, lacht Weber. ‘Het is tijd dat een nieuwe generatie kennis maakt met Vermeer. De laatste monografische tentoonstelling was in 1996 in het Mauritshuis met 22 werken, het Rijksmuseum kan nu 28 schilderijen laten zien. Het gaat niet alleen om de hoeveelheid, maar ook om wat je daarmee kunt doen. De verhalen die we daardoor kunnen vertellen over Vermeer.’
De topstukken worden niet vaak uitgeleend. Hoe heeft het Rijksmuseum zoveel Vermeers in bruikleen kunnen krijgen? ‘De Frick Collection in New York is aan het verbouwen. Dat bood een unieke kans om hun drie Vermeers die nooit uitgeleend worden, in bruikleen te krijgen. Samen met die van het Mauritshuis en het Rijksmuseum hadden we zo een startpunt van tien schilderijen. Vandaaruit zijn we verder gaan bouwen met partners waar we goede relaties mee hebben, zoals de National Gallery of Art in Washington en The National Gallery in Londen die respectievelijk vier en twee Vermeers hebben. Dan komen er nog twee uit Dresden van de Gemäldegalerie Alte Meister, en zo ging het verder totdat we vier vijfde bij elkaar hadden. Een aantal Vermeers is te fragiel om te mogen reizen en Het concert uit Boston is in 1990 gestolen en nog altijd spoorloos’, vertelt Weber. Het Meisje met de parel gaat eind maart terug naar Den Haag, zodat het icoon op zijn plek hangt tijdens het hoogseizoen van de bloembollen.
SNELLE SCHILDER
In aanloop naar de tentoonstelling is technisch onderzoek gedaan op de schilderijen van Vermeer. Weber: ‘Bij topschilders als Vermeer moet je doorlopend onderzoek doen, maar als een tentoonstelling als deze aan de horizon verschijnt, werkt dat als een katalysator en wordt het onderzoek geïntensiveerd. Door Operatie Nachtwacht heeft het Rijksmuseum veel nieuwe technieken in huis. We gebruiken niet alleen röntgen en infraroodscans, maar ook XRF-scans. De apparatuur tast de werken niet aan. De variërende dieptes van de lichtstralen onthullen de verschillende verflagen en maken duidelijk wanneer die zijn aangebracht. Door analyse van de terugkaatsingen kunnen we nagaan welke scheikundige elementen erin zitten. En daarmee welke pigmenten Vermeer gebruikt heeft en op welke plekken.’
Kijkend naar Vermeers interieurs lijkt het alsof hij de kamer kwam binnenlopen met een camera in de hand en precies op het juiste moment afdrukte toen de vrouw de brief las en het meisje de melk uit haar kan schonk. Maar niets is minder waar blijkt uit het nieuwe onderzoek: Vermeer paste zijn composities tijdens het schilderen aan.
‘De grootste tentoonstelling over Vermeer ooit’, belooft het Rijksmuseum. Verwacht echter geen oneindige reeks zalen bomvol schilderijen, want het volledige (bekende) oeuvre van de Hollandse meester omvat maar 45 werken, waarvan er nog slechts 37 bestaan.
Johannes Vermeer (1632-1675) woonde en werkte in Delft, waar hij zijn verstilde, huiselijke scènes schilderde. Beroemd vanwege zijn unieke gebruik van helder licht en een overtuigend gevoel voor illusionisme, wordt ieder werk terecht gekoesterd door de eigenaar. Ze reizen dan ook zelden van museum naar museum, maar het Rijks heeft een bijzondere prestatie geleverd op dit vlak.
Zo tonen ze topstukken als het Meisje met de parel (Mauritshuis, Den Haag), De geograaf (Städel Museum, Frankfurt am Main), Schrijvende vrouw met dienstbode (The National Gallery of Ireland) en Vrouw met de weegschaal (The National Gallery of Art, Washington D.C). Zelfs een werk dat nog nooit eerder in Nederland te zien was is aanwezig: het onlangs gerestaureerde Brieflezende vrouw aan het open raam uit de Gemäldegalerie Alte Meister in Dresden.
Samen met het Mauritshuis heeft het Rijksmuseum het kunstenaarschap van Vermeer, zijn artistieke keuzes en het maakproces diepgravend onderzocht. Een team van conservatoren, restauratoren en natuurwetenschappers richtte zich op de zeven schilderijen van Vermeer in Nederlands bezit, waarbij dezelfde geavanceerde scantechnieken werden gebruikt als bij het onderzoeks- en restauratieproces van De Nachtwacht. Resultaten worden ook hier gedeeld met museumbezoekers. Zo kwam uit onderzoek naar Het Melkmeisje naar boven dat er in het oorspronkelijke werk een rek met kannen achter de beroemde vrouw op het doek stond en op de grond een vuurmand; dit type mand, gemaakt van wilgenteen, werd in de zeventiende eeuw gevuld met gloeiende kolen om baby’s warm te houden en luiers te drogen.
Een cyclorama van 23 meter lang, een 16 meter lange prent en ontwerptekeningen van 12 meter hoog. Dit zijn enkele voorbeelden van de grootse tekeningen die het Rijksmuseum toont in ‘XXL Papier – Groot, groter, grootst!’. De tentoonstelling bestrijkt werken van 1500 tot nu. Van een stamboom van keizer Karel V uit ca. 1535 van Robert Péril en een papieren altaarstuk van de Gekruisigde Christus uit 1650 door Matthijs Borrekens, tot hedendaagse papierkunst van Jacobien de Rooij (1947) en Sanne Peper (1963). Door de kwetsbaarheid van papier is in de loop der eeuwen veel verloren gegaan. Daarom is het grootste deel van de werken die te zien zijn uiterst zeldzaam.
Xu Yanghong (toegeschreven aan), Honderd kinderen (detail), ca. 1700 – ca. 1799, aankoop met steun van Rituals
Een hoogtepunt is het recent ontdekte cyclorama, waarvan een van de zes delen een prominente plek heeft in de tentoonstelling. Opgerold en zonder dat iemand wist wat het was, lag het decennialang in het depot. Een inventaris uit 1962 omschrijft het werk als behang, maar na grondig onderzoek kwam een team van curatoren en conservatoren tot de conclusie dat het om een cyclorama gaat, een rond panoramabeeld. Het werd halverwege de 19e eeuw geschilderd in opdracht van de Duitse ondernemer Ferdinand Reichardt (1813). De zes delen vormen samen een anderhalf kilometer lang bewegend panorama met Zwitserse, Oostenrijkse en Italiaanse landschappen. Reichard reisde naar Noord-Europa om er avondvoorstellingen mee te geven. Het specifieke werk dat het Rijksmuseum toont, oogt door de thematiek en kleuren als een reusachtig sprookje. Er ontvouwt zich een landschap met een warme gloed van oranje en paarse tinten, waardoor de indruk ontstaat dat het om een zonsopgang gaat. Naast de fantasierijke sfeer, zijn er ook herkenbare elementen zichtbaar zoals ruïnes, bruggen en gebouwen. Dit is een van de vele werken in ‘XXL Papier’ waar op technisch, verhalend en historisch vlak van alles te (her)ontdekken valt.
Rijksmuseum – XXL Papier Te zien t/m 4 september 2022
Barbara Hepworth met het gipsen prototype voor ‘Single Form (Memorial)’, Palais de Danse, St Ives, March 1962. Photograph Studio St Ives
In de Rijksmuseumtuinen zijn deze zomer sculpturen van Barbara Hepworth (1903- 1975) te zien, een van de belangrijkste vrouwelijke beeldhouwers uit haar tijd. Hepworth werd geboren in het Engelse Wakefield en raakte op jonge leeftijd al gefascineerd door kunst.
Na het winnen van een studiebeurs studeerde ze aan de Leeds School of Art. Haar talent werd snel erkend, kort na haar afstuderen in 1924 werd Hepworth tweede in de prestigieuze Prix- de-Rome wedstrijd. Later in haar carrière zou ze Engeland vertegenwoordigen op de Biënnale in Venetië (1950) en de Freedom of St. Ives prijs winnen (1968).
Hepworth maakte sculpturen van hout, marmer en brons, die de mogelijkheden van abstractie onderzoeken en getuigen van groot vakmanschap. Samen met Richard Bedford en Henri Moore stond Hepworth bekend om haar ‘direct carving’ techniek: zij werkte direct op het marmer zonder vooraf ontwerpen of modellen te maken. De grondlegger hiervan is Constantin Brancusi, die zij in de jaren 30 in Parijs ontmoette. Daar kwam Hepworth ook in aanraking met Theo van Doesburg, de initiatiefnemer van de Abstraction-Creation beweging. Eenmaal terug in Engeland, was Hepworth de medeoprichter van de Unite One beweging met als doel Britse moderne kunst, architectuur en design te promoten. Hepworths kunst laat een blijvende indruk achter; haar werken bevinden zich in de collectie van Tate Britain, het Kröller-Müller Museum en het Barbara Hepworth Museum in Cornwall. Geïnteresseerden hoeven niet speciaal naar deze locaties uit te wijken, maar kunnen deze zomer in de tuinen van het Rijksmuseum terecht. De tentoonstelling geeft een overzicht van het naoorlogse werk van Hepworth, met een zwaartepunt in de jaren 60 en vroege jaren 70.
Rijksmuseum, Amsterdam Barbara Hepworth in de tuin van het Rijksmuseum 3 juni t/m 23 oktober rijksmuseum.nl
Meer highlights lezen? Meld je dan nu aan voor de nieuwsbrief!
Vincent Mentzel, Toeschouwers tijdens een voetbalwed- strijd tussen Ajax en Feyenoord in de Kuip te Rotterdam, 2-11-1969
Vincent Mentzel (1945) brak in de jaren 70 door als staffotograaf van NRC Handelsblad, waar hij bijna veertig jaar lang voor werkte. In 2011 richtte hij een Fonds op Naam op bij het Rijksmuseum met als doel wetenschappelijk onderzoek naar fotojournalistiek te bevorderen. Nu wijdt het museum een tentoonstelling aan deze beeldbepalende fotograaf van Nederland.
Wekelijks of soms zelfs dagelijks verschenen zijn foto’s in de krant binnen de thema’s landelijke politiek, koningshuis en kunsten. Gezien hij ministers, staatshoofden en dictators in binnen- en buitenland portretteerde, werd Mentzel ook wel ‘fotograaf van de macht’ genoemd. Daarnaast staat Mentzel bekend om zijn reisreportages naar onder andere Suriname, China, Tibet en Iran.
Zijn oeuvre gaat vaak over vrijheid, democratie en macht. De foto’s kunnen omschreven worden als ‘ooggetuigen’ van de geschiedenis, die de verhalen vertellen van eind 20e eeuw. Zijn werk werd meerdere malen onderscheiden voor fotowedstrijden zoals de World Press Photo en de Zilveren Camera. In totaal telt het archief van Mentzel in het Rijksmuseum ruim 2.800 foto’s uit de periode 1965 tot 2010. Het Nederlands Fotomuseum beheert het dia- en negatiefarchief van de fotograaf. Voor wie de tentoonstelling ‘Vincent Mentzel, fotograaf van de macht’ heeft gemist in Museum Hilversum of wie niet uitgekeken raakt, is er nu de kans om zijn oeuvre te bewonderen in het Rijksmuseum.
‘Vincent Mentzel’ Rijksmuseum Amsterdam t/m 6 juni 2022 rijksmuseum.nl
Op de hoogte blijven van het laatste nieuws op het gebied van kunst? Meld je dan nu aan voor de nieuwsbrief!
Ellsworth Kelly, White Curves, 2001 coll. Fondation Beyeler
Dankzij bruiklenen van de Ellsworth Kelly Studio komen er deze zomer negen beelden van Ellsworth Kelly (1923 – 2015) naar het Rijksmuseum. Kelly is een van de belangrijkste abstract werkende kunstenaars na de Tweede Wereldoorlog. Hij volgt de kunstopleiding in Boston en later in Parijs. Een aankoop van zijn werk door Whitney Museum of American Art (New York) in 1957 betekent zijn doorbraak. Het Rijksmuseum toont zijn sculpturen vanaf het begin van de jaren ‘60 tot vlak voor zijn overlijden. Niet eerder zijn deze specifieke beelden samen getoond. De tentoonstelling maakt onderdeel uit van de reeks beeldententoonstellingen in de museumtuinen gecureerd oor Alfred Pacquement, voormalig directeur van Centre Pompidou in Parijs.
Met zijn kunst brengt Kelly waarnemingen terug tot de essentie en transformeert deze tot eenvoudige, scherpe vlakken en vormen. Daarbij maakt de kunstenaar nauwelijks onderscheid tussen schilder- en beeldhouwkunst: ‘De vorm van mijn schilderkunst is de inhoud’, meent hij. ‘In plaats van een afbeelding te maken die een interpretatie vormt van wat je ziet, zoek ik een object en ‘presenteer’ het op zichzelf.’ Kelly baseert zijn kunst op alledaagse voorwerpen zoals ramen, dekzeilen of trappen in abstracte vormen. Met als resultaat een beeldtaal die enerzijds persoonlijk en anderzijds universeel is. Licht, ruimte en kleur komen samen in een architectonische setting. Kelly’s kunstwerken lopen qua materiaal en vorm uiteen. Waar Concorde Angle (1982) een stalen hoekig kunstwerk vormt, bestaat White Ring (1963) uit een witte cirkel met een opening van aluminium. Zijn schilderijen bestaan veelal uit de primaire kleuren, zwart en wit. De titels van zijn werken corresponderen met de inhoud, zo ook bij de doeken Green Red Yellow Blue (1965) en White Over Black II (2015) van getuigen.
In 2012 ontving Kelly de National Medal of Arts van president Obama. Zijn werk werd toen omschreven als ‘Een zorgvuldige waarnemer van vorm, kleur en de natuurlijke wereld’. Kelly liet zich inspireren door Picasso, Klee en Brancusi. Op zijn beurt inspireerde hij kunstenaars van het minimalisme en pop art. Het werk Totem (1998) is bijvoorbeeld een ode aan Roy Lichtenstein. De kunstwerken van Ellsworth Kelly zijn wereldwijd vertegenwoordigd in collecties van onder andere The Museum of Modern Art, Fondation Beyeler en Guggenheim Museum Bilbao.
Willem Diepraam, Mali, jonge vrouw, , 1980, Bruikleen van de heer W. Diepraam, Amsterdam
In het Rijksmuseum is nu een tentoonstelling te zien met foto’s gemaakt door Willem Diepraam. In 2009 schonk Diepraam hij zijn werk aan het museum, die hem nu eert met een mooie overzichtstentoonstelling.
In de jaren 70 ontwikkelt de fotojournalistiek zich in een hoog tempo en voorop loopt fotograaf Willem Diepraam. Diepraam wordt in 1944 geboren in Amsterdam en kiest na twee jaar geneeskunde toch voor een studie in sociologie. Zijn echte passie ligt echter bij fotografie en hij rolt de journalistiek in, waarbij zijn foto’s altijd een kritische maatschappelijke ondertoon hebben. Hij werkt in de jaren 70 vooral voor linkse media en zijn belangrijkste opdrachtgever is Vrij Nederland. De fotoreportages die hij voor dit blad in Suriname en de Nederlandse Antillen schiet, maken indruk op het grote publiek. In de jaren 80 ontwikkelt hij dit onderwerp verder door reportages te maken voor hulporganisaties in Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen. Zijn fotografie wordt daarbij steeds persoonlijker, genuanceerder en ook esthetischer. Hij ontwikkelt zich steeds verder en men begint zijn werk steeds meer te beschouwen als kunst. Hij is meester van de analoge fotografie en zeer bekwaam in het afdrukken van zijn foto’s.
In de tentoonstelling zijn niet alleen hoogtepunten als de foto’s uit de jaren 70 in Nederland en de buitenlandse reportages uit het begin van zijn carrière te zien, maar ook meer recente en abstracte werken in kleur en zwart/wit. Ook bekende beelden als Amsterdam op Kroningsdag in 1980 en de vrouw uit Sahel zijn natuurlijk te bewonderen.
Rijksmuseum Amsterdam Willem Diepraam – 50 jaar fotografie 9 oktober t/m 10 januari 2021 www.rijksmuseum.nl
Wil je op de hoogte blijven van interessante tentoonstellingen? Meld je dan nu aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!
Collectiemobiliteit, samenwerking en kostendekking zijn niet de enige succescriteria. Elke tentoonstellingsronde moet minimaal 50.000 bezoekers trekken en een acht scoren. Uit een evaluatie van ‘Lage Landen’ blijkt dat met ruim 70.000 bezoekers en een dikke acht ruimschoots te zijn gelukt. En van conservatoren tot technici en vrijwilligers, allen willen inderdaad graag verder op de ingeslagen weg. ‘Een fantastisch project waarin we een echt team vormen. We organiseren zelfs etentjes’, zegt Lian Jeurissen, de conservator van Stedelijk Museum Zutphen. ‘Omdat je bij elkaar kunt kijken, krijg je meer een idee hoe iets kan hangen en hoe je daarmee kunt spelen.’ Ook prijzen alle geïnterviewden de collegiale opstelling van het Rijksmuseum, dat de vijf musea als een serieuze gesprekspartner behandelde en extra tijd nam voor de bruikleenselectie.
Gerard de Kleijn speurde de Rijksstudio (het digitale collectie-overzicht van het Rijksmuseum) af naar onbekende parels, minder bekend werk van grote namen en werken die qua thematiek, geografische spreiding en periode goed aansloten bij de tentoonstelling. Het resultaat was een lijst van ruim 60 werken, die hij bekeek met Jenny Reynaerts, senior conservator schilderijen. Sommige vielen af vanwege restauratienoodzaak of omdat ze vanwege schenkersvoorwaarden het Rijksmuseum niet mochten verlaten.
Voor de Stichting M5 was het een sport om prachtige werken uit het depot te vinden die thematisch goed aansloten. Een van die parels is Landschap aan de vaart bij Hilversum (ca. 1900), van de relatief onbekende Johannes Gijsbert Vogel. ‘Prachtig impressionistisch, heel sfeervol en gevoelig’, vindt De Kleijn. ‘Zo’n werk gaat nu op een ereronde door Nederland.’ Een ontdekking was ook Landschap met overtoom (ca. 1660), een vrij groot werk van een onbekende kunstenaar. ‘We hopen dat de tentoonstelling meer informatie oplevert over de maker. ‘Bezoekers weten ook wel eens wat.’ Een minder bekend werk van een grote naam is De schelpenvisser (1904) van Jan Toorop. ‘Snel geschilderd, met een mooi spel van licht en schaduw. Zoiets komt het depot niet gauw uit.’
Willem Roelofs, Plas bij Loosdrecht, 1887, olieverf op doek op paneel,
30×45cm, coll. Rijksmuseum
De Kleijns persoonlijke favoriet is Plas bij Loosdrecht (1887) van Willem Roelofs. ‘Met een sfeer, grandioos. Klein, maar er zit zoveel ruimte in.’ De Kleijn is een liefhebber van Roelofs, van wie hij in Gouda ooit Hoosbui nabij Gouda (1888) aankocht. Dat werk ontbreekt uiteraard niet in ‘Koele Wateren’. Maar Junior conservator Jorien Soepboer zocht ook een bijzondere twist in de opstelling. ‘Wij hebben in de collectie de spiegelversiering van het stadsjacht van Gouda, een trekschuit met kleurrijk houtsnijwerk waarmee het stadsbestuur reisde naar de Statenvergaderingen in Den Haag en andere steden. Die hangt altijd boven een deurpost, maar tussen de schilderijen komt hij nu pas goed tot zijn recht’, vertelt Soepboer. ‘Omdat we eigen accenten aanbrengen en verschillende regio’s bedienen, zitten we niet in elkaars vaarwater en krijg je steeds een andere tentoonstelling. Het is spannend om te zien hoe de eerste in de rij de tentoonstelling heeft ingericht.’ Dat was wel een uitdaging, zegt Lian Jeurissen die in Zutphen voor ‘Lage Landen’ het spits afbeet. ‘We zaten nog maar zo’n acht maanden op onze huidige locatie, zodat ik een zaal moest inrichten die ik nog niet goed in mijn vingers had. De kunst was de werken zo mooi en duidelijk mogelijk te presenteren.’ Het museum deed een slimme zet door voor de wanden van de zalen hetzelfde antracietgrijs te kiezen als in het Rijksmuseum. Daarop kwamen de schilderijen niet alleen prachtig uit, bezoekers kregen ook het gevoel dat ze in het Rijks waren. Zonder daarvoor naar Amsterdam te reizen en lang in de rij te staan. Voor ‘Koele Wateren’ zoekt Jeurissen een mix met moderne kunst uit de eigen collectie, waaronder werk van Otto B. de Kat en Arie Schippers.
In dialoog
Vast onderdeel van elke tentoonstelling is de koppeling met design, voor een eigentijdse, nieuwe laag. Voor ‘Lage Landen’ maakte Atelier NL producten uit grondstoffen uit de omgeving van het museum die een dialoog zouden aangaan met de schilderijen. In Harlingen waren tegels te zien met hedendaagse beeldtaal en in Bergen op Zoom en Zutphen servies uit zand en klei van de Brabantse Wal en de uiterwaarden van de IJssel. Het meest geslaagd was de presentatie in Gouda, waar Atelier NL, geïnspireerd door de Goudse Glazen in de Sint-Janskerk, van ‘wild zand’ een glas-in-loodraam maakte dat tussen de schilderijen hing, met uitzicht op de kerk. Ook een fotografieproject in Hoorn met inwoners van West-Friesland deed het goed. Elders kwam de bijdrage van Atelier NL door ruimtegebrek soms minder goed uit de verf. ‘Het heeft ons door de opstelling in verschillende zalen niet gebracht wat ik hoopte, al kun je je afvragen in hoeverre je de harmonie tussen schilderijen moet verstoren’, zegt Hugo ter Avest. ‘Ik denk dat de bijdrage van LOLA Landscape Architects voor ‘Koele Wateren’ beter aansluit bij bezoekersbeleving.’ Deze bestaat uit een denkbeeldige kaart van Nederland in 2200, met animatiefilms die de gevolgen schetsen van aanhoudende zeespiegelstijging voor de vestigingsplaatsen van de musea. Zo komt Harlingen op een superterp te liggen en krijgt Zutphen een strand.
Atelier NL, De Zandscheppers, glas-in-lood-raam in Gouda, 2019
(foto: Blickfänger)
De Stichting M5 denkt een concrete bijdrage te hebben geleverd aan het Nederlandse identiteitsdebat, een laatste succescriterium. Moeten musea zich wel wagen aan zo’n beladen onderwerp? Voor je het weet, beland je in discussies over het Wilhelmus en Zwarte Piet. De Kleijn, die bij elke tentoonstellingsronde in gesprek gaat met bezoekers, is daar niet zo bang voor. ‘Als historische musea staan we midden in de samenleving en kunnen we ons niet onttrekken aan iets waarover iedereen het heeft, ook als dat vervelende discussies oplevert. Maar we hadden nooit vermoed dat dit zo actueel zou worden toen we deze invalshoek bedachten!’
Volgens De Kleijn heeft een samenwerking als deze de toekomst, zeker voor musea met een vergelijkbare omvang die het moeilijk hebben. Samenwerking, collectiemobiliteit en efficiency staan immers hoog op de politieke en museale agenda. Ook het Rijksmuseum was dermate verrast over wat er allemaal nog meer kan met de collectie dat het wil kijken naar meer samenwerkingen, aldus conservator Jenny Reynaerts. De Stichting M5 heeft er in ieder geval zin in. Maar wel met deze vijf. Vanwege de geografische spreiding en om het overzicht te houden, zegt De Kleijn. ‘Alleen als er om onverhoopte redenen een museum uitvalt, gaan we op zoek naar een vervanger.’
Koele Wateren
Stedelijk Museum in Zutphen
t/m 21 juni 2020
Drassige polders onder grijze wolken, grazende koeien, schapenherders op de heide; het zijn beelden die al snel komen bovendrijven als je het hebt over het Nederlandse landschap in de schilderkunst. Een landschap dat, letterlijk en figuurlijk, sterk wordt bepaald door de elementen. Zoals het overal aanwezige water en het vlakke land dat daaruit is gewonnen. Een landschap dat iets zegt over de Nederlandse identiteit met zijn overlegcultuur en hang naar gelijkheid. De verbinding met vooral het polderlandschap van laag Nederland vormt daarin een belangrijke schakel, bleek vorig jaar uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau. Bezoekers van de tentoonstelling `Lage landen` wezen dan ook Koeien in een drassig weiland, een ongedateerd werk van Willem Maris, aan als het meest typerend voor Nederland.
Nederlandse identiteit
`Lage Landen` was vorig jaar het startschot van uniek samenwerkingsproject van vijf stadsmusea: Museum Gouda, Gemeentemuseum Hannemahuis in Harlingen, het Markiezenhof in Bergen op Zoom, Stedelijk Museum Zutphen en het Westfries Museum in Hoorn. In vier tentoonstellingen onderzoeken zij vanuit het perspectief van de elementen de Nederlandse identiteit. Zo toonde `Lage Landen` natuurlandschappen en presenteert `Koele Wateren` tot juli 2021 rivier- en zeegezichten. In `Hoge Luchten` staan vervolgens stadsgezichten centraal. Voor `Hete Vuren` (start in 2023) blijft het onderwerp nog een verrassing. Elk museum toont zo’n 40 bruiklenen uit Rijksmuseum Amsterdam, aangevuld met werk uit de eigen collectie. Bij elke tentoonstelling verschijnt een catalogus, met citaten van schrijvers en dichters en essays van publicisten als de socioloog Paul Schnabel en de historicus James Kennedy over landschap en identiteit.
Willem maris, Koeien in een drassig weiland, 1860-1900,
olieverf op doek, 48,5×100, coll. rijksmuseum
Professionalisering
De vijf musea werkten zes jaar geleden voor het eerst succesvol samen met een particuliere verzamelaar voor de reizende etsententoonstelling `Rembrandt in zwart-wit`. Dat smaakte naar meer. ‘We wilden eerst alleen voor `Lage Landen` aan het Rijkmuseum bruiklenen vragen en daarna steeds een ander groot museum’, vertelt Gerard de Kleijn, oud-directeur van Museum Gouda en onbezoldigd projectleider van de Stichting M5 die de vijf samenwerkende musea hebben opgericht. ‘Maar directeur Taco Dibbits wilde meteen voor alle thema’s 40 bruiklenen garanderen. Het Rijksmuseum wil graag samenwerken en in de provincie aanwezig zijn. Het kan zo meer werk uit de collectie tonen. Het aantal bruiklenen voor dit project beslaat maar liefst een kwart van wat het jaarlijks uitleent.’
De vijf stadsmusea maken hiermee een forse kwaliteits- en efficiëncyslag. Ze wisselen kennis uit en trekken meer publiek door te pronken met parels uit de Collectie Nederland. ‘Als ik het Rijksmuseum 40 bruiklenen had gevraagd, had men daar waarschijnlijk hard om gelachen’, zegt Hugo ter Avest, directeur van het Hannemahuis in Harlingen. ‘Samen maak je meer kans. Je kunt nu ook jaren vooruitdenken in je beleid. Dat geeft rust. Met Gerard de Kleijn hebben we een projectleider die gepokt en gemazeld is op het museale en politieke vlak. En iedereen brengt zijn eigen know-how in.’
Zo maakte het Westfries Museum een audiotour met persoonlijke verhalen van bekende Nederlanders bij de schilderijen en verzorgden de conservatoren van alle musea gezamenlijk, naargelang hun specialisme, de catalogusteksten. Door het delen van publiciteits- en transportkosten en steun van grote en kleine fondsen, bleef ‘Lage Landen’ binnen de begroting van ruim drie ton. Elk museum leverde een minimale eigen bijdrage van 15.000 euro. De musea in Harlingen en Bergen op Zoom moesten wel extra investeren in klimaatbeheersing en beveiliging. Mede door het prestige van het project kregen zij hiervoor steun van de gemeente.
Rond het begin van de 17e eeuw is Rome het artistieke centrum van de wereld. Het is in deze stad dat rond 1600 de barok tot ontwikkeling komt onder leiding van Michaelangelo Meresi da Caravaggio en wordt voortgezet door de beeldhouwer Gianlorenzo Bernini (1598-1680). In de tentoonstelling ‘Caravaggio-Bernini. Barok in Rome’ staat deze roerige periode centraal. Halverwege de 16e eeuw heeft het noorden van Europa zich definitief afgescheiden van de rooms-katholieke kerk en ontstaat er een nieuwe godsdienst: het protestantisme. Hoewel het katholieke Rome zich niet laat bekeren, krijgt het geloof ook hier een nieuwe impuls. Rond 1600 is deze nieuwe impuls in de kunst voor het eerst te zien in schilderijen van Caravaggio. Er is niet veel bekend over de geloofsovertuiging van Caravaggio, maar aan de hand van zijn schilderijen kunnen we concluderen dat hij de verhalen uit de Bijbel op een geheel nieuwe manier interpreteerde. Anders dan zijn voorgangers houdt hij zich niet bezig met het overtreffen van de grote meesters van de renaissance en ook niet met het getrouw weergeven van de natuur. Voor het eerst ligt de focus op het overbrengen van emotie en de achterliggende boodschap van het verhaal. Caravaggio wordt een meester in een niet eerder gezien naturalisme en gebruikt daarvoor een clair-obscur techniek. Met dit grote contrast tussen licht en donker ontstaat er een theatrale focus in het schilderij, dat vaak het hoogtepunt van het verhaal weergeeft. Hij weet op die manier de aandacht van de toeschouwer vast te houden en emotie op te roepen. Hoewel deze nieuwe stijl aanvankelijk een grote schok veroorzaakt krijgt Caravaggio enorme navolging. Dat zijn invloed zo groot was is eigenlijk opmerkelijk, aangezien hij zelf geen atelier runde en nooit leerlingen heeft onderwezen. Vanaf 1606 was hij namelijk voortvluchtig voor de moord op Ranuccio Tomassoni en hij stierf kort daarna in 1610. Zijn navolgingen worden Caravaggisti genoemd en onder hen zijn grote namen als vader en dochter Gentileschi, Orazio Borgianni, Bartolomeo Manfredi, Giovanni Baglione en Mattia Preti maar ook Nederlanders als Ter Brugghen, Van Baburen en Van Honthorst.
Gian Lorenzo Bernini, Medusa, Rome, 1638–1640,
Rome, Musei Capitolini, Palazzo dei Conservatori
Caravaggio is misschien de schilder geweest die het decennium van de barok inluidde, het was beeldhouwer Gianlorenzo Bernini die de barok tot een glorieus hoogtepunt bracht door alle verschillende media in de kunst – architectuur, beeldhouwkunst en schilderkunst – samen te laten werken. Het kunstenaarschap werd hem met de paplepel ingegoten door zijn vader Pietro Bernini, die zelf beeldhouwer en schilder was. In een periode van vurige devotie als reactie op het protestantisme greep de katholieke kerk kunst aan om gelovigen te overtuigen en te beïnvloeden. Kerken moesten een goddelijke plek worden op aarde, waar men een glimp op kon vangen van het hemelse paradijs. Bernini speelde hierin een grote rol. Hij wist met zijn beeldhouwkunst mensen in hun hart te raken, door zijn figuren gezichten te geven verwrongen van emotie en intense beweging te suggereren door wapperende gewaden, grootse gebaren en ingewikkelde composities. Alles werd ingezet om de boodschap over te brengen, de architectuur, de lichtinval en het schilderwerk waren er allemaal op gericht de toeschouwer in vervoering te brengen.
Het Rijksmuseum brengt nu voor het eerst deze twee grootheden bij elkaar in een overzicht van deze onstuimige periode. Te zien zijn meesterwerken als Caravaggio’s Narcissus, Jongen gebeten door een hagedis en De Doornenkroning en Bernini’s Bacchus, Sebastiaan, de buste van Medusa, maar ook rake marmeren portretten van Thomas Baker, Kardinaal de Richelieu, en een geschilderd zelfportret. Om deze meesterwerken goed in de tijd te kunnen plaatsen is er ook werk te zien van kunstenaars als Guido Reni, de Gentileschi’s, Nicolas Poussin, Simon Vouet, en de excentrieke Tanzio da Varallo. En beeldhouwwerk van Alessandro Algardi, waaronder zijn zwart-marmeren Sonno (slaap) en een nooit eerder getoond bronzen paard in volle draf van Francesco Mochi.
Halverwege de 16e eeuw heeft het noorden van Europa zich definitief afgescheiden van de rooms-katholieke kerk en ontstaat er een nieuwe godsdienst: het protestantisme. Hoewel het katholieke Rome zich niet laat bekeren, krijgt het geloof ook hier een nieuwe impuls, die terug te zien is in de kunst van de barok. De centrale figuren in de barok zijn de schilder Michaelangelo Meresi da Caravaggio en de beeldhouwer Gianlorenzo Bernini (1598-1680). Rond 1600 is deze nieuwe impuls voor het eerst te zien in de schilderijen van Caravaggio. Er is niet veel bekend over de geloofsovertuiging van Caravaggio, maar aan de hand van zijn schilderijen kunnen we concluderen dat hij de verhalen uit de Bijbel op een geheel nieuwe manier interpreteerde. Anders dan zijn voorgangers houdt hij zich niet bezig met het overtreffen van de grote meesters van de renaissance en ook niet met het getrouw weergeven van de natuur. Voor het eerst ligt de focus op het overbrengen van emotie en de achterliggende boodschap van het verhaal. Caravaggio wordt een meester in een niet eerder gezien naturalisme en gebruikt daarvoor een clair-obscur techniek. Met dit grote contrast tussen licht en donker ontstaat er een theatrale focus in het schilderij, vaak het hoogtepunt van het afgebeelde verhaal. Hij weet op die manier de aandacht van de toeschouwer vast te houden en emotie op te wekken.
Caravaggio, Narcissus, 1597-1599, olieverf op doek, 113,3×94 cm, Palazzo Barberini
Hoewel deze nieuwe stijl aanvankelijk een grote schok veroorzaakt krijgt Caravaggio enorme navolging. Dat zijn invloed zo groot was is eigenlijk opmerkelijk, aangezien hij zelf geen atelier runde en nooit leerlingen heeft onderwezen. Vanaf 1606 was hij namelijk voortvluchtig voor de moord op Ranuccio Tomassoni en kort daarna stierf hij in 1610. Zijn navolgingen worden later Caravaggisti genoemd en onder hen zijn grote namen als vader en dochter Gentileschi, Borgianni, Bartolomeo Manfredi, Guercino, Baglione en Mattia Preti maar ook Nederlanders als Ter Brugghen, Van Honthorst en Van Baburen.
Hemel op aarde
Caravaggio is misschien de schilder geweest die het decennium van de barok inluidde, het was beeldhouwer Gianlorenzo Bernini die de barok tot een glorieus hoogtepunt bracht door alle verschillende media in de kunst – architectuur, beeldhouwkunst en schilderkunst – samen te laten werken. Het kunstenaarschap werd hem met de paplepel ingegoten door zijn vader Pietro Bernini, die zelf beeldhouwer en schilder was. In een periode van vurige devotie als reactie op het protestantisme greep de katholieke kerk kunst aan om gelovigen te overtuigen en te beïnvloeden. Kerken moesten een goddelijke plek worden op aarde, waar men een glimp op kon vangen van het hemelse paradijs. Bernini speelde hierin een grote rol. Hij wist met zijn beeldhouwkunst mensen in hun hart te raken, door zijn figuren gezichten te geven verwrongen van emotie en intense beweging te suggereren door wapperende gewaden, grootse gebaren en ingewikkelde composities. Alles werd ingezet om de boodschap over te brengen, de architectuur, de lichtinval en het schilderwerk waren er allemaal op gericht de toeschouwer in vervoering te brengen.
Gianlorenzo Bernini, Sebastiaan, 1617, Thyssen-Bornemisza Museum Madrid
Het Rijksmuseum brengt nu voor het eerst deze twee grootheden bij elkaar in een overzicht van deze onstuimige periode. Te zien zijn meesterwerken als Caravaggio’s Narcissus, Jongen gebeten door een hagedis en de Doornenkroning en Bernini’s Bacchus, Sebastiaan, de buste van Medusa, maar ook rake marmeren portretten van Thomas Baker, kardinaal de Richelieu, en een geschilderd zelfportret.
Om deze meesterwerken goed in de periode te kunnen plaatsen hangen ze zij aan zij met werken van kunstenaars als Guido Reni, Giovanni Baglione, de Gentileschi’s, Nicolas Poussin, Simon Vouet, en de excentrieke Tanzio da Varallo. Beeldhouwwerken van Alessandro Algardi, waaronder zijn zwart-marmeren Sonno (Slaap), de dansende Rondinini Faun van de Romeinse Vlaming François du Quesnoy, en een nooit eerder getoond bronzen paard in volle draf van Francesco Mochi.
Hoewel het katholieke Spanje en de protestantse Nederlanden tegen het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw volop in de strijd van de Tachtigjarige Oorlog verwikkeld waren, maakten beide landen een periode van uitzonderlijke bloei door op het gebied van wetenschap, handel en kunst. In deze Gouden Eeuw ontwikkelden zich twee grote schildertalenten: Rembrandt van Rijn uit Leiden en Diego Velázquez uit Sevilla. In Amsterdam en Madrid maakten ze met hun virtuositeit en eigenzinnigheid onmiddellijk furore. Ze portretteerden voorname en rijke opdrachtgevers en maakten meesterwerken als De Nachtwacht en Las Meniñas. Rembrandt en Velázquez hebben elkaar nooit ontmoet, maar nu komen ze wel voor het eerst samen in één tentoonstelling. Het Prado en het Rijksmuseum bieden de gelegenheid overeenkomsten te ontdekken in een aantal van hun meesterwerken en die van andere beroemde tijdgenoten, zoals Vermeer, Frans Hals en Murillo, Zurbarán, Ribera en El Greco.
Links: El Greco, Jerónimo of Cevallos, olieverf op doek, 1613, 64 x 54 cm, Museo Nacional del Prado, Madrid. Rechts: Carel Fabritius Zelfportret, ca. 1645, olieverf op paneel, 65 x 49 cm, Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam
Zichtbare werkelijkheid
Gescheiden door een oorlog, werd ook de kunst van Spanje en de Lage Landen van oudsher als verschillend beschouwd. Maar in feite hadden beide landen de invloed van Vlaamse en Italiaanse schilderkunst opgepikt op eenzelfde manier en vertonen daarom juist veel gelijkenissen. De late 16e en vroege 17e eeuw in Europa werden gekenmerkt door verschillende veranderingen in het sociale en politieke landschap. Als het gaat om kunst, was er een verschuiving van het idealisme van de Renaissance naar realisme. Kunstenaars concentreerden zich op de zichtbare werkelijkheid en hoe die het beste weer te geven. De schilders in de tentoonstelling verbeeldden niet de ‘essentie’ van hun land in een soort nationale stijl, maar gaven vorm aan de ideeën en werkwijzen die ze deelden met internationale collega’s. Grootmeesters als Velázquez en Rembrandt waren trendsetters in aanpak, techniek en onderwerpkeuze, die door andere kunstenaars ongeacht landsgrenzen werden nagevolgd en eigen gemaakt.
Tentoonstelling Rembrandt en Velázquez
De tentoonstelling presenteert de overeenkomsten tussen Nederlandse en Spaanse kunstenaars dan ook vanuit een pan-nationaal perspectief. De schilderijen worden in paren getoond, waardoor verrassende dialogen ontstaan over universele thema’s als geloof, rijkdom, macht, licht en compositie. Zoals in Het Straatje van Vermeer, dat wordt bewonderd om zijn met een beperkt palet uitgevoerde, nauwgezette realisme en om de gedurfde aangesneden compositie. Naast Vermeers Straatje hangt Gezicht op de tuinen van Villa Medici, Rome van Velázquez. Het is een ongewoon werk binnen zijn oeuvre omdat het de kijker niet echt een verhaal vertelt. Net als in het straatbeeld van Vermeer staan juist de architectuur en het licht hier centraal.
De Spaanse en Nederlandse schilders deelden ook hun verlangen om weg van het het ideaalbeeld van de Renaissance goden, heiligen en klassieke figuren menselijke trekken te geven, eenvoudig gekleed in een alledaagse omgeving. In landen als Frankrijk en Italië verdween deze trend rond 1620, maar in Spanje en Nederland bleef deze aanhouden tot ver in de tweede helft van de17e eeuw.
In de tentoonstelling is verder veel aandacht voor portretten, stilleven en overeenkomsten in de artistieke cultuur van beide landen. Het laatste deel laat de overeenkomsten in schilderkunstige benadering zien. Veel Nederlandse en Spaanse schilders uit de 17e eeuw hanteerden eenzelfde losse, schetsmatige techniek, die de sporen van hun streken zichtbaar liet. Deze manier van werken is afkomstig van Titiaan en andere Venetiaanse schilders uit de 16e eeuw. Deze invloed bleef in Spanje en Nederland veel langer bestaan dan in an- dere artistieke centra in Europa.
De tentoonstelling bestaat in totaal uit 72 werken, met bruiklenen uit onder andere het Mauritshuis, de National Gallery in Londen en het Metropolitan Museum of Art in New York, en een tiental werken uit het Prado, waarvan zes van Velázquez.
Rijksmuseum • Amsterdam, 11 oktober 2019 t/m 19 januari 2020 www.rijksmuseum.nl
Wat dit project zo bijzonder maakt is dat het restauratiewerk op zaal gebeurt, voor het oog van het publiek. Om De Nachtwacht heen is een speciaal ontworpen glazen ruimte neergezet, om het publiek de kans te geven alle werkzaamheden op de voet te kunnen volgen. Dit glas is van extra heldere kwaliteit en is ontworpen door de Franse architect Jean Michel Wilmotte. Uiteindelijk is De Nachtwacht toch een beetje van ons allemaal en dat wil het Rijksmuseum graag uitstralen door ons deelgenoot te maken van het restauratieproces. En als je niet in de gelegenheid bent om het Rijksmuseum te bezoeken, zijn alle ontwikkeling ook online te volgen.
Operatie Nachtwacht Operatie Nachtwacht heeft als doel het schilderij optimaal te behouden voor de toekomst. Hiervoor worden de nieuwste en meest geavanceerd onderzoekstechnieken ingezet: van digitale beeldtechnieken tot natuurwetenschappelijk en materiaal-technisch onderzoek en artificial intelligence. Ook wordt er grootschalig kunsthistorisch en archiefonderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek richt zich voornamelijk op vragen met betrekking tot de oorspronkelijke opdracht, Rembrandts materialen en schildertechniek, de impact van eerdere behandelingen, latere ingrepen en naar de veroudering, degradatie en toekomst van het schilderij. Tijdens de onderzoeksfase is De Nachtwacht uit zijn lijst en op een speciaal ontworpen ezel geplaatst.
Minutieus in beeld
Om de staat van het meesterwerk compleet in kaart te brengen wordt er gebruik gemaakt van onder meer hoge resolutie fotografie, macro-röntgenfluorescentiescanning en hyperspectrale imaging. De macro-röntgenfluorescentiescanner maakt gebruik van röntgenstraling waarbij verschillende chemische elementen in de verf worden geanalyseerd zoals calcium, ijzer, kalium en kobalt. Daaruit kunnen de gebruikte pigmenten worden afgelezen. De scans kunnen ook onderliggende wijzigingen tonen, waarmee het schilderproces van Rembrandt inzichtelijk kan worden gemaakt. Om het hele schilderij in beeld te brengen moeten er 56 scans worden gemaakt, waarbij één scan 24 uur duurt.
Onderzoeksteam
Het onderzoeksteam bestaat uit meer dan 20 natuurwetenschappers, conservatoren, restauratoren en fotografen van het Rijksmuseum. Voor het onderzoek werken zij samen met museum en universiteiten in binnen- en buitenland.
Het Rijksmuseum maakt in een persbericht bekend dat AkzoNobel en het Rijksmuseum gaan samenwerken in het grootste en meest veelzijdige onderzoeks- en restauratieproject in de geschiedenis van De Nachtwacht van Rembrandt.
Op 8 juli start een team van onderzoekers, conservatoren en restauratoren van binnen en buiten het Rijksmuseum samen met kleurspecialisten van AkzoNobel. Het team werkt in een speciale glazen ruimte die vóór het schilderij is geplaatst, zodat het kunstwerk voor de museumbezoekers zichtbaar blijft.
Met een driejarige partnerschap zet AkzoNobel de samenwerking met het Rijksmuseum voort, die onder meer al bestond uit het leveren van ongeveer 8.000 liter verf tijdens de tien jaar durende renovatie van het museum. Hiervoor is een speciaal kleurenpalet ontwikkeld (bekend als de Sikkens RIJKS kleuren), dat overeenkomt met de kleuren die oorspronkelijk door architect Pierre Cuypers werden gebruikt. Voor Operatie Nachtwacht deelt AkzoNobel zijn expertise en speelt een belangrijke rol in het bevorderen van het technisch begrijpen van kleur.
De eerste onderzoeksfase gaat verder dan ooit eerder in de kunstwereld is uitgevoerd. Er worden duizenden foto’s gemaakt met een ultrahoge resolutie en er worden geavanceerde scanners en lasers gebruikt om het kunstwerk op microscopisch niveau te onderzoeken. Aan het einde van de onderzoeksfase zullen meerdere terabytes aan gegevens verzameld zijn. Die worden zorgvuldig geanalyseerd om te bepalen wat de beste manier is om De Nachtwacht voor de komende generaties te restaureren en te behouden.
De restauratie van De Nachtwacht is vanaf 8 juli 2019 live te volgen in het Rijksmuseum en via rijksmuseum.nl/nachtwacht