Categorieën
2021 Kunstmarkt Stories Uncategorized Verzamelen

Leven met kunst

Een privéverzameling biedt een heel andere blik op kunst dan een openbare collectie of tentoonstelling. De keuzes zijn persoonlijk en de kunstwerken krijgen een plek in het dagelijks leven. Zo ook bij Carla en Pieter Schulting.

foto’s: Desiree Engelage

Het komt niet vaak voor dat particuliere kunstverzamelaars ervoor open staan om met hun collectie naar buiten te treden en hun kennis te delen. Maar als dat wel gebeurt, geeft dat niet alleen een inspirerend verhaal, het werkt ook stimulerend voor andere
(beginnende) kopers. Nog los van de kennis en tips die worden doorgegeven en bovendien kan het een nieuwpodium bieden aan kunstenaars die deel uit maken van de collectie. Wie zich hier maar al te goed van bewust zijn en bereid zijn op genereuze wijze hun ervaringen en kennis te delen is het echtpaar Carla en Pieter Schulting. Hun verhaal laat zien dat het aanleggen van een serieuze kunstcollectie een erg leuk, soms zelfs verslavend, maar ook een complex en tijdrovend proces is. Want daar komen elementen bij kijken als smaak, passie, contact met de kunstenaars en galeries, bezoeken aan beurzen, op de hoogte zijn van prijzen en letten op nieuwe modes.

Persoonlijke keuzes
Het grote verschil met openbare instanties is dat er tussen de verzameling geleefd wordt. En daarnaast dat de leidraad bij aankopen de verzamelaars zelf zijn, die dus ook hun eigen regels bepalen. Daardoor ontstaat een verrassende en verfrissende samenstelling van kunstwerken, die weer een hele andere kijk geeft op de kunstwereld dan een expositie in een museum of instituut. Het prachtige huis van Carla en Pieter hangt en staat van boven tot onder vol met kunst. Zij houden er niet van kunst in een opslag te hebben en willen alles om zich heen kunnen zien. Dat is overigens wel een uitdaging, want niets is zomaar opgehangen. Elk werk is met veel zorg en liefde geplaatst, zodat in iedere ruimte een ander verhaal ontstaat. Zo wordt bijvoorbeeld de zitkamer gedomineerd door internationale minimalistische kunst van onder andere Lucio Fontana, Sol Lewitt, Castellani, Agostino Bonalumi en werken van Yayoi Kusama, Victor Vasarely en Josef Albers. In de eetkamer is een doorsnee te zien van pop-art zoals van Robert Indiana, Tom Wesselmann en Andy Warhol en de logeerkamer is gewijd aan street art kunstenaars met werk van Banksy, Shepard Fairey, Richard Hambleton, KAWS, Blek Le Rat en Blade. Dat plaatsen gaat overigens niet vanzelf, ze houden rekening met hoe de kunstwerken elkaar kunnen versterken. Naast de kunsthistorische achtergrond hebben factoren als kleur, formaat en afbeelding een effect op elkaar.

v.l.n.r. Blade, Untitled, 1987; Richard Hambleton, Shadowhead with White Background, 1992; Shepard Fairey, Eye Alert (red), 2010; BLEK LE RAT, David á la Kalachnikov, 2006; Abraham Clet, Cuore, 2016, en Lavori forzati, 2003 (foto: Desiree Engelage)

Omslagpunt
De liefde voor kunst is bij Carla en Pieter organisch gegroeid. De start was de aankoop van een 19e-eeuws romantisch ijs-gezicht door J.J. Spohler, dat ze in de vroege jaren ‘90 bij het toenmalige veilinghuis Glerum kochten. Het paste goed in hun destijds klassiek antieke interieur. Na nog een aantal aan- en (succesvolle) verkopen hadden ze de smaak goed te pakken. Niet alleen kwamen er steeds meer kunstwerken het huis binnen maar ook groeide hun interesse en kennis, voor zowel de kunsthistorische achtergronden als over de marktwerking binnen de kunstwereld.
Rond 2000 kwam er een omslag in hun focus. Inmiddels was er wereldwijd een nieuwe tendens gaande. Waar in de jaren 90 de nadruk lag op de landelijke markten, waarbij de kunstgeschiedenis van het betreffende land maatgevend was, werd de markt na de millenniumwisseling overheerst door kunst van internationaal belang. Tevens kwam er een nadrukkelijke focus op de hedendaagse kunst. Grote groepen nieuwe kopers van over de hele wereld richtten zich op de kunst die er mondiaal toe deed. Daardoor ontstonden nieuwe modes, die elkaar in snel tempo afwisselden. Kunst uit het Verre Oosten, met name uit China; maar ook India en Korea deden het goed. En ook recente kunsthistorische stromingen werden populair, zoals uit de jaren 60 en 70; die weliswaar hun museale belang al hadden bewezen maar op de markt nog niet eerder waren ontdekt.
Met het internationaal worden van de markt deed zich een ander nieuw fenomeen voor: de opkomst van de kunstbeurzen. Die bestonden al veel langer op landelijk niveau, maar nu steeg hun belang als essentieel centraal verzamelpunt waar men de
nieuwste mondiale tendensen kon zien en gelijkgestemden kon ontmoeten en kennis uitwisselen. Carla en Pieter voelden deze nieuwe tijdsgeest goed aan en werden frequente bezoekers van in eerste instantie de TEFAF. Door veel te praten met professionals en zich te verdiepen in de materie ontwikkelde het echtpaar hun oog en gevoel voor kwaliteit.

Van links naar rechts: Lucio Fontana, Il Concetto Spaziale, 1965; Victor Vasarely, Vega-Pâl, 1969 (foto: Desiree Engelage)

Dynamisch verzamelen
Langzaam maar zeker veranderde hun smaak en kochten zij in 2012 hun eerste moderne kunstwerk van de Italiaanse minimalistische kunstenaar Lucio Fontana. Dit smaakte naar meer en al snel kwamen andere moderne werken hun huis binnen zoals van de nul-beweging kunstenaars, met Jan Schoonhoven enArmando en uit de Zero groep (het Duitse equivalent) Gunther Uecker en Otto Piene. Het echtpaar ging steeds meer reizen voor de kunst. In Italië leerden ze via galeriehouders en bezoeken
aan studios het werk kennen van andere internationale kunstenaars met als gevolg aankopen van ondermeer Boetti, Pistoletto, Pomodoro, Biasi, Scheggi en nog veel meer. Het kopen van kunst was voor hen inmiddels meer dan een vrijblijvende hobby geworden. Het afstruinen van de internationale beurzen en veilingen in Basel, New York, Londen en Miami werd een rode draad in hun leven. En ook het interieur werd aangepast aan de gewijzigde focus van klassiek naar modern. De oude collectie 19e-eeuwse schilderijen was inmiddels (succesvol) van de hand gedaan en tegelijkertijd was afscheid genomen van het oude interieur. Inmiddels is het huis onherkenbaar getransformeerd en past het kleurrijke designmeubilair naadloos bij de kunstcollectie.
De manier waarop Carla en Pieter openstaan voor verandering is terug te zien in de dynamische wijze waarop zij hun collectie laten groeien. Zo is het verkopen van kunst voor hun ook een middel om de kwaliteit te blijven versterken. Maar liever focussen ze zich op aankopen. En daarvoor gebruiken ze diverse wegen. Allereerst is het verzamelen van informatie een belangrijke factor.

Street art
Zo maakten ze voor het eerst kennis met street art zo’n zeven jaar geleden via internet. Met name het verhaal en de kunst van Banksy trok hun erg aan. Ze werden nieuwsgierig en gingen op onderzoek uit in Londen. Na een zoektocht langs diverse galeries hadden ze eigenlijk de moed al opgegeven, want hoewel ze al verschillende Banksy’s hadden gezien was er nog niet een bij waar ze helemaal verliefd op waren. Maar op de terugweg naar het hotel liepen ze nog even naar binnen bij Sotheby’s en daar bleek zojuist een zeldzaam werk op doek te zijn gearriveerd voor een zogenaamde ‘private sale’. Dat wil zeggen dat het niet via de openbare veiling wordt verkocht, maar achter de schermen wordt aangeboden aan een groep selecte kopers. Pieter en Carla twijfelden geen moment en kochten het werk ter plekke. Inmiddels is dit werk van Banksy internationaal bekend. Niet in de laatste plaats, omdat het als bruikleen heeft gehangen in MOCO museum, dat vervolgens de afbeelding gebruikte om reclame mee te maken en zo geprint op banners en diverse merchandise zich verspreidde over de wereld. Hun fascinatie voor street art en graffiti kunstenaars groeide. Inmiddels vormen de door hen aangekochte werken een belangrijke deelcollectie binnen hun kunstverzameling. De kunst van Banksy en ook andere street art kunstenaars is intussen veel gezocht en enorm in prijs gestegen. De vraag rijst dan of Carla en Pieter met de kennis en ervaring die ze door de jaren heen vergaarden vaker nieuwe trends herkennen en daar op inspringen. Dat doen ze, maar op hun eigen manier. Zo zien zij duidelijk de huidige trend van jonge Afro-Amerikaanse kunstenaars, van wie werken inmiddels wereldwijd voor enorme bedragen worden verkocht. Maar Pieter en Carla focussen zich in dit geval liever op de hedendaagse kunst die in Afrika door Afrikaanse kunstenaars is gemaakt, zoals bijvoorbeeld Aboudia. Hij is een groeiende naam op de internationale kunstmarkt, maar nog niet wereldberoemd, al is die potentie er wel. Zo kochten ze ook in maart op de TEFAF, net voor de deuren voortijdig werden gesloten vanwege een corona uitbraak, een beeld van de Afrikaanse kunstenaar Niyi Olagunju. Het stelt de ambivalente verhoudingen voor die in de wereld bestaan tussen arm en rijk en die ook in de kunstmarkt zichtbaar zijn.

Meer dan aankopen alleen
Pieter en Carla kopen niet alleen werk van kunstenaars die zij goed vinden, maar ondersteunen hen ook op andere manieren. Een goed voorbeeld is Marcel Pinas, een Surinaamse kunstenaar voor wie zij een verkoopexpositie organiseerden in hun huis en daarvoor hun hele collectie van de muur haalden om plaats te maken voor zijn werk. Zij nodigden hun vrienden en kennissen uit en de opbrengst ging naar Suriname naar een kunstinstituut voor jongeren. De street art kunstenaar FAKE hielpen ze om zijn aan corona gerelateerde werk SuperNurse tentoongesteld te krijgen in het Noordbrabants Museum. De afbeelding was overal op posters in de stad te zien en werd in vele publicaties afgebeeld.
Opvallend is dat Pieter en Carla gebruik maken van diverse aan- en verkoop podia. Veelal hebben kopers een voorkeur voor ofwel de primaire markt, zoals galeries, of de secondaire markt: veilingen. Bij beide wordt er een andere manier van prijsbepaling gehanteerd en ook is er een verschil in risico. Zo wordt er bij de waardebepaling op de primaire markt vooral gekeken naar het cv van de kunstenaar en intrinsieke factoren zoals formaat en techniek van het werk. Daarbij kan er onderhandeld worden over de prijs en is er tijd en ruimte om onderzoek te doen of pas later definitief te beslissen. Terwijl op de veiling een taxatie wordt gedaan aan de hand van de geschiedenis van eerdere verkopen van dezelfde kunstenaar en ligt de verantwoordelijkheid voor de aankoop met alle consequenties daarvan bij de koper. De risico’s zoals conditie en prijs/kwaliteitverhouding en de tijdslimiet van een veiling maken dat er een andere technische kennis nodig is dan bij een aankoop bij de galerie.
Niet alleen kopen Pieter en Carla via deze bronnen, ze doen dat ook via internet. Vooral als je het oeuvre van de kunstenaar al goed kent en weet waar je op moet letten is het goed te doen, maar het directe contact met de kunstenaars en galeriehouders
heeft duidelijk hun voorkeur. Natuurlijk is het in tijden van corona handig om op de hoogte te blijven via de online viewing-rooms van de galeries die ze anders hadden bezocht op de internationale beurzen, maar het fysieke contact wordt zeer gemist. Het alternatief was echter snel bedacht. Regelmatig laden ze de fietsen op de auto en zo rijden ze naar Den Haag en Amsterdam om de galeries langs te gaan, waar ze daarvoor nauwelijks of geen tijd voor hadden. En ook hier doen zij weer ontdekkingen, hebben ze vele leuke en interessante ontmoetingen en doen dito aankopen. Ook al zijn de muren zo goed als vol, zoals ze zelf zeggen: het einde is nog lang niet in zicht!

Categorieën
Columns

Op jacht naar foto’s van Paul Blanca

Het werk van een kunsthandelaar is geen van 9 tot 5 kantoorbaan. Het is eerder een levenswijze. Je weet nooit wat de dag brengt en dat is precies het spannende aan dit vak. Zo zat ik op een zaterdagmiddag op de bank. Ik had net gesport, was wat yoghurt met muesli aan het eten, en scrolde wat door mijn telefoon. Een vriend tipte mij dat er een collectie foto’s van Paul Blanca te koop was voor een scherpe prijs. 

Paul Blanca

Paul Blanca (1958), geboren als Paul Vlaswinkel, is een Nederlandse fotograaf die in de jaren ‘80 bekend werd met zijn controversiële en gewelddadige foto’s. In New York werd hij begeleid door Robert Mapplethorpe die de nog jonge fotograaf zijn enige echte concurrent noemde. Blanca schuwt de confrontatie niet, hij verminkt zichzelf met scheermessen en pijlen en brengt heroïneprostituees in beeld op hun moment van overgave. In Par La Pluie Des Femmes vraagt hij vrouwen naar hun meest traumatische herinneringen terwijl hij ze naakt en meestal huilend vastlegt. 

Paul Blanca, Nora Crying, 1986, 42 x 30 cm, fotopapier

In Deformation vervormt hij menselijke lichamen. Hier laat hij de kijker nadenken over de relatieve grenzen van de menselijke fysiek door zijn modellen met een draad te vervormen. Ondanks de afkerige onderwerpen weet Paul Blanca het moment op een esthetische wijze te vangen. Zijn foto’s zetten de toeschouwer aan het denken over wat schoonheid is en blijven intrigeren.

Heel anders zijn de meer recente werken zoals de rechtbankportretten die in Museum de Fundatie in Zwolle te zien waren of de fotoserie Rondje Nederland waarvoor hij de natuur in trok en naar Scheveningen ging. 

Paul Blanca, Deformation, 2006, 42 x 30 cm, fotopapier
Paul Blanca, Rondje Nederland, 2010, 42 x 30 cm, fotopapier

Zweet

Met het zweet nog op mijn voorhoofd raakte ik in contact met de verkoper. Het is zaak om snel tot een overeenkomst te komen. Een collectie van deze omvang, namelijk 200 gesigneerde foto’s, gaat zo aan je neus voorbij. De foto’s waren in uitstekende staat, zo verzekerde de verkoper. Zonder de foto’s te zien en precies te weten wat ik kocht, nam ik er een optie op. Soms moet je naar je gevoel luisteren en de gok wagen. Meestal spring ik dan dezelfde dag nog in de trein om de deal af te ronden. Ik heb geen rijbewijs en dan is studenten-ov heel fijn. Alleen neem je 200 foto’s niet even onder je arm mee. Ik maakte een afspraak voor zondagavond, half tien. Ik had 24 uur de tijd om een auto te regelen.

Het was een druilerige zondag en ik vond al gauw een vriend bereid om mij naar het noorden te rijden. Eenmaal op plaats van bestemming zag ik twee dozen op tafel liggen. Ik vroeg of ik de foto’s even mocht bekijken. Steekproefsgewijs haalde ik er vijf uit om het fotopapier en de handtekening te analyseren. Ik zag een aantal bekende werken zoals het zelfportret met op zijn rug Mickey Mouse, in zijn huid gekerfd met een scheermesje, daar werd ik erg blij van. Er zaten ook een aantal kunstwerken bij die ik niet eerder had gezien, interessant! Het waren professioneel gedrukte foto’s op A3 formaat. En ja hoor: links de titel met jaartal en rechts Blanca’s handtekening met zijn kenmerkende zilveren pen. 

Paul Blanca, Slager in New York, 1986, 42 x 30 cm fotopapier

En toen…

Na de deal gesloten te hebben reed ik voldaan terug naar Haarlem, daar kon het inventariseren en documenteren beginnen. Daarna moet je voor de werken een nieuw warm thuis vinden. In principe is het verkopen van een collectie een kwestie van een lange adem hebben. Je maakt scherpe foto’s, zet het op je website en schakelt je netwerk in. Het kan makkelijk jaren duren voordat ze allemaal verkocht zijn. Maar soms loopt het allemaal net even anders, en dat maakt het zo spannend als kunsthandelaar.

Bob Scholte is als masterstudent Kunst, Markt & Connaisseurschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam altijd opzoek naar kwaliteit in kunst. Naast student is hij ook kunsthandelaar. Blijf via deze column op de hoogte van zijn avonturen in de kunstwereld en kijk voor het actuele aanbod op www.bobscholteart.nl

Meer columns lezen? Abonneer je dan op Tableau Magazine of schrijf je in voor onze nieuwsbrief!

Categorieën
2019 Tentoonstellingen - Nationaal

Drie eeuwen Delfts aardewerk

Delfts

Delfts aardewerk is al sinds de 17e eeuw een oer-Hollands exportproduct bij uitstek. Over de hele wereld zijn de siervoorwerpen als fraai beschilderde wandschotels, plaquettes, kaststellen, beeldjes en spectaculaire bloemen- en tulpenvazen geliefd. De naam ‘Delfts aardewerk’ of ‘plateel’ suggereert wellicht dat het om in Delft vervaardigde keramiek gaat, maar al sinds circa 1660 verstaat men er in feite al het in ons land vervaardigde aardewerk onder dat aan twee zijden bedekt is met een tin-glazuur; uitgezonderd het Friese en Arnhemse aardewerk. ‘Delfts’ is dus eigenlijk een soortnaam. En hoewel de stad Delft al snel het belangrijkste productiecentrum werd, hadden steden als Haarlem, Rotterdam en Amsterdam ook plateelbakkerijen waar men dergelijk aardewerk maakte. Waren er in 1616 in Delft slechts vier pottenbakkerijen productief uit archiefstukken blijkt dat er omstreeks 1650 meer dan 30 pottenbakkerijen in de stad gevestigd waren en de handel floreerde. In de tussenliggende periode waren door een economische crisis tientallen bierbrouwerijen failliet gegaan en hun grote ruimten bleken eenvoudig om te bouwen tot werkplaatsen voor de aardewerk industrie. Daarbij was de ligging van de stad Delft uiterst gunstig: de benodigde grondstoffen waren ruim voorhanden in de directe omgeving en de vele waterwegen vergemakkelijkten het transport.  

De plateelbakkers waren verenigd in gilden. Om meester-plateelbakker te worden doorliep een gezel eerst een leertijd van vier tot zes jaar, waarna een proeve van bekwaamheid moest worden afgelegd. De proef voor de draaier bestond uit het maken van een siroopkan, dertig kleine schotels, een zoutvat op voet dat uit één klomp klei gedraaid moest worden en een slaschaal. Terwijl de plateelschilder ‘een halff dosijn grootste grooten, ende een groot freijtschotel geheel overdecoreren’ moest. Vervolgens keurden twee meester-plateelbakkers de voltooide proefstukken. 
 

Delftse terrine in tinglazuur aardewerk, 18cm breed, 18e eeuw

 

Delfts voor huishoudelijk gebruik 

Het vroegst bekende Delftse aardewerk bestaat overwegend uit eenvoudig – al dan niet gedecoreerd – gebruiksgoed dat destijds in de meeste huishoudens te vinden was. Van fruittest en visvergiet, tot pispot, schenkkan en etensbord. Destijds moeten er honderdduizenden van gemaakt zijn. Dergelijk, ooit alledaags Delfts gebruiksgoed is echter grotendeels verloren gegaan. Overbodig geworden of kapot huisraad belandde met het overige dagelijkse afval meestal in een achter het huis gelegen beerput of op een algemene vuilstortplaats. Daardoor was de geschiedenis van de oudste Delfts aardewerkproductie tot voor kort overwegend gebaseerd op de schaarse bewaard gebleven gave objecten, afbeeldingen op stillevens en schilderijen van schuttersmaaltijden uit die tijd, boedelomschrijvingen en inventarissen. Enkele recente opgravingen in Delft hebben echter een schat aan nieuwe informatie opgeleverd over de diversiteit in vormgegeven objecten en de productie hiervan. Zo werd op het voormalige bedrijventerrein van ‘De Porceleyne Fles’ aan het Oosteinde in Delft een ongeschonden beerput en waterput blootgelegd. Met daarin talloze fragmenten en voorwerpen uit het assortiment van deze plateelbakkerij uit de jaren 1660 – 1680. Het betrof met name voorwerpen die eertijds dienst deden bij het opdienen en gebruiken van de maaltijd en het verlichten van de woning: servies- en serveergoed, testjes, blakers en kandelaars. Vanaf circa 1640 werd er naast algemeen gebruiksgoed ook verfijnder sier-aardewerk geproduceerd. De pottenbakkers en handelaren maakten dankbaar gebruik van de stagnerende import en prijsstijging van het Chinese, blauw/witte porselein dat al vanaf de eerste verkoping in 1604 op Nederlandse bodem in trek was bij meer welgestelde bevolkingsgroepen. De import van het porselein was rond 1645 tot zo’n 250.000 stuks per jaar gegroeid. Maar in de daaropvolgende vijf jaar kwam die min of meer stil te liggen door maatschappelijke onrust in China. Om dit gat in de markt te vullen, grepen Nederlandse producenten vanzelfsprekend hun kans. Aanvankelijk door het Chinese porselein zowel in vorm als in kleur klakkeloos te imiteren. De Chinese decoraties werden in nagebootst in kobaltblauw op een witte ondergrond. Het fijnkorrelige baksel met dunne scherf en wit, soms roomkleurig glazuur dat de plateelbakkers vanaf de laatste decennia van de 17e eeuw konden vervaardigen, is op het eerste gezicht even verfijnd als het Chinese porselein. De gekopieerde decoraties hebben echter steevast iets naïefs; de finesse van de Chinese schilderingen, uitgevoerd in subtiele tinten blauw, was zowel artistiek als vaktechnisch niet te evenaren.  
 

Twee miniatuur Delftse muiltjes, 1750-1800, 17,5 cm lang

 

Sier aardewerk

Vanaf het begin van de 18 eeuw hielden steeds meer werkplaatsen zich bezig met de toepassing van verschillende kleuren. Ook experimenteerden ze volop met vermenging van verschillende glazuren, waardoor er nieuwe kleuren als olijfgroen, zwart en bruin bijkwamen. Nieuwe schilder- en baktechnieken en verbetering van bestaande productiemethoden resulteerden in een grotere diversiteit in kleurstellingen. Door de toenemende welvaart, verdere perfectionering en het grotere assortiment steeg de vraag naar sier-aardewerk explosief. Voorwerpen die voorheen van hout, zilver, tin of koper waren, werden nu gemaakt in aardewerk. Complete serviezen, beeldjes en tafelstukken, kandelaars, sierschotels en monumentale vazen vonden gretig aftrek. Ook tal van voorwerpen die onze voorouders in huis gebruikten kennen we in een ‘Delftse’ uitvoering: olie- en azijnstellen, bierpullen, suikerstrooiers, botervlootjes, tabakspotten en theebussen. Terwijl de lage bloemenvazen met tuiten en obelisken, die tegenwoordig enorme bedragen opbrengen in de antiekhandel, destijds de feestelijke dinertafel hebben opgeluisterd. Zelfs objecten die zich eigenlijk niet leenden voor een uitvoering in aardewerk waren prominent in het ‘rijkere’ interieur aanwezig; zoals vogelkooien, kroonluchters, (sier)violen, pruikenstandaards en spiegellijsten. Kaststellen en kommen kregen een plek op statige, 17e eeuwse kasten. Inventarislijsten uit die tijd vermelden dat schalen en sierschotels op ‘rackjes’ stonden en men spreekt van ‘gebacken steens schilderytjes`: tegeltableaus en geschilderde wand-plaquettes. Daarnaast zijn er tal van curieuze objecten gemaakt. Zoals de karakteristieke melkkannen, vormgegeven als aangeklede aapjes. Sommige exemplaren hebben een steek op waarvan de bolling uitneembaar is. En vaak verraadt het opschrift het gebruik: ‘kees is goet – hij geeft melk in overvloet – als je sijn buik maar vol doet’. Ze waren uiterst populair. Evenals de groot formaat gekleurd Delftse kraantjeskannen, vormgegeven als elegante dame, corpulente man of dronkenlap. Door middel van een (koperen) kraantje kon het glas worden gevuld. Het losse hoofd dient als afsluiting, als een kurk op een fles. Delftse miniatuur schoentjes of muiltjes (zgn. ‘trippen’) werden waarschijnlijk als speels huwelijksgeschenk gegeven en konden als cadeau ook een verholen erotisch getinte boodschap bevatten.  

Museale status

Het sier- en ‘pronk’ Delfts was al in de loop van 17ee eeuw een gewild exportproduct. Er zou echter een einde aan de voorspoed komen: de uitvinding en opkomst van de porselein productie in Europa betekende het einde voor de bloei van het Delftse aardewerk. In de 19e eeuw waren er nog vijf plateelbakkerijen in bedrijf. Na 1858 is het er nog maar één: de sinds 1653 in deze branche werkzame ‘De Porceleyne Fles’.

Leek het fenomeen Delfts aardewerk definitief uit de gratie te zijn; aan het einde van de 19e eeuw ontstond een herwaardering voor het inmiddels antieke Delftse aardewerk. Met name (buitenlandse) collectioneurs zagen het kunsthistorische belang en de schoonheid van dit specifieke product als eersten. De plateelschilder van weleer werd nu als kunstenaar beschouwd.
Omdat vooral de kostbaarder en luxueuze sier- en gebruiksvoorwerpen bewaard zijn gebleven, vormt deze groep het zwaartepunt in de collecties en  openbare museale verzamelingen. Aan menige museale Delfts aardewerk verzameling ligt particuliere verzameldrift ten grondslag. Onlangs kreeg het Kunstmuseum Den Haag (de op 1 oktober jl. ingevoerde naam) een ongekende aanvulling van hun Delfts collectie door een langdurig bruikleen. Het betreft een verzameling van wereldniveau: de Lavino collectie van de in 2005 overleden Nederlandse staalindustrieel Meijer Lavino en zijn echtgenote Paula Lavino-Ridderhof.  
 

Gekleurde Delftse melkkannen, 1750-1770, circa 22 cm hoog

 

Het echtpaar Lavino, verzamelaars pur sang 

Deze unieke verzameling, die nooit eerder publiekelijk te zien is geweest, bevat bijna het complete assortiment van het artistieke vakmanschap van de Delftse plateelbakkers uit de periode 1660 tot 1820. De encyclopedische waarde van de Lavino collectie is uitzonderlijk. En zeker als geheel is die van onschatbare waarde. Niet alleen kocht de naamgever breed en divers aan; hij bracht ook paren samen en zelfs een veelvoud aan stellen. Naast variaties in het vorm-assortiment bracht Lavino Delfts aardewerk in alle decoratietechnieken bijeen. Van het ingetogen monochrome wit tot blauw/wit gedecoreerd, van bonte kleuren tot in pasteltinten uitgevoerde voorwerpen met vergulde details. Daarnaast had de gepassioneerde verzamelaar, in zijn aankoopbeleid bijgestaan door verschillende experts, een scherp oog voor de hoogste kwaliteit. Hij kocht bij gerenommeerde, in antiek aardewerk gespecialiseerde antiquairs en was een trouw bezoeker van Kunst- en Antiekbeurzen als de TEFAF en de PAN waar hij menige opmerkelijke ‘vondst’ deed. De verzameling tal van vormstukken telt die absoluut uniek zijn. Het is ongelofelijk dat Lavino deze kwalitatief en kwantitatief hoogstaande verzameling in een tijdsbestek van slechts twintig jaar bijeen heeft gebracht. Hij breidde zelfs noodgedwongen zijn woonhuis uit met een tuinkamer om alles een plek te kunnen geven. Het echtpaar Lavino leefde letterlijk te midden van hun ruim duizend objecten tellende verzameling: al het Delfts stond opgesteld in speciaal ontworpen vitrinekasten, op tafels en hing aan de wand tot in de keuken aan toe.’ Tot 1 maart 2020 worden rond de 900 voorwerpen uit deze verzameling getoond in de tentoonstelling ‘De Lavino Collectie – Staalkaart van Delfts aardewerk. 

lees meer in Tableau Magazine!

De Lavino Collectie – Staalkaart van Delfts aardewerk 
t/m 1 maart 2020 
 
Kunstmuseum Den Haag
www.kunstmuseumdenhaag.nl 
 
De gehele Lavino Collectie is inmiddels online gecatalogiseerd en te raadplegen via:
https://www.kunstmuseum.nl/nl/deelcollectie/de-lavino-collectie
 

Categorieën
2019 Verzamelen

Column verzamelen

Lees meer in Tableau magazine, met veel meer beeldmateriaal. 

“Wat heb jij toch een leuke baan”. Dat zinnetje hoor ik vaak. En ja, zo is het ook, als kunstadviseur ben ik niet alleen dagelijks bezig met kunst maar ook met de wereld daaromheen; kunstenaars, verzamelaars, galeriehouders, veilinghuizen en musea. Creativiteit staat hier hoog in het vaandel en het bevalt me erg goed daar een onderdeel van te zijn.
   Maar het is ook een wereld die zich lastig laat doorgronden en transparantie is vaak ver te zoeken. Om die reden ben ik inmiddels al ruim twintig jaar bezig om kunstliefhebbers wegwijs te maken en de kunstmarkt uit leggen. Mijn doel is bereikt als het lukt om de verbinding te maken tussen mijn klanten en de kunstenaar, galerie of expositie.

Die verbinding leg ik op verschillende manieren: dat kan zijn door één op één advisering, of door bezoeken te organiseren, al of niet in clubverband, bij studio’s van kunstenaars, privécollecties of achter de schermen bij galeries, veilinghuizen of musea. Niets is zo bevredigend om te zien dat het werkt, dat de connectie gemaakt is, dat de kunstliefhebbers en de kunstprofessionals elkaar vinden in wederzijds begrip.
   Met name de studiobezoeken zijn bijzonder. Niet alle kunstenaars staan er voor open om mensen toe te laten in hun privédomein en inzicht te geven in hun werkproces. Begrijpelijk, maar juist deze directe kennismaking met de kunstenaar geeft veel meer inzichten dan als het werk kant en klaar en op zijn best te zien is aan de witte wanden van een galerie of kunstruimte.
   Mijn ervaring is dat het plezier een kunstwerk te bezitten niet alleen wordt bepaald door de voorstelling, maar ook hoe het is verkregen. Het pad gelopen voorafgaand aan de aankoop is net zo belangrijk als de aanschaf zelf. Voor mij als kunstadviseur is het de uitdaging dat pad leuk, interessant en inhoudsvol te maken.

John Kamicha
John Kamicha, Zawadi ni tunda la moyo (Een geschenk is een vrucht van het hart) collage met gemengde technieken, 2014

Particuliere verzameling anno 2019

Het echtpaar Marjo Meijer en Marion Verbruggen heeft inmiddels diverse aankopen gedaan tijdens dergelijke privé bezoeken, zoals werken van Sarah van Sonsbeeck, Tjebbe Beekman, Robert Zandvliet en Benjamin Roth. Hun eclectische kunstcollectie reflecteert hun vrijgevochten en creatieve manier van denken. Marjo ging op haar vijftigste jaar nog een opleiding doen aan de Rietveld Academie, na een succesvolle carrière als huisarts en Marion is een wereldberoemd en veelgevraagd blokfluitiste. Beiden zijn vanaf de jaren zeventig actief in de lesbische-, vrouwen- en homobeweging.
   In eerste instantie liep hun interesse voor hedendaagse kunst niet synchroon, maar door veel samen te gaan kijken, groeiden ze steeds meer naar elkaar toe. Ze kopen wat hun raakt en laten elkaar vrij in elkaars keuzes ook al heeft de ander er iets minder mee. Dat ging een keer fout: toen in de vroege jaren negentig Marion de aankoop van een groot werk van Marlene Dumas tegenhield. In de afgelopen vijftien jaar zijn de doeken van Dumas gestegen in waarde tot enige miljoenen, maar de dames kopen geen kunst als belegging dus kunnen er hartelijk om lachen.
   Hun collectie varieert van fotografie van onder andere Dana Lixenberg, Catherine Opie en Pieter Hugo naast werken op doek en beelden. De rode draad is de eigengereidheid die de werken uitstralen, waarbij het achterliggende idee een essentieel onderdeel is. De techniek of decoratieve waarde zijn daarbij dus niet doorslaggevend. Hun laatste aankoop was een collage van de Nigeriaanse kunstenaar John Kamicha, die zij kochten op de tentoonstelling Free Radicals, over hedendaagse kunst uit Afrika. Dit uitbundige werk met de titel (vertaald uit het Nigeriaans) ‘Een geschenk is een vrucht van het hart’ trok hun aan door de combinatie van humor en brutaliteit en het niet bang zijn om je boodschap op geheel eigen wijze neer te zetten, zonder concessies te doen.

Een collectie als deze weerspiegelt goed de tendens op de huidige kunstmarkt in Nederland. Was er in de jaren negentig nog sprake van een nationale markt met de nadruk op Nederlandse kunst, inmiddels is er geen galerie meer die alleen werk toont van kunstenaars uit eigen land. Nederland is mondiaal bekend vanwege de hoge kwaliteit van academies en postdoctorale opleidingen, die jaarlijks vele internationale studenten trekken en waarvan een groot deel uiteindelijk een plek krijgt bij een Nederlandse galerie.
   Maar uiteindelijk zegt het vooral iets over de eigenaren zelf. En als Marjo en Marion mij rondleiden in hun huis en enthousiast de anekdotes vertellen over hun collectie, waarbij ieder werk een eigen verhaal en betekenis voor hen heeft, dan geeft mij dat een goed gevoel: missie geslaagd!

Lees meer in Tableau magazine, met veel meer beeldmateriaal.