Categorieën
2023 Columns

Column Paris Inside: vreemde buren

Wat voor een Nederlander heel normaal is, is het voor de Fransman vaak niet – en omgekeerd. Kijk maar naar de etenstijden: mijn Nederlandse familie zit ’s avonds tussen zes en zeven aan tafel, mijn Franse tussen acht en negen en in het weekend zelden voor tien uur. En pas rond elf uur of middernacht loop ik met mijn artistieke vrienden in Parijs een restaurant binnen – op een tijdstip dat in Amsterdam de deuren al gesloten zijn. De benaderingen lopen vaak net zo sterk uiteen als het erom gaat een tentoonstelling te beoordelen. Zo schreef een collega van de redactie over haar laatste bezoek aan Frankrijk: ‘Het viel me op dat niemand de term ‘metoo’ kende of ‘black lives matter’. Ik vond dat echt schokkend.’

Politiek correcte kunst

De vraag hoe politiek correct een kunsttentoonstelling hoort te zijn, wordt in Parijs soms diametraal anders beantwoord dan in Amsterdam. Zo ontstond deze winter een in dit opzicht zeer interessante rel – vond ik – rond een vrij simpele, om niet te zeggen onbenullige, tentoonstelling in Musée du Luxembourg: ‘Schatten uit het Grünes Gewölbe in Dresden’ met zilver, goud en edelstenen uit de 16e en 17e eeuw.

Een klassieke kersttentoonstelling dus, waar de hele familie gezellig naartoe kan. Dat plezier werd nu bedorven door Bénédicte Savoy, auteur van een parlementair rapport over ‘Geroofde Afrikaanse kunst in Franse musea’. Zij werd erbij gehaald, omdat het sinds enkele jaren kennelijk een must is, dat iedere tentoonstelling aangevuld wordt met hedendaagse kunst, die een link legt naar actuele maatschappelijke thema’s. Niet alleen de huidige kunstenaars gaven hun commentaar, Savoy schreef ook ‘de mening van de musea’ op panelen aan de muur. Daar stond onder meer: ‘Mag men tegenwoordig nog objecten in ivoor tentoonstellen?’. Duidelijk niet, vond zij en in de hedendaagse kunstwerken werd onze postcolonial mimicry gethematiseerd. Onder andere in een video-installatie van Marcel Odenbach, Im Schiffbruch nicht schwimmen können, waarin drie Afrikaanse migranten voor het tragisch schilderij van Géricault, Le radeau de la Méduse, in het Louvre vertellen hoe bang zij waren om bij hun komst naar Europa te verdrinken. Ik moet toegeven, dat ik even nodig had om een link te leggen tussen hun verhaal en de grootste juwelencollectie in Europa, uit een Kunstkammer die al in 1591 geopend werd.

Storm

De link was kennelijk het kunstwerk met een zwarte figuur dat oorspronkelijk op het affiche van de expositie stond. Dat werd kort voor de opening vervangen door een ivoren bord uit Gujarat (Indië). Toen dat ook niet meer mocht, verscheen uiteindelijk een kleine Christus in rode granaatsteen uit Sri Lanka op de poster. Maar ook hij kon de storm die direct na de opening was uitgebroken niet meer bedaren. Le Figaro, de grootste Franse krant, bracht op de voorpagina een artikel waarin de kunsthistoricus Eric Biétry-Rivierre gehakt maakte van het hele postkoloniale verhaal, dat hier volgens hem niets te zoeken had. Dat vonden ook vele andere journalisten (man of vrouw, zwart of wit), want het gaat om de fundamentele vraag of een tentoonstelling politiek correct hoort te zijn of niet. De meest gepubliceerde mening was duidelijk: nee!

Bénédicte Bonnet Saint-Georges vroeg in Tribune de l’Art (toonaangevend bij insiders in de museumwereld): ‘Indien men tegenwoordig geen objecten in ivoor meer mag tentoonstellen, geldt dat dan ook voor goud en hout?’. Want inderdaad, dan mag helemaal niets meer en zeker niet al die drinkende mensen in het Nederlandse genreschilderij. Moet men onder deze schilderijen nu het bordje hangen: ‘Opgelet, te veel alcohol is slecht voor uw gezondheid?’

Want bordjes onder schilderijen zijn ook een brisant thema, waar de meningen in Frankrijk en Nederland sterk uit elkaar lopen. Sinds 2015 bestaat er in het Rijksmuseum in Amsterdam een werkgroep terminologie, die duizenden kunstwerken een nieuwe naam heeft gegeven, zodat niemand de titel als kwetsend zou kunnen ervaren. Toen er in 2019 sprake van was om in het Louvre hetzelfde te doen, brak hierover een zo hevig protest uit, dat het hele project werd stilgelegd. Normaal in het Rijksmuseum – het museum met de meeste nieuwe ‘politiek correcte namen’ ter wereld – maar niet normaal in Parijs. En iedereen is een beetje verwonderd over wat onze buren toch weer voor rare dingen doen…

Waldemar Kamer studeerde kunstgeschiedenis aan de Sorbonne en schrijft sindsdien over kunst en cultuur in Parijs voor verschillende media. Hij organiseert conferenties en concerten voor Franse musea, waarin hij bruggen slaat tussen culturen en kunstvormen, vooral tussen beeldende kunst en muziek. In 2019 verscheen zijn boek Achter de façades van Parijs – ontmoe-tingen met bijzondere mensen. 

Meer lezen? Bestel een losse editie of haal hem in de winkel.

Categorieën
2022 Columns

Column Paris Inside: Sterke vrouwen

Het eerwaardige kunstmagazine Connaissance des Arts (bestaat al 70 jaar) riep het jaar 2022 uit tot l’année de la femme, met als reden dat er kennelijk niet eerder zoveel aandacht voor vrouwelijke kunstenaars in Frankrijk is geweest. Zo werd het eerste nummer van 2022 uitsluitend besteed aan femmes artistes. Dit past helemaal in de trend die enkele jaren geleden begon en door de pandemie is versneld: de Franse kunstwereld is opvallend meer sociologisch en politiek geworden en dat zie je duidelijk terug in tentoonstellingen. L’Art pour l’art bestaat niet meer, er moet steeds een link gelegd worden met actuele maatschappelijke thema’s. Deze lente bijvoorbeeld in Parijs met een tentoonstelling over ‘Picasso als migrant’ en ‘Pionnières, Artistes d’un nouveau genre dans le Paris des années folles’ over 45 kunstenaressen in het Parijs van de jaren 20.

Vrouwelijke Kunstenaars
Rosa Bonheur, Studie voor een hondenkop, 19e eeuw © Musée des Beaux-Arts de Bordeaux, (foto F. Deval)

Deze tentoonstelling werd heftig bekritiseerd, omdat een kunstenaar niet noodzakelijk artistiek interessant is omdat hij/zij een vrouw, onbekend, migrant uit een exotische plaats of transgender etc is. Maar ik vond de tentoonstelling wel interessant, juist vanwege de nieuwe sociologische aanpak. Er waren veel elementen die je voordien nooit in een expositie in Parijs zag, behalve in de thematentoonstellingen van het Centre Pompidou: met filmopnames (b.v. over vrouwen die in fabrieken werken), werkkleding en mode (zeer interessant) en de afbeeldingen van bekende vrouwen zoals Joséphine Baker in reclame uit die tijd – ook op tandpasta! De trend van vrouwelijke kunstenaars gaat deze herfst verder met een tentoonstelling in het modemuseum van Parijs, het Palais Galliera, over Frida Kahlo ‘Beyond appearances’ als geëmancipeerde kunstenares – die overigens ook door Dora Maar in 1934 in Parijs werd gefotografeerd (15 september tot 5 maart). Het heropende stadsmuseum, Musée Carnavalet, gaat nog een stap verder met de tentoonstelling ‘Parisiennes citoyennes’ over de vrouwenemancipatie in Parijs van 1989 tot 2000 (28 september tot 29 januari). Ook buiten Parijs zijn de retrospectieven van bekende kunstenaressen duidelijk anders opgezet dan enkele jaren geleden: bijvoorbeeld over Maria Helena Vieira da Silva (1908-1992) in het Musée Cantini in Marseille (tot 6 november), of over Eva Aeppli (1925-2015) – die men in Frankrijk slechts kende als (eerste) echtgenote van Jean Tinguely – in het Centre Pompidou Metz (tot 4 november).

ROSA BONHEUR

Ter gelegenheid van de 200e verjaardag van Rosa Bonheur (1822-1899) presenteren het Musée des Beaux-Arts in haar geboortestad Bordeaux (tot 18 september) en het Musée d’Orsay (van 18 oktober tot 23 januari) het eerste grote internationale retrospectief van een bijzonder sterke vrouw. Rosa Bonheur ging de geschiedenis in als eerste vrouw in Frankrijk die officieel een broek mocht dragen – met speciale toestemming van de keizerin Eugénie, die haar ook hoogstpersoonlijk als eerste schilderes de Légion d’honneur gaf. En zij was de schilder (man of vrouw) die in de 19e eeuw in Frankrijk het meest heeft verdiend. Zoveel, dat ze daarmee een kasteel in de buurt van Fontainebleau kon kopen en een spectaculair atelier kon inrichten, dat men nu weer kan bezoeken (zie: chateau-rosa-bonheur.fr). Dit alles met een thema dat volstrekt uit de mode was: dieren, hoofdzakelijk koeien en paarden. Natuurlijk niet zomaar een koe: haar stieren op het veld, (Labourage nivernais, 1849), een staatsopdracht voor het Louvre, waren net zo groot als die van Paulus Potter en haar schilderij van een paardenmarkt in Parijs, voor de wereldtentoonstelling in 1855, nog groter. Het doek van 2,5 x 5 meter werd voor 20.000 francs door de Franse staat gekocht, maar dat vond Bonheur intussen te weinig: ze nam het terug en verkocht het voor het dubbele aan Cornelius Vanderbilt, die het aan het Metropolitan Museum of Art in New York schonk. Een echte self-made-woman!

Vrouwelijke Kunstenaars
Rosa Bonheur, Labourage nivernais,1849, olieverf op doek, 133x260cm © Musée d’Orsay & RMN-Grand Palais / Patrice Schmidt

Ook in directies van de musea zetten sterke vrouwelijke kunstenaars in Parijs nu de toon, vooral Laurence des Cars als eerste directrice van het Louvre. Een primeur voor het Louvre en ook voor het Musée de l’Homme, waar de benoeming van Aurélie Clemente-Ruiz voor geamuseerd commentaar zorgde. Want homme staat in het Frans tegelijk voor mens en man. Dus een vrouw als directeur van het ‘museum van de man’ is een symbool voor een nieuwe trend.

Waldemar Kamer studeerde kunstgeschiedenis aan de Sorbonne en schrijft sindsdien over kunst en cultuur in Parijs voor verschillende media. Hij organiseert conferenties en concerten voor Franse musea, waarin hij bruggen slaat tussen culturen en kunstvormen, vooral tussen beeldende kunst en muziek. In 2019 verscheen zijn boek Achter de façades van Parijs – ontmoetingen met bijzondere mensen.

Meer lezen? Bestel een losse editie of haal hem in de winkel.

Categorieën
2022 Columns

Column Paris Inside: een ‘kunst-lente’ in Parijs

Unbelievable but true – op het ogenblik dat ik deze column schrijf heerst er in de Parijse kunstwereld een echte lentestemming. Het is weliswaar alweer een ‘corona-winter’, maar de ‘kunst-lente’ van deze herfst was zo bloeiend, dat de positieve stemming niet dood te slaan is. De beste indicator voor deze ‘kunst-lente’ is dat er deze herfst in Parijs meer dan twee keer zoveel Champagne gedronken is dan in het hele jaar 2020. Bubbels! Alle projecten die tijdens de pandemie in de ijskast stonden, kwamen tegelijk tot bloei en het harde werk van vele optimisten, die er steeds in bleven geloven en sommige openingen drie keer moesten verschuiven, werd huizenhoog beloond. Iedereen wilde alles zien en beleven wat we zo lang moesten missen. De bezoekers- en verkoopcijfers zijn unbelievable.

De ‘kunst-lente’ begon in september met de door Christo & Jean-Claude ingepakte Arc de Triomphe. Dat werd door 685 miljoen mensen in de wereld gevolgd en zes miljoen bezoekers kwamen het live bekijken. 1.100.000 bezoekers maakten hiervoor – zo- als het Tableau-team – een extra reis naar Parijs. Velen van hen gingen meteen ook naar de eindelijk geopende Bourse de Commerce (zie ons artikel van februari 2020, net voor de geplande opening) en de Morozov-tentoonstelling in de Fondation Louis Vuitton. Ook bij de musea die geen special event te bieden hadden, schoot het aantal bezoekers als een pijl naar boven. Zo ook het nieuwe Musée Carnavalet, het na vijf jaar restauratie heropende stadsmuseum van Parijs, en het Hôtel de la Marine op de Place de la Concorde, dat na vijftien jaar heen-en-weer nu een schitterend museum is geworden.

De kunstbeurzen deden het onverwacht goed. Omdat het Grand Palais tot de Olympische Spelen in 2024 in verbouwing is, week Fine Arts Paris (oude kunst) uit naar het ondergrondse Carrousel du Louvre, waar de decorateur Jacques Garcia voor een sfeervolle ambiance zorgde. De FIAC (hedendaagse kunst) verhuisde naar het nieuwe Grand Palais Ephémère op de Champs-de-Mars bij de Eiffeltoren, wat ook goed lukte. Tegelijkertijd organiseren de galeries vernissages met dj’s en brak daar de mazelen uit: ik heb zelden zoveel rode puntjes op tentoonstellingsopeningen gezien! Bij de veilinghuizen meldt iedereen, dat er met de pandemie een nieuwe generatie kunstverzamelaars is opgebloeid: 60 à 75% nieuwe klanten via internet. Ze interesseren zich voor alles en bieden soms voor de meest onverwachte objecten tegen elkaar op, bijvoorbeeld voor een punthoed van Napoleon. In een vorige column schreef ik dat Wellington in Waterloo vond dat ‘deze hoed 50.000 man waard is’. Een bieder op een online-veiling betaalde nu 1.222.500euro voor een ‘bicorne’ van Napoleon.

In de tentoonstellingsagenda’s zijn ook veranderingen. Het RMN-Grand Palais, de grootste tentoonstellingsorganisator in Frankrijk, ontwikkelt een nieuw concept met het Grand Palais Immersif: tentoonstellingen die geheel met nieuwe media gemaakt worden. De eerste begint op 10 maart in Marseille (rond de Mona Lisa) en heeft het voordeel dat ze gemakkelijk naar andere plekken kan verschuiven, en desnoods online te zien is. Er komen ook opvallend meer tentoonstellingen met een link naar politieke thema’s. Het Musée national de l’histoire de l’immigration (in het vroegere Palais des Colonies aan de Porte Dorée) organiseert een tentoonstelling over Picasso als migrant: met alle geheime politierapporten die verklaren waarom hij (vanwege zijn communistische vrienden) zoveel moeite had om zijn verblijfsvergunningen te verlengen en waarom zijn naturalisatieverzoeken steeds weer afgewezen werden. Voor de huidige buitenlandse kunstenaars is het overigens zeker niet makkelijker.

Met de opname van Joséphine Baker in het Panthéon – als eerste zwarte vrouw en als eerste podiumkunstenaar – worden de pionierdaden van vrouwelijke outcasts in het Parijs van de jaren 1920 onder de loep genomen. Daarnaast organiseert het Musée du Luxembourg samen met AWARE (Archives of Women Artists, Research and Exhibitions) de tentoonstelling ‘Pionnières, Artistes d’un nouveau genre dans le Paris des années folles’ over 45 kunstenaressen. Hierin maken we naast de bekende Joséphine Baker, Tamara de Lempicka en Suzanne Valadon nu ook kennis met de Amerikaanse Romaine Brooks, Tarsila Do Amaral uit Brazilië, de Poolse Mela Mutter, de Hongaarse Anton [Anna] Prinner, de Indisch-Hongaarse Amrita Sher Gil en de Deense Gerda Wegener met haar echtgenote Lili Elbe, die als man geboren werd. In welke vorm ook, het wordt een kleurrijke en kosmopolitische ‘kunst-lente’ in Parijs.

Wil je op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van kunst? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief of abonneer je op Tableau Magazine. Meer highlights lezen? Bestel dan hier de losse editie!

Categorieën
2020 Tableau

Drie vragen aan …Waldemar Kamer

1. Wat is jouw rol bij Tableau Magazine?

Ik ben de Frankrijk correspondent. Al sinds 1991, dus ondertussen zoiets als de ‘doyen’ van de medewerkers. In deze rol denk ik mee over de positie van Tableau in een wereld die in een razend tempo verandert, wat zich ook weerspiegelt in onze perceptie van kunst. Om een simpel voorbeeld te geven: intussen wordt meer dan 80% van de recensies van tentoonstellingen in Parijs geschreven door ‘journalisten’ die deze niet met eigen ogen hebben gezien. Zoals een universitair onderzoek uitwees, beperkt 98% van deze artikelen zich op een onkritische overname van het persbericht (inclusief alle fouten die daar soms instaan). In onze redactie-conferenties pleit ik er dus voor dat Tableau tot deze 2% behoort, waar je betrouwbare informatie vindt. Je kunt bijvoorbeeld onze achtergrondinformatie over [link type=”article” id=”413″ target=”_blank” name=”de brand in de Notre-Dame “]in de gehele Franse gedrukte kunstpers nergens vinden en ik vrees dat het in Nederland ondertussen ook niet veel beter is.

2. Wat is je achtergrond?

Mijn passie voor kunst en voor journalistiek werd me letterlijk in de wieg gelegd: ik hoorde tegelijk het tikken van de schrijfmachine van mijn vader, een journalist, en de harp van mijn moeder. Zij bracht mij ook al zeer vroeg naar musea, omdat een vriendin van haar de eerste ‘educatieve dienst’ van de Belgische musea heeft opgezet en ‘proefkonijnen’ nodig had voor de eerste kindergroep. Dat waren dus onder andere mijn broers en ik, vijf tot acht jaar oud, die dan in de musea op de grond lagen, om schilderijen na te tekenen en met papieren knipsels ‘Romeinse mozaïeken’ te maken. Musea waren destijds gratis in België en niemand keek op dat een jongen van tien daar met een notitieboekje een middag kwam doorbrengen (ik vrees dat ze nu de politie zouden bellen).
Toen ze in de jaren 1980 in Xi’an het grote terracottaleger van de eerste Chinese keizer Quin Shi Huangdi vonden, wilde ik meer weten over de `grootste archeologische vondst van de 20e eeuw’ en ben er met mijn ouders naartoe gegaan om de leider van de uitgravingen te interviewen (nu zou deze, vrees ik, ook niet meer een jongen van zestien één uur lang ontvangen). Ik bezocht toen al gemiddeld honderd musea per jaar en bereidde me voor om kunstgeschiedenis in Parijs te gaan studeren.

3. Wie of wat inspireert je op het gebied van kunst?

Ik ben in vele opzichten ‘een man van de 19e eeuw’ – dat kreeg ik op school al te horen. Dit verklaart ook mijn passie voor Parijs, destijds de onaangevochten cultuurmetropool van Europa. Vandaag de dag schrijf ik nog het liefst over onbekende schilders, beeldhouwers, fotografen, schrijvers, dichters, zangers en componisten van de 19e eeuw. Ik bezoek nog steeds liever musea, kerken en kastelen dan tentoonstellingen, omdat ik een kunstwerk ‘in context’ wil zien en met de (voor mij) nodige concentratie. Ik heb een uitstekend visueel geheugen (waarschijnlijk omdat het al zo vroeg getraind werd en ik geen televisie heb) en kan bepaalde tentoonstellingen die ik tien jaar geleden heb gezien precies weer voor het geest halen, alle honderd schilderijen in de volgorde waarin ik ze heb gezien. Maar met de ‘hype’ van de huidige ‘blockbuster’-tentoonstellingen is de concentratie totaal anders. Verder vind ik het heerlijk om bij kunstenaars op atelierbezoek te gaan: je ontmoet niet alleen de kunst, maar ook tegelijk de mens die erachter staat. 

4. Waar werk je op dit moment aan / hoe houd jij je bezig ten tijde van corona?

Met de hier zeer strenge lockdown kan ik geen kunst meer ‘in echt’ beleven – behalve dan de literatuur. Ik hebt toevallig afgelopen herfst het verzameld werk van een van mijn lievelingsauteurs, Balzac, op de vlooienmarkt gekocht: 24 boeken met een 80-tal romans, waarvan ik slechts de helft heb gelezen. Nu lees ik de andere helft en zie hoe weinig zich eigenlijk in Parijs heeft veranderd. Waaronder de in het elitaire Frankrijk nog steeds zeer problematische connectie tussen pers en politiek. Verder is het natuurlijk het ideaal moment om met projecten te beginnen waarvoor je nooit de tijd en de rust had. In mijn geval het ‘updaten’ van mijn archieven over mijn drie grote passies: kunst, mensen en Parijs. Daar vind ik nu schitterende verhalen en ik denk na over een vervolgboek op mijn boek over de Parijzenaars: opnieuw over honderd bijzondere mensen. Hiermee kan ik nog maanden fulltime bezig zijn en op deze manier duik ik weg van de mij hier omgevende hysterie. Jullie weten niet hoe goed jullie het op het ogenblik in Nederland hebben!

Lees hier meer over het boek `Achter de façades van Parijs` van Waldemar Kamer in onze store!