Categorieën
2022 Kunstenaars Stories Uncategorized

Koen Delaere

Koen Delaere

Aan een schilderij van Koen Delaere kun je niet voorbij. Het is zo aanwezig dat het je aandacht opeist en je bijna dwingt tot een dialoog, over de verhouding tussen jou het werk en de ruimte. Dont Fight It, Feel It is daarom een passende titel voor zijn solo, die t/m 30 april te zien is bij Gerhard Hofland.

De nadrukkelijk fysieke aanwezigheid van zijn schilderijen, maakt dat ik mijn vinger in de dikke verflaag wil duwen. Wil voelen of het nog zacht is, de textuur van het oppervlak wil verkennen. Die huid wil aftasten. Want daarin gebeurt een hoop. De verf bubbelt, stroomt, is soms stroperig en massief en dan weer vloeibaar. Hier mat en daar glanzend. Uitlopend in kleur of juist heel egaal. Een foto op scherm of op papier blijft een zwakke vertaling van de zinderende aanwezigheid. Een schilderij van Delaere is als een ontmoeting, het moet live gezien worden.

Waar komt die energie vandaan?
In een bescheiden atelier in Tilburg passen net twee stoelen tussen drie nieuwe doeken die op de vloer liggen. Om ons heen alleen verf en doek. Een bovenlicht zorgt voor daglicht, maar een uitzicht is er niet. Geen afleiding, geen buitenwereld. Voor Delaere was dat het uitgangspunt voor zijn meest recente werk. Waar hij voorheen nog probeerde het gevoel van een ervaring in de buitenwereld op te roepen op het doek – een goed concert, natuurbeleving – laat hij de laatste twee jaar alles achter zodra hij het atelier instapt. Het moet zo leeg mogelijk. Geen associaties, geen verhalen, alleen het moment van het werk. 
Het werk zelf is nu de ervaring. Daarin gebeurt alles tegelijk. Delaere is geen kunstenaar die gaat zitten, naar het doek kijkt en dan nog iets toevoegt. Schilderen is actie en alles moet in een keer goed. Medium, pigment, verf, het gaat allemaal rechtstreeks op het strak opgespannen doek. Soms eerst wit, soms zwart, soms een kleur. De samenstelling van de verf wisselt; met olie gemengd pigment, of pigment en acryl. Een paar handelingen bepalen het resultaat. Met een grote beweging schraapt hij een deel weer weg.

Koen Delaere, It’s Just A Shot Away, 2022, 215x150cm
acryl medium, pigment and oil paint medium on canvas

Delaere kent zijn materiaal. Hij weet wanneer de verf hecht in een vaste vorm of wanneer het pigment klontert en een residu uitloopt. Hij weet hoe de verschillende materialen op elkaar reageren, waarom het ene deel glanzend blijft en een ander niet. Hij zoekt daarin ook de contrasten. En hij blijft experimenteren. Bij Hofland hangt een groot doek met mintgroen en matzwart, dat een onpeilbare diepte heeft (Stereo, 2022). ‘Hier heb ik houtskool door de verf gemengd, het leek heel glanzend, maar droogt toch mat op. Ik heb ook zand geprobeerd, maar dat droogt niet. Zo experimenteer ik steeds, maar wel meteen op het doek, niet vooraf.’ Hij wil ook zelf verrast worden, het is steeds opnieuw een onderzoek met elke keer een andere uitkomst. Hoe het opdroogt verandert gedurende de dag, als hij al klaar is met schilderen. Maar de fysieke actie blijft voelbaar in de schilderijen, die als een persoonlijkheid tegenover je staan en een lichamelijke sensatie bij toeschouwer oproepen. Het formaat werkt daarin ook mee, het is een menselijke maat die zich verhoudt tot je lichaam.

Naast een nieuwe focus in het werk, zonder associaties van buiten, is ook het werkritme veranderd. Voorheen werkte hij vaak enkele weken heel intensief elke dag in het atelier en dan weer twee maanden niet. Na die pauze voelde het weer nieuw om te schilderen. Een serie werken was als een project dat volgens eenzelfde systeem tot stand kwam. Nu lijkt het werkritme het systeem. Elke week is hij op vaste dagen in het atelier, een meer continu ritme en dat bevalt goed. De vrijheid zit nu in de doeken. Delaere: ‘Ik denk dat het bij mij altijd iets is van vernauwen en weer verbreden. Er is een tijd geweest dat ik veel verschillende dingen deed in een schilderij en een tijd dat ik steeds hetzelfde deed. Op een bepaald moment wordt die beperking dan zo nauw dat het zich weer opent. Kleur was voor mij bijvoorbeeld nooit een issue en bij de vorige serie werd het dat wel. Nu let ik weer meer op de materialiteit en wat een bepaald pigment doet, ook omdat ik al die verven zelf maak. Dus ik controleer niet zoveel, maar ik weet wat de pigmenten doen. Ik werk nu meer met de materiaaleigenschappen en niet zozeer met de kleuren.’


Koen Delaere, Stereo, 2022, 215x150cm,
acryl medium, pigment and oil paint medium on canvas

Van Tilburg tot Abu Dabi

Het werk van Delaere verschijnt bij galeries op internationale beurzen en tentoonstellingen en wordt zowel in de Verenigde Staten, Europa als Azië verzameld. Dat het internationaal moest, had hij al snel door. ‘De Nederlandse markt is niet heel groot, als je een groter bereik wilt moet je naar het buitenland.’ Ook nu is het een drukke periode, met een solo bij Van Horn in Dusseldorf en bij Gerhard Hofland, de beurzen Art Tokio en Art Dusseldorf, een groepstentoonstelling in Australië en deze zomer nog tentoonstellingen in Zürich en Salzburg, Australië en Nieuw Zeeland en nog twee beurzen daar. Zijn werk bevindt zich in collecties over de hele wereld van Tilburg tot Abu Dabi. Zit er nu een verschil in hoe die landen naar het werk kijken? ‘Zeker’, zegt hij, ‘in Amerika hebben ze het vaak over de huid van het doek, in Europa meer over de energie en in Azië over het gebaar. Daar sluit het denk ik aan bij de traditie van kalligrafie, de eenvoud en directheid van het maken.’

Verf op doek
Die directheid is een van de centrale punten. Kom bij Koen Delaere niet aan met vragen naar waarom, waarom vandaag geel en morgen groen. Het gebeurt. Elke keuze wordt in het moment gemaakt en alle mogelijke associaties probeert hij uit te sluiten. En gelijk heeft hij, een schilderij is geen rorschachtest waarin elke vlek betekenis krijgt. Het is alleen verf, pigment, medium, olie. Je hoofd wil er uit gewoonte soms meer van maken. Een vorm of kleur doet ergens aan denken. Maar, zegt Delaere dat is jouw probleem. ‘Ik stop er zo weinig mogelijk in, probeer dat juist niet te doen.’ En eigenlijk is die leegte heel prettig. Het is een van de redenen dat hij graag met fluorescerend geel of oranje werkt, omdat die kleuren nauwelijks associaties oproepen. Voor hem gaat het puur om het materiaal. ‘Het is in mijn werk niet zo dat er een persoonlijk verhaal in het doek zit, het is niet iets dat je moet kunnen ontcijferen. Het is niet eens abstract, want wat wordt er dan geabstraheerd? Het is eigenlijk heel concreet. Het is al zo uitgekleed en zo kaal al. Wat hou je dan over?’

Dergelijke meer filosofische vragen over het kunstwerk fascineren hem. Wat is nu eigenlijk een schilderij? Wat is de essentie van een werk? Is het een beeld of het overblijfsel van een actie? Dit soort gedachten zijn eigenlijk evenzeer zijn materiaal als verf en doek. Delaere leest veel over kunst, gedichten, essays. Hij heeft een onderzoekende geest die wil snappen hoe het in elkaar zit. Wat is een kunstwerk en maakt het uit hoe het tot stand komt, of hoe snel? Ook in zijn eigen werk wil hij dingen snappen. Waarom reageert dit pigment zo en welk effect hebben de verschillende materialen op elkaar? Dat is bijna meer een scheikundig onderzoek dan dat het over vorm gaat. Pigmenten klonteren en de vloeistof loopt uit. Er ontstaat een eilandje in een meer van zwart. Dat proces op zich is al een heel avontuur. Delaere: ‘Soms merk je dat op een verjaardag waar anderen allerlei anekdotes vertellen. Als ik dan een dag in het atelier was, denk ik: Wat heb ik mee gemaakt? Een vlek. En toch lijkt het dan alsof er veel is gebeurd die dag.’

Koen Delaere, Don’t Fight It, Feel It, zaaloverzicht Gerhard Hofland

Ondanks de herhaling van dezelfde soort handelingen is het eindresultaat niet te voorspellen. Dat is ook het mooie nog van deze nieuwe manier van werken, waarin alles weer fris is. Hij wijst op drie nieuwe doeken op de vloer van het atelier. ‘Bij deze drie zit er voor mij een duidelijke volgorde in en toch is het verschil tussen de eerste en de laatste groot. Het zijn dezelfde handelingen, dezelfde kleuren, dezelfde materialen, alleen de volgorde is anders. Bij deze eerst geel, dan het wit, dan het zwart en dan veeg je een partij weg. Bij de tweede zijn de lagen in een andere volgorde en bij die laatste alles tegelijk. Maar wat de volgende wordt weet ik nog niet. Ik ben heel benieuwd waar ik uitkom.’
Dat geldt voor het proces van het maken, maar net zo goed voor het schilderij. Delaere: ‘Dan heb je nog de uitstraling van het ding zelf. De output is iets anders dan het proces. In het proces heb je nog de actie. Je kunt zeggen dat het resultaat een overblijfsel van die actie is. Alleen ik ben niet zo geïnteresseerd in een residu, het moet ook een beeld worden. Wat ik nu aan het leren ben is dat dat voor het schilderij niets uitmaakt. Ik denk dat het voor het schilderij zelf niet uitmaakt of het een residu is van een handeling of een beeld. Ik vind het interessant om daartussenin iets te zoeken en het niet van tevoren te bepalen.’

Don’t Fight It, Feel It. Koen Delaere
19 maart – 30 april 2022
Gerhard Hofland, Bilderijkstraat 165c, Amsterdam

Koen Delaere, Light Up Gold, 2022, 250x175cm
acryl medium, pigment and oil paint medium on canvas 

Op de hoogte blijven van interessante ontwikkelingen in de kunst? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine!

Categorieën
2020 Kunstenaars Stories

Jacqueline de Jong – van het een komt het ander

Gestart in de jaren 60 heeft Jacqueline de Jong (1939) een rijk en divers oeuvre opgebouwd dat in de afgelopen jaren is gewaardeerd met overzichtstentoonstellingen en de prestigieuze Aware prijs. Een oeuvre dat nog steeds uitdijt. En ook al heeft De Jong inmiddels alle hoeken van de kunst verkend, ze vindt nog steeds nieuwe dingen.

Tekst: Marjolein Sponselee
oktober 2020

De toekenning van de Franse AWARE prijs in 2019 voor haar uitzonderlijke loopbaan en oeuvre past bij de internationale aandacht die De Jong de laatste jaren ten deel valt. Zowel voor haar schilderkunst als voor het tijdschrift The Situationist Times dat ze in de jaren 60 maakte. Na de overzichtstentoonstellingen in Les Abbatoirs en Stedelijk Museum vorig jaar en exposities bij verschillende galeries, stond ook dit jaar veel op stapel. Of zou op stapel staan, want een aantal dingen zijn door de corona crisis uitgesteld. Jammer genoeg. Maar de stille periode had als voordeel dat er veel tijd voor het atelier was. De Jong: ’Ik vond dat eigenlijk wel prettig. Er was veel tijd om werk te maken, omdat er weinig afleiding was.’ Anderzijds wordt de dynamiek van de kunstwereld node gemist. Openingen, lunches, diners, het hoort er wel bij, maar kan nu even niet.

Jacqueline de Jong, Tureluurs, 2020, olieverf op linnen/pumestone (foto: Gert Jan van Rooij)

De actualiteit en een lift

Het oeuvre van Jacqueline de Jong is omvangrijk en divers, het reikt van grafiek en schilderkunst tot tijdschriften en sieraden. Toch is daarin wel een lijn te herkennen. Als een ketting rijgen werken, perioden, mensen en projecten zich aan elkaar. Het een volgend uit het ander. Soms is een woord de aanleiding, soms een willekeurig beeld. Een foto in de krant, het wereldnieuws, een landschap, een bijzondere vorm. Zelfs een uitgelopen aardappel kan de aanleiding zijn voor een werk of voor een reeks sieraden (Pommes de Jong). Na verloop van tijd is dat onderwerp dan van alle kanten bekeken en schilderkunstig onderzocht tot er geen verrassing meer inzit. Dan is het tijd voor een nieuw thema.

In het atelier van Jacqueline de Jong staat zo’n laatste werk uit de ‘aardappelserie’. Een fotoprint op doek, daarop geschilderd en met een paar verschrompelde aardappelen erop bevestigd. Toen diende zich een ander onderwerp aan: de vluchtelingenstroom. In sieraden en installaties blijven de aardappelen (die ze verbouwt bij haar huis in Frankrijk) echter nog aanwezig. Het nieuwe werk in het atelier is een reeks met de titel Border-Line, waar ze sinds ruim een half jaar aan werkt. Het zijn kleurrijke doeken in verschillende formaten. Beklemmende beelden die passen bij het gebrek aan ruimte. Op de voorgrond kronkelt het prikkeldraad van de grenzen. Geen vrolijke wereld. De doeken zijn van rand tot rand gevuld met vervormde figuren, tentenkampen, een vliegtuig, en een vreemde kubusvorm waar mensen in opgesloten zitten. Een kubus die ook doet denken aan de lift die najaar 2019 in haar huis is geplaatst en dwars door alle verdiepingen snijdt. De Jong is zelf ook enigszins verbaasd over hoe dat gaat: ‘Die vorm van de lift keert dan als vanzelf ook weer in de schilderijen terug.’

Moria (Idlib) uit de serie Border Line, 2020 (foto: Gert Jan van Rooij

Internationale avant-garde

Er was altijd belangstelling voor haar werk, vertelt ze en ook de verkoop liep in de 60 jaar die haar carrière inmiddels omvat altijd door, maar de laatste vijf jaar leeft de interesse op. Met name ook vanwege het tijdschrift The Situationist Times en haar rol in de internationale avant-garde in de jaren 60. Eind jaren 50 maakte ze onder andere via Armando kennis met Constant en de Internationale Situationisten; een groep schrijvers, kunstenaars en filosofen; waarbij ze zich als een van de weinige vrouwen aansloot. In 1962 werd ze door een intern conflict over de Gruppe Spur uit de groep gezet. Daarop richtte ze zelf het tijdschrift The Situationist Times op, waarvan ze zes nummers maakte, met bijdragen van verschillende kunstenaars en schrijvers. In Parijs maakte ze intussen ook deel uit van de internationale kunstscene, een groep contacten die zich uitstrekte van de kunstenaars rond Asger Jorn (gedurende een decennium haar levensgezel) tot de jonge generatie met bijvoorbeeld Daniel Spoerri. En vele, vele anderen. Het is eigenlijk teveel om op te noemen.
Als schilder ontwikkelde De Jong steeds meer haar eigen stijl. De invloed van Jorn is zichtbaar in de expressionistisch donkere doeken, maar geleidelijk werd het werk lichter, kleurrijker en meer figuratief. De onderwerpen zijn soms shockerend; in de energiek geschilderde werken komen sex, geweld, moord en zelfmoord herhaaldelijk aan bod. Vanaf het midden van de jaren 60 exposeert ze regelmatig met haar werk en is daarnaast actief in het organiseren van bijeenkomsten en samenwerkingen.

Nog steeds is De Jong iemand die hecht aan contact en uitwisseling. Al is het helaas door corona moeilijker. Ze volgt de kunstwereld en verzamelt ook zelf. Haar huis is gevuld met kunst. Een werk van Ronald Ophuis in de keuken, een Berend Strik in de zithoek en daarnaast sinds kort een doekje van Michael Raedecker. Een ets van haarzelf leunt tegen de muur, onlangs terug gekocht en opnieuw ingelijst. Er hangt kunst  in de gang, naast de trap en boven het bed. Een prachtig werk van Asger Jorn boven de schoorsteenmantel, en daarnaast een vroeg klein werk van haarzelf. Waar geen kunst hangt zijn boeken, heel veel boeken en her en der een object. Een bordje over biljarten, zo uit een café. Een paar kleine flipperkastjes. Het hele huis is als een collage dat laat zien hoe alles verband houdt met elkaar. Net als inThe Stiuationist Times destijds. Een snoer van keuzes en associaties. Niet willekeurig – de vergelijking met een balletje in een flipperkast zou te random zijn – maar gericht voortbordurend op het voorgaande. Zij bepaalt de route. Elke gedachte volgt uit de vorige. Wat niet wel zeggen dat het allemaal uitgelegd hoeft te worden. Liever niet eigenlijk, vindt ze zelf.

Jacqueline de Jong, Crispy Hands, 1977 (courtesy Chatêau Shatto, Los Angeles, foto: Ed Mumford)

De grenzen van de schilderkunst

De Jong begon in een expressionistische stijl, maar onderzocht ook andere facetten in het schilderen. Verschillende stijlen kwamen voorbij, onder andere een periode met pop-art achtig werk, een reeks schilderijen van biljarters en hyper-realistisch werk; waarbij ze zich nu soms verbaast over hoe gedetailleerd ze destijds kon (en wilde) schilderen. Het is een voortdurend onderzoek naar techniek en materiaal, naar vorm en compositie en naar werk van andere kunstenaars; de grenzen van de schilderkunst verkennend. Een doek dat uit het vlak breekt en ruimtelijk wordt bijvoorbeeld, werk op zeildoek, live schilderen bij een modeshow van Sophie van Kleef (1984). En in de laatste jaren ook met fotoprints als basis waar ze overheen schildert. Of, meer recent, met een gruis dat ze in de verf mengt, waardoor naast de vlakke verfstreken een korrelige textuur verschijnt. Maar er zijn ook constanten in het werk. De doeken zijn altijd van rand tot rand gevuld. De energie reikt verder dan het kader, zelden is de compositie rustig en gecentreerd. Het expressieve uit de begintijd keert steeds terug. De monsters en gedeformeerde figuren. Een horizontale scheiding in het beeldvlak, waarmee iets van ruimte gedefinieerd wordt. Het rijke kleurgebruik. Het vaak fragmentarische beeld waarin scènes in elkaar schuiven als in een collage. In sommige perioden donkerder werk, duister. Erotiek, geweld en landschappen blijven als onderwerp terugkomen. Soms is de stijl vlak en transparant, schemert het doek er doorheen, dan weer voller en rijker van kleur. Elementen verdwijnen en komen weer terug. Nieuwe dingen sluiten aan bij wat er al was, vullen aan, voegen toe, dagen uit een nieuw werk op te zetten.

Jacqueline de Jong, Pastaggio, 1986 (courtesy Pippy Houldsworth Gallery)

Toeval en keuze

De meeste werken begint ze met een tekening op doek, al dan niet geprepareerd linnen. Voor de huidige serie soms met een foto uit de krant als bron voor de figuren en compositie. Ook in deze serie zijn er verschillende verkenningen. Er is een groot doek met slechts enkele figuren en centraal de lift. Een vol, onrustig tweeluik met Assad als een demoon onder in beeld. Vluchtelingen met holle ogen en een bange, lege gezichten. De verwrongen figuren doen in vorm terugdenken aan eerder werk, maar zijn hier verbonden aan de actualiteit. En zo zijn er altijd verbanden. Meestal meerdere. In de bekende serie van biljartende mannen uit de jaren 70  bijvoorbeeld waren het zowel het werk van Max Beckmann, biljarters in het café, de uitdaging van een groen vlak, de figuur en houding van de biljarter en de Franse woorden die ermee gepaard gaan die samen komen in het werk. Nu is het de immigrantenstroom, fort Europa, een virus, een lift in huis en wie weet wat nog meer, dat voor ons als kijker onzichtbaar blijft. Of dat wat we er zelf in zien.
Het thema oorlog kwam eerder aan bod begin jaren 90 naar aanleiding van de Golf Oorlog en in de WAR serieuit de periode 2014, over de Eerste Wereldoorlog; een reeks duistere werken met fragmenten van het slagveld. Er zijn parallellen, maar in de huidige serie is meer kleur. De oliepastels die ze destijds ontdekte als materiaal gebruikt ze nog steeds. Deformatie en realisme keren ook hierin terug. Een mix van actualiteit en emotie. En het schilderen zelf. Net als in The Situationist Times gaat het niet per se om een doel, maar meer om het onderzoek. Over hoe dingen samen vallen en de verbanden zien. Toeval of niet. Zoals het feit dat ze een lijst van werken van een expositie in Beirut terugvindt in dezelfde week dat daar een lading ammoniumnitraat ontploft. Of een bordje met de tekst La Carantaine, dat de weg wijst naar een huis in Frankrijk, dat ze juist in deze zomer tegenkomt.

Jacqueline de Jong, WAR 1914-1918, 2013 (courtesy Rodolphe Janssen, Brussel)

2020

Het jaar begon goed. Begin 2020 was er een solo bij Pippi Houldsworth Gallery in Londen, met wie ze dit najaar ook op de FIAC zal staan. Corona volente. ‘In oktober komen er veel dingen aan in Parijs, wat ik heel leuk vind want Parijs is natuurlijk toch mijn bakermat. Er komt een solo van mijn werk en het tijdschrift op de FIAC, een expositie en artist talk bij Treize en de publicatie bij de AWARE prijs komt uit.’ Maar achter elke planning staat nu een mits. Dingen worden voorbereid, maar of ze realiteit worden blijft onzeker. ‘Je werkt ergens aan zonder te weten of het zin heeft.’ Een moeizame periode. Je zou er tureluurs van worden. En zo heet dan ook een werk van eerder dit jaar.
Daarnaast was er dit jaar een solo bij Wiels in Brussel in het vooruitzicht en een project bij Mostyn in Wales, beide zijn uitgesteld naar 2021. Ook nu vallen allerlei contacten samen en werken de organisaties samen aan de publicatie. Die zeer welkom is, want de laatste monografie in druk verscheen bij een expositie in 2003 (Cobra Museum, Amstelveen). Wel verscheen in 2019 nog een uitvoerige publicatie over haar tijdschrift. These are Situationist Times!  (Torpedo Press, Oslo) is een vuistdik boek waarin het blad ontleed wordt. Zes nummers verschenen, steeds rond een ander thema. Een nummer over België bijvoorbeeld waarin het symbool van de drietand steeds terugkomt; omdat dat toen door opstandige boeren werd gebruikt en overal te zien was. Daarna is de typologie van dit symbool verder onderzocht. Zo waren ook de volgende nummers een aaneenschakeling van beeld en tekst, over kunst, maatschappij en politiek. Deels gelinkt aan de actualiteit, deels autonoom, deels associatief voortbordurend op het voorgaande. Een laatste nummer met als thema de Pinball Machine bereikte de drukpers niet.
In een serie interviews over het blad, waarbij op video pagina voor pagina de nummers worden doorgebladerd licht De Jong toe: ‘Het hele idee van The Situationist Times is om het niet uit te leggen. Dat wat we nu doen is eigenlijk in strijd met de opzet van het tijdschrift. Mensen moeten zelf kijken. Het is laten zien, niet uitleggen. Er is ook geen uitleg. Er was geen reden waarom ik de beelden zo verzamelde, het is meer aan elkaar rijgen.’ Deels is daardoor ook niet na te vertellen waarom. Het was toen, het zijn associaties van toen, voor een deel persoonlijk en verbonden aan zaken die toen voorbij kwamen. En zo gaat het (kennelijk) nog steeds. Van het een komt het ander.

Werk van Jacqueline de Jong is nu te zien in de online viewing room van Pippy Houldsworth Gallery, in plaats van de solopresentatie op de FIAC die niet door kon gaan. Op de site ook een heel recent interview met Jacqueline de Jong van 1 november 2020. https://www.houldsworth.co.uk/viewing-room/24-jacqueline-de-jong-catastrophes-in-lieu-of-fiac-2020/

Categorieën
2019 Kunstenaars Stories

Daniel Richter begint steeds opnieuw

Wie het oeuvre van de Duitse schilder Daniel Richter (1962) bekijkt, zou kunnen denken dat hier meerdere kunstenaars aan het werk zijn geweest. Om de zoveel tijd vindt Richter zichzelf opnieuw uit. Juist als alles goed gaat, gooit hij het roer om. Uit nieuwsgierigheid en om niet te vervallen in routine. Abstract en figuratief werk wisselen elkaar daarin af, net zo goed als de techniek. Het idee van een vaste stijl is hem een gruwel.

Na ruim dertig jaar heeft deze werkwijze een heel diverse reeks schilderijen opgeleverd. Extreem drukke vlakvullende abstracte kleurexplosies in de jaren negentig, politiek geëngageerd werk in een narratieve duistere stijl in de jaren 2000, de verstilde werken aan het eind van dat decennium, en de laatste vijf jaar is Richter terug bij een mix van deze elementen. Kleurrijk en levendig, maar op een stille achtergrond. En ergens op de grens van abstract en figuratief.

Toch zijn er ook constanten in het werk. Het is expressief, energiek en reflecteert op de wereld om hem heen. Zowel de wereld van de kunst als die daarbuiten. In het vroege werk valt op dat de doeken vooral heel vol zijn. Deze abstracte werken zijn een uitbundige explosie van kleuren en vormen. Binnen het domein van de schilderkunst was de veelheid een reactie op het sobere, esthetische dat destijds de abstracte kunst domineerde. Het adagium was zo weinig mogelijk te doen. Maar waarom eigenlijk, vroeg Richter zich af. Waarom zou er niet heel veel kunnen in een abstract werk? Veel verf, veel kleuren, veel vormen en lagen. Richter vond het radicale van abstracte kunst interessant, maar het had zijn glans verloren en was volgens hem verworden tot een sferische decoratie. Hij ging opnieuw op zoek naar de vrijheid die abstractie ook in zich had en probeerde dat weer tot leven te brengen. Zijn werk uit die tijd is het absolute tegendeel van minimalistische monochromen: expressief, kleurrijk, vol. Maar naast de reactie op de geschiedenis van abstracte kunst was er een andere reden voor die veelheid aan informatie op de doeken, het zegt het ook iets over de tijd waarin het is gemaakt. De jaren negentig, jaren van verandering, de hereniging van Duitsland, het einde van de Koude Oorlog, de opkomst van internet met de enorme hoeveelheid informatie. Iets van de onrust van die periode keert terug op het doek.

Daniel Richter, Gedion, 2002, olie en gemengde techniek op doek, 296x339cm

Verf, vorm, kleur

En zo ging het ook daarna. Richter is een schilder, dus het gaat altijd ook over verf, over vorm en kleur en de keuzes die je daarin maakt. Elk doek op zich is daarin een onderzoek. In een interview vergelijkt Richter het atelier met het brein: een ruimte gevuld met herinneringen, stemmingen, gedachten, muziek; een ruimte waarin je kunt analyseren maar ook kunt dwalen. Wat om hem heen gebeurt keert terug in de sfeer, in de onderwerpen, in de keuze die hij tijdens het schilderen maakt. Zowel het wereldnieuws als het weer of een slecht humeur kan van invloed zijn. En daarnaast de drang te veranderen. Een vaste stijl of methode is Richter een gruwel. Als er teveel gewoonte en routine in het werk sluipt, begint het te jeuken en doemt vanzelf de vraag op: wat kan er nog meer?

Tien jaar na de val van de muur zette Richter een nieuwe stap. Hij had in het abstracte werk alles onderzocht wat hij wilde en bewezen dat hij dit kon. Wilde hij dit nu blijven doen vroeg hij zich af? Het antwoord was nee. Hij ging figuratiever werken, `ook vanuit het verlangen dingen te schilderen die een link hadden naar de realiteit om me heen. `Niet om een lezing over maatschappelijke kwesties, maar om mijn eigen angst, paranoia, onzekerheid vorm te geven.` De schilderijen kregen een meer sociaal politieke toon. Het werd verhalender. En ook grimmiger. Thema`s als onderdrukking, oorlog, macht, angst kwamen voor bij in donkere post-apocalyptische werken. Zijn schilderijen uit het eerste decennium van de 21e eeuw ademen de energie van de stad en van de verwarrende, onzekere periode in Duitsland. Het rauwe van de kraakscene en do it yourself cultuur klinkt erin door. Een wereld waar Richter in Berlijn zelf lange deel van uitmaakte, tot hij als 29e jarige aan de kunstacademie begon. Maar ook de wereld van conflicten met de politie, met extreem rechts, de wereld van botsende tegenculturen. We zien straatscènes met betogingen en graffiti, een leren jas met het opschrift Fuck the Police, vervallen gebouwen, een stuk van de muur. Tegelijk citeert Richter net zo makkelijk uit de kunstgeschiedenis en gebruikt (stijl)fragmenten van Asger Jorn, Willem de Kooning en andere kunstenaars. De titels van zijn schilderijen geven richting aan het kijken: De idealisten (2007), Europa- immer Arger mit den Sogenannten (1999), Das Recht (2001) waarop twee mannen met knuppels een paard slaan. Er is veel strijd, soms ook in abstracte vormen. De doeken zijn groot en levendig geschilderd, stijl en onderwerp vallen samen. Richter oogst er veel succes mee.

Daniel Richter, Army of Traitors, 2011, olieverf op doek, 200x300cm

Gitaarhelden en soldaten
In 2009 maakte hij een serie over grenzen. Lege, stille landschappen met een grenspost, neergezet in een rustige realistische stijl. Twee jaar later volgt 10001 Nacht, een reeks beelden die we kennen van persfoto`s uit Afghanistan, met een enkele strijder in een verder leeg landschap. Soms geeft Richter ze een gitaar in handen in plaats van een wapen. Een keuze die vanuit verschillende motieven gemaakt is. Het zien van een parallel tussen gitaar en geweer; hoe je het draagt, de fallische associaties, de valse romantiek van het heldendom zowel in rock en roll als in soldaat zijn. Maar ook waarvan willen we deze mensen bevrijden? Om ze wat te geven? Toegang tot de populaire cultuur? Dergelijke vragen spelen op de achtergrond mee, vertelt Richter in een interview met Vice in 2013. Het begint met een overeenkomst in beeld die hij ziet tussen de reizende muzikant en de soldaat. Dat zet een reeks gedachten in werking die uitmonden in een schilderij. Niet heel bewust met als doel een mening te geven over een situatie, maar zoals alles wat je ziet, denkt en ervaart onbewust invloed heeft op wat je maakt. Vaak herken je dat pas achteraf, als het af is. Zo is het ook voor Richter.

De werken uit 10001 Nacht serie zijn veel soberder in kleur dan voorheen en minder dik in de verf. Desolate, bijna schrale werken waarin hij slechts enkele kleuren gebruikt. De leegte en verlatenheid van het landschap uit zich in de formele aspecten van het schilderij. Maar op een bepaalde manier zijn ze expressiever dan voorheen. Waar in de serie met grensposten kleurvlakken en realisme de boventoon voeren in bijna romantische, rustige beelden, is 10001 nacht expressiever in lijn en unheimischer. Een verandering in thema valt bij Richter vaak samen met een nieuwe stijl. Het schilderen zelf is óók het onderwerp, zowel materiaal en techniek als de grens tussen figuratief en abstract. Een grens die deels fictief is, zegt Richter zelf, want in beide gevallen gaat het altijd om keuzes in vorm en compositie.

Muziek voor orgies

Richter is intussen een succesvol schilder met solo tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Maar hij blijft zichzelf opnieuw uitvinden. Voldoen aan de verwachtingen daar heeft hij niets mee. Hij kiest zijn eigen weg. Na 10001 Nacht wordt zijn werk weer kleurrijker en meer abstract. Opnieuw heeft hij zichzelf aan de routine van een vaste methode onttrokken. Een verandering die hij vaak bewust afdwingt door te kiezen voor ander gereedschap of nieuwe kleuren, om zichzelf zo een nieuwe richting op te duwen. Los van de vertrouwde materialen moet je wel iets nieuws ontwikkelen. Deze keer ruilde Richter zijn penseel om voor een spatel en veranderde het kleurenpalet. Het resultaat is een reeks volkomen nieuwe werken, waarmee hij bij een expositie in Frankfurt in 2015 voor het eerst naar buiten treed. Grote kleurrijke schilderijen met amorfe vormen die in een kluwen over het doek zwermen. En daarnaast meer figuratieve werken, waarin fragmenten van lichamen hetzelfde doen. Aan de abstracte kant is het werk leger dan voorheen, en toch zeer aanwezig in de keuze van kleur en vorm. Bij een sfeervol minimalistisch monochroom komt het nog steeds niet in de buurt. Ook de kleuren zijn daarvoor te tegendraads. Harmonie zoekt hij zeker niet. De meer figuratieve doeken zijn abstracter dan eerder werk en totaal anders van dynamiek. Tegen een rustige achtergrond van twee tinten die elkaar in een horizon halverwege het doek ontmoeten, tuimelen fragmenten van lichamen in heldere kleuren over het doek. Of het een gevecht is of een orgie is niet meteen duidelijk. Al laat een titel als Music for Orgies (2017) weinig te raden over. Fragmenten van lichamen, armen, benen bosten tegen elkaar, gecombineerd met kleurvlakken en abstracte vormen die de muziek van de orgie lijken te willen weergeven. De energie in het werk is terug en danst over het doek. De contouren van de fragmenten zijn aangezet met een enkele lijn in zwart of kleur. De kleuren zijn doorgaans fel, maar onnatuurlijk van tint waardoor ze toch iets alarmerends hebben. Ook de donkere achtergrond op sommige doeken geeft de in principe vrolijke sex activiteit die is afgebeeld een grimmige ondertoon. Geruststellend is het werk van Richter nog altijd niet.

Nieuw werk van Daniel Richter is te zien bij Grimm New York
202 Bowery, New York 12 November-21 December 2019

Categorieën
2019 Tentoonstellingen - Nationaal

Het stilleven als ultieme expressie

Lees meer in Tableau Magazine!

Het stilleven is al eeuwen populair. Wie kent die prachtige schilderijen met de meest exotische voorwerpen en bloemen uit de 17e eeuw niet? Aan het einde van de 19e eeuw verandert het stilleven echter sterk. Nederlandse en Vlaamse schilders stappen af van de klassieke, realistisch geschilderde composities. Exotische boeketten maken plaats voor bloemen uit de tuin, luxe voorwerpen worden vervangen door alledaagse potten en vazen. Het kleurgebruik wordt uitbundiger, de voorstellingen steeds abstracter. Maar de belangrijkste ontwikkeling: kunstenaars zien het stilleven als vorm van expressie, die hun alle mogelijkheden biedt in de zoektocht naar kleur en compositie.
 

Piet Meiners (1857-1903), Les Buveurs d’Eau, 1884,
Privécollectie
 

Kunstenaars als Floris Verster, James Ensor, Jan Sluijters, Pyke Koch en Pieter Meiners kiezen vol overtuiging voor het stilleven en de radicale vernieuwingen in de moderne kunst beïnvloeden het genre. Zoals bij de abstracte stillevens van Bart van der Leck of in het expressionistische werk van Gustave de Smet. Tot op de dag van vandaag is het stilleven populair. Nederlands bekendste fotograaf Erwin Olaf maakt bijvoorbeeld prachtige bloemstillevens. Ook een van zijn werken is te zien. De tentoonstelling Stilleven is zo een mooi overzicht van een eeuwenoud thema in de periode van 1870 tot nu.

Stilleven in van 15 november 2019 t/m 10 mei 2020 te zien in Museum Gouda. Ga voor mee informatie of tickets naar www.museumgouda.nl