Wat voor een Nederlander heel normaal is, is het voor de Fransman vaak niet – en omgekeerd. Kijk maar naar de etenstijden: mijn Nederlandse familie zit ’s avonds tussen zes en zeven aan tafel, mijn Franse tussen acht en negen en in het weekend zelden voor tien uur. En pas rond elf uur of middernacht loop ik met mijn artistieke vrienden in Parijs een restaurant binnen – op een tijdstip dat in Amsterdam de deuren al gesloten zijn. De benaderingen lopen vaak net zo sterk uiteen als het erom gaat een tentoonstelling te beoordelen. Zo schreef een collega van de redactie over haar laatste bezoek aan Frankrijk: ‘Het viel me op dat niemand de term ‘metoo’ kende of ‘black lives matter’. Ik vond dat echt schokkend.’
Politiek correcte kunst
De vraag hoe politiek correct een kunsttentoonstelling hoort te zijn, wordt in Parijs soms diametraal anders beantwoord dan in Amsterdam. Zo ontstond deze winter een in dit opzicht zeer interessante rel – vond ik – rond een vrij simpele, om niet te zeggen onbenullige, tentoonstelling in Musée du Luxembourg: ‘Schatten uit het Grünes Gewölbe in Dresden’ met zilver, goud en edelstenen uit de 16e en 17e eeuw.
Een klassieke kersttentoonstelling dus, waar de hele familie gezellig naartoe kan. Dat plezier werd nu bedorven door Bénédicte Savoy, auteur van een parlementair rapport over ‘Geroofde Afrikaanse kunst in Franse musea’. Zij werd erbij gehaald, omdat het sinds enkele jaren kennelijk een must is, dat iedere tentoonstelling aangevuld wordt met hedendaagse kunst, die een link legt naar actuele maatschappelijke thema’s. Niet alleen de huidige kunstenaars gaven hun commentaar, Savoy schreef ook ‘de mening van de musea’ op panelen aan de muur. Daar stond onder meer: ‘Mag men tegenwoordig nog objecten in ivoor tentoonstellen?’. Duidelijk niet, vond zij en in de hedendaagse kunstwerken werd onze postcolonial mimicry gethematiseerd. Onder andere in een video-installatie van Marcel Odenbach, Im Schiffbruch nicht schwimmen können, waarin drie Afrikaanse migranten voor het tragisch schilderij van Géricault, Le radeau de la Méduse, in het Louvre vertellen hoe bang zij waren om bij hun komst naar Europa te verdrinken. Ik moet toegeven, dat ik even nodig had om een link te leggen tussen hun verhaal en de grootste juwelencollectie in Europa, uit een Kunstkammer die al in 1591 geopend werd.
Storm
De link was kennelijk het kunstwerk met een zwarte figuur dat oorspronkelijk op het affiche van de expositie stond. Dat werd kort voor de opening vervangen door een ivoren bord uit Gujarat (Indië). Toen dat ook niet meer mocht, verscheen uiteindelijk een kleine Christus in rode granaatsteen uit Sri Lanka op de poster. Maar ook hij kon de storm die direct na de opening was uitgebroken niet meer bedaren. Le Figaro, de grootste Franse krant, bracht op de voorpagina een artikel waarin de kunsthistoricus Eric Biétry-Rivierre gehakt maakte van het hele postkoloniale verhaal, dat hier volgens hem niets te zoeken had. Dat vonden ook vele andere journalisten (man of vrouw, zwart of wit), want het gaat om de fundamentele vraag of een tentoonstelling politiek correct hoort te zijn of niet. De meest gepubliceerde mening was duidelijk: nee!
Bénédicte Bonnet Saint-Georges vroeg in Tribune de l’Art (toonaangevend bij insiders in de museumwereld): ‘Indien men tegenwoordig geen objecten in ivoor meer mag tentoonstellen, geldt dat dan ook voor goud en hout?’. Want inderdaad, dan mag helemaal niets meer en zeker niet al die drinkende mensen in het Nederlandse genreschilderij. Moet men onder deze schilderijen nu het bordje hangen: ‘Opgelet, te veel alcohol is slecht voor uw gezondheid?’
Want bordjes onder schilderijen zijn ook een brisant thema, waar de meningen in Frankrijk en Nederland sterk uit elkaar lopen. Sinds 2015 bestaat er in het Rijksmuseum in Amsterdam een werkgroep terminologie, die duizenden kunstwerken een nieuwe naam heeft gegeven, zodat niemand de titel als kwetsend zou kunnen ervaren. Toen er in 2019 sprake van was om in het Louvre hetzelfde te doen, brak hierover een zo hevig protest uit, dat het hele project werd stilgelegd. Normaal in het Rijksmuseum – het museum met de meeste nieuwe ‘politiek correcte namen’ ter wereld – maar niet normaal in Parijs. En iedereen is een beetje verwonderd over wat onze buren toch weer voor rare dingen doen…
Waldemar Kamer studeerde kunstgeschiedenis aan de Sorbonne en schrijft sindsdien over kunst en cultuur in Parijs voor verschillende media. Hij organiseert conferenties en concerten voor Franse musea, waarin hij bruggen slaat tussen culturen en kunstvormen, vooral tussen beeldende kunst en muziek. In 2019 verscheen zijn boek Achter de façades van Parijs – ontmoe-tingen met bijzondere mensen.
Meer lezen? Bestel een losse editie of haal hem in de winkel.