Het Van Gogh Museum in Amsterdam en het Musée d’Orsay in Parijs tonen voor het eerst het vrijwel volledige werk dat Vincent Van Gogh maakte in Auvers-sur-Oise. Een periode van twee bijzonder intensieve en creatieve maanden, tot op de laatste dag van zijn leven.
Toen Vincent van Gogh op 20 mei 1890 in Auvers-sur-Oise aankwam, lag zijn leven met 37 jaar al achter hem. Het ging alleen nog maar ‘bergafwaarts’, zo schreef hij aan zijn broer. Alles was misgelopen: zijn schilderijen waren ‘waardeloos’ en zijn grote droom – die hem tot op de laatste dag van zijn leven zou bezighouden – om een ‘atelier van de toekomst’ op te richten, waar de beter verdienende schilder de helemaal niets verdienende zou steunen, was mislukt. Na enkele mooie maanden met Paul Gauguin hadden ze ruzie gekregen over een minuscuul zinnetje van Degas en had Vincent in een aanval zijn rechteroor afgesneden, in een envelop gestopt en het in een bordeel aan een arme naaister gegeven, die flauwviel. Hij werd in een ziekenhuis opgenomen en toen hij weer thuiskwam schreven vijftig buren een petitie aan de burgemeester van Arles, om hem te verdrijven. Zo kon het niet meer verder gaan.

Vincent vroeg toen om opname in een ‘gekkenhuis’ in Saint-Rémy-de-Provence, waar hij zich veilig voelde. Want daar werd hij bijzonder goed behandeld en zag hij hoe de ene patiënt de andere hielp, wanneer die een aanval kreeg. En hij mocht ook in de natuur schilderen onder begeleiding van een verpleger, die hem op een dag naar huis droeg, toen hij in de felle zon weer een aanval kreeg. Theo wilde hem dichterbij Parijs hebben in een milder klimaat, maar Vincent wilde zijn jongere broer niet lastig vallen, nu Theo getrouwd was met Jo (Johanna) en zij een zoon, Vincent, hadden gekregen. Maar toen hij in Saint-Rémy de verftubes begon op te eten die Theo onvermoeibaar uit Parijs stuurde – want ze moesten van de Père Tanguy komen, zodat deze vriendelijke kunsthandelaar ook nog iets verdiende – was de maat vol. Vincent kwam via Parijs naar het dertig kilometer noordelijker gelegen dorpje Auvers, idyllisch aan de kleine rivier Oise gelegen. Hier wachtte een werkelijke engel op hem: Dokter Paul Gachet was niet alleen een arts, gespecialiseerd in melancholie (depressie), die vele kunstenaars behandelde (Courbet, Cézanne, Pissarro) en bereid was schilderijen aan te nemen als vergoeding (een grote eer voor Van Gogh!). Gachet was zelf ook een schilder en etser. Vincent zag direct een ‘nieuwe broer’ in hem: hij vond hem nog ‘zieker en melancholischer’ dan zichzelf. Ze konden uren over kunst praten en Vincent schreef aan zijn moeder: ‘Gachet zegt dat werken nog het beste is om in mijn geval er bovenop te komen’. Hij ging direct aan de slag.

Nauwelijks aangekomen, schilderde hij twee meesterwerken: De kerk van Auvers-sur-Oise en het Portret van dokter Paul Gachet. De kerk herinnerde hem aan Nuenen (zoals hij aan zijn zuster schreef ) en in de compositie ging hij terug op Carel Fabritius, een leerling van zijn geliefde Rembrandt, die hij zo ‘menselijk’ en zelfs ‘teder’ vond. Maar in de kleuren werd hij veel feller: ze werden expressief en uitbundig, vooral in de ‘nieuwe tinten van donkerblauw’ (waar hij zeer trots op was). Hetzelfde ‘cobaltblauw’ vinden we terug in het portret van Gachet, waarop hij er heel anders uitziet als op de andere portretten uit dezelfde tijd. Vincent stileerde hem tot een melancholicus (het steunen op de rechterhand gaat terug op de beroemde prent van Dürer Melencolia) met indringende blauwe ogen, die Gachet niet had – het waren Vincents eigen ogen! Want het werd een ‘modern portret’ (zoals hij schreef ), waar hij een ‘ziel’ portretteerde en niet een ‘fotografische gelijkenis’.
De bloem die Gachet in de hand houdt, een vingerhoedskruid (die trouwens nooit blauw is), zorgde achteraf voor veel commentaar. Want het vingerhoedskruid was destijds een hartmedicijn en het is mogelijk dat Gachet, die met homeopathie experimenteerde, dit aan Vincent voor heeft geschreven. Van Gogh kreeg in Auvers geen aanval meer en kon aan zijn moeder schrijven, dat ‘de onrust in mijn hoofd zoo veel is bedaard’ en ‘de symptomen van de kwaal’ verdwenen. Hij bloeide op, vond zijn ‘betrekkelijke werkkracht’ terug, stond ’s morgens om vijf uur op om ’s avonds al om negen naar bed te gaan.
Elke dag een kunstwerk
Zo werden de twee maanden in Auvers (van 20 mei tot 27 juli 1890) bijzonder productief: 74 schilderijen, 33 tekeningen (het enige bekende schetsboek niet meegerekend) en ook de enige etsen die hij ooit heeft gemaakt. Dat is dus minstens één kunstwerk per dag! Dit allemaal dankzij Gachet, waar Vincent kon aanlopen wanneer hij wilde en vaak mee aan tafel zat – ook al vond hij die Franse maaltijden met vier gangen ‘veel te zwaar’.
Verder lezen? Bestel een losse editie of haal hem in de winkel.
Van Gogh in Auvers, zijn laatste maanden
Van Gogh Museum (tot en met 3 september)
Musée d’Orsay (26 september tot en met 28 januari 2024)